Rappelabele toezeggingen Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Rappel juli 2012)



Dit is het rappel tot 02-07-12.

 




Toezegging Overstap van oude naar nieuwe regeling (31.780) (T01114)

De minister van SZW zegt de Kamer, naar aanleiding van de motie-Westerveld c.s. toe, dat op een later tijdstip - als de overstap van de oude naar de nieuwe regeling mogelijk wordt- zal worden bezien hoe de Wajong’er die overstapt de mogelijkheid kan worden geboden om op die keus terug te komen. De Kamer wordt van de verdere voortgang in kennis gesteld.


Kerngegevens

Nummer T01114
Status voldaan
Datum toezegging 24 november 2009
Deadline 1 januari 2013
Verantwoordelijke(n) Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden dr. M. Westerveld (PvdA)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie lagere regelgeving
Onderwerpen arbeidsparticipatie
overgangsregeling
Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten
Kamerstukken Bevorderen participatie jonggehandicapten door werk en arbeidsparticipatie (31.780)


Uit de stukken

Handelingen I 2009-2010, nr. 10 – blz .305 en 306

Minister Donner:

Over de overgangsregeling is ook een motie ingediend. Ik ben mij bewust van de formulering. Mag ik daar toch dit naast plaatsen? De normale figuur bij  overgangsregelingen is dat mensen in de oude regeling door de wetgever, zonder dat ze een keuze hebben, onder de nieuwe regeling worden gebracht. Het uitzonderlijke in deze situatie is dat wij een keuze bieden. Ik heb al aangegeven wat de motieven zijn. Daarmee is minder goed verenigbaar de mogelijkheid dat men kan kiezen om weer terug te vallen, zeker vanwege de fundamenteel betere bijverdienmogelijkheden in de nieuwe regeling en de situatie na het bereiken van de 27-jarige leeftijd of een stabiele situatie. Het enige wat daartegenover staat, is een grotere drang voor de arbeidsinschakeling. Wij kunnen minder goed werken als men op ieder moment kan kiezen of men weer terug wil in de oude regeling. Mevrouw Westerveld zegt dat het binnen zes maanden is. Als men het binnen zes maanden doet, dan betekent het dat men nooit meer kan kiezen om naar de nieuwe regeling te gaan of, als men dat doet, dat men opnieuw terug kan stappen. Het is uitzonderlijk dat wij zo lang twee regelingen naast elkaar laten bestaan. Dat hangt samen met het feit dat de ingroeimogelijkheden de essentie van de nieuwe regeling zijn en dat wij het niet meer kunnen waarborgen voor het bestaande bestand. Er moet op een gegeven moment wel gekozen worden. Nu ben ik mij ervan bewust dat wij het hebben over een situatie die pas werkelijkheid wordt als wij op basis van de ervaringen met een nieuwe regeling kunnen constateren dat wij het aan kunnen. Als wij ondanks de bedenkingen, van onder anderen de heer Thissen, de werkgevers kunnen vinden en die ondersteuning kunnen bieden, dan bieden wij die mogelijkheden. Ik vind het logischer om dat punt in aansluiting op de uitleg van mevrouw Westerveld onder ogen te zien als wij aan de AMvB toe zijn. Voordat die aan de orde komt, kunnen wij kijken in hoeverre de mogelijkheid die mevrouw Westerveld wenst, gerealiseerd kan worden en op welke wijze dat het beste gedaan kan worden. Dat is beter dan dat wij nu tegenover elkaar komen te staan over een theoretische situatie die zich niet onmiddellijk zal voordoen.

Mevrouw Westerveld (PvdA):

Dank voor de toezegging. Ik begrijp dat de minister zegt dat dit punt terugkomt en dat de Kamer hierover geïnformeerd zal worden. Hij heeft de boodschap verstaan en weet wat ongeveer de bedoeling is. Ik voeg er nog aan toe dat het niet mijn bedoeling is om een regeling tot achter de komma uit te lijnen. Daarom staat er ook het woord ″bijvoorbeeld″ in. Is dat overgekomen?

