Toezegging Overleg met medeoverheden over de groei van lokale lasten, in het bijzonder de ozb (33.400) (T01654)
De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag/opmerking van het lid Nagel (50PLUS), toe zich samen met de minister van Binnenlandse Zaken te zullen verstaan met de medeoverheden, zodanig dat zij zich houden aan de gemaakte afspraak om de ozb niet verder te laten groeien dan de macronorm.
Nummer | T01654 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 19 november 2012 |
Deadline | 1 januari 2015 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Financiën |
Kamerleden | J.G. Nagel (50PLUS) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | overig |
Onderwerpen | lokale lasten onroerende zaakbelasting |
Kamerstukken | Miljoenennota 2013 (33.400) |
Handelingen I 2012-2013, 33 400, nr. 8 – blz. 36
De heer Nagel (50PLUS):
[...]
Niet meegerekend in de koopkrachtplaatjes zijn de vaak sterke stijgingen in de lokale lasten. Volgens de cijfers van het CBS werd in 2012 in meer dan de helft van de Nederlandse gemeenten de ozb met 5% of meer verhoogd. De totale opbrengst was ongeveer 20% meer dan afgesproken was. Wat gaat het kabinet hier tegen doen? In 2013 werkt de btw-verhoging van 19% naar 21% door in de riool- en afvalstoffenheffingen. Talrijke gemeenten verhogen de ozb, terwijl AOW'ers en veel werknemers op de nullijn worden gehouden en de huizenprijzen dalen. Vereniging Eigen Huis publiceerde vanochtend het bericht dat de stijging van de ozb dit jaar weer minimaal 2,7% wordt. Laat het kabinet dit gebeuren in een tijd dat de burgers al zo zwaar getroffen worden?
Handelingen I 2012-2013, 33 400, nr. 8 – blz. 60
Staatssecretaris Weekers:
[...]
Er is ook nog een vraag gesteld over de lokale belastingen, vooral door de heer Nagel. Het is helder dat, als het gaat om de tarieven voor lokale belastingen, dit aan de lokale overheden is voorbehouden. Daar moet ook de lokale democratie haar werking doen. De kaders zijn vastgelegd in de Gemeentewet. De tarieven voor bijvoorbeeld de riool- en afvalstoffenheffing mogen niet hoger zijn dan maximaal kostendekkend. Voor de ozb geldt de zogenaamde macronorm, waarbij tussen het Rijk en de medeoverheden is afgesproken dat alle gemeenten de ozb niet verder laten groeien dan een x percentage. Voor 2012 was de macronorm vastgesteld op 3,75%. In 2012 is de ozb-opbrengst met 4% gestegen. Het vorige kabinet heeft hierover in het voorjaar al een indringend gesprek gevoerd met de medeoverheden en erop aangedrongen dat wat in 2012 te veel is opgehaald, in 2013 te compenseren. Ik zal mij samen met de nieuwe minister van Binnenlandse Zaken verstaan met de medeoverheden, zodanig dat zij zich houden aan de gemaakte afspraak, want de ultieme sanctie van een te forse groei van de lokale lasten, meer in het bijzonder de ozb, is een uitname uit het gemeentefonds, hetgeen de staatssecretaris van Financiën dan in staat stelt om hogere gemeentelijke belastingen op rijksniveau te compenseren met lagere rijksbelastingen. Het is natuurlijk het beste als de gemeenten zich houden aan de afspraak hierover.
Brondocumenten
-
Algemene financiële beschouwingen Handelingen EK 2012/2013, nr. 8, item 2, blz. 2-65 (vergadering van 19 en 20 november 2012)
-
7 april 2015
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
20 maart 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
23 september 2014
nieuwe deadline: 1 januari 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
11 september 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
27 mei 2014
nieuwe deadline: 1 juli 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
14 mei 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
19 november 2012
toezegging gedaan
Toezegging Financiering van infrastructuur door pensioenfondsen met een aan de inflatie gebonden financieringsinstrument (33.440) (T01657)
De minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag/opmerking van het lid De Grave (VVD), toe om, zodra de evaluatie van het pilotproject rond de N33 in het kader van de financiering van infrastructuur door pensioenfondsen met een aan de inflatie gebonden financieringsinstrument gereed is, de Eerste Kamer daarover te informeren.
Nummer | T01657 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 19 november 2012 |
Deadline | 1 januari 2014 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Financiën |
Kamerleden | Mr. F.H.G. de Grave (VVD) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | evaluatie |
Onderwerpen | indexleningen infrastructuur pensioenfondsen |
Kamerstukken | Miljoenennota 2013 (33.400) |
Handelingen I 2012-2013, 33 400, nr. 8 – blz. 17
De heer De Grave (VVD):
Ik ga snel door. Ik geloof dat ik de belangrijkste punten wel heb gehad en zal proberen de rest kort samen te vatten. Ik heb vorig jaar gesproken over inflation linked bonds. De minister heeft een toezegging gedaan; hij zou overleg starten. Dat is gebeurd en het heeft resultaat opgeleverd. Ik wijs op het feit dat een aantal infrastructuurprojecten inmiddels op deze wijze zijn gefinancierd. Dit levert ook een bijdrage aan de vermindering van de kredietverlening door banken. Ook wat dat betreft is het nuttig. Is de minister bereid om toe zeggen dat deze gesprekken zullen doorgaan? Zou hij de mogelijke win-winsituaties op dat punt verder willen verkennen en een verbreding van wat bereikt is nastreven? Ik hoor graag zijn reactie daarop.
Handelingen I 2012-2013, 33 400, nr. 8 – blz. 55
Minister Dijsselbloem:
De heer De Grave heeft zijn vreugde uitgesproken over de concrete resultaten bij de financiering van infrastructuur door pensioenfondsen met een aan de inflatie gebonden financieringsinstrument. Hij vraagt of de minister bereid is deze gesprekken voort te zetten en te verkennen welke andere mogelijkheden hiervoor aanwezig zijn. Bij dit instrument gaat de overheid, en daarmee ook de belastingbetaler, meer inflatierisico lopen. We hadden het eerder over de vragen hoeveel risico's de overheid eigenlijk moet dragen en hoeveel risico's zij moet overnemen van de particuliere sector. Ik wijs daar maar even op. Om dit instrument in de praktijk te testen is er een pilot uitgevoerd met de N33. Ik wist daar nog niet van, maar ik ga me er spoedig in verdiepen. Dat begrijpt u. Aan de hand van dit pilotproject moet de meerwaarde van een inflatiegerelateerde vergoeding voor de overheid worden gemeten, zoals ook is beschreven in de brief aan de Tweede Kamer van 24 januari 2011. Dat is al geruime tijd geleden, dus het zou op zich tijd zijn om die evaluatie te verrichten. Zo ver is het nog niet, lees ik hier. Ik kom daar nog even op terug zodra de evaluatie van het pilotproject is afgerond. Ik zorg ervoor dat de Kamer dan wordt geïnformeerd daarover.
Brondocumenten
-
Algemene financiële beschouwingen Handelingen EK 2012/2013, nr. 8, item 2, blz. 2-65 (vergadering van 19 en 20 november 2012)
-
23 september 2014
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
11 september 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
27 mei 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
14 mei 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
19 november 2012
toezegging gedaan
Toezegging Belastinginkomsten, premies en bbp Caribisch Nederland (33.400 IV) (T01748)
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Kappen, toe dat hij, om onduidelijkheid in de toekomst te voorkomen, ervoor zal zorgen dat de belastinginkomsten en de premies worden meegenomen in de begroting voor het BES-fonds 2014. Daarnaast geeft de minister aan dat hij aan zijn ambtsgenoot van Financiën zal vragen om, wanneer de contacten van de minister van Financiën met het CBS over het vaststellen van het bbp voor de BES-eilanden tot resultaat leiden, hij het resultaat hiervan aan de Kamer zal doen toekomen.
Nummer | T01748 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 4 juni 2013 |
Deadline | 1 januari 2014 |
Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
Huidige Verantwoordelijke(n) | Minister van Financiën |
Kamerleden | generaal-majoor der Mariniers (b.d.) F.E. van Kappen (VVD) |
Commissie | commissie voor Koninkrijksrelaties (KOREL) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | overig |
Onderwerpen | belastinginkomsten Bruto Binnenlands Product Caribisch Nederland BES-fonds, begroting |
Kamerstukken | Begrotingsstaat Koninkrijksrelaties 2013 (33.400 IV) |
Handelingen I 2012-2013, nr. 29, item 4, blz. 26
De heer Van Kappen (VVD):
Ook over de toename van de lastendruk na 10-10-10 wordt in toenemende mate geklaagd. Volgens onze informatie hebben de Nederlandse ministeries in totaal 230 miljoen euro voor de BES-eilanden op de begroting staan. Volgens de minister kwam er echter per saldo 60 miljoen euro aan belastingen en premies van de eilanden binnen. De BES-eilanden zouden de Nederlandse belastingbetaler dus per saldo 170 miljoen euro kosten. Maar kloppen deze cijfers wel? Volgens de Belastingdienst/Caribisch Nederland bedroeg de opbrengst van belastingen en premies in 2011 112 miljoen dollar en in 2012 117 miljoen dollar. Dat is dus omgerekend respectievelijk ongeveer 86 en 90 miljoen euro. Wat zijn nu de juiste cijfers? Het antwoord op deze vraag is van belang, omdat het mede bepalend is voor het berekenen van de collectievelastendruk. Graag dus een antwoord van de minister op deze vraag.
Handelingen I 2012-2013, nr. 29, item 6, nr. 6, blz. 52-53
Minister Plasterk:
De heer Van Kappen vroeg opheldering over de rijksinkomsten en -uitgaven voor de BES-eilanden. De uitgaven van het Rijk aan Caribisch Nederland zijn 190 miljoen voor 2012 en 217 miljoen voor 2013. De cijfers komen uit de begroting voor het BES-fonds 2013 waarover de leden der Kamer overigens beschikken. Er zit dus nog steeds een stijging in de uitgaven. Daarenboven ontvangen de eilanden voor de uitvoering van hun taken ongeveer 30 miljoen uit het BES-fonds. De inkomsten van het Rijk zijn inderdaad 117 miljoen. Bij de eerder genoemde 60 miljoen ging het alleen om de belasting en niet om de premies. Dat verklaart het verschil tussen beide getallen. Om onduidelijkheid in de toekomst te voorkomen, zal ik ervoor zorgen dat de belastinginkomsten en de premies worden meegenomen in de begroting voor het BES-fonds 2014. Dan heeft men dat integraal.
Ik heb bij het ministerie van Financiën nagevraagd of wij het percentage van de collectievelastendruk zouden kunnen verschaffen, maar dat kunnen wij niet, want wij weten niet precies wat het bbp is. Er is contact met het CBS om dit vast te stellen. De schattingen zijn dat het bbp gegroeid is, waarmee het percentage lastendruk wellicht zou zijn gedaald. Daar staan ook flinke verbeteringen in de voorzieningen tegenover. Dat is de informatie van het ministerie van Financiën.
De heer Van Kappen (VVD):
Uit de cijfers die wij boven water hebben gekregen, blijkt dat de collectievelastendruk in 2010 ongeveer 25,8% was. Met de belastinginkomsten uit de BES – dat is inderdaad zo'n 117 miljoen dollar – kom je in 2012 op een lastendruk van tegen de 34%. Die stijging is wel erg steil. Dan snap ik ook dat de bevolking steen en been klaagt. Ik begrijp nu echter dat de minister die cijfers niet beschikbaar heeft.
Minister Plasterk:
Nee. Ik weet het bbp niet, dus ik ken de noemer niet.
De heer Van Kappen (VVD):
Kunnen wij die cijfers nog krijgen?
Minister Plasterk:
Zoals ik al opmerkte, heeft Financiën contact met het CBS over het vaststellen van het bbp. Ik zal mijn collega vragen om, mocht dit tot resultaat leiden, het resultaat aan de Kamer te doen toekomen.
De heer Van Kappen (VVD):
Dank u zeer.
