De Eerste Kamer heeft dinsdag 3 maart 2015 plenair gedebatteerd over een wijziging van de Algemene wet gelijke behandeling (Awgb). Het ging om een initiatiefwetsvoorstel voor het afschaffen van de zogeheten 'enkele-feitconstructie'. Dit houdt in dat instellingen niet langer onderscheid mogen maken op grond van ras, geslacht, nationaliteit, seksuele geaardheid of burgerlijke staat. De constructie is ooit in het leven geroepen om instellingen de ruimte te geven om beperkingen te stellen aan het personeel dat zij aannemen. De initiatiefwet beoogt dit echter af te schaffen. Het debat in de Eerste Kamer werd gevoerd met initiatiefnemers Bergkamp (D66), Van Ark (VVD), Yücel (PvdA), Jasper van Dijk (SP) en Klaver (GroenLinks) en minister Plasterk van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Op dinsdag 10 maart wordt over het wetsvoorstel gestemd.
Dringend nodig
Senator Meijer (SP) merkte op dat het enerzijds gaat om de gelijkwaardigheid van mensen en anderzijds om de vrijheid van groepen die hun denkwereld willen beschermen. De senator merkte op dat de publieke opinie rondom gelijke behandeling sterk is veranderd. Hij vroeg of de initiatiefwet minder dringend zou zijn als die alleen van invloed zou zijn op kleine homogene groepen mensen binnen kerkgenootschappen en de daarmee sterkst verbonden organisaties. Volgens Meijer hebben religieuze instellingen in Nederland een belangrijk deel van de publieke voorzieningen in beheer. De normen van deze invloedrijke instellingen botsen op de verscheidenheid in de samenleving als geheel. Om dit te corrigeren is dit wetsvoorstel volgens senator Meijer dan ook dringend nodig.
Belangrijke stap vooruit
Senator De Boer (GroenLinks) haalde aan dat er in voor de Tweede Kamerverkiezingen in 2012 een Roze Stembusakkoord is gesloten waarin een groot aantal partijen beloofde een aantal kwesties rond homoseksualiteit te regelen. Als dit wetsvoorstel wordt aangenomen, is het hele akkoord uitgevoerd. De Boer betoogde dat de enkele-feit constructie altijd is uitgelegd als: "je mag wel homo zijn, maar niet homo doen." Door dit af te schaffen wordt de gelijke behandelingswetgeving een stuk duidelijker. Dit is voor de mensen waar het om gaat van groot belang. Volgens De Boer zet het wetsvoorstel een belangrijke stap in het verwezenlijken van gelijke rechten voor iedereen in Nederland.
Ook senator Kops (PVV) stelde dat de enkele feit-constructie voor veel onduidelijkheden en onzekerheden zorgt. Door deze te schrappen is ontslag of weigering van personen om zogenaamde 'bijkomende redenen' onmogelijk. Volgens Kops behouden instellingen niettemin de mogelijkheid hun personeel te selecteren aan de hand van hun betreffende grondslag, zoals is vastgelegd op artikel 23 Grondwet. Volgens de senator heeft het christelijk onderwijs allang de weg ingeslagen naar de acceptatie van homoseksuele docenten. Islamitische scholen doen dit volgens Kops echter niet. De senator vroeg de initiatiefnemers hoe zij dit zien en wat zij hieraan willen doen.
Grenzen aan vrijheid van godsdienst
Senator De Lange (OSF) stelde dat 'godsdienst' vroeger een tamelijk eenduidig begrip was, maar dat dit in de afgelopen 30 jaar sterk is veranderd. De Lange betoogde dat hij de gekozen oplossingsrichting voor een mogelijke botsing tussen twee grondrechten steunt. Volgens de senator is niet te bevatten dat er een spanningsveld bestaat tussen godsdienstige opvattingen en wetenschappelijk toetsbare feiten. Volgens De Lange moeten er dan ook grenzen worden gesteld aan de vrijheid van godsdienst en onderwijs. Hij ziet het wetsvoorstel als een serieuze stap in de gewenste richting van een rationale samenleving. Het biedt echter nog onvoldoende oplossing voor de gevallen waarbij godsdienstige overtuigingen de ontwikkelingen van de wetenschap frustreren of zelfs blokkeren.