Minister Donner: Ik ben mij bewust van uw zorgen en die van de andere indieners. Ik heb aangegeven dat er meer fundamentele aspecten aan de orde zijn, ook met betrekking tot de overgang, en dat het geen vrije keuze kan blijven. Ik heb toegezegd dat wij, mijn opvolger of ik, op dit punt zullen terugkomen voordat wij aan de AMvB toekomen, vooral ook in het licht van de ervaringen die wij dan hebben en met het oog op de manier waarop wij dat doen. Dan zullen wij bekijken in hoeverre daaraan voldaan kan worden, dan wel of wij daar eventueel op andere wijze een mouw aan kunnen passen.

Handelingen I 2009-2010, nr. 11 – blz. 316

Mevrouw Westerveld (PvdA):

In het debat van de vorige week heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid laten weten dat hij in beginsel niet onwelwillend staat tegenover de constructie waar in deze motie om wordt gevraagd, namelijk dat een Wajong’er die overstapt van het oude naar het nieuwe regime in zekere gevallen een beperkte tijd krijgt om op die keus terug te komen. Hij heeft ons laten weten dat de vraag hoe die variant het beste kan worden uitgewerkt, zal worden bezien door hem of door zijn opvolger op het moment dat dit actueel wordt, dus als de overstap van oud naar nieuw mogelijk wordt. Hij heeft ten slotte toegezegd dat de Kamer tijdig van de verdere voortgang op dit onderdeel in kennis zal worden gesteld. Onder die omstandigheden heeft mijn fractie geen behoefte om deze motie thans in stemming te brengen. Wij willen deze dan ook tot nader order aanhouden.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Communicatie met burgers (32.697) (T01371)

De minister van SZW zegt de Kamer, naar aanleiding van een opmerking van het lid Nagel, toe na te gaan hoe betrokkenen over de korting op de AOW-partnertoeslag geïnformeerd zijn en te bezien hoe de communicatie met burgers verbeterd kan worden.


Kerngegevens

Nummer T01371
Status voldaan
Datum toezegging 28 juni 2011
Deadline 1 juli 2012
Verantwoordelijke(n) Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden J.G. Nagel (50PLUS)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen burgers
communicatie
informatieverstrekking
ouderen
Kamerstukken Novelle Korting op de toeslag op grond van de Algemene Ouderdomswet voor de partner die jonger is dan 65 jaar (32.697)


Uit de stukken

Handelingen I 2010-2011, nr. 32 - blz. 31

De heer Nagel (50PLUS):

Als 40%van de ouderen geen internet heeft, is dat een belangrijk gegeven. Daar wordt een beetje overheen gefietst door de minister. Hij bedenkt nog een uitweg, namelijk dat de mensen toch kunnen bellen. Maar het is toch niet reëel dat mensen die acht maanden niets gehoord hebben en daardoor denken dat het van de baan is, opeens bedenken dat ze maar even zullen bellen? Alsof het bellen naar het ministerie of de SVB zo gemakkelijk is. Dat is een lijdensweg. De minister had in de voorlichting veel actiever moeten zijn. Twee keer per jaar gaat een bericht uit naar alle AOW'ers over de verhoging. In mei wordt de verrekening van het vakantiegeld verstuurd. De minister had daar gemakkelijk een briefje bij kunnen doen met de stand van zaken op dat moment. Dat was een heel klein beetje service geweest, die je van een goed functionerende overheid mag verwachten. Neen, het is hooghartig: we hebben niets te melden en mensen kunnen toch bellen als zij acht maanden niets gehoord hebben. Met dergelijke redeneringen vervreemdt de overheid zich van de burger. In eerste instantie sprak ik over het onderzoek van Maurice de Hond. Daaruit blijkt dat maar 74% van de mensen ouder dan 50 jaar zegt dat ze in Den Haag maar wat doen. Zij voelen zich machteloos. Kennelijk is dit kabinet het percentage nog niet hoog genoeg. De kloof tussen wat de politici doen en wat de burgers ervaren, neemt alleen maar toe.