Brondocumenten
-
voortzetting debat over de toekomst van het Koninkrijk in brede zin Handelingen EK 2012/2013, nr. 29, item 6, blz. 38-61
-
debat over de toekomst van het Koninkrijk in brede zin Handelingen EK 2012/2013, nr. 29, item 4, blz. 8-30
-
8 september 2015
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
4 september 2015
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-Verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Financiën over (deels) openstaande toezeggingen
voor kennisgeving aangenomen op 8 september 2015
EK, E
-
-
31 maart 2015
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Financiën -
31 maart 2015
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
31 maart 2015
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
13 maart 2015
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-Verslag van een schriftelijk overleg inzake de halfjaarlijkse stand van zaken van toezeggingen die aan de Kamer zijn gedaan
voor kennisgeving aangenomen door de Commissie BZK/AZ op 17 maart 2015
voor kennisgeving aangenomen door de Commissie KOREL op 31 maart 2015
EK, E
-
-
30 september 2014
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
11 september 2014
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-Verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over de stand van zaken met betrekking tot (deels) openstaande toezeggingen
- voor kennisgeving aangenomen door de Eerste Kamercommissie BZK/AZ op 23 september 2014
- voor kennisgeving aangenomen door de commissie voor KOREL op 30 september 2014
EK 33.750 VII / 33.750 IV, F
-
-
6 mei 2014
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
25 april 2014
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) inzake de halfjaarlijkse stand van zaken van toezeggingen
voor kennisgeving aangenomen door de commissies voor Koninkrijksrelaties en voor BZK/AZ op 6 mei 2014
EK 33.750 VII / 33.750 IV, D
-
-
29 oktober 2013
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten: -
7 oktober 2013
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-brief inzake Verslag van het bezoek aan Curaçao en Bonaire van 28 september tot en met 1 oktober 2013
voor kennisgeving aangenomen op 29 oktober 2013
EK, A
-
-Protocol : aanvullende afspraken over herprioritering samenwerkingsmiddelen Curaçao en financiering ngo's vanaf 2014
-
-
4 juni 2013
toezegging gedaan
Toezegging Niet inzetten van het sanctie-instrument uit de Wet Hof en indiening apart wetsvoorstel uitwerking amendement-Koolmees (33.416) (T01864)
De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van de leden De Grave (VVD), Postema (PvdA), Essers (CDA), Backer (D66) en Ester (ChristenUnie), toe gedurende deze kabinetsperiode (tot 2017) geen gebruik te maken van het sanctie-instrument zoals vastgelegd in artikel 6 van de Wet Hof.
De regering zal in de eerste helft van 2014 met een beperkt wetsvoorstel komen om de sancties in artikel 6 van de Wet Hof aan te passen en te veranderen in een correctiemechanisme, gebaseerd op het in de Tweede Kamer verworpen amendement (33416, nr. 23) Koolmees (D66).
Nummer | T01864 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 26 november 2013 |
Deadline | 1 januari 2015 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Financiën |
Kamerleden | Jhr.mr. J.P. Backer (D66) Prof.dr. P.H.J. Essers (CDA) Dr. P. Ester (ChristenUnie) Mr. F.H.G. de Grave (VVD) Drs. A. Postema (PvdA) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | overig |
Onderwerpen | decentrale overheden houdbare overheidsfinanciën sanctiemechanisme |
Kamerstukken | Wet houdbare overheidsfinanciën (33.416) |
Handelingen I 2013-2014, nr. 10, item 10 - blz. 29
De heer Essers (CDA): Na de indiening van de Wet Hof zijn er door het kabinet de nodige toezeggingen gedaan. (...) Verder is beloofd dat de komende jaren, tot 2017, geen sancties zullen worden opgelegd en dat er de komende jaren geen sprake zal zijn van een aanscherping van de huidige macronorm van 0,5% bbp. Bovendien is het kabinet naar aanleiding van een vraag van onze kant in het verslag bereid om alsnog het amendement-Koolmees, gesteund door het CDA in de Tweede Kamer, in wetgeving om te zetten. In dit amendement wordt het sanctie-instrument vervangen door een op bestuurlijk overleg gebaseerd correctiemechanisme zoals dat bekend is in de Wet financiering decentrale overheden (Wet fido). Onze dank daarvoor. De vraag is hoe en wanneer het kabinet deze laatste toezegging gaat effectueren.
(...)
Handelingen I 2013-2014, nr. 10, item 10 - blz. 32
De heer De Grave (VVD): Slechts op één punt wil mijn fractie nader ingaan vanwege de bredere betekenis ervan, namelijk het door de Tweede Kamer verworpen amendement-Koolmees op stuk nr. 23 (33416). In de memorie van antwoord waarin vragen van de Eerste Kamer worden beantwoord, schrijft de regering dit verworpen amendement alsnog in wetgeving te willen omzetten en dat zij daartoe een voorstel tot wetswijziging zal indienen. Ik zeg voor de duidelijkheid dat het mijn fractie niet om de inhoud van het voorstel gaat, want daar kan zij goed mee leven. Mijn fractie heeft inhoudelijk geen bezwaren tegen een wetswijziging zoals door de regering aangekondigd, maar heeft vragen van procedureel-staatsrechtelijke aard.
Acht de minister het procedureel juist om het door de Tweede Kamer verworpen amendement toch in een wetsvoorstel om te zetten zonder dat hier door de Eerste Kamer om is gevraagd? Het betrof immers slechts een vraag, hoe belangrijk ook, uit één fractie uit de Eerste Kamer in het voorlopig verslag. Het was dus geen wens uitgesproken door deze Kamer. Acht de minister het bij nader inzien niet zuiverder als een andere procedure was gevolgd, namelijk dat was afgewacht of de vraag uit de Eerste Kamer had geleid tot een wens van de Eerste Kamer waarna hij daar gehoor aan had kunnen geven?
(...)
Handelingen I 2013-2014, nr. 10, item 10 - blz. 33
De heer Backer (D66):
De uitvoering van deze voornemens vereist wat techniek in de wetgeving en daarover is uitvoerig gediscussieerd in de Tweede Kamer. Wij hebben zelf schriftelijk opheldering gevraagd. Ik ben het geheel eens met collega De Grave: er is zeer uitgebreid en gedetailleerd over gedebatteerd. Dat heeft niet kunnen verhinderen dat er nog een amendement-Koolmees op stuk nr. 23 is verworpen dat, naar ik begrijp, eigenlijk had moeten zijn aangenomen. Dat is een wat wonderlijke staatsrechtelijke figuur, die net al ter sprake is geweest. Als mijn fractie eraan bij kan dragen om nogmaals te verzoeken om een novelle die gelijkluidend is aan genoemd amendement, dan doet ze dat graag bij dezen. Als daarvoor nog andere uitspraken nodig zijn, doe ik dat graag. Als de minister dat toezegt en de Kamer hem daarin volgt, lijkt me dat geregeld. Ik laat het aan de staatsrechtelijke fijnproevers over hoe dat het beste kan.
(...)
Handelingen I 2013-2014, nr. 10, item 10 - blz. 34-35
De heer Postema (PvdA): (...)Het wetsvoorstel maakt het mogelijk dat de rijksoverheid medeoverheden en overige rechtspersonen met een wettelijke taak een sanctie oplegt indien zij zich niet houden aan de vooraf vastgestelde EMU-norm. Dit is echter uitdrukkelijk een ultimum remedium.
(...)
In de derde plaats is het, in het bijzonder in deze tijd, zorgwekkend dat decentrale overheden beperkt worden in hun voornemens tot het doen van investeringen, zeker als hiervoor in het verleden reserves zijn gecreëerd. Het wetsvoorstel sluit het doen van dergelijke investeringen echter geenszins uit, maar vereist wel afstemming met het Rijk om te voorkomen dat de collectieve sector in toto onbedoeld tot overschrijding van de SGP-normen komt.
Dit brengt mij bij het laatste punt met betrekking tot wetsvoorstel Hof. Hoe zit het nu precies met de sanctie die decentrale overheden eventueel kan worden opgelegd? Kan daarvan ook sprake zijn als de rijksoverheid zelf de EMU-normen niet haalt? En zou juist niet op dit punt de gelijkwaardigheid van de verschillende overheidslagen naar voren moeten komen? We horen hierop graag een reactie van de minister.
(...)
Handelingen I 2013-2014, nr. 10, item 10 - blz. 37.
De heer Ester (ChristenUnie): Lagere overheden zullen worden geconfronteerd met een dwingende macronorm van 0,5% bbp en de preventieve sancties die daarbij horen. Die norm wordt door vertaald naar referentiewaarden voor de afzonderlijke decentrale overheden. Deze macronorm is echter geen Brussels directief maar komt eigenlijk uit de koker van het kabinet zelf. Over de uitwerking ervan is het wetsvoorstel weinig transparant. Kan de minister de concrete gang van zaken rond de referentiewaarden uit de doeken doen en ingaan op de regiemacht van de lagere overheden in deze context? Daarbij stel ik de vraag of andere EU-landen ook met dwingende macro-normen en referentiewaarden werken.
De lagere overheden hebben zich behoorlijk geweerd tegen dit wetsvoorstel. Uiteindelijk hebben ze ingestemd met een financieel akkoord, maar principiële bezwaren van hun kant blijven volop bestaan. De ChristenUnie-fractie herkent zich in deze bezwaren. Ook deze overheden wijzen op de negatieve invloed van de Wet Hof op hun autonomie en op het feit dat volstaan kan worden met bestaande wet- en regelgeving. Ook voor het sanctiemiddel geldt dat het niet past bij het primaat van de gelijkwaardigheid. Indien Nederland de Europese begrotingsdoelstellingen niet haalt, zullen de Brusselse bezuinigingen ongetwijfeld voor een groot deel op het bordje van de decentrale overheden komen. Wat is dan nog, zo vraagt mijn fractie, de zin van een extra nationale sanctie? De meerwaarde daarvan is wat onduidelijk. Ook de VNG wees hier al op; graag een bespiegeling van de minister op dit punt.
Handelingen I 2013-2014, nr. 10, item 13 - blz. 67
Minister Dijsselbloem: De sanctiebepalingen staan in de wet. Ze waren ook onderdeel van het bestuurlijk overleg. Daarbij is nadrukkelijk de afspraak gemaakt om nou eerst eens van start te gaan en te gaan oefenen. Het kabinet heeft het commitment gegeven, de sanctiebepalingen niet te zullen inzetten gedurende deze kabinetsperiode, nog preciezer: tot 2017. In het debat in de Tweede Kamer is op dit punt een amendement ingediend door de heer Koolmees. Dat amendement is verworpen, door, naar mij is verteld, abusievelijk stemgedrag van een der fracties. In dit amendement werd het sanctie-instrumentarium vervangen door een correctiemechanisme zoals we dat al kennen in de huidige wet. Het is mijn intentie om dit amendement alsnog aan de Eerste Kamer voor te leggen in een wetsvoorstel. Ik kom hier later nog preciezer op terug, inclusief data en planning.
Vooruitlopend daarop kan ik wel al de vraag beantwoorden waarom ik deze vervanging wil regelen in een wetsvoorstel. We hebben een bepaalde implementatietermijn voor onze Europese verplichtingen. Die termijn zou ik graag halen. Dat kan ook, als het voorliggende wetsvoorstel nu in stemming komt en wordt aangenomen. De aanpassing die nodig is om het sanctie-instrumentarium te vervangen door een correctiemechanisme volgt dan in een klein, afzonderlijk wetsvoorstel. Hierbij zeg ik direct toe, zoals ik dat ook al aan de decentrale overheden heb gedaan, dat ik sowieso het sanctie-instrument niet zal toepassen gedurende deze kabinetsperiode, lees: tot 2017. Dat geeft ons volop de tijd om voor die datum de wet te hebben aangepast, het sanctiemechanisme te hebben vervangen door een correctiemechanisme.
(...)
Ik maak een sprongetje naar de concrete vragen. Verschillende Kamerleden hebben vragen gesteld over het amendement-Koolmees. Ik ben daar al kort op ingegaan. In verband met het belang van de implementatietermijn van onze Europese verplichtingen zou het mijn sterke voorkeur hebben om het voorliggende wetsvoorstel nu aan te nemen. Vervolgens kom ik zo spoedig mogelijk, nog in de eerste helft van 2014, naar de Tweede en de Eerste Kamer met het beperkte wetsvoorstel om de sancties uit hoofde van artikel 6 aan te passen. Dat wetsvoorstel gaat uiteraard eerst ter consultatie naar de bestuurlijke partners.
(...)
Handelingen I 2013-2014, nr. 10, item 13 - blz. 70.