Senator De Graaf (D66) gaf aan dat alle wetgeving moet worden bezien en beoordeeld tegen de achtergrond van de tijd dat die tot stand kwam. Dit geldt ook voor de enkele-feitconstructie, die aanvankelijk was bedoeld om de kloof te dichten tussen het tolerantie- denken van de meerderheid van de Nederlandse bevolking en de ideeën binnen christelijke kerkgenootschappen. Hoewel er weinig procedures zijn geweest over deze compromisconstructie, kan volgens De Graaf niet worden ontkend dat dat deze veel kritiek heeft ondervonden. In de huidige vorm geeft de Awgb niet helder genoeg de grenzen aan van de uitzonderingen op het discriminatieverbod die gebaseerd zijn op godsdienst of levensovertuiging. De Graaf vroeg wel waarom er is gekozen voor de formulering van "goede trouw en loyaliteit aan de instelling".
Grondwet beschermt ook groepen
Senator Kuiper (CU) stelde dat de initiatiefwet nieuwe verhoudingen schept tussen de grondrechten in onze Grondwet, maar dat hier geen zwaarwegend belang voor is. Het wetsvoorstel beperkt de vrijheid van onderwijs, vereniging en godsdienst ten gunste van het individu dat zich benadeeld zou kunnen voelen. Kuiper: "De Grondwet mag niet een instrument worden waarmee de vrijheid van de een dwang wordt voor de ander." De senator betoogde dat de Grondwet mensen beschermt die onderling zeer kunnen verschillen in geloof, opvatting en levensstijl. Als hierdoor een conflict ontstaat, moet de weging van grondrechten door de rechter en niet door de wetgever worden gedaan. Volgens de senator wordt er in het onderwijs al prudent omgegaan met gelijke behandeling. Het structureel beperken van de eigen afwegingsruimte van scholen helpt hier niet bij.
Inperking van vrijheid
Senator Holdijk (SGP) stelde dat nu ingediende wetsvoorstel een verbetering is ten opzichte van het oorspronkelijk ingediende voorstel. Echter, de vrijheidsmarges van onderwijs, vereniging en godsdienst worden nog steeds ingeperkt en het gelijkheidsbeginsel boven alle andere grondrechten geplaatst. Volgens Holdijk is de Grondwet doordrongen van de liberale nadruk op het individu en worstelt het met de vrijheid van het collectief. De overheid moet bij wetgeving altijd in het algemeen belang handelen. Als er geen zwaarwegend algemeen belang is om iets door de overheid te laten regelen, moet er aan de samenleving een zekere vrijheid worden gegund.
Niet heilig maar functioneert goed
Senator Van Bijsterveld (CDA) betoogde dat de vele wijzigingen van het oorspronkelijke wetsvoorstel hebben geleid tot een onbegrijpelijke tekst. De 'enkele feit-constructie' is wat de CDA-fractie betreft niet heilig, maar heeft tot nu toe wel goed gefunctioneerd. Van Bijsterveld stelde verder dat de Eerste Kamer een paar jaar geleden heeft ingestemd met een wetsvoorstel dat de definities van de Awgb gelijkschakelt met die van een Europese richtlijn. Dit leidt er toe dat de inhoudelijke bepalingen van de wet en het wetsvoorstel een andere invulling krijgen dan voorheen. De senator vroeg de regering om het huidige, achterhaalde stelsel van de Awgb te vervangen door het open stelsel van de Europese richtlijn.
Kleine wetswijziging met een groot gewicht
Senator Koole (PvdA) gaf aan dat het gaat om een kleine wetswijziging met een groot gewicht. Het initiatiefwetsvoorstel versterkt volgens Koole terecht het non-discriminatiebeginsel. Ook komt het tegemoet aan kritiek van onder meer de Commissaris voor de Rechten van de Mens van de Raad van Europa en van het College voor de Rechten van de Mens. Daarnaast brengt het de Nederlandse wetgeving in overeenstemming met de Europese richtlijn (2000/78/EG). Koole vroeg wel of het de rechter extra handvatten biedt bij het beoordelen van bijvoorbeeld het ontslag van een homoseksuele leraar op een school met een religieuze inslag.