Handelingen I 2010-2011, nr. 32 - blz. 38-39

Minister Kamp: Ik denk dat de heer Nagel, met alle respect, de Sociale Verzekeringsbank onrecht doet. Hij zegt dat het een drama is om met die organisatie te bellen. Het is een van de meest klantvriendelijke organisaties van Nederland, een zeer goed functionerende organisatie, waar men je, ook telefonisch, op een goede manier bedient. Dat neemt niet weg dat ik mij de woorden van de heer Nagel aantrek. Ik ga kijken hoe wij dat in vergelijkbare situaties deze keer hebben gedaan en hoe wij dat de volgende keer mogelijk beter kunnen doen. Iedere keer dat wij dingen doen en er achteraf op terugkijken, moeten wij nagaan of die beter kunnen. Ook in dit geval zal ik proberen lessen te trekken.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Kenbaar maken door SVB van individuele regeling voor particulier verzekerden met AOW-gat (32.846) (T01427)

De Minister van SZW zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Rey, toe met de SVB te bespreken op welke wijze de mogelijkheid van een individuele regeling voor particulier verzekerden waarvan de uitkering eindigt op de eerste dag van de maand waarin iemand 65 jaar wordt, onder de aandacht van deze groep kan worden gebracht.


Kerngegevens

Nummer T01427
Status voldaan
Datum toezegging 29 november 2011
Deadline 1 juli 2012
Verantwoordelijke(n) Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden J.F.B. van Rey (VVD)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen Algemene Ouderdomswet
individuele regelingen
Sociale Verzekeringsbank
Kamerstukken Wijziging ingangsdatum AOW-ouderdomspensioen (32.846)


Uit de stukken

Handelingen I 2010-2011, nr. 9 - blz. 9-8-37 - 9-8-47

Blz. 40

Minister Kamp:

Eigenlijk zit het probleem alleen bij die groep waar een koppeling is gelegd tussen het moment waarop de uitkering eindigt en het moment waarop de AOW ingaat. Dat is aan de orde in slechts een klein deel van de gevallen. Voor die kleine groep zijn er twee moge-lijkheden. Het kan zijn dat de verzekeraar gezegd heeft dat de uitkering eindigt bij het ingaan van de AOW. Als het zo is geformuleerd, ligt het risico bij de verzekeraar en moet die dit probleem pakken. Als er gezegd is dat de uitkering eindigt op de eerste dag van de maand waarin je 65 jaar wordt, ligt het probleem echt bij de verzekerde zelf. Naar mijn inschatting betreft dit een zeer kleine restgroep. Daar zit een probleem van eenmalige gemiddeld € 415 bruto dat opgelost moet worden. [...] Niet iedereen die eenmalig geconfronteerd wordt met gemiddeld € 415 bruto, heeft daarmee een probleem. Degenen die daarmee wel een probleem hebben, kunnen contact opnemen met de SVB. In overleg met de SVB kan de eerste AOW-uitkering naar voren worden gehaald om ervoor te zorgen dat zij eerder de beschikking krijgen over het geld. De SVB is bereid om, zodra de Kamer zich uitgesproken heeft, dit voor de mensen die dat nodig hebben en die daarom vragen individueel tot een gewenste uitkomst te komen.

Blz. 42

De heer Van Rey (VVD):

Het derde punt dat ik zou willen noemen is dat ik blij ben met de oplossing van de Sociale Verzekeringsbank. Ik vraag de minister, dat de SVB dit vooral proactief oppakt. Ook als mensen er niet naar vragen, moet het eventueel wel meegedeeld worden.

Blz. 46

Minister Kamp:

De heer Van Rey heeft gevraagd of de SVB kenbaar kan maken dat deze regeling er is. We spreken dus over een kleine groep mensen die particulier verzekerd is. Zij kunnen het niet dragen en moeten dus worden geholpen. Daarvoor kunnen zij een beroep doen op de Sociale Verzekeringsbank. Naar mijn mening moet je niet iedereen daarmee lastig vallen. Dat zou te veel non-informatie zijn voor mensen die daar geen belang bij hebben, maar het is wel belangrijk dat degenen die er wel belang bij hebben daar kennis van kunnen nemen. Ik zal met de Sociale Verzekeringsbank bespreken op welke wijze we dat kunnen bereiken.


Brondocumenten


Historie

  • 3 april 2013
    nieuwe status: voldaan
    Voortgang:
    documenten:
  • 18 september 2012
    nieuwe deadline: 1 juli 2012
    nieuwe status: openstaand
    Voortgang:
    Opmerking: Niet afgehandeld met brief aan Tweede Kamer over de gevolgen van de
    wijziging van de ingangsdatum van het AOW-ouderdomspensioen naar
    de dag van de verjaardag (Kamervragen Ortega-Martijn, Kamerstuknr.
    2011–2012/2078, 3 april 2012). Deze vragen gaan niet in op de toezegging (het onder de aandacht brengen van de mogelijkheid van een individuele regeling voor particulier verzekerden met AOW-gat door de SVB.
    documenten:
  • 29 november 2011
    toezegging gedaan






Toezegging Overgangsproblematiek bij lopende pre- en VUT-pensioenregeling (32.846) (T01428)

De Minister van SZW zegt de Kamer, naar aanleiding van opmerkingen van de leden Noten en Elzinga, toe na te gaan hoe de VUT- en prepensioenfondsen en de pensioenfondsen de overgangsproblematiek voor een deel van de mensen met een lopende pre- en VUT-pensioenregeling hebben opgelost en zal de Kamer hierover informeren.


Kerngegevens

Nummer T01428
Status voldaan
Datum toezegging 29 november 2011
Deadline 1 april 2012
Verantwoordelijke(n) Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden A. Elzinga (SP)
drs. H.C.P. Noten (PvdA)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Algemene Ouderdomswet
prepensioenen
Regeling Vervroegde Uittreding
Kamerstukken Wijziging ingangsdatum AOW-ouderdomspensioen (32.846)


Uit de stukken

Handelingen I 2010-2011, nr. 9 - blz. 9-8-37 - 9-8-47

Blz. 39

Minister Kamp:

Dan hebben we een derde groep van mensen die een lopende pre- en VUT-pensioenregeling hebben. Voor tweederde deel van de mensen die een lopende pre- en VUT-pensioenregeling hebben, is er geen probleem, omdat ook voor hen het prepensioen doorloopt tot het moment dat de AOW-uitkering begint, ook in de nieuwe situatie. Voor een derde deel van hen bestaat er wel een probleem. De meeste van deze mensen krijgen een uitkering uit een apart VUT-fonds. In die VUT-fondsen zitten reserves omdat er veranderingen kunnen optreden die opgevangen moeten worden.

De heer Elzinga (SP):

Voordat we overgaan op de uitvoering door de gewone pensioenfondsen waar de grootste problemen zitten, het volgende. De minister zegt dat de VUT- en prepensioenfondsen budgettair de ruimte hebben om dit probleem op te lossen. Dat wil nog niet zeggen dat ze het moeten oplossen. Het is niet per se in het belang van het fonds, maar uiteraard wel in het belang van deze mensen. Zij zitten immers met een inkomensgat. Hoeveel van deze mensen gaan in de schatting van de minister daadwerkelijk geen inkomensgat ondervinden? Waar stuurt hij op aan en wat kan hij daarin garanderen?

Blz. 39-40

Minister Kamp:

[...] bij twee derde deel van de mensen met een VUT of prepensioen is er ook geen probleem en bij een derde deel van de gevallen wel. Van ruim de helft van dat een derde deel kan het gemakkelijk via de vrije reserves van het VUT- en prepensioenfonds worden opgelost. Voor het kleine overblijvende deel gaat het om een bedrag van 70 euro cent per jaar als je het doet door middel van de premie en om 0,5% als je de drie jaar durende prepensioenuitkering aanpast.

Blz. 46

De heer Noten (PvdA):

De minister goochelt met andermans geld en dat doet hij heel overtuigend, maar hij goochelt met andermans geld. De vraag die hier aan de orde is, is of de hypotheses die hij hier formuleert, over de oplossingen die de pensioenfondsen en de VUT-fondsen en de sociale partners kunnen bedenken, ook zullen worden toegepast. Het punt is: daar gaat de minister helemaal niet over. Dus dat kan hij wel veronderstellen, maar dat weet hij niet zeker. Dus mijn vraag is: is de minister bereid om voor 1 april de Kamer te laten weten in hoeverre alle hypotheses die hij nu formuleert ook werkelijkheid zijn geworden? Ofwel: gaan wij er inzicht in krijgen of die pensioenfondsen, die VUT-fondsenen die verzekeringsmaatschappijen dat hebben gedaan? Dat lijkt mij uiteindelijk de relevante vraag, niet of het kan maar of het gebeurt.

Minister Kamp:

Ten aanzien van de inschatting van de heer Noten kan ik zeggen dat wij de hele dag met de sociale partners te maken hebben en zij de hele dag met ons. Er zijn ik-weet-niet-wat-voor problemen allemaal op te lossen, problemen bij hen en problemen bij ons. Daar werken wij gezamenlijk aan. Dit probleem is heel redelijk oplosbaar. Als je 375 mln. in VUT- en prepensioenfondsen hebt zitten en je niet bereid bent om de helft van 39 mln. te benutten om voor de groep mensen voor wie je in het leven geroepen bent een probleem op te lossen, dan kan ik het ook niet meer volgen. Het lijkt mij vanzelfsprekend dat dit door de VUT- en prepensioenfondsen wordt gedaan. Het lijkt mij ook vanzelfsprekend dat de pensioenfondsen dit probleem oplossen. Natuurlijk ben ik bereid om na enige tijd te bekijken hoe dit is gelopen en de beschikbare informatie met de Kamer te delen. Het zou echter vreemd zijn als de sociale partners en de regering in dit land bij alle problemen waar zij voor staan, op het punt van pensioenen in het bijzonder, elkaar bij dit soort dingen zouden tegenwerken in het nadeel van de mensen voor wie de sociale partners opkomen, namelijk voor de huidige en toekomstige pensioengerechtigden.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Reactie advies commissie-Westerlaken (33.000) (T01432)

De Minister van Algemene Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Barth, toe middels een brief van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in te gaan op het advies van de commissie-Westerlaken.


Kerngegevens

Nummer T01432
Status voldaan
Datum toezegging 25 oktober 2011
Deadline 1 januari 2012
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister van Algemene Zaken
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden Drs. M.A.M. Barth (PvdA)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Wet sociale werkvoorziening
Kamerstukken Miljoenennota 2012 (33.000)


Uit de stukken

Handelingen I 2011-2012, nr. 4 - blz. 68, 83.

Mevrouw Barth (PvdA):

Ik heb de minister-president gevraagd of hij kan ingaan op het advies van de commissie-Westerlaken hierover. De commissie is naar onze opvatting met heel goede ideeën gekomen over de toekomstige inrichting van beschut werken en gedetacheerd werken. De commissie maakt dat onderscheid. Zij doet ook een dringend beroep op het kabinet om toch op een andere manier te kijken naar de bezuiniging die op dit onderwerp is ingeboekt, omdat het uitsluitend willen halen van die enorme bezuiniging bij alleen de nieuwe gevallen tot een enorme hypotheek leidt op juist de inhoudelijke vernieuwing, waarvan iedereen ziet dat dat op dit dossier een heel goede zaak zou zijn.

Minister Rutte:

Aan de overzijde is daar een verzoek over gedaan, er is nu hier een verzoek gedaan, er komt een brief van de staatssecretaris waarin hij ingaat op het advies van de commissie-Westerlaken. Dat is een man die ik heel hoog heb zitten, dus dat advies zullen we zorgvuldig bestuderen.

Mevrouw Barth:

Nu heb ik in eerste termijn van de heer Hermans gehoord dat hij bij bezuinigingen altijd bereid is om te kijken naar modaliteiten. Toen ik die vraag in eerste termijn stelde,had ik het over dit onderwerp. Wij vinden die taakstelling veel te hoog. Maar het ontbreekt wel aan mogelijkheden om naar andere wegen te kijken om die bezuiniging binnen te halen. Juist die zorgen ervoor dat het bijna onmogelijk is – daar vertel ik geen nieuws mee – om dit dossier op een verstandige manier voor elkaar te krijgen. Werkgevers klagen daarover, werknemers klagen erover, dus komt er in die brief ook ruimte om op een andere manier met die taakstelling om te gaan?

Minister Rutte:

Wij komen met een reactie op "Westerlaken". We zijn bezig met het uitwerken van onze plannen op dat terrein, en dan gaat de normale parlementaire behandeling plaatsvinden. Dat is het moment om met elkaar over alternatieven te spreken. Zo gaat dat toch?

(...)

Mevrouw Barth:

Wij zijn ook blij met de toezeggingen over de Wsw. Wij zien de reactie van het kabinet op het advies van de commissie-Westerlaken met zeer veel belangstelling tegemoet. We zijn ook heel blij dat we hebben kunnen constateren dat er vandaag toch wat ruimte is ontstaan in de modaliteiten waarlangs de bezuiniging op de Wsw en de Wet werken naar vermogen zal worden ingevuld.


Brondocumenten


Historie