Minister Dijsselbloem: De heer Postema en de heer Ester hebben gevraagd naar de sancties, waarbij de heer Postema nog nadrukkelijk vroeg hoe het zit met de sancties voor de rijksoverheid in het kader van de gelijkwaardigheid. De Wet Hof maakt het inderdaad mogelijk om maatregelen op te leggen aan decentrale overheden als zij structureel hun norm overschrijden, zelfs als er geen sprake is van een Europese sanctie. Het kan immers zijn dat het overschrijden op decentraal niveau wordt gecompenseerd door een onderschrijding van de tekortruimte op centraal niveau, door de rijksoverheid. Wij moeten dan echter toch, in het kader van de gezamenlijke verantwoordelijkheid, kunnen optreden tegen decentrale overheden als er sprake is structurele overschrijdingen en wij in bestuurlijk overleg geen afspraken kunnen maken over het oplossen daarvan. Over het instrumentarium heb ik net al gesproken. Wij komen met een nadere wet ter vervanging van het onderdeel over sancties.
(...)
Handelingen I 2013-2014, nr. 10, item 13 - blz. 71
De heer Backer (D66): Opdat ik de draad niet verlies, heb ik een vraag aan de minister. Hij heeft al even gesproken over het amendement-Koolmees, dat door een misverstand niet is aangenomen. Ik haal dat amendement er even bij, omdat er in de conversatie met de heer Postema steeds over sancties werd gesproken. Dat amendement zag er juist op, als ik het goed heb, dat krachtens een Algemene Maatregel van Bestuur bestuurlijk overleg plaatsvindt. Dat gebeurt op basis van de huidige regelingen van artikel 7 van de Wet fido. Dat is het mechanisme dat in werking treedt als gebeurt waar de heer Postema over sprak. Heb ik dat juist?
Minister Dijsselbloem: Om het strikt te formuleren: in het wetsvoorstel zoals dat nu voorligt, is dat niet het geval. Daar staat het sanctiemechanisme nog in. Wij hebben wel al afgesproken dat dit de komende jaren sowieso niet wordt toegepast. Als dat in de toekomst ooit aan de orde zou zijn, vindt eerst bestuurlijk overleg plaats om te bezien wat er aan de hand is, of het een structureel probleem is en wat wij eraan kunnen doen. Daarnaast komt het amendement-Koolmees, dat wij zullen vervatten in een aanvullend wetsvoorstel ter wijziging van dit wetsvoorstel. Daarmee wordt het sanctiemechanisme wettelijk vervangen door een correctiemechanisme, waarmee het bestuurlijk overleg in de wetstekst wordt verankerd.
(...)
Handelingen I 2013-2014, nr. 10, item 13 - blz. 77
De heer Backer (D66): Dan kom ik te spreken over het amendement-Koolmees/Van Hijum/Schouten op stuk nr. 23 inzake de Wet Hof. Het is natuurlijk een beetje gek om te zeggen dat er bij de stemming iets is misgegaan, want dan zouden we wel vaker dat argument willen gebruiken. Ik heb het nog even nagekeken. Genoemd amendement had een positief stemadvies van het kabinet en desondanks is het verworpen, maar ik begrijp uit de behandeling van vandaag en uit het interruptiedebatje van zo-even dat het wel degelijk onderdeel van de wet zou moeten uitmaken en dit dan in de vorm van een reparatie gaat plaatsvinden. Dat zou dan technisch betekenen dat het wetsvoorstel in stemming kan komen, maar dat dan artikel 6 niet in werking zal treden. De minister zei dat al is toegezegd dat tot 2017 de sanctie- of correctiebepaling niet van toepassing zal zijn, maar technisch gezien is het dan gek dat artikel 6 in werking treedt terwijl het toch al vervangen zou worden. Dus misschien is er een mouw aan te passen door de wet in werking te laten treden met uitzondering van artikel 6 en die later te vervangen door de reparatiewet.
(...)
De heer Postema (PvdA): Ik dank de minister voor de heldere beantwoording van de vragen die ook vanuit de PvdA rondom beide wetsvoorstellen zijn gesteld. Ik tel de zegeningen van dit debat. Ik ben in het bijzonder dankbaar voor de toezegging of misschien wel de bevestiging dat het sanctie-instrumentarium te zijner tijd wordt vervangen door een correctiemechanisme en dat het tot die tijd niet zal worden toegepast, dat er bij de Wet Hof geen sprake kan zijn van een inbreuk op de decentrale beleidsautonomie, met name vanwege de macronormering, en dat niet op basis van individuele gevallen tot correcties zal worden overgegaan en ook niet op basis van individuele jaren.
(...)
Handelingen I 2013-2014, nr. 10, item 13 - blz. 79
Minister Dijsselbloem: (...) Er is dus daadwerkelijk een harde Europese verplichting om het te regelen, om het te beïnstrumenteren om het ook geloofwaardig en zo nodig afdwingbaar te maken. Ja, het is waar: ik verwacht niet dat het sanctie-instrumentarium in de Nederlandse bestuurlijke verhoudingen wordt toegepast. Het bestuurlijk overleg dat ik heb gevoerd geeft mij aanleiding om dit te bevestigen. Het sanctie-instrumentarium in deze wet zullen we zelfs helemaal niet toepassen. Het zal nog voor het einde van de kabinetsperiode worden vervangen door het oude mechanisme van de Wet fido, zoals het amendement van de heer Koolmees had beoogd te regelen.
Daarmee kom ik bij de vraag van de heer Backer. Het is waar dat ik positief was over het amendement. We hadden een uitstekend debat in de Tweede Kamer, waarin ik verschillende punten van de Tweede Kamer kon toezeggen, vanuit de overtuiging dat we deze wet nu moeten neerzetten. We maken hier goede procedureafspraken. Op basis van goed bestuurlijk overleg gaan we het de komende jaren inregelen en gaan we het begrotingstekort gezamenlijk terugdringen. Ik vond het daarom prima om over te gaan van sancties naar een mechanisme dat meer is gebaseerd op bestuurlijk overleg met een "ultimum terugvaloptie". Het amendement is verworpen. Daarna is mij in de Tweede Kamer gebleken dat er wel steun voor was geweest. Die dingen gebeuren. Er is toen informeel overleg geweest over de vraag of de initiatiefnemer van het amendement een initiatiefwet zou moeten maken of dat ik het als minister alsnog zou kunnen regelen. In overleg met de ondertekenaar van het amendement is afgesproken om het in een apart wetsvoorstel erachteraan te sturen. Het wetsvoorstel moet op tijd van kracht worden en het is belangrijk dat wij ons aan de afspraken houden. Het artikel zal niet worden toegepast. Ik kan het er nu niet uithalen – dat kan wetstechnisch niet – maar de afspraak is dat wij het artikel deze periode niet zullen toepassen. Dat is bevestigd in het debat en in de Handelingen vastgelegd, hier en in de Tweede Kamer. Maar ook in het bestuurlijk overleg is het afgesproken. De wet is daarmee wel compleet, want een en ander laat wel zien dat het een complete wet is, inclusief: wat doe je nu als niemand zich eraan houdt en het tekort zal ontsporen? Maar wij gaan het zo snel mogelijk op een betere manier regelen.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Handelingen EK 2013/2014, nr. 10, item 13 blz. 66-80
-
behandeling Handelingen EK 2013/2014, nr. 10, item 10, blz. 29-39
-
memorie van antwoord EK, C
-
7 april 2015
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
20 maart 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
23 september 2014
nieuwe deadline: 1 januari 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
11 september 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
26 november 2013
toezegging gedaan
Toezegging Informeren Kamer over gebruik van dwingende macro-normen en referentiewaarden decentrale overheden in de EU (33.416) (T01866)
De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Ester (ChristenUnie), toe de Kamer te informeren over het gebruik van dwingende macro-normen voor decentrale overheden in andere EU landen nadat de Europese Commissie (EC) hiervan een overzicht heeft gepubliceerd. De Minister geeft aan dat de EC in 2014 met een overzicht komt.
Nummer | T01866 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 26 november 2013 |
Deadline | 1 januari 2018 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Financiën |
Kamerleden | Dr. P. Ester (ChristenUnie) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | decentrale overheden Europese Commissie macronormen referentiewaarden |
Kamerstukken | Wet houdbare overheidsfinanciën (33.416) |
Handelingen I 2013-2014, nr. 10, item 10 - blz. 37
De heer Ester (ChristenUnie): Lagere overheden zullen worden geconfronteerd met een dwingende macronorm van 0,5% bbp en de preventieve sancties die daarbij horen. Die norm wordt door vertaald naar referentiewaarden voor de afzonderlijke decentrale overheden. Deze macronorm is echter geen Brussels directief maar komt eigenlijk uit de koker van het kabinet zelf. Over de uitwerking ervan is het wetsvoorstel weinig transparant. Kan de minister de concrete gang van zaken rond de referentiewaarden uit de doeken doen en ingaan op de regiemacht van de lagere overheden in deze context? Daarbij stel ik de vraag of andere EU-landen ook met dwingende macro-normen en referentiewaarden werken.
(...)
Handelingen I 2013-2014, nr. 10, item 13 - blz. 72
Minister Dijsselbloem: De heer Ester heeft gevraagd of andere landen ook met dwingende macronormen werken voor decentrale overheden. De Europese Commissie zal in 2014 een definitief overzicht geven van de wijze waarop de lidstaten de Europese afspraken in nationale wetgeving hebben verwerkt. Zoals bekend is de implementatiedatum 1 januari 2014. Op basis van een begin dit jaar verschenen tussenevaluatie van de richtlijn inzake minimumnormen voor begrotingsraamwerken zijn er meerdere lidstaten die een macronorm hebben afgesproken met decentrale overheden of die bezig zijn om deze nu vast te leggen. Dat gebeurt in Duitsland, Italië en Oostenrijk. Portugal doet het identiek aan hoe Nederland het doet. Als daar behoefte aan is, kan ik de Kamer daarover informeren zodra de Commissie volgend jaar het overzicht heeft gepubliceerd. Ik zeg dat hierbij toe.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Handelingen EK 2013/2014, nr. 10, item 13 blz. 66-80
-
behandeling Handelingen EK 2013/2014, nr. 10, item 10, blz. 29-39
-
31 oktober 2017
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
25 oktober 2017
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-brief van de minister van Financiën over macronormen voor het overheidstekort van decentrale overheden in de EU
voor kennisgeving aangenomen door de Commissie Financiën op 31 oktober 2017
EK, J
-
-
26 september 2017
nieuwe deadline: 1 januari 2018
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
6 september 2017
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
13 september 2016
nieuwe deadline: 1 juli 2017
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
2 september 2016
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
8 september 2015
nieuwe deadline: 1 juni 2016
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
4 september 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-Verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Financiën over (deels) openstaande toezeggingen
voor kennisgeving aangenomen op 8 september 2015
EK, E
-
-
7 april 2015
nieuwe deadline: 1 juli 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
20 maart 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
23 september 2014
nieuwe deadline: 1 januari 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
11 september 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
26 november 2013
toezegging gedaan
Toezegging Vrijstelling contant geld box 3-heffing (33.750) (T01874)
De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Nagel (50PLUS), toe in de kabinetsreactie op het rapport van de commissie-Van Dijkhuizen - verwacht vóór 1 april 2014 - terug te komen op de vrijstellingsgrens voor contant geld in box 3.
Nummer | T01874 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 19 november 2013 |
Deadline | 1 juli 2014 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris van Financiën |
Kamerleden | J.G. Nagel (50PLUS) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | box 3-heffing Commissie Van Dijkhuizen |
Kamerstukken | Miljoenennota 2014 (33.750) |
Handelingen I 2013-2014, 33750, nr. 9 - blz. 98
Staatssecretaris Weekers:
[...]
Ik sluit af met de vraag van de heer Nagel van 50PLUS. Hij zei dat mensen, gelet op de inkomsten uit box 3, elk bedrag moeten opgeven van meer dan € 512 aan contanten, aan boekenbonnen of dat zij op een chipkaart hebben staan. Ik voel mee met de overwegingen, de gevoelens, die de heer Nagel in zijn inbreng naar voren bracht. Wij moeten natuurlijk voorkomen dat mensen tegen het einde van het jaar massaal contant geld gaan opnemen, om daarmee minder box 3-heffing te hoeven betalen. Wij moeten altijd een bepaalde grens aanhouden. Waar wij die grens ook trekken, het is altijd arbitrair. Het lijkt mij echter zinvol om nog eens te bekijken of de grens die ooit in de wet is opgenomen, aan heroverweging toe is. Ik kan de consequenties daarvan niet allemaal overzien. Bovendien kan ik het toch niet voor 2014 aanpassen, omdat de Tweede Kamer vandaag al over het Belastingplan heeft gestemd. In de kabinetsreactie op het rapport van de commissie-Van Dijkhuizen wil ik op dit thema terugkomen. De commissie-Van Dijkhuizen heeft een en ander gezegd over box 3. De kabinetsreactie volgt voor 1 april, aan het einde van het eerste kwartaal van volgend jaar. Ik ben gaarne bereid om het punt van de heer Nagel daarin mee te nemen.
Brondocumenten
-
voortzetting Algemene financiële beschouwingen Handelingen EK 2013/2014, nr. 9, item 11, blz. 76-106
-
23 september 2014
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
16 september 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-brief van de staatssecretaris van Financiën over fiscale moties en toezeggingen
voor kennisgeving aangenomen door de Commissie Financiën op 23 september 2014
EK, Q
-
-Bouwstenennotitie schenk- en erfbelasting
-
-Fiscale vergroening
-
-Maatregelen op het gebied van het pensioen in eigen beheer
-
-
11 september 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
19 november 2013
toezegging gedaan
Toezegging Evaluatie fiscale facilitering lokaal en duurzaam opgewekte energie (33.752 / 33.753 / 33.754 / 33.755) (T01950)
De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Ester (ChristenUnie), toe dat de reeds voorziene evaluatie na vier jaar van de fiscale facilitering van lokaal en duurzaam opgewekte energie een integrale karakter zal hebben. Hij zal de wens van de Kamer overbrengen aan de minister van Economische Zaken als verantwoordelijke bewindspersoon voor de evaluatie. Daarbij zal gekeken worden naar de mogelijkheden voor vereenvoudiging, naar consistentie, en naar de vraag of het fiscaal instrument wel het meest geëigende instrument is.
Nummer | T01950 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 17 december 2013 |
Deadline | 1 juli 2014 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris van Financiën |
Kamerleden | Dr. P. Ester (ChristenUnie) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | evaluatie |
Onderwerpen | duurzaam opgewerkte energie fiscaliteit Lokaal |
Kamerstukken | Wet wijziging percentages belasting- en invorderingsrente (33.755) Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit (33.754) Overige fiscale maatregelen 2014 (33.753) Belastingplan 2014 (33.752) |
Handelingen I 2013-2014, nr. 13, blz. 10-11
De heer Ester (ChristenUnie):
[...]
Dan het energiebelastingtarief voor lokaal duurzaam opgewekte elektriciteit. Leden van coöperaties komen in aanmerking indien de installatie zich in het midden van de postcoderoos bevindt. Het is toch alleszins redelijk dat ook leden die zich aan de direct aangrenzende rand van dit postcodegebied bevinden, kunnen profiteren van dit duurzame aanbod? In het SER-energieakkoord, waarop de maatregel is gebaseerd, wordt in dit geval een meer rekkelijke definitie gehanteerd. Kan de staatssecretaris wat meer flexibiliteit betrachten? Dat zou dit mooie duurzaamheidsinitiatief zeer ten goede komen. De nota naar aanleiding van het verslag is op dit punt bepaald onbevredigend. Dat het hier om een majeur punt kan gaan, blijkt wel uit het feit dat de bouw van het grootste zonnepark van Nederland, in Gennep, geen doorgang vindt, omdat alleen direct omwonenden van de belastingvoordelen kunnen genieten. Daarmee is dit park van 19 megawatt met 75.000 zonnepanelen financieel niet haalbaar. Door een smalle fiscale interpretatie laat de staatssecretaris duurzaamheidskansen liggen. Wij begrijpen dat de fiscale facilitering van lokaal en duurzaam opgewekte energie na vier jaar geëvalueerd gaat worden. Mijn fractie wil om een integrale evaluatie vragen waarin zowel de financiële alsook de sociale, economische en ecologische aspecten van deze maatregel worden meegenomen. Het gaat hier immers om een belangrijk maatschappelijk initiatief dat een Belastingplan te boven gaat. Kan de staatssecretaris dit toezeggen?
Handelingen I 2013-2014, nr. 14, blz. 12
Staatssecretaris Weekers:
De heer Ester heeft gevraagd of er een integrale evaluatie wordt uitgevoerd. Dat kan ik bevestigen. Er wordt niet alleen naar de financiële aspecten, maar ook naar de sociale aspecten gekeken, waaronder de toegang tot bepaalde subsidies of fiscale bevoordelingen. Daarnaast wordt ook naar de economische en de ecologische aspecten gekeken. Dat wordt gedaan door het ministerie van Economische Zaken. Ik zal de wens van deze Kamer aan de collega van Economische Zaken doorgeven. Ik heb de heer Van Boxtel de heren Bröcker en Essers horen bijvallen. In dat kader moet gekeken worden of het geheel niet eenvoudiger kan. Daarbij moet er ook aandacht zijn voor de consistentie en de vraag of het fiscaal instrument wel het meeste geëigende instrument is. Laten wij nu van start gaan met de vraag hoe nieuwe initiatieven echt kunnen worden geprikkeld. Dat lijkt mij een pragmatische benadering, waarbij zeker voor de middellange en lange termijn rekening wordt gehouden met de roep om niet al te snel tot instrumentalisme over te gaan.
Handelingen I 2013-2014, nr. 14, blz. 22
De heer Ester (ChristenUnie):
[...]
Wij zijn [de staatssecretaris] ook erkentelijk voor zijn toezegging om die fiscale facilitering van lokaal duurzaam opgewekte energie – een heel belangrijk maatschappelijk initiatief – integraal te evalueren. Dit gaat dan om de financiële, sociale, economische en ecologische aspecten en waarderingen. Ik markeer deze criteria nog maar even.
Brondocumenten
-
behandeling Handelingen EK 2013/2014, nr. 13, item 3, blz. 16-40
-
23 september 2014
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
11 september 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
17 december 2013
toezegging gedaan
Toezegging Toezenden notitie fiscaliteit en vergroening (33.752 / 33.753 / 33.754 / 33.755) (T01951)
De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Ester (ChristenUnie), toe in de loop van 2014 met een notitie te komen over het onderwerp fiscaliteit en vergroening.
Nummer | T01951 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 17 december 2013 |
Deadline | 1 januari 2015 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris van Financiën |
Kamerleden | Dr. P. Ester (ChristenUnie) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | Vergroening |
Kamerstukken | Wet wijziging percentages belasting- en invorderingsrente (33.755) Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit (33.754) Overige fiscale maatregelen 2014 (33.753) Belastingplan 2014 (33.752) |
Handelingen I 2013-2014, nr. 13, blz. 24-25
De heer Ester (ChristenUnie):
[...]
Het Belastingplan 2014 kent een aantal maatregelen die milieubelastend gedrag fiscaal beprijzen en duurzaam opgewekte energie fiscaal faciliteren. Het gaat dan om de verhoging van accijnzen op autobrandstoffen, het aanscherpen van de C02-normen bpm, de verhoging van de leidingwaterbelasting, de herinvoering heffing afval storten, en het begunstigen van lokaal duurzaam opgewekte energie. Mijn fractie is voorstander van het vergroenen van ons fiscaal stelsel. Wij vinden dit goede maatregelen. Van ons mag het zelfs verder gaan. Het gaat immers om het zuinig omgaan met schaarse grondstoffen, om het behoud van de aarde, om de schepping. Rentmeesterschap is voor ons bepalend. We horen deze staatssecretaris zelden over wat zijn visie is op de inzet van ons fiscaal stelsel om duurzame productie- en consumptiepatronen te bevorderen. Om onze economie daadwerkelijk te vergroenen. Mijn fractie zou graag van de staatssecretaris een korte reflectie horen op de vraag hoe hij dit kernthema benadert. Kan hij met de senaat delen wat zijn visie is op de relatie tussen fiscaliteit en duurzaamheid? Waar liggen zijn prioriteiten en hoe hoog legt hij de lat?
Handelingen I 2013-2014, nr. 14, blz. 10
De heer Ester (ChristenUnie):
De staatssecretaris heeft al veel gezegd over fiscaliteit en vergroening. GroenLinks en mijn partij hebben hier ook expliciet naar gevraagd. Hij heeft al gezegd dat hij daar de komende tijd over zal nadenken. Is hij bereid om dit op papier te zetten? Wil hij met ons delen hoe hij de relatie ziet tussen de inzet van fiscale instrumenten voor vergroening en alle kanttekeningen en mitsen en maren die hij al heeft genoemd?
Staatssecretaris Weekers:
Het lijkt mij heel zinvol om dit nog eens aan het papier toe te vertrouwen, ergens in de loop van het komende jaar. Hierbij zal ik ook het dilemma en de positie van Nederland schetsen. Hoe presteren wij op het gebied van fiscale vergroening? Volgens de OESO bevinden wij ons in de kopgroep van fiscale vergroening. Dit kent zijn grenzen in een level playing field en werkgelegenheidseffecten. Wij hebben bijvoorbeeld niet voor niets een verlaagd energiebelastingtarief voor de glastuinbouw. Zo zorgen wij ervoor dat Nederlandse tuinders concurrerend kunnen zijn op de wereldmarkt. Zo hebben wij tal van elementen ingebouwd.
Handelingen I 2013-2014, nr. 14, blz. 21
De heer Ester (ChristenUnie):
[...]
Ik dank de staatssecretaris voor zijn toezegging aan mijn fractie om zijn visie op papier te zetten op de relatie tussen fiscaliteit en vergroening. Het gaat dus om de vraag hoe fiscale instrumenten kunnen worden ingezet om de milieuvriendelijke productie en consumptie te bevorderen. Wij zien uit naar een brede integrale visie. Mijn fractie gaat er ook van uit dat wij een gedegen nota tegemoet kunnen zien. Nederland heeft hier behoefte aan. Nederland moet op dit punt vooral ook een internationale slag weten te maken. Mijn concrete vraag is of wij de nota voor de zomer van volgend jaar tegemoet kunnen zien.
Handelingen I 2013-2014, nr. 14, blz. 23
Mevrouw De Boer (GroenLinks):
[...]
Wij zijn blij met de toezegging van de staatssecretaris dat hij met een notitie zal komen over de fiscale vergroening, met aandacht voor kansen, uitdagingen en dilemma's. De staatssecretaris heeft toegezegd dat deze notitie er in de loop van het volgend jaar komt. Wij zouden hem willen vragen of dit ook voor de zomer kan, zodat wij er ook zonder de hectiek van het Belastingplan rustig over kunnen spreken.
Handelingen I 2013-2014, nr. 14, blz. 23-24
Mevrouw Sent (Pvda):
[...]
Dan het laatste punt, duurzaamheid. Wij zijn blij met de toezegging aan de ChristenUnie dat er een notitie zal komen over de inzet van het fiscaal instrumentarium ten behoeve van vergroening. Onze vraag daarbij is of de staatssecretaris bereid is om de fiscale vergroeningsmogelijkheden, zoals door ons gesuggereerd in onze inbreng in eerste termijn, te betrekken bij de notitie die hij zal aanleveren over een fiscaal instrumentarium en vergroening. Ook is onze vraag daarbij welke rol hij ziet voor inzichten uit de gedragseconomie. Hij heeft aangegeven dat staatssecretaris Mansveld daar aandacht voor heeft en dat de RMO daar een rapport over uit zal brengen. Wat mogen wij dan vervolgens van het kabinet verwachten in reactie op die inzichten en aanbevelingen? Graag krijgen wij hierover iets meer helderheid.
Handelingen I 2013-2014, nr. 14, blz. 26
Staatssecretaris Weekers:
[...]
De heer Ester heeft gevraagd naar de visie op fiscaliteit en vergroening. Eerder in het debat heb ik gezegd dat ik de desbetreffende nota in de loop van 2014 naar de Kamer wil zenden. In alle eerlijkheid wil ik me op dit moment niet binden aan een concrete datum.
De heer Van Boxtel koppelde daaraan de vraag of ik me wel senang voel als ik een reactie stuur op de commissie-Van Dijkhuizen en op een later moment de vergroening daaraan toevoeg. Het liefst zou ik dit natuurlijk integraal doen, maar ik heb beide Kamers beloofd dat mijn reactie op de commissie-Van Dijkhuizen aan het eind van het eerste kwartaal komt, ergens rond 1 april. Dan heb ik dat stuk over de vergroening niet af, zeker niet omdat ik eerst het rapport van het Planbureau voor de Leefomgeving wil afwachten. Dat komt in het voorjaar, met het tweede deel van een onderzoek naar fiscale vergroening, waarin met name wordt ingezoomd op accijnzen, energiebelasting en autobelastingen. Dat soort gegevens moet ik er natuurlijk bij betrekken. Ik zal daar uiteraard ook de motie-Essers/Bröcker bij betrekken, waarin wordt gesteld dat een aantal fiscale instrumenten mooi is, maar dat dat wel moet worden teruggedrongen en dat ervoor moet worden gezorgd dat het geheel goed functioneert. Als ik iets hierover op papier zet, moet ik het wel ordentelijk doen.
De heer Van Boxtel (D66):
Ik zei al dat ik de vraag van de heer Ester buitengewoon legitiem vind. Ik doe daar dus niets aan af. Toch heb ik moeite met de fragmentatie die gaat optreden als wij in april een reactie krijgen op de commissie-Van Dijkhuizen en in mei weer een andere notitie over één onderdeel van de fiscaliteit, namelijk de verduurzaming. Ik wil mijn collega's vragen om hierin tijdens de procedurevergaderingen, als wij het een en ander bij elkaar leggen, toch wat meer synergie aan te brengen. Ik zie het namelijk gebeuren dat we straks over Van Dijkhuizen weer van alles zullen vinden, maar in afwachting van deelnotities over deelterreinen zoals de duurzaamheid ook weer allerlei voorbehouden zullen moeten maken. Ik kan me niet voorstellen dat we zoiets een heel goede route vinden.
De heer Ester (ChristenUnie):
Ik ben niet gelukkig met deze interventie van de heer Van Boxtel. Als we allerlei dossiers verknopen, gebeurt er namelijk helemaal niets. Duurzaamheid is een essentieel onderdeel van de toekomst van Nederland, van onze economie, van de vergroening van onze samenleving. We moeten zoiets niet opgeven door het weer aan andere zaken te knopen. Ik blijf graag bij het idee om de staatssecretaris te vragen om een aparte notitie. Hij kan alle plussen en minnen daarbij gebruiken, maar de duurzaamheid van Nederland is mij te lief om op deze manier weg te geven.
De heer Van Boxtel (D66):
Voor de zuiverheid van de Handelingen wil ik daar nog wat over zeggen, want de heer Ester doet nu iets wat ik niet kan accepteren. Duurzaamheid is mij immers net zo lief, en gezien de traditie van D66 misschien nog wel wat liever. Dat is dus niet het argument om dit apart te willen. Al is duurzaamheid ook mij heel erg lief, het gaat me om de samenhang binnen de gehele fiscaliteit.
Staatssecretaris Weekers:
Ik begrijp beide wensen heel goed, maar ik heb te maken met beide Kamers der Staten-Generaal. Ik heb afgesproken dat ik op een bepaald moment met een kabinetsreactie kom op de commissie-Van Dijkhuizen. Het lukt me niet om dan al het aan de heer Ester toegezegde stuk op tafel te leggen, simpelweg omdat ik de studies die ik daarvoor wil gebruiken nog niet heb. Dat laat onverlet dat deze Kamer zelf kan beslissen wanneer zij het debat met mij wil aangaan, en of zij het over afzonderlijke onderdelen van het fiscale beleid wil doen of het interessanter vindt om dit integraal te doen en daarvoor met een bepaalde discussie te wachten. Een ander voorbeeld daarvan is de discussie over de belastingverdragen. Als ik me niet vergis, ligt de notitie daarover hier sinds 28 januari 2011. In de afgelopen zomer is de kabinetsreactie op het SEO-onderzoek daarbij gekomen en inmiddels ook de reactie op de motie van het lid Klaas de Vries. Dat betekent dat er een heel breed totaalpakket op tafel ligt waarover wij met elkaar van gedachten kunnen wisselen. Als u het nodig vindt om over een bepaald onderdeel separaat met mij te spreken en als u dat heel snel wilt doen, dan ben ik uiteraard altijd gaarne bereid om dat gesprek met u snel aan te gaan. Dus hoe u daarmee verder procedeert leg ik uiteraard graag terug in uw midden.
De heer Ester (ChristenUnie):
Ik laat het aan u over of dat kort voor of na de zomer is, maar ik zou die notitie wel graag rond die tijd van u ontvangen, kort voor of kort na de zomer. Ik begreep dat u dat hebt toegezegd.
Staatssecretaris Weekers:
Ja. Ik doe wat ik kan. Ik heb net gezegd dat ik ook afhankelijk ben van onderzoeken die andere gerespecteerde bureaus doen en die ik nodig heb als input. Ik zal er uiteraard ook de motie-Ester/Bröckers bij betrekken, die eigenlijk al wat restricties aanbrengt bij wat je zou kunnen of moeten. Maar misschien is het nu juist heel mooi om dit in combinatie te zien en om met elkaar wat uitgangspunten voor de toekomst te bespreken, zodat iedereen ook voelt waar en wanneer er wel ruimte is. Laten wij dan daarover het debat voeren. Laten wij dat dus zo snel als mogelijk doen, maar wel verantwoord en op basis van de juiste informatie en onderzoeken van derden.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Handelingen EK 2013/2014, nr. 14, item 2, blz. 2-27
-
behandeling Handelingen EK 2013/2014, nr. 13, item 3, blz. 16-40
-
8 september 2015
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
4 september 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-Verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Financiën over (deels) openstaande toezeggingen
voor kennisgeving aangenomen op 8 september 2015
EK, E
-
-
23 september 2014
nieuwe deadline: 1 januari 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
11 september 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
17 december 2013
toezegging gedaan
Toezegging Toezending brief vermogensongelijkheid in Nederland in internationaal perspectief (33.752 / 33.753 / 33.754 / 33.755) (T01954)
De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van het Lid Sent (PvdA), toe per brief terug te komen op de vermogensongelijkheid in Nederland in internationaal perspectief en de vermogensbelasting in Nederland in internationaal perspectief en een beoordeling daarvan te geven.
Nummer | T01954 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 17 december 2013 |
Deadline | 1 juli 2014 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris van Financiën |
Kamerleden | Prof.dr. E.M. Sent (PvdA) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | vermogensbelasting vermogensongelijkheid |
Kamerstukken | Wet wijziging percentages belasting- en invorderingsrente (33.755) Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit (33.754) Overige fiscale maatregelen 2014 (33.753) Belastingplan 2014 (33.752) |
Handelingen I 2013-2014, nr. 14, blz. 23
Mevrouw Sent (PvdA)
[...]
Ten aanzien van het tweede punt, welvaartsverschillen, hebben wij met name aandacht gevraagd voor de vermogensongelijkheid. Hier blijkt toch nog enige onduidelijkheid over te bestaan. De onderzoeken waarop wij ons baseren van Müller, Buchholz en Blossfeld en van Van Bavel en Frankema geven aan dat Nederland boven het EU-gemiddelde zit waar het gaat om vermogensongelijkheid en dat die vermogensongelijkheid toeneemt. Dit baart ons zorgen tegen de achtergrond van de versobering van arrangementen van de verzorgingsstaat. Ook is het wel degelijk mogelijk om met OECD-cijfers tarieven te vergelijken. Dan wordt gebruik gemaakt van categorie 400 van de OECD Revenue Statistics. Toegegeven, verschillende pensioenarrangementen en verschillende belastingmixen maken deze discussie ingewikkeld. Het zal niet mogelijk zijn om vandaag in het plenaire debat, gezien het tijdsbestek dat ons ter beschikking staat, een goede internationale vergelijking te krijgen. Daarom vragen wij de staatssecretaris of hij bereid is op papier meer helderheid te verschaffen over de vermogensongelijkheid in Nederland in internationaal perspectief en de vermogensbelasting in Nederland in internationaal perspectief en een beoordeling daarvan te geven.
Handelingen I 2013-2014, nr. 14, blz. 27
Staatssecretaris Weekers:
[...]
Mevrouw Sent wil graag een uitgebreide reactie op de vermogensongelijkheid, eventueel later per brief. Ik zeg die graag toe. Ik kan er nu wel het nodige over zeggen, maar gelet op de tijd denk ik dat wij er beter in een brief op kunnen terugkomen. Het is immers niet de essentie van het Belastingplan.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Handelingen EK 2013/2014, nr. 14, item 2, blz. 2-27
-
24 april 2015
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
3 februari 2015
nieuwe status: voldaan
Voortgang:documenten: -
23 september 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
23 september 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
16 september 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
11 september 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
17 december 2013
toezegging gedaan
Toezegging Meenemen voorstellen verlaging belasting op arbeid bij kabinetsreactie commissie Van Dijkhuizen (33.752 / 33.753 / 33.754 / 33.755) (T01956)
De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Sent (PvdA), toe bij de kabinetsreactie op het rapport van de commissie Van Dijkhuizen de door mevrouw Sent voorgestelde verlaging van de belasting op arbeid en haar voorstellen voor financiering van deze maatregel mee te nemen.
Nummer | T01956 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 16 december 2013 |
Deadline | 1 juli 2014 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris van Financiën |
Kamerleden | Prof.dr. E.M. Sent (PvdA) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | belastingherziening Commissie Van Dijkhuizen |
Kamerstukken | Wet wijziging percentages belasting- en invorderingsrente (33.755) Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit (33.754) Overige fiscale maatregelen 2014 (33.753) Belastingplan 2014 (33.752) |
Handelingen I 2013-2014, nr. 13, blz. 37-38
Mevrouw Sent (PvdA):
[...]
Graag vraagt mijn fractie allereerst aandacht voor de belastingmix in het algemeen. In het fiscale beleid kunnen de fundamenten voor de arbeidsmarkt verder worden versterkt, in het belang van structurele versterking van de economie. Een groot deel van de belastingopbrengsten drukt op de factor arbeid. De onaanvaardbaar hoge werkloosheid van nu en de reële dreiging van structurele uitstoot van arbeid in de toekomst maken het noodzakelijk om te bezien hoe een radicale verlaging van belasting op arbeid zou kunnen worden bereikt. Hoezeer ook in dit verband netto lastenverlichting zou helpen, een structurele verandering van betekenis vereist allereerst te bezien op welke manier lastenverlichting op arbeid zou kunnen worden gefinancierd door middel van lastenverschuiving naar categorieën die, om redenen van maatschappelijk belang, zwaarder zouden moeten worden aangeslagen. Is de staatssecretaris bereid om in deze richting te bewegen?
Mogelijk vraagt hij zich af hoe dit gefinancierd kan of moet worden. Het beste zou natuurlijk zijn: in de vorm van lastenverlichting uit economische groei. Die groei is nu echter juist het probleem. Er zijn belangrijke financieringsbronnen die vanuit diverse oogpunten – economisch, ecologisch, rechtvaardigheid en efficiëntie – het bredere maatschappelijke belang zouden kunnen dienen en samen de grondslag voor een zeer forse arbeidsimpuls zouden kunnen leveren. Samen met andere initiatieven zou deze impuls een zodanige groei van inkomsten kunnen genereren, dat de neerwaartse spiraal van afnemende groei en toenemende schuld kan worden omgezet in duurzame groei en inkomsten. Zo ontstaat er ook ruimte voor schuldvermindering en lastenverlichting.
Op de korte termijn is er laaghangend fruit te plukken. Dat zou moeten leiden tot een vermindering van werkgeverslasten door een steiler oplopende lastenstructuur die het tarief voor het in dienst nemen van laaggekwalificeerde werknemers bij voorkeur op of net boven nul zou stellen. Dit kan in eerste instantie gebeuren door de grondslag voor de vennootschapsbelasting te verbreden – minder aftrekposten – en daarmee samenhangend de franchise – vaste korting per werknemer – in de grondslag voor werkgeverslasten te verhogen zodat bedrijven met meer werknemers een relatief voordeel genieten ten opzichte van kapitaalintensieve bedrijven. Hoe beoordeelt de staatssecretaris deze mogelijkheid?
Met het oog op de middellange termijn bepleit de PvdA een verkenning van een zevental mogelijkheden die ieder afzonderlijk, maar zeker bij elkaar opgeteld, een aanzienlijke ruimte zouden kunnen scheppen voor een breed gespreide lastenverlichting op arbeid.
Ten eerste: maximalisering van de opbrengsten uit heffingen op milieuwaardengebruik. Ik kom daar later op terug.
Ten tweede: geleidelijke verschuiving naar en versimpeling van belasting op consumptie, hoewel dit vanuit sociaaldemocratisch denken een lastige optie is. Mocht deze weg worden opgegaan, dan zou Nederland, ter mitigering van grenseffecten die al eerder onder de aandacht zijn gebracht, er goed aan doen om breder draagvlak te zoeken bij de buurlanden en in EU-verband in termen van beleidsrichting en bandbreedtes.
Ten derde: herziening en verbreding van vermogensbelasting. Ook daarop kom ik zo dadelijk terug.
Ten vierde: financiële transacties belasten.
Ten vijfde: herziening van aftrekposten. Met het oog op de gewenste verschuiving van lastendruk op arbeid naar andere categorieën, is het zinvol belangrijke aftrekposten regelmatig tegen het licht te houden. Meer in het algemeen bepleit mijn fractie dat aftrekposten zo veel mogelijk worden omgezet in voor iedereen gelijke heffingskortingen. Ook leidt de ongelijke behandeling van eigen en vreemd vermogen – rente aftrekbaar, winsten belast – tot allerlei fiscale constructies en tot overmatige schuldfinanciering. Een gelijke aftrek voor zowel eigen als vreemd vermogen haalt die perverse prikkel weg.
Ten zesde: arbeidsmarkt verstorende regels herzien om, bijvoorbeeld, grotere arbeidsparticipatie van vrouwen financieel aantrekkelijker te maken.
Tot slot: internationale coördinatie voor rechtvaardige belastingheffing en voorkoming van belastingontwijking versterken. Over dit laatste punt komen we binnenkort met de staatssecretaris te spreken. Ik vraag de staatssecretaris om de overige punten separaat te voorzien van een schriftelijke reactie voor 1 april 2014, dan wel deze mee te nemen in de kabinetsreactie op het rapport van de commissie inkomstenbelasting en toeslagen, de commissie-Van Dijkhuizen.
Handelingen I 2013-2014, nr. 14, blz. 37-38
Staatssecretaris Weekers:
Ik heb nog wat laatste opmerkingen over belastinghervormingen. Ik wil hierop vandaag niet al te diep ingaan, want de tijd ontbreekt om goed te discussiëren over diverse elementen. Mevrouw Sent, de heer Essers en de heer Bröcker hebben enkele zaken aangedragen. De vraag kwam pregnant aan de orde of ik voor of tegen een verdere verlaging van de lasten op arbeid ben. Ik ben natuurlijk voor een verdere verlaging van de lasten op arbeid. Ik ben ook voor het verkleinen van de wig, het verschil tussen de brutoloonkosten en datgene dat de werknemer netto overhoudt. De wig leidt immers tot een verstoring en is er de oorzaak van dat vraag en aanbod niet optimaal bij elkaar komen. Tegelijkertijd moet ik natuurlijk ook kijken naar een aantal economische noties die eigenlijk op vrij veel consensus kunnen rekenen in de internationale wereld van economen. Ik moet kijken naar de vraag wat het meest en wat het minst verstorend werkt. Belasting op consumptie is minder verstorend dan belasting op arbeid. Die werkt vervolgens weer minder verstorend dan belasting op kapitaal, zoals de vennootschapsbelasting. Als er een pleidooi komt – ik meende dat tussen de regels door te beluisteren in het betoog van mevrouw Sent – om de vennootschapsbelasting te verhogen, dan ben ik daar geen voorstander van. Economisch werkt dat immers verstorend. Het leidt ertoe dat bedrijven die zich gemakkelijk kunnen verplaatsen, dat uiteindelijk ook zullen doen. Per saldo is de welvaart in Nederland daarmee niet gediend. Wij zullen dus moeten kijken naar de vraag of mensen of bedrijven kunnen stemmen met de voeten. Stel dat bepaalde belastingen verhoogt, wat tot kapitaalvlucht leidt, schiet je dan jezelf niet in de eigen voet? Dat vereist voortdurend een afweging.
Mevrouw Sent (PvdA):
Wij hebben inderdaad gepleit voor een verschuiving, weg van de belasting op arbeid. In plaats daarvan hebben wij niet alleen gepleit voor een verhoging van de vennootschapsbelasting. Wij hebben zeven specifieke mogelijkheden aan de staatssecretaris voorgelegd. Kan hij hierop vandaag plenair ingaan of ziet hij andere manieren om deze mogelijkheden te bespreken?
Staatssecretaris Weekers:
Ik zal nog een andere mogelijkheid benutten om hierop wat uitvoeriger in te gaan. De tijd ontbreekt vanochtend, helaas. Ik zou immers graag de discussie aangaan met mevrouw Sent. Bij gelegenheid van de kabinetsreactie op Van Dijkhuizen zal ik deze elementen meenemen. Laat ik nog een ander voorbeeld geven, iets wat mevrouw Sent heeft aangedragen. Ik heb zojuist de verhoging van de franchise in de grondslag voor werkgeverlasten genoemd en de aftrekposten vpb. De franchise voor de premie voor het Algemeen werkgeversfonds, de Awf-premie, is in het kader van de uniformering loonbegrip afgeschaft. Dat is gebeurd met het oog op vereenvoudiging. Bepaalde zaken kunnen botsen. Je wilt eigenlijk de banen met een wat kleiner loon tegemoetkomen door wat met de franchise te spelen. Dat botst dan weer met de wens om te vereenvoudigen. Ik denk dat het goed is om in het kader van een kabinetsreactie op Van Dijkhuizen deze elementen mee te nemen. Ik waardeer het uiteraard zeer dat ook de Kamer goed meedenkt en mogelijke oplossingen aandraagt. Tegelijkertijd constateer ik op basis van de bijdragen dat de Kamer hier heel verschillend over denkt. Het verzwaren van bijvoorbeeld de vermogensrendementsheffing in box 3 kan bij mevrouw Sent en haar fractie goed liggen, maar ik meen dat ik de heer Bröcker en ook de heer Essers iets anders heb horen zeggen. Het voorstel van de een overnemen, leidt ertoe dat ik meteen ruzie heb met de ander.
Brondocumenten
-
behandeling Handelingen EK 2013/2014, nr. 13, item 3, blz. 16-40
-
7 april 2015
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
20 maart 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
23 september 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
16 september 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
11 september 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
25 april 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
16 december 2013
toezegging gedaan
Toezegging Toezending bouwstenennotitie erf- en schenkbelasting (33.752 / 33.753 / 33.754 / 33.755) (T01957)
De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van het lid Bröcker (VVD), toe een aan de Tweede Kamer toegezegde bouwstenennotitie rondom de erf- en schenkbelasting ook aan de Eerste Kamer te zullen zenden. In deze notitie zal hij de consequenties van het schuiven binnen deze belasting in beeld zal brengen.
Nummer | T01957 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 16 december 2013 |
Deadline | 1 juli 2014 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris van Financiën |
Kamerleden | Mr. W.L.J. Bröcker (VVD) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | erf- en schenkbelasting |
Kamerstukken | Wet wijziging percentages belasting- en invorderingsrente (33.755) Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit (33.754) Overige fiscale maatregelen 2014 (33.753) Belastingplan 2014 (33.752) |
Handelingen I 2013-2014, nr. 13, blz. 29
De heer Bröcker (VVD):
Laat ik beginnen met het eerste uitgangspunt: eenvoudige fiscale wetgeving. Het is al vaker gezegd in dit huis: burgers moeten in staat zijn om aan de hand van fiscale wetgeving op eenvoudige wijze vast te stellen wat hun belastingschuld is. Uiteraard maakt eenvoud ook de uitvoering en handhaving door de Belastingdienst een stuk eenvoudiger en efficiënter. Laat ik een voorbeeld uit dit belastingpakket nemen. Wij steunen de eenmalig verhoogde vrijstelling in de schenkbelasting, waarbij deze fiscale faciliteit wordt ingezet als instrument om de woningmarkt te stimuleren en de hypotheekschulden te verminderen. Toch willen wij daar wat kanttekeningen bij maken. Bij de eenvoud van de schenk- en erfbelasting in het algemeen en dit soort eenmalige maatregelen in het bijzonder, kunnen in het kader van de fiscale agenda natuurlijk wel wat opmerkingen worden gemaakt. De Successiewet is vrij recent nog herzien, maar toch zou deze wat mijn fractie betreft nóg eenvoudiger en rechtvaardiger kunnen worden hervormd. In plaats van de gebruikelijke jaarlijkse vrijgestelde schenkingen aan kinderen en anderen en de eenmalig verhoogde vrijstelling in verband met de eigen woning, kan in de wet ook gedacht worden aan één bedrag dat gedurende het leven mag worden geschonken. Zo hoeft men schenkingen niet expliciet te plannen en is het stelsel bovendien rechtvaardiger omdat het niet afhankelijk is van het moment waarop iemand al dan niet in de gelegenheid is om te schenken. Die opmerking is ook bij de behandeling in de Tweede Kamer gemaakt over het voorstel van de regering. Hoewel de tariefstructuur in de schenk- en erfbelasting aanmerkelijk is vereenvoudigd, kan zulks nog verder worden doorgevoerd door de progressie naar verwantschap als factor bij de bepaling van het tarief af te schaffen. Dat maakt het niet alleen eenvoudiger, maar ook rechtvaardiger. Hoe kijkt de staatssecretaris hiertegenaan?
Handelingen I 2013-2014, nr. 14, blz. 15
Staatssecretaris Weekers:
[...]
De heer Bröcker vraagt hoe ik aankijk tegen een levenslange vrijstelling en tegen het afschaffen van progressie naar verwantschap in de schenk- en erfbelasting. Daarover kunnen wij een hele discussie voeren. Ik heb de Tweede Kamer toegezegd met een bouwstenennotitie te komen rondom de erf- en schenkbelasting waarin dit element aan de orde zal komen. Daarin zal ik niet met voorstellen komen namens het kabinet, want hierover wordt heel verschillend gedacht. Ik heb de heer Ester gisteren nog horen bepleiten dat de erf- en schenkbelasting omhoog moet. Ik weet dat de partij waarvan de heer Bröcker in deze Kamer vertegenwoordiger is liever zou zien dat deze belasting op termijn verdwijnt. Op korte termijn hebben wij daar geen geld voor, dus dat betekent dat je gaat schuiven binnen de belasting en dat je ook winnaars en verliezers hebt. Ik heb de Tweede Kamer toegezegd dat ik de consequenties daarvan in beeld zal brengen in een soort bouwstenennotitie, die ik dan ook graag aan de Eerste Kamer ter informatie zal zenden. Wij kunnen daarover het gesprek voeren en dan ook zien of er meerderheden bestaan om tot een alternatieve vormgeving over te gaan. Ik sta hier zelf in elk geval niet geharnast in.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Handelingen EK 2013/2014, nr. 14, item 2, blz. 2-27
-
behandeling Handelingen EK 2013/2014, nr. 13, item 3, blz. 16-40
-
23 september 2014
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
16 september 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
11 september 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
16 december 2013
toezegging gedaan
Toezegging Toezending uitwerking toekomstperspectief pensioenen in eigen beheer (33.752 / 33.753 / 33.754 / 33.755) (T01958)
De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Essers (CDA) en Bröcker (VVD), toe om de drie in de brief van 6 december 2013 over pensioenen in eigen beheer (33 752, E) genoemde opties voor het oplossen van de knelpunten die bij het pensioen in eigen beheer zijn geconstateerd, nader uit te werken en opties te verkennen om belemmeringen weg te nemen. De staatssecretaris streeft naar aanbieding hiervan aan de Kamers in het voorjaar van 2014.
Nummer | T01958 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 17 december 2013 |
Deadline | 1 juli 2014 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris van Financiën |
Kamerleden | Mr. W.L.J. Bröcker (VVD) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | pensioen in eigen beheer pensioenen |
Kamerstukken | Wet wijziging percentages belasting- en invorderingsrente (33.755) Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit (33.754) Overige fiscale maatregelen 2014 (33.753) Belastingplan 2014 (33.752) |
Handelingen I 2013-2014, nr. 14, blz. 19
Staatssecretaris Weekers:
[...]
De heer Essers vraagt mij om een reactie op de voorstellen van het Register Belastingadviseurs, naar aanleiding van mijn brief over pensioen in eigen beheer. Deze voorstellen komen neer op een aanpassing van het door de Belastingdienst uitgevoerde beleid, te weten de uitleg aan het begrip "waarde in het economisch verkeer" van de pensioenverplichtingen. De uitleg van de Belastingdienst is gebaseerd op de wet en op jurisprudentie, waarbij rekening wordt gehouden met de bijzondere situatie van eigen beheer. Ik zie de problematiek waarmee men te maken heeft. Ik heb deze uitvoerig geschetst in de brief over pensioen in eigen beheer. De gehanteerde rente en de fiscale benadering wijken af van de commerciële benadering. De benadering in de Vpb wijkt af van die in de loonbelasting.
In de loop van de tijd, ook als gevolg van jurisprudentie en allerlei reparatiewetgeving, is er een uitermate complex systeem ontstaan. Het zou mij een lief ding waard zijn als we het systeem fors kunnen vereenvoudigen. Daarbij moet ik wel rekening houden met budgettaire consequenties van wijzigingen in het systeem. De optie die ik heb geschetst om de commerciële benadering te hanteren, kost 1 miljard. Dat geld heb ik niet. Het zou minder kosten als de marktrente dichter in de buurt van 4% komt. Dan kun je het systeem aanpassen.
De tweede benadering leidt ook tot budgettaire consequenties. De derde benadering leidt tot een forse vereenvoudiging. Ik hoop dat ik in beide Kamers steun kan krijgen voor een vereenvoudiging voor de middellange en de langere termijn. Dat betekent dat je minder specialisten nodig hebt om je pensioen in eigen beheer op te bouwen. Ik snap dat belastingadviseurs liever producten hebben waarbij zij echt nodig zijn om die producten te verkopen. Ik kijk even in de richting van de heer Essers en de heer Bröcker. Ik vind dat we toch met elkaar moeten bekijken hoe we de zaak kunnen versimpelen. Dat is goed voor de ondernemer en het is goed voor de Belastingdienst. Die kan dan namelijk ook met 65 mensen minder toe. Ik wil echter niet de rechten aantasten van mensen die pensioen in eigen beheer hebben opgebouwd en dit bijvoorbeeld in een stichting hebben zitten of dit in een stichting willen zetten.
Ik zal hier nog eens even heel goed naar kijken. Ik ga graag de discussie met beide Kamers aan over het toekomstperspectief. Dat wil ik graag nader uitwerken, maar alleen als ik van de Kamers hoor dat ze het de moeite waard vinden. Op de korte termijn zal ik ook bekijken wat de consequenties zijn van het wegnemen van belemmeringen, zoals beide senatoren hebben gevraagd. Ik sluit niet uit dat er ook in variant twee sprake zal zijn van substantiële budgettaire consequenties. Tussen gisteren en vandaag is het mij uiteraard niet gelukt om dit nauwkeurig te bekijken. Ik zeg het wel graag toe. Ik zal daar begin volgend jaar op terugkomen. Het liefste heb ik iets wat in het kader van een uitvoeringsregeling simpel te hanteren is en waar de praktijk iets mee kan, zonder dat ik boze blikken krijg van de minister van Financiën omdat ik belastinginkomsten laat weglopen.
De heer Essers (CDA):
Kan de staatssecretaris iets specifieker zijn? Hij heeft het over begin volgend jaar. Hoe is de procedure? Welke stappen worden gezet? Het kabinet zet zwaar in op extra dividenduitkeringen, maar als deze zo belemmerd worden door de problematiek van pensioen in eigen beheer, komt er niet veel van. Dat is een kwestie van inschatting. Welke concrete stappen gaat de staatssecretaris zetten?
Staatssecretaris Weekers:
Ik hoor heel graag de opvatting van het parlement over het toekomstperspectief. Dat maakt het voor mij wat eenvoudiger om iets voor de korte termijn te doen en voor te sorteren op het toekomstperspectief. Als een kortetermijnoplossing geld kost maar we met elkaar een commitment hebben voor de wijze waarop we dat verder willen regelen, kan ik een en ander ook budgettair beter inpassen. Als we bijvoorbeeld de derde variant uitwerken en ik commitment heb van beide parlementen voor de contouren en de budgettaire consequentie, ben ik gaarne bereid om vooruitlopend daarop verlichting te bieden, zodat de dga's tot die dividenduitkering kunnen komen. Volgens de huidige benadering kan dit namelijk niet.
De heer Essers vraagt wanneer ik daarmee kom. Het hangt ervan af hoe er wordt omgesprongen met de brief die in beide Kamers ligt. Ik snap ook dat het weinig zin heeft om na de zomer over het jaar 2014 te spreken. Ik streef dus naar het einde van het eerste kwartaal, ergens in het voorjaar.
Handelingen I 2013-2014, nr. 14, blz. 22
De heer Bröcker (VVD):
[...]
Dank voor de toezegging om naar de problematiek rond dga-pensioenen te kijken. Ik schrok wel van het bedrag aan beklemd vermogen over 2009 van 34 miljard. Gezien de renteontwikkeling in de periode 2009–2014 kan er zo maar een flinke verhoging plaatsvinden. Ik wil het niet over een verdubbeling hebben, maar het gaat zeker om een aanzienlijk bedrag.
Wij steunen de verkenning van de staatssecretaris op korte termijn naar structurele oplossingen. Wij hopen ook dat hij de komende maanden in de door hem geschetste tweede optie stappen kan zetten. Naar ik begrepen heb, zijn er voldoende opties om dat budgettair-neutraal te doen. Wij wachten met spanning op de uitkomsten van de toezeggingen van de staatssecretaris op dat punt.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Handelingen EK 2013/2014, nr. 14, item 2, blz. 2-27
-
-
17 mei 2016
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
29 april 2016
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
5 april 2016
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
16 maart 2016
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
22 december 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
17 december 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-brief van de staatssecretaris van Financiën over oplossingsrichtingen op het gebied van het pensioen in eigen beheer (PEB); oudedagssparen in eigen beheer of uitfaseren van PEB?
EK, AB
-
-Bijlagen bij 33.752, AB: Beantwoording (technische) vragen AO 24 september 2015 in de Tweede Kamer (bijlage 1) en Enkele andere opties en een aandachtspunt (bijlage 2)
-
-
7 juli 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
1 juli 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
25 april 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
17 december 2013
toezegging gedaan
Toezegging Ingaan op relatie digitale economie en fiscaliteit in kabinetsreactie rapport-Van Dijkhuizen (25.087) (T01959)
De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Bröcker (VVD) en Van Boxtel (D66), toe in de kabinetsreactie op het rapport-Van Dijkhuizen in te gaan op de relatie tussen de digitale economie en de fiscaliteit.
Nummer | T01959 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 21 januari 2014 |
Deadline | 1 juli 2014 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris van Financiën |
Kamerleden | Mr. R.H.L.M. van Boxtel (D66) Mr. W.L.J. Bröcker (VVD) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | digitale economie fiscaliteit |
Kamerstukken | Internationaal fiscaal (verdrags)beleid (25.087) |
Handelingen I 2013-2014, nr. 16 - blz. 12-13
De heer Bröcker (VVD):
[...]
In belastingverdragen wordt het binnen OESO-verband ontwikkelde "at arm's length"-beginsel gehanteerd. Dat beginsel houdt in dat entiteiten binnen een multinationale onderneming op zakelijke voorwaarden transacties met elkaar dienen aan te gaan zoals onafhankelijke derden dat ook zouden doen. Ik verwees er al even naar in mijn interruptie dat dit terrein bekendstaat als "transfer pricing". Daarbij zijn functies, risico's en vermogensbestanddelen van uitermate groot belang. Deze regels zijn decennia geleden in OESO-verband ontworpen. In de huidige digitale economie zijn immateriële activa, zoals merken, van steeds grotere toegevoegde waarde. Dat heeft ervoor gezorgd dat het kapitaal relatief mobiel is geworden, waardoor in toenemende mate winst relatief eenvoudig kan worden verschoven. Ik zat even aan deze tekst te denken toen ik gisteravond in een van de dagbladen zag hoe overheden zich nu gaan richten op de vraag hoe je bitcoins en bitcointransacties zou moeten belasten en hoe je omgaat met de belasting op de toegevoegde waarde. Het punt is dat we globaliseren en digitaliseren. Dat stelt grote uitdagingen aan ons systeem van transfer pricing.
Op verzoek van verschillende overheden en de G20 heeft de OESO recent het BEPS-programma gestart. Daarbij komen onder meer de eerder geschetste kwalificatieverschillen aan de orde, maar ook transfer pricing is een wezenlijk onderdeel van dit programma. Ook de Europese Commissie is gestart met een actieplan om de bestrijding van belastingfraude en belastingontduiking te versterken.
De wereldwijde economische ontwikkelingen die ik net al even noemde, hebben het internationale fiscale systeem op onderdelen ingehaald. Het systeem is wat mijn fractie betreft toe aan een grondige herziening. De wereldwijde economie bestond lange tijd uit een goedereneconomie, waar waarde met name werd toegevoegd in een specifiek geografisch gebied, zoals de auto-industrie in Duitsland. Maar vandaag de dag zijn merken, technologie en informatie-uitwisseling – knowledge sharing – niet meer weg te denken in de wereldeconomie. Neem bijvoorbeeld software voor onze iPads in deze Kamer. Ik kan hier in Den Haag een app downloaden die in New York is ontworpen en bedacht, in Mumbai is ontwikkeld en via Duitsland wordt gedistribueerd. De vraag komt dan op waar de waarde is toegevoegd en hoe dat moet worden vastgesteld.
Dat is de uitdaging voor de toekomst van het internationale fiscale systeem. Overheden hebben hier bij de ontwikkeling van hun eigen fiscale stelsels trouwens ook op ingespeeld door voor bepaalde activiteiten aantrekkelijke fiscale regimes te ontwikkelen, waardoor bedrijven zich in hun land hebben gevestigd. Het kan ondernemingen moeilijk worden verweten dat zij gebruikmaken van deze regimes die worden gecreëerd. Belastingen zijn en blijven een kostenpost voor bedrijven en zij zullen de fiscale behandeling laten meewegen bij een locatiekeuze voor bepaalde bedrijfsactiviteiten. Het zal niet de enige overweging zijn, maar het is vaak wel een belangrijke overweging. Het OESO-modelverdrag, waarvan de kern enkele decennia geleden is ontworpen, speelt naar de mening van mijn fractie onvoldoende in op de gewijzigde omstandigheden en dynamiek in de wereldeconomie.
Handelingen I 2013-2014, nr. 16 - blz. 24
Staatssecretaris Weekers:
De heer Bröcker heeft gezegd dat de economie van vandaag er anders uitziet dan de economie van eergister. De digitale economie vereist een nieuwe kijk op de fiscaliteit. Ik ben niet in staat om daarover nu al tal van ideeën te ontvouwen, maar wees gerust, want dit onderwerp wordt in OESO-verband buitengewoon goed opgepakt. Alle landen worstelen daar immers mee, niet alleen Nederland.
De heer Van Boxtel (D66):
Ik vond de punten die de heer Bröcker opbracht, heel interessant. Hij gaf het voorbeeld van de iPad en noemde allerlei verschillende onderdelen en landen. Mag ik de suggestie doen dat de staatssecretaris hieraan apart aandacht besteedt in de kabinetsreactie naar aanleiding van het rapport-Van Dijkhuizen? Het is namelijk ook voor de Nederlandse belastingsetting echt interessant om het zo up-to-date mogelijk te maken.
Staatssecretaris Weekers:
Dat zeg ik graag toe. Ik kan niet toezeggen dat ik daarin een complete analyse schets, laat staan oplossingen, maar ik vind het wel de moeite waard om het punt in elk geval te adresseren. Als er een kabinetsreactie komt op het rapport-Van Dijkhuizen – die komt er; dat heb ik toegezegd – zie ik die niet als eindpunt, maar als beginpunt van de discussie. Daarover zullen wij nog wel een groot aantal keren met elkaar komen te spreken.
Brondocumenten
-
-
behandeling van de Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2011 (NFV 2011) en de brief van de staatssecretaris van Financiën van 17 januari 2013 over belastingheffing internationale ondernemingen (EK 33.402, M) Handelingen EK 2013/2014, nr. 16, item 2, blz. 2-19
-
23 september 2014
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
16 september 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
11 september 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
21 januari 2014
toezegging gedaan
Toezegging Capaciteit Belastingdienst in transitiefase uitvoering Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen (33.610 / 33.847) (T01966)
De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van de leden Bröcker (VVD) en Backer (D66), toe dat als het aantal partijen dat zich bij meldt bij de Belastingdienst om hun reglementen, concepten en houtskoolschetsen in het kader van het onderhavige wetsvoorstel voor te leggen aan de Belastingdienst een factor 10 hoger is dan de door hem in het debat genoemde schatting, de personele capaciteit bij de Belastingdienst zal worden uitgebreid.
Nummer | T01966 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 20 mei 2014 |
Deadline | 1 juli 2014 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris van Financiën |
Kamerleden | Jhr.mr. J.P. Backer (D66) Mr. W.L.J. Bröcker (VVD) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | overig |
Onderwerpen | Belastingdienst uitvoeringsaspecten |
Kamerstukken | Novelle Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen en het Belastingplan 2014 (33.847) Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen (33.610) |
Handelingen I 2013-2014, nr. 30 - blz. 32
De heer Bröcker (VVD):
[...]
De uitvoering begint op 1 januari 2015. Ik moet eerlijk zeggen, dat dit nauwelijks aan de orde is geweest, hoewel een enkeling dat misschien toch even genoemd heeft. Werkgevers en werknemers zullen in ieder geval tempo moeten maken met het vastleggen van nieuwe afspraken. De Belastingdienst zal veel aanpassingen en regelingen moeten goedkeuren. Dat is in de behandeling in de Tweede Kamer uitvoerig aan de orde geweest. De staatssecretaris heeft geschetst welke maatregelen zijn genomen. Er zijn aantallen genoemd van 40.000 voor het centraal ontwikkelen van modellen. Mijn fractie weet met de staatssecretaris dat de capaciteit van de Belastingdienst onder druk staat. Ik dank hem overigens voor zijn brief met de heldere en eerlijke analyse die hij ons eerder deze week heeft toegestuurd. Dit onderstreept mijn zorg op dit punt. Ik zou dan ook graag van de staatssecretaris van Financiën willen horen hoe hij dit beslag op de Belastingdienst taxeert.
Handelingen I 2013-2014, nr. 30 - blz. 7
Staatssecretaris Wiebes:
[...]
Ik kom op de twee uitvoeringsaspecten hier. De duurzame uitvoering van dit voorstel is, zo heeft de Belastingdienst mij verzekerd, niet erg complex. Ik heb gemerkt dat er in de volksmond wel meer complexiteiten zijn die voor de Belastingdienst helemaal niet complex zijn. Een ander voorbeeld daarvan is het schijvensysteem. Een minuut, dat interesseert de Belastingdienst niets. Het is helemaal geen complexiteit. Er zijn andere dingen die het verschrikkelijk ingewikkeld maken en die moeten we wegwerken, maar dit is een aftopping, het draaien aan een bestaande knop. De Belastingdienst kan dit.
De eerste zorg was een beetje die van de heer Backer; de werkelijke vraag van de heer Bröcker is hoe het gaat in de transitiefase. Allerlei mensen gaan hun reglementen, concepten en houtskoolschetsen voorleggen. Een simpele berekening leert het volgende. We hebben een team van 35 fte's hiervoor beschikbaar gemaakt. De hoofdlijnentoetsen en het gedetailleerd toetsen samen kosten één medewerker anderhalve dag om het helemaal door te akkeren en te kunnen zeggen of het door de beugel kan. Met 35 fte's en 3 cases in de week doe je er dus 100 per week. We rekenen erop, met een beetje gevoel ervoor en wat schatten per segment, dat er 500 partijen zullen komen die zullen zeggen gebruik te willen maken van die dienstverlening. Dat aantal hebben we opgeschaald naar 800. Dan duurt het geheel dus acht weken. We hebben echter veel meer dan acht weken. Dus ook als het tegenvalt, kunnen we dit aan. We hebben immers niet alleen dit kalenderjaar; de definitieve verwerking kan natuurlijk ook nog volgend kalenderjaar. We denken hier dus alle ruimte voor te hebben. Ik zeg de leden echter het volgende toe. Mocht het echt een factor tien tegenvallen, dan moeten er mensen bij. Dit moet namelijk. Het is geen kwestie van complexiteit maar van capaciteit in de transitiefase.
Brondocumenten
-
voortzetting gezamenlijke behandeling Handelingen EK 2013/2014, nr. 30, item 11
-
gezamenlijke behandeling Handelingen EK 2013/2014, nr. 30, item 9
-
23 september 2014
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
16 september 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
11 september 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
20 mei 2014
toezegging gedaan
Toezegging Beschikbaar stellen geconsolideerde wettekst bij volgende novelle ( 33.610 / 33.847) (T01968)
De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Postema (PvdA), toe om bij de een volgende novelle ingediend door de staatssecretaris van Financiën de Kamer een geconsolideerde wettekst aan te bieden waarmee de met de novelle gepaard gaande wijzigingen ten opzichte van het aanvankelijk ingediende wetsvoorstel inzichtelijk worden gemaakt. Deze 'voucher' kan de Kamer aangeeft naar eigen behoefte gebruiken.
Nummer | T01968 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 20 mei 2014 |
Deadline | 1 juli 2014 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris van Financiën |
Kamerleden | Drs. A. Postema (PvdA) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | overig |
Onderwerpen | doorlopende wetteksten |
Kamerstukken | Novelle Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen en het Belastingplan 2014 (33.847) Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen (33.610) |
Handelingen I 2013-2014, nr. 30 - blz. 12-13
De heer Postema (PvdA):
[...]
Voorzitter. De behandeling van de onderhavige novelle is sterk vergemakkelijkt door de bereidheid van het kabinet om onze Kamer een geconsolideerde tekst te verstrekken waarin de voorgestelde wijzigingen van het vigerende Witteveenkader door het wetsvoorstel Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen (33610), het Belastingplan 2014 (33752) en de onderhavige novelle (33847) zijn verwerkt. Een dergelijk in de hoofdtekst van de wet opgenomen overzicht van wijzigingen komt niet alleen de snelheid, maar ongetwijfeld ook de kwaliteit van de wetgeving ten goede, of in ieder geval van de behandeling van de wetgeving. Ook voor betrokkenen in het veld, die daadwerkelijk met de wetgeving aan de slag moeten, is een dergelijk inzicht in de precieze wetswijzigingen van groot belang. De terughoudendheid van het kabinet in dezen — aan een eerder vergelijkbaar verzoek vanuit de CDA-fractie in de Tweede Kamer werd geen gehoor gegeven — achten wij dan ook onwenselijk en eigenlijk ook wel een beetje merkwaardig. Wij kunnen ons niet aan de indruk onttrekken dat de wetgevingsjuristen op de departementen zelf evenzeer behoefte hebben aan een dergelijke geconsolideerde tekst, zo zij die niet al standaard voorhanden hebben. Wij verzoeken het kabinet dan ook bij toekomstige wetgevingstrajecten wijzigingen ten gevolge van novelles standaard in een geconsolideerde wettekst op te nemen, waarmee de met de novelle gepaard gaande wijzigingen ten opzichte van het aanvankelijk ingediende wetsvoorstel inzichtelijk worden gemaakt. Ook roepen wij de regering op, te bevorderen dat in de toekomst adequate voorzieningen worden getroffen om wetswijzigingen ten opzichte van de oorspronkelijke wettekst alsook eventuele novelles voor alle belanghebbenden inzichtelijk te maken.
Handelingen I 2013-2014, nr. 30 - blz. 5-6
Staatssecretaris Wiebes:
Ik denk dat ik niet heel veel anders kan doen dan aan deze overtuiging vasthouden en op een andere moment in een van de comfortabele stoelen in de gang een gesprek hebben met de heer De Lange over de wijze waarop hij die mechanismen ziet en de wijze waarop ik ze zie. Dan gaan wij in een goede sfeer daarover door. Mochten wij het mechanisme ontdekken, dan ben ik niet te beroerd om te vertellen wat er uit die discussie kwam.
Voorzitter. De heer Postema kwam met een heel ander punt, dat wel een heel serieus punt is. Ik weet dat het niet alleen voor hem een heel serieus punt is, maar voor velen in deze Kamer. Het gaat eigenlijk gewoon over een procedurekwestie. Het gaat over de wijzigingen in wetgeving. Daarover is op verschillende niveaus een discussie geweest, ook naar aanleiding van deze novelle. De discussie is geweest of wetsvoorstellen ook moesten worden voorzien van een stuk waarin de invloed van het wetsvoorstel op de achterliggende wet duidelijk werd gemaakt. De vraag die de heer Postema nu stelt, is eigenlijk dezelfde vraag maar dan op het niveau van de novelle.
Allereerst moet ik zeggen dat ik puur persoonlijk deze vraag erg goed begrijp, want ik priegel zelf altijd nogal om te zien welk lid nu door welk ander lid wordt vervangen. Geen kwaad woord daarover; daar is de Kamer waarschijnlijk bedrevener in dan ik. Als zij het echter al ingewikkeld vindt, weet zij hoe ik erbij sta! Ik vind dat dus volkomen begrijpelijk. Aan de andere kant past het hier nu ook weer niet — ik kijk nu niet alleen naar de heer Postema maar ook naar de voorzitter — om na drie maanden in deze positie te hebben gezeten en nog geen negen uur hier te zijn geweest, als jongste aanwas van het kabinet een parlementaire traditie sinds 1815 op één avond te veranderen. Dat gaat ook weer niet. Ik kan alleen al niet overzien hoe andere bewindspersonen hierover denken, maar kan ook niet nagaan wat het voor de capaciteit zou betekenen. Ik wil dus twee suggesties doen.
De eerste suggestie — misschien is dat allang gebeurd maar het is dan wel goed om het te hebben genoemd — is dat de Voorzitter hierover een keer met de premier en de minister van Veiligheid en Justitie praat. De tweede suggestie is dat ik de Kamer iets aanbied. Omdat ik de vraag heel goed begrijp, wil ik de Kamer bij dezen een voucher overhandigen, in te wisselen bij de volgende novelle van mijn hand. Tegen inlevering van die voucher doe ik wat de Kamer vraagt, maar dan wel in afwachting van een bredere discussie. Ik vind het namelijk een goede vraag, maar het is duidelijk dat ik er vanavond even niet over ga. Ik wil de vraag echter in deze richting beantwoorden.
Handelingen I 2013-2014, nr. 30 - blz. 13
De heer Postema (PvdA):
[..]
Tot slot. Ik denk dat ik namens diverse fracties mag spreken als ik zeg dat ik grote waardering heb gehad voor de tegemoetkoming aan onze vraag om de gewijzigde wetsteksten ten opzichte van de oorspronkelijke wetsteksten te leveren zodat wij snel kunnen zien waar de verschillen precies zitten. Ik heb ook betoogd dat dit niet alleen geldt voor dit huis, maar dat je die behoefte ook terugziet in de Tweede Kamer en — misschien is dat wel het allerbelangrijkste — in het veld. Pensioenuitvoerders en clubs van pensioengerechtigden willen gewoon zien: wat gaat dit voor ons betekenen en moeten we nu zelf met het pennetje, zoals de staatssecretaris het uitdrukte, gaan puzzelen wat precies de wijzigingen zijn geweest ten opzichte van de oorspronkelijke voorstellen? Om die reden hebben wij de vrijheid genomen, het kabinet op te roepen om ook in de toekomst novelles standaard in te bedden in zo'n geconsolideerde wettekst. Wij zouden dat alsnog graag zien. Ook zouden wij graag bevorderd zien dat straks voor die brede doelgroep een faciliteit ontstaat om via consultatie van digitale media direct te kunnen zien hoe de wijzigingen zich verhouden tot de oorspronkelijke tekst. Ik apprecieer de bescheidenheid van de staatssecretaris als, zoals hij dat zei, jongste aanwas van het kabinet. Ik snap ook dat hij enige terughoudendheid heeft om er vanavond toezeggingen over te doen. Ik apprecieer ook de inspanning om onze voorzitter te laten spreken met de minister-president. Die komt hier altijd graag naartoe, al was het maar voor de gevulde koeken. Ook heb ik waardering voor de aangeboden voucher. Niettemin meen ik dat de discussie echt bevorderd wordt door het indienen van een motie waarin beide aspecten, de interne procedure en het belang van toekomstige gebruikers, nog eens wordt onderstreept. Hierbij overhandig ik die motie graag aan de voorzitter.
Brondocumenten
-
voortzetting gezamenlijke behandeling Handelingen EK 2013/2014, nr. 30, item 11
-
gezamenlijke behandeling Handelingen EK 2013/2014, nr. 30, item 9
-
23 september 2014
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
16 september 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
11 september 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
20 mei 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
20 mei 2014
toezegging gedaan