Senator Schouwenaar (VVD) betoogde dat het wetsvoorstel een grote praktische betekenis heeft voor het grote aantal mensen dat niet of moeilijk uit de kast komt. Hij merkte daarbij op dat het wetsvoorstel over meer gaat dan alleen homoseksualiteit in het christelijk onderwijs. De senator onderstreepte het belang van grotere rechtszekerheid en stelde dat ook de nieuwe situatie tot discussie kan leiden. Hij vroeg of de wet zich bijvoorbeeld alleen tot werkgevers of ook tot werknemers richt en of het criteria 'goede trouw en loyaliteit' alleen op de werksituatie slaat of ook op het privéleven. Ook vroeg Schouwenaar naar de stand van zaken rondom de beperking van de toetsingsmogelijkheden van de rechter voor de weigerambtenaren.
Afwijzing van de ander
Senator Koffeman (PvdD) stelde dat discriminatie van minderheden in ons land niet zover gaat als in Syrië of Irak, maar dat het in essentie op hetzelfde neerkomt: afwijzing van de ander op grond van de eigen levensovertuiging die boven elke twijfel verheven lijkt. Koffeman betoogde dat mensen met een niet-heteroseksuele geaardheid zich vaak niet alleen onbegrepen maar ook diep gegriefd voelen door de wijze waarop ze worden afgewezen door de samenleving. Dat er nooit eerder een ontslag is aangevochten op een orthodox-christelijke school komt volgens Koffeman doordat veel homo's zelf (noodgedwongen) besluiten om weg te gaan. Hij vroeg of de initiatiefwet een christelijke school verbiedt om een openlijk homoseksuele docent te ontslaan.
Initiatiefnemers
Tweede Kamerlid Bergkamp betoogde namens de initiatiefnemers het wetsvoorstel in lijn is met de nu geldende maatschappelijke opvattingen ten opzichte van LHBT's. De enkele-feitconstructie beidt volgens de initiatiefnemers een te grote inperking op het non-discriminatiebeginsel en leidt tot veel onduidelijkheid en onzekerheid. Het aantal rechtszaken is geen goede graadmeter voor de noodzaak. Bergkamp gaf aan dat het nog niet zeker is of de nieuwe wetgeving tot minder geschillen zal leiden, omdat er op dit punt weinig jurisprudentie is. Zij benadrukte dat de Awgb zich richt op de werkgever. Onderscheid op basis van religieuze, levensbeschouwelijke of politieke overtuigingen mag alleen als het doel legitiem is en de middelen passend en noodzakelijk. Onder omstandigheden gaat dit om de persoonlijke levenssfeer van de werknemer. De grenzen van wat van een 'goed werknemer' mag worden verlangd, worden volgens Bergkamp bepaald door het Burgerlijk Wetboek.
Hoge symbolische waarde
Minister Plasterk (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) onderschreef dat de huidige constructie leidt tot onzekerheid en onduidelijkheid. De minister noemde het wetsvoorstel van hoge symbolische waarde. Hij stelde dat er veel scholen - zowel openbaar als bijzonder - zijn waarbij werknemers niet uit de kast durven te komen. Plasterk gaf aan dat een 'gewone' wet wel degelijk de Grondwet kan uitwerken en een bepaalde weging maken tussen grondrechten. Hij ziet in de initiatiefwet geen inbreuk op het grondwettelijke vrijheid van godsdienst. Plasterk: "De wet voorkomt echter helaas niet dat mensen worden weggepest." De minister gaf aan dat de wet per 1 juli 2015 in werking kan treden. Hij zegde toe aan senator Koffeman om te monitoren of discriminatie op grond van seksuele geaardheid na inwerkingtreding van de initiatiefwet vaker voorkomt. Ook zegde de minister toe dat hij zijn collega bewindspersoon van OCW zal vragen om de inwerkingtreding het wetsvoorstel onder de aandacht te brengen bij het onderwijsveld en het College voor de Rechten van de Mens.
Deel dit item: