Eerste Kamer staat stil bij 60-jarig bestaan van het EVRM



Aan het begin van de plenaire vergadering van de Eerste Kamer op dinsdag 9 november stond Voorzitter P.R.H.M. (René) van der Linden stil bij het zestig jarig bestaan van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (het EVRM).

Namens de Kamer feliciteerde Van der Linden de Raad van Europa, die de hoeder is van het Europees Verdrag. Het EVRM werd op 4 november 1950 ondertekend tijdens een conventie in Rome door de destijds tien lidstaten tellende Raad van Europa, waaronder Nederland. Van der Linden memoreerde dat de Eerste Kamer bij tal van gelegenheden heeft toegezien op de verankering in de Nederlandse wetgeving van grondrechten, zoals die zijn vervat in het EVRM. "Ik spreek de hoop uit dat de waarden die in dit Europees Verdrag zijn vastgelegd nog sterker worden geïntegreerd op het Europees continent dan nu het geval is."

In het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden zijn onder meer het recht op een eerlijk proces, het recht op respect voor privé- en familieleven en het recht op vrijheid van meningsuiting neergelegd. Later zijn aan het Verdrag nog 14 protocollen toegevoegd. Het verdrag werd zestig jaar geleden opgesteld met de gedachte dat de handhaving en verdere realisatie van mensenrechten en fundamentele vrijheden de samenhang tussen de aangesloten landen van de Raad van Europa zou vergroten.

Inmiddels hebben 47 lidstaten van de Raad van Europa het EVRM ondertekend. Daaronder ook alle lidstaten van de Europese Unie. Al deze landen hebben zich verplicht om hun burgers de rechten en vrijheden uit het EVRM te garanderen.

De Europese Unie heeft in haar Verdrag van Lissabon vastgelegd dat zij, onafhankelijk van de 27 lidstaten van de EU, rechtstreeks zal toetreden tot het EVRM. De grondrechten, zoals die door het EVRM worden gewaarborgd, maken als algemene beginselen deel uit van het recht van de Europese Unie.



Deel dit item: