Rappelabele toezeggingen Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Rappel juli 2012)



Dit is het rappel tot 02-07-12.

 




Toezegging Participatie en zeggenschap huurders via andere werkvormen en methoden (30.856) (T00863)

De minister voor Wonen, Wijken en Integratie zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Meindertsma, toe dat zij apart met de Woonbond overleg wil plegen over nieuwe werkmethoden voor de vormgeving van participatie en zeggenschap van huurders en bewoners. Tevens zal zij nagaan of het de moeite waard is om een aantal huurdersorganisaties pilots te laten doen.


Kerngegevens

Nummer T00863
Status voldaan
Datum toezegging 23 september 2008
Deadline 1 januari 2011
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister voor Wonen, Wijken en Integratie
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Kamerleden M.C. Meindertsma (PvdA)
Commissie commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koningin (BZK/AZ)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen huurders
zeggenschap
Kamerstukken Verbetering positie en zeggenschap huurders (30.856)


Uit de stukken

Handelingen I 2008-2009, nr. 1 - blz. 14

(...) 

Blz. 17

Mevrouw Meindertsma (PvdA):

Wij worstelen, zoals u merkt, met het dilemma dat enerzijds aan huurdersorganisaties wettelijk meer formele invloed toegekend wordt en wij anderzijds in de praktijk van alledag constateren dat de huurdersorganisaties net als de raden van toezicht van corporaties vergrijzen, weinig multicultureel zijn samengesteld en steeds moeilijker vrijwilligers kunnen vinden voor de bestuursbanen.

(...) Hoewel wij positief gestemd zijn over de verschillende initiatieven die reeds genomen worden, moet er naar ons oordeel nog versnelling aangebracht worden. Wij zouden daarvoor een ernstig beroep willen doen op de minister om deze problematiek niet te onderschatten en samen met de Woonbond, maar zeker ook met instanties als Forum en de SEV, gemeenten en corporaties, ondersteund door onderwijs en wetenschap, zichtbaar te investeren in een zoektocht naar nieuwe werkmethoden en instrumenten om huurders/bewoners meer en beter te betrekken bij de vormgeving en het beleid rond de eigen woning, straat en wijk en daarover beide Kamers te informeren en met voorstellen te komen tot verbetering. Het is nooit verkeerd om in die zoektocht ook buitenlandse ervaringen te betrekken.

(...)

Blz. 18

Juist omdat wij als PvdA-fractie de positie en zeggenschap van de huurder daadwerkelijk willen verbeteren en ook zouden willen streven naar nieuw vormen van eigenaar- en aandeelhouderschap, is niet alleen een wettelijke verankering noodzakelijk zoals in deze overlegwet vastgelegd is en nu aangevuld wordt, maar is het ook nodig om nieuwe participatie- en zeggenschapsvormen te ontwikkelen en die mogelijk op termijn wettelijk te verankeren. Als daar niet fors op ingezet wordt, dan dreigt er een spagaat te ontstaan van toenemende formele zeggenschap en afnemende legitimatie door geringe en eenzijdige deelname van de huurderspopulatie aan de formele organisatie. Dat vergroot de kloof tussen de instituties en de samenleving, want ook een huurdersorganisatie is dan een institutie. Wij hopen en verwachten dat de minister onze zorgen deelt en zich als minister voor Wonen, Wijken en Integratie als eerste verantwoordelijk voelt om aan dit urgente vraagstuk te gaan werken en om dit onderdeel te laten uitmaken van de belangrijkste prestaties voor 2009, zoals in de systematiek begroting past. Graag een reactie van de minister op dit punt.

Blz. 37

Minister Vogelaar

Voor het bereiken van allochtonen werkt de Woonbond vrij intensief samen met FORUM, het expertisecentrum voor minderheden. Met woonateliers probeert men mensen op een andere manier bij de activiteiten te betrekken. Wat mij betreft is dit een belangrijk aandachtspunt en ik ben dan ook bereid om toe te zeggen dat ik apart met de Woonbond overleg wil plegen over de vraag of wij nog andere initiatieven kunnen nemen.

Mevrouw Meindertsma noemde SEF, maar ik weet dat er in Amsterdam ook een zeer actieve club is die met bewonersparticipatie bezig is. Ik wil mij nu niet binden aan SEF, maar wel nagaan of het de moeite waard is om een aantal huurdersorganisaties pilots te laten doen. Dat zeg ik graag toe.

Blz. 38

Mevrouw Meindertsma (PvdA)

De minister heeft toegezegd dat zij nog eens uitdrukkelijk zal kijken naar de wijze waarop participatie en zeggenschap ook via andere werkvormen en methoden beklemtoond kunnen worden. Wij zijn daar blij mee. Bij komende debatten hopen wij daar verslag van te krijgen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging De Kamer zal per brief worden geïnformeerd op welke wijze de regering de toegezegde legislatieve terughoudendheid ten aanzien van de BES zal waarborgen (31.954) (T01157)

De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van de leden Doek (CDA) en Ten Hoeve (OSF), toe dat zij de Kamer per brief zal informeren op welke wijze de regering de toegezegde legislatieve terughoudendheid ten aanzien van de BES zal waarborgen.


Kerngegevens

Nummer T01157
Status voldaan
Datum toezegging 11 mei 2010
Deadline 1 januari 2012
Voormalige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Kamerleden drs. H.A. Doek (CDA)
drs. H. ten Hoeve (OSF)
Commissie commissie voor Koninkrijksrelaties (KOREL)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Caribisch Nederland
legislatieve terughoudendheid
Kamerstukken Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (31.954)


Uit de stukken

Handelingen I 2009/10, nr. 28 – blz. 1162

Doek (CDA):

Ik begin met de WolBES. Een belangrijk aspect van de onderhavige wetsvoorstellen is dat de eerste vijf tot zes jaar na de invoering van deze wetgeving een periode van legislatieve terughoudendheid in acht zal worden genomen. In de nota naar aanleiding van het verslag

wordt aangegeven dat de regie hierover komt te liggen bij het ministerie van Binnenlandse Zaken, bij de minister of de staatssecretaris. Omdat het niet alleen gaat om terughoudendheid, maar ook om toetsing aan het nieuwe artikel I, lid 2 van het Statuut en om het consulteren van de bestuurscolleges omtrent ingrijpende beleidsvoornemens, acht de CDA-fractie medeondertekening van eventuele wetgeving door de verantwoordelijke bewindsvrouw of bewindsman van BZK noodzakelijk. Gaarne een reactie van de staatssecretaris.

Handelingen I 2009/10, nr. 28 – blz. 1169-1170

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

De heer Doek heeft een vraag gesteld over de ondertekening. Er zal sprake zijn van een periode van legislatieve terughoudendheid na de transitie. De Kamer weet dat wij eraan hechten om in die periode legislatief relatief terughoudend te zijn. De heer Doek vroeg of het feit dat de minister of staatssecretaris van BZK de regie heeft tijdens deze periode van terughoudendheid, betekent dat de BES-wetsvoorstellen mede ondertekend moeten worden, en dat zij moeten worden getoetst tegen de achtergrond van het nieuwe artikel 1, lid 2 van het Statuut. Het antwoord daarop is als volgt. Voor zover het specifieke BES-wetgeving betreft, dus wetgeving die alleen van toepassing zal zijn op de BES-eilanden, zal de verantwoordelijke minister of staatssecretaris van BZK deze wetgeving inderdaad medeondertekenen. Deze medeondertekening zal gepaard gaan met een toets, waarbij wordt gevraagd of specifieke maatregelen voor de BES-eilanden gerechtvaardigd zijn. Wat steeds aan de orde moet zijn, is immers de vraag of de maatregelen ook nodig zijn voor de BES-eilanden. Zoals de woordvoerders weten, is daarover ook overleg nodig met de BES-eilanden. Ik vind het echter te ver gaan als de bewindspersoon van BZK ook nieuwe Nederlandse wetgeving van andere ministers moet meeondertekenen, dus wetgeving die mede van toepassing moet worden op de BES-eilanden. Ik weet niet of de heer Doek daarop doelt. Ik zou dat zelf een stap ver vinden gaan. Als de wetgeving specifiek is gericht op de BES-eilanden, lijkt meeondertekenen mij heel redelijk. Het lijkt mij echter wat te ver gaan om alle wetgeving mee te laten ondertekenen door de verantwoordelijke  bewindspersoon van BZK.

Doek (CDA):

Daar gaat het wel om. Het lijkt zo klaar als een klontje dat wordt ondertekend bij wetgeving die specifieke van toepassing is op de BES-eilanden. Ik ben er echter juist bang voor dat bij de enorme brij wetgeving die normaal over ons wordt uitgestort, departementen dingen regelen waarbij later ineens blijkt dat het ook van toepassing is op de BES-eilanden. Wellicht blijkt dan achteraf dat als men dat van tevoren zorgvuldig had bekeken, de toetsing had moeten plaatsvinden aan artikel 1, lid 2 van het Statuut. Verder blijkt dan wellicht achteraf dat overlegd had moeten worden met de gedelegeerde aldaar, zoals is afgesproken. Ik zeg dit met name tegen de achtergrond van het feit dat wij hebben afgesproken dat wij een rustige legislatieve periode van een jaar of vijf zouden ingaan. Wij moeten daarop ook als parlement een beetje controle kunnen houden. Wij moeten kunnen zien dat de verantwoordelijke bewindsvrouw of -man daarover haar of zijn oordeel heeft gegeven. Daarom lijkt meeondertekenen ons juist een prima garantiemiddel.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Er kan niet zomaar van alles worden ingevoerd op de BES-eilanden. Wij kijken daarnaar heel nadrukkelijk. Er moet over worden overlegd. Besluiten die in de ministerraad worden genomen, zijn bovendien altijd collegiale besluiten. Men kijkt dus ook mee; dat hebben wij nadrukkelijk afgesproken. Ik heb er echter wel wat vragen bij als wordt voorgesteld om alle wetgeving van andere departementen mee te ondertekenen. Die vragen heb ik niet als het om ondertekening van de specifieke in te voeren wetgeving gaat, ook als die wetgeving andere beleidsterreinen betreft; dat moet helder zijn.

Handelingen I 2009/10, nr. 28 – blz. 1180-1181

Ten Hoeve (OSF):

Mijn tweede punt heeft hier in wezen mee te maken. De heer Doek bracht in eerste termijn naar voren dat het misschien nuttig is om toch vast te houden aan het medeondertekenen van alle wetgeving die voor de BES-eilanden gaat gelden door de voor koninkrijksaangelegenheden verantwoordelijke bewindsman of bewindsvrouw van BZK. Dat lijkt mij uiteindelijk geen slecht idee, omdat dit inderdaad de mogelijkheid geeft om alle wetgeving die wordt losgelaten, ook op de BES-eilanden, te checken op de vraag: moet dit nu wel?. Dat is in overeenstemming met mijn uitgangspunt: houd alles in de gaten. Het worden nu uitdrukkelijk aparte onderdelen van onze maatschappij, met hun eigen rechten als collectief. Check dat maar elke keer; ik ben daar niet op tegen.

Handelingen I 2009/10, nr. 28 – blz. 1181-1182

Doek (CDA):

Ik was blij dat de heer Ten Hoeve al terugkwam op de medeondertekening. We noteren dat die van toepassing is op specifieke BES-wetgeving. Ik wil echter de volgende argumenten toch nog in overweging geven. Tegen de achtergrond van de beperkte ambtelijke capaciteit op de drie BES-eilanden lijkt het me ook als geste naar hen toe belangrijk om te weten dat bijvoorbeeld een Nederlandse onderwijswet ook op hen van toepassing wordt. Dit kan een signalering zijn in de richting van het ambtelijke apparaat en de bestuurderen van de drie eilanden, maar tegelijkertijd een signalering naar ons als controlerende parlementariërs hier: wacht, let even op. De staatssecretaris kan wel zeggen dat het allemaal via de ministerraad gaat, maar daar komt heel veel langs. Het moet de zorgplicht van dit ministerie, van deze staatssecretaris zijn om de toegezegde terughoudende opstelling voor de komende vijf, zes jaar te zekeren. Ik krijg graag van haar een toezegging op dat punt. Dat kan in de vorm van medeondertekening, maar wellicht valt het ook op een andere wijze te regelen. De staatssecretaris kan eventueel nog in een brief terugkomen bij de Kamer op hoe zij dat vorm wil geven. Enige vorm op dat terrein lijkt mij op zijn plaats in het licht van de zorg die ik heb uitgesproken.

Handelingen I 2009/10, nr. 28 – blz. 1184

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

De heer Ten Hoeve stelde voorts een vraag over de medeondertekening, hetzelfde punt als de heer Doek nadrukkelijk inbracht. Laat ik in mijn antwoord de punten van de heer Doek tegelijk meenemen. De manier waarop ik naar dit wetgevingstraject kijk, is de volgende. Een wetgevingsprocedure moet altijd een zorgvuldige procedure zijn. Er moet sprake zijn van goede interdepartementale samenwerking. Alles komt langs een ambtelijk voorportaal, alles komt langs de ministerraad, alles gaat langs de Raad van State en alles gaat langs de Tweede en Eerste Kamer. Mijn idee is steeds geweest dat het dan, afgezien van wat specifiek op de BES-eilanden van toepassing is, niet aan onze aandacht kan ontsnappen als er iets gebeurt. Ik ben best bereid om daarover een brief te sturen. Dat vroeg de heer Doek specifiek. Hij vroeg om hierover na te denken en dat ook interdepartementaal af te stemmen. Misschien moeten wij het ministerraadformulier aanpassen. Dat zou een goede optie kunnen zijn.


Brondocumenten


Historie







Toezegging De Eerste Kamer zal geïnformeerd worden over de voortgang en de resultaten van het onderzoek dat Aruba doet naar de wenselijkheid van aansluiting bij diverse consensusrijkswetten (31.568) (T01225)

De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Lagerwerf-Vergunst (ChristenUnie), toe dat de Eerste Kamer geïnformeerd zal worden over de voortgang en de resultaten van het onderzoek dat Aruba doet naar de wenselijkheid van aansluiting bij diverse consensusrijkswetten die tot stand zijn gekomen en tot stand komen in het kader van de nieuwe staatkundige structuur van het Koninkrijk.


Kerngegevens

Nummer T01225
Status afgevoerd
Datum toezegging 6 juli 2010
Voormalige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Kamerleden mr. E.F. Lagerwerf-Vergunst (ChristenUnie)
Commissie commissie voor Koninkrijksrelaties (KOREL)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen Aruba
consensusrijkswetten
onderzoek
Kamerstukken Staatkundige vernieuwing van het Koninkrijk (31.568)


Uit de stukken

Handelingen I 2009-2010, nr. 36 - blz. 1585-1586

Lagerwerf-Vergunst (ChristenUnie)

Aruba is, anders dan bij de wetsvoorstellen in het eerste blok dat wij vandaag behandelen, geen partij bij deze wetsvoorstellen. Wij vinden het echter zeer wenselijk om Aruba bij de rijkswetten over de politie en het Openbaar Ministerie te betrekken, gelet op de in koninkrijksverband vereiste harmonisatie in het opsporingsbeleid, de  samenwerkingsafspraken en de naleving hiervan. Wij zijn erover verheugd dat de staatssecretaris blijkens de beantwoording op onze schriftelijke vragen dit belang onderschrijft. Zij heeft gememoreerd aan hetgeen samen met de minister-president van Aruba – ik ben daarom blij dat de minister-president van Aruba ook bij dit blok van de wetsvoorstellen in de zaal is – in een gezamenlijke agenda is verklaard. Dat is namelijk dat het in het belang van een goede samenwerking binnen het Koninkrijk wenselijk is dat Aruba zo veel mogelijk aansluiting heeft bij de consensusrijkswetten die tot stand komen in het kader van het staatkundig proces van de Nederlandse Antillen. Zij stellen vervolgens dat deze aansluiting het best kan worden bereikt na de transitiedatum via een  consensusrijkswet tot wijziging van de consensusrijkswetten en dat Aruba momenteel de wenselijkheid van aansluiting bij diverse rijkswetten onderzoekt. Kan de staatssecretaris inmiddels iets over de stand van dat onderzoek zeggen? Is zij bereid om deze Kamer te informeren over de voortgang en het resultaat van dit onderzoek?

Handelingen I 2009-2010, nr. 36, blz. 1599

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Mevrouw Lagerwerf vroeg naar de stand van zaken met betrekking tot de aansluiting van Aruba bij de rijkswetten. De regering van Aruba heeft aangegeven zich te willen aansluiten bij de regelingen die betrekking hebben op het openbaar ministerie, de politie en de rechtshandhaving in het algemeen. Dat vind ik belangrijk. Gezegd is dat dit traject wordt opgepakt nadat het is afgerond. Je kunt niet alles tegelijk doen. Voor Aruba geldt niet het financieel toezicht en het land heeft ook aangegeven zich niet bij een dergelijke regeling te willen voegen. Aruba heeft natuurlijk ook geen schuldsanering gehad. Het land heeft op eigen kracht de positie bereikt waarin het nu verkeert.

Handelingen I 2009-2010, nr. 36, blz. 1607

Lagerwerf-Vergunst (ChristenUnie)

Het enige punt waarop ik wil terugkomen, zowel bij de staatssecretaris als bij de minister, is datgene wat ik gevraagd heb over de positie van Aruba. De staatssecretaris heeft het met name gehad over de rijkswet financieel toezicht – als ik mij het goed herinner; ik was namelijk enigszins overvallen omdat ik dacht dat dit nog de eerste termijn was – terwijl mijn insteek met name was gericht op de criminaliteitsbestrijding en de rechtshandhaving: de rijkswetten politie en OM. Ik heb aan de staatssecretaris gevraagd of zij kan toezeggen dat de uitkomsten van het onderzoek periodiek ter kennis worden gebracht van de Kamer. Daar heb ik nog geen antwoord op gekregen.

Handelingen I 2009-2010, nr. 36, blz. 1610

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Mevrouw Lagerwerf sprak over de resultaten van het periodiek onderzoek. Wij zullen de Kamer die ter kennisname sturen. Ik weet niet zeker of ik daarop wel of niet had geantwoord.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Toezending conceptversie richtlijn (22.112 / 31.544, CK) (T01237)

De staatssecretaris voor Europese Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van een verzoek van de commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis der Koningin, toe dat, wanneer het richtlijnvoorstel in de besluitvormende fase komt, het kabinet voorafgaande aan de desbetreffende Raad de definitieve (concept)versie van de richtlijn aan de Eerste Kamer opstuurt.


Kerngegevens

Nummer T01237
Status openstaand
Datum toezegging 17 april 2010
Deadline 1 januari 2024
Voormalige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Commissie commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA)
Soort activiteit Schriftelijk overleg
Categorie overig
Onderwerpen discriminatie
gelijke behandeling
richtlijnen
Kamerstukken Europees voorstel voor richtlijn gelijke behandeling (31.544)
Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie (22.112)


Uit de stukken

Kamerstukken I 2008/09, 22 112 / 31 544, CK, p. 2:

De commissie verzoekt de regering de definitieve versie van de richtlijn waarover in de Raad besluitvorming moet plaatsvinden ruimschoots voorafgaand aan de desbetreffende Raad aan de Kamer te doen toekomen opdat nog de mogelijkheid van een (nader) overleg bestaat.

Kamerstukken I 2008/09, 22 112 / 31 544, CK, p. 3:

Wanneer het richtlijnvoorstel in de besluitvormende fase komt, zal het kabinet – zodra de betreffende stukken beschikbaar zijn – voorafgaande aan de desbetreffende Raad de definitieve (concept)versie van bovengenoemde richtlijn aan u doen toekomen.

Zie voor meer informatie ook Edossier E080071


Brondocumenten


Historie







Toezegging Vermindering aantal kamerzetels (33.345) (T01253)

De minister-president, minister van Algemene Zaken, zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Kox, toe in de memorie van toelichting bij het voorstel tot grondwetswijziging houdende vermindering van het aantal kamerzetels in te zullen gaan op de verschillende modaliteiten, waaronder de variant van één Kamer.


Kerngegevens

Nummer T01253
Status voldaan
Datum toezegging 7 december 2010
Deadline 1 januari 2012
Verantwoordelijke(n) Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Kamerleden M.J.M. Kox (SP)
Commissie commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koningin (BZK/AZ)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Eerste Kamer
memorie van toelichting
zetels
Kamerstukken Vermindering van het aantal leden van de Tweede Kamer en de Eerste Kamer (33.345)


Uit de stukken

Handelingen I 2010-2011, nr. 10 - blz. 18

De heer Kox (SP): Zoals u weet, is mijn partij voorstander van een Staten-Generaal met één Kamer en daardoor meer slagkracht, snelheid en transparantie. Dat is beter dan twee Kamers te houden, maar wel te kortwieken, zoals de regering voorstelt. Mag ik de minister-president vragen of hij bereid is niet alleen zijn variant – kleinere Kamers – maar ook onze variant – één Kamer – mee te nemen bij de voorbereiding van een herziening van de Grondwet die daarvoor noodzakelijk is? Hij weet dat hij Thorbecke aan zijn zijde heeft. Thorbecke bestempelde ons immers als Kamer zonder doel. Ik ben overigens benieuwd hoe de premier het hele traject ziet, ook in het licht van het pas ontvangen interessante rapport van de Staatscommissie Grondwet.

(...)

Handelingen I 2010-2011, nr. 10 - blz. 64

Minister Rutte: De heer Kox vraagt ook naar de Eerste Kamer. Dit kabinet is een voorstander van het bestaan van de Eerste Kamer. Het is dus ingewikkeld voor het kabinet om met voorstellen te komen om de Eerste Kamer af te schaffen. Dit debat bevalt mij prima. U allen dacht ik ook. Dat is een extra reden om het niet te doen. Het kabinet vindt wel dat er in Nederland te veel politici zijn, op alle niveaus. Daardoor bestaat de neiging om te veel op detail te besturen. Dat risico is er. Het doet zich op alle plekken voor. Daarom willen we ook af van de deelgemeenteraden. We willen minder bestuurders in Nederland. We hebben het kabinet ingekrimpt van 27 naar 20 leden. Ik kan de heer Kox toezeggen dat wij in een memorie van toelichting bij een grondwetswijziging op dit punt zullen ingaan op de verschillende modaliteiten. We zullen een duidelijke keuze maken. Die keuze zal zijn: behoud Eerste Kamer, met het voorstel die in te krimpen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Herziening Paspoortwet (33.011) (T01390)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de heer Donner, zegt de Kamer, naar aanleiding van opmerkingen van de leden Holdijk (SGP), Huijbregts-Schiedon (VVD) en Klever (PVV), toe dat het voorstel tot wijziging van de Paspoortwet, dat tevens moet voorzien in een meer definitieve regeling van het heffen van rechten voor de identiteitskaart, in de eerste helft van 2012 bij de Tweede Kamer wordt ingediend.


Kerngegevens

Nummer T01390
Status voldaan
Datum toezegging 11 oktober 2011
Deadline 1 juli 2012
Verantwoordelijke(n) Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Kamerleden mr. G. Holdijk (SGP)
W.H. Huijbregts-Schiedon (VVD)
Drs. R.J. Klever (PVV)
Commissie commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koningin (BZK/AZ)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen Nederlandse identiteitskaarten
Paspoortwet
Kamerstukken Heffing rechten voor Nederlandse identiteitskaart (33.011)


Uit de stukken

Handelingen I 2011-2012, nr. 3, item 4, blz. 16:

Mevrouw Klever (PVV): De uitspraak van de Hoge Raad kan aanleiding geven tot vragen van een meer fundamentele aard. Er is wat onze fractie betreft echter geen zwaarwegende reden om die discussie op dit moment te voeren. Een meer fundamentele discussie over de onderliggende principes hoort volgens ons plaats te vinden bij de behandeling van de wijziging van de Paspoortwet, zoals deze door de minister is aangekondigd in de memorie van toelichting. Graag vernemen wij van de minister wat de planning is met betrekking tot deze wet.

(...)

Handelingen I 2011-2012, nr. 3, item 4, blz. 21:

De heer Holdijk (SGP): Het betreft dan de beschouwing over de aard van het document. Nu heeft de regering op pag. 3 van de memorie van toelichting laten weten dat zij de status van de Nederlandse ID-kaart als in de Paspoortwet geregeld reisdocument wil veranderen, en de ID-kaart wil beperken tot puur een ID-kaart. Te zijner tijd zou dan een definitieve regeling voor het heffen van rechten voor de ID-kaart worden voorzien en kan de nu voorgestelde wet weer vervallen.

Op een vraag mijnerzijds in het verslag waarom thans niet tevens wordt voorzien in een zodanige wijziging van de Paspoortwet is het antwoord in feite dat deze procedure te lang zou duren en dat een tijdelijke oplossing voor het ontstane probleem op zo kort mogelijke termijn gewenst is.

Ik betreur deze gang van zaken ten zeerste. De uitspraak van de Hoge Raad alsmede de conclusie van de advocaat-generaal hadden aanleiding moeten geven tot een onverwijlde aanpassing van de Paspoortwet. Daarmee was namelijk meer recht gedaan aan de discussie die de rechtszaak heeft opgeroepen en had de wetgever veel helderder dan nu het geval is, conclusies uit deze discussie kunnen trekken. Kortom, ik vind het onderhavige voorstel niet het goede voorstel op het goede moment. Ik ben benieuwd naar de reactie van de regering, met name op de vraag wanneer wij een meer fundamentele discussie over deze kwestie, die voluit aan de orde is, kunnen voeren.

(...)

Handelingen I 2011-2012, nr. 3, item 6, blz. 34:

Minister Donner: Ik ben het eens met de heer Holdijk, die vindt dat je dit hoort te zien in het kader van het bredere vraagstuk van de reisdocumenten. Natuurlijk zal dat ook daar aan de orde moeten komen en ik zal zeker, gelet op deze discussie, om te komen tot een meer samenhangende regeling bevorderen dat de Paspoortwet zo snel mogelijk in deze Kamer komt. Deze regeling moet daarin definitief een basis vinden.

(...)

Handelingen I 2011-2012, nr. 3, item 6, blz. 38:

Minister Donner: Ik beluister bij sommigen het gevoel dat we dit niet duurzaam moeten regelen bij zo'n afzonderlijk wetje. Ik deel dat gevoel. Daarom denk ik dat het juist is om de zaak behoorlijk te regelen en in den brede te overwegen bij de herziening van de Paspoortwet, vanuit verschillende optiek.

(...)

Handelingen I 2011-2012, nr. 3, item 6, blz. 42:

Mevrouw Huijbregts-Schiedon (VVD):Voorzitter. De VVD-fractie vindt het voorliggende wetsvoorstel niet in tegenspraak met het arrest van de Hoge Raad. In de uitgebreide beantwoording door de minister is voor ons nog eens bevestigd dat het hier een reparatie betreft. De fundamentele discussie over de werking van de identiteitskaart vindt plaats bij de aanpassing van de Paspoortwet. Het kan aan mij gelegen hebben, maar ik heb niet helemaal goed meegekregen hoe de planning ervoor staat en wanneer dat zal gebeuren. Wij willen namelijk aandringen op spoed bij de indiening van dat wetsvoorstel.

(...)

Handelingen I 2011-2012, nr. 3, item 6, blz. 43:

De heer Holdijk (SGP): In feite heb ik ook in eerste instantie al een soort voorbeschouwing gegeven over de vraag hoe een meer definitieve oplossing van de wetgever eruit zou kunnen zien,dus niet zou moeten zien. Het gaat concreet om de vraag wanneer wij de wijziging van de Paspoortwet zoals die in de memorie van toelichting bij het voorliggende wetsvoorstel, en al eerder, is aangekondigd, bij de Tweede Kamer zal worden ingediend.

Ik ben mij ervan bewust dat ik in dezen niets te eisen heb. Ik ben afhankelijk van de gratie – gratie is onverdienbare genade – van de regering. De minister kan mogelijk niet persoonlijk garant staan voor een datum van indiening van een voorstel als ik zo-even bedoelde. Toch dring ik er zeer sterk op aan dat de regering zich aan een uiterste datum ergens in het eerste halfjaar van 2012 verbindt. Ik pleeg hoogstzelden concrete toezeggingen te vragen,maar in dit geval is zo'n toezegging van cruciale betekenis voor het al dan niet instemmen met het voorliggende wetsvoorstel.

(...)

Handelingen I 2011-2012, nr. 3, item 6, blz. 44:

Minister Donner: Mevrouw Huijbregts heeft in wezen ook de vraag gesteld die de heer Holdijk mij heeft gesteld. Wat de Paspoortwet betreft, was het al mijn inzet voor dit debat – waarvan het belang door dit debat alleen maar duidelijker is geworden – dat ik had gehoopt om het in ieder geval voor het eind van dit jaar in de ministerraad aan de orde te hebben. Vervolgens zal het wel afhankelijk zijn van de Raad van State, maar het betekent in alle gevallen, bij de termijnen die de Raad van State gebruikt, dat er in de eerste helft van volgend jaar bij de Tweede Kamer een wetsvoorstel zal liggen om deze materie te regelen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Vingerafdrukken identiteitskaart (33.011) (T01391)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de heer Donner, zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid De Boer (GroenLinks), toe dat de afschaffing van de afname van vingerafdrukken ten behoeve van de identiteitskaart wordt meegenomen in het wetsvoorstel tot wijziging van de Paspoortwet, dat in de eerste helft van 2012 wordt ingediend.


Kerngegevens

Nummer T01391
Status voldaan
Datum toezegging 11 oktober 2011
Deadline 1 juli 2012
Verantwoordelijke(n) Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Kamerleden Mr.drs. M.M. de Boer (GroenLinks)
Commissie commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koningin (BZK/AZ)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen Nederlandse identiteitskaarten
vingerafdrukken
Kamerstukken Heffing rechten voor Nederlandse identiteitskaart (33.011)


Uit de stukken

Handelingen I 2011-2012, nr. 3, item 4, blz. 12:

Mevrouw De Boer (GroenLinks): Wat hierbij overigens opvalt, is dat de gierende spoed die de regering aan de dag legt naar aanleiding van de uitspraak, alleen de financiële gevolgen van de uitspraak betreft. Waarom gaat de minister niet met dezelfde spoed te werk om een eind te maken aan de verplichte afname van vingerafdrukken ten behoeve van de identiteitskaart, nu ook de Hoge Raad heeft gezegd dat deze kaart niet in de eerste plaats gezien mag worden als reisdocument? Is het niet zo dat daarmee de grondslag van het verplicht afnemen van vingerafdrukken is weggevallen? In april heeft de minister al aangegeven dat een goede registratie en opslag van vingerafdrukken niet mogelijk is en dat vingerafdrukken geen waarde hebben in het kader van de bestrijding van de identiteitsfraude. Toen is reeds aan de orde geweest dat de afname van vingerafdrukken ten behoeve van de ID-kaart zou worden afgeschaft. Waarom wordt dat niet met spoed geregeld, bij wet of via lagere regelgeving? Gaat het deze regering dan echt alleen maar om het geld?

(...)

Handelingen I 2011-2012, nr. 3, item 6, blz. 44:

Minister Donner: Wat de Paspoortwet betreft, was het al mijn inzet voor dit debat –waarvan het belang door dit debat alleen maar duidelijker is geworden – dat ik had gehoopt om het in ieder geval voor het eind van dit jaar in de ministerraad aan de orde te hebben. Vervolgens zal het wel afhankelijk zijn van de Raad van State, maar het betekent in alle gevallen, bij de termijnen die de Raad van State gebruikt, dat er in de eerste helft van volgend jaar bij de Tweede Kamer een wetsvoorstel zal liggen om deze materie te regelen. Daarin zal ook, zeg ik in antwoord aan mevrouw De Boer, tegelijkertijd de regeling leggen met betrekking tot de vingerafdrukken op de identiteitskaart.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Aanpassing artikel 13 Grondwet (31.570) (T01442)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Swagerman (VVD), toe diens suggesties inzake horizontale werking en notificatieplicht te betrekken bij het wetsvoorstel tot wijziging van artikel 13 Grondwet.


Kerngegevens

Nummer T01442
Status voldaan
Datum toezegging 7 februari 2012
Deadline 1 juli 2014
Verantwoordelijke(n) Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Kamerleden Mr. B.J. Swagerman (VVD)
Commissie commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koningin (BZK/AZ)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen artikel 13 Grondwet
briefgeheim
notificatieplicht
Kamerstukken Herziening Grondwet (31.570)


Uit de stukken

Handelingen I 2011-2012, nr. 18-3 - blz. 28

De heer Swagerman (VVD): In het voorstel van de eerder genoemde commissie-Franken was verder een notificatieplicht opgenomen. Deze notificatieplicht hield in dat eenieder van wie dit recht wordt beperkt van die beperking zo spoedig mogelijk in kennis wordt gesteld. Dit bevordert de transparantie van overheidsoptreden en volgt bovendien uit de eis van artikel 13 van het EVRM dat iedereen daadwerkelijk moet kunnen opkomen tegen een schending van zijn rechten. Kan de regering aangeven of zij voornemens is de notificatieplicht in het nog te introduceren nieuwe artikel 13 op te nemen en, zo nee, wil zij dat alsnog doen?

(...)

Tijdens het debat over het nationale mensenrechteninstituut dat we nog niet zo lang geleden voerden, kwamen de horizontale en verticale werking van grondrechten aan de orde. Kamer en minister werden het niet eens over welke grondrechten wanneer horizontale werking toekomt. Dat is niet zo gek, want ook onder rechtsgeleerden is daar lang niet altijd overeenstemming over. Het zou volgens mijn fractie wenselijk zijn dat ook het recht op vertrouwelijke communicatie horizontale werking toekomt. Het recht op vertrouwelijke communicatie als zodanig dient immers ook te kunnen worden ingeroepen tegen anderen dan de overheid, waarbij de VVD-fractie uitdrukkelijk opmerkt dat de horizontale werking niet alleen betrekking dient te hebben op de vertrouwelijkheid van communicatie, maar ook op vertrouwelijke communicatie zelf. Kan de regering toezeggen dat deze noties bij de voorbereiding van het wetsvoorstel worden mee genomen en verwerkt?

(...)

Mijn fractie deelt het standpunt van het kabinet dat er geen dringende politieke en maatschappelijke ontwikkelingen zijn die nopen tot aanpassing van de Grondwet, anders dan de aanpassing van enkele grondrechten aan de moderne tijd. Ik heb ze genoemd. Mijn fractie is er positief over gestemd dat in ieder geval artikel 13 wordt aangepast, zeker als de door mijn fractie aangegeven noties in het daartoe te formuleren wetsvoorstel worden verwerkt. Zij verzoekt de regering te bevestigen dat die noties daarin inderdaad worden opgenomen.

(...)

Handelingen I 2011-2012, nr. 18-5 - blz. 38

Minister Spies: Het kabinet wil artikel 13 techniekonafhankelijk vormgeven, zodat er niet langer onduidelijkheid bestaat over wat precies wordt beschermd. De gesloten formulering en de normatieve onduidelijkheid maken voor ons het verschil in urgentie tussen enerzijds artikel 7 en anderzijds artikel 13. Ten aanzien van artikel 13 heeft de heer Swagerman opnieuw een aantal suggesties gedaan die al dan niet betrokken kunnen worden bij het verder uitwerken van het voorstel tot herziening van artikel 13. De suggesties die hij meegeeft, zullen wij vanzelfsprekend betrekken bij de verdere vormgeving van dat artikel. Ik zou mij kunnen voorstellen dat wij het recht borgen in de Grondwet, maar ook de wetgeving in formele zin erbij nodig hebben om tot een nadere uitwerking te komen. Ik sluit dus niet uit, zonder nu al allerlei verwachtingen te willen wekken over de precieze redactie straks van artikel 13, dat er een zekere gelaagdheid in zal ontstaan: het borgen van het recht in de Grondwet en een nadere precisering bij een wet in formele zin.

De heer Swagerman (VVD): Ik ben blij met dit antwoord van de minister. Mag ik het als een toezegging opvatten dat zij het inderdaad op die manier nog bespreekt en dat zij beziet welke weg dan moet worden gevolgd? Daar ging het mij ook om.

Minister Spies: Jazeker. Hetzelfde geldt voor de notificatieplicht, waarover de heer Swagerman vragen heeft gesteld. Ook daarop zullen wij beargumenteerd terugkomen bij de verdere discussie over de wijziging van artikel 13.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Opslag vingerafdrukken (31.051) (T01519)

De Minister van BZK zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Strik (GroenLinks), toe om de Kamer middels een brief te informeren over de opslag danwel vernietiging van vingerafdrukken die door de burger (ten overvloede) zijn afgegeven ter verkrijging van een paspoort.


Kerngegevens

Nummer T01519
Status voldaan
Datum toezegging 17 mei 2011
Deadline 1 juli 2012
Verantwoordelijke(n) Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Kamerleden mr. dr. M.H.A. Strik (GroenLinks)
Commissie commissie voor Veiligheid en Justitie (V&J)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen opslag
vingerafdrukken
Kamerstukken Evaluatie Wet bescherming persoonsgegevens (31.051)


Uit de stukken

Handelingen I 2010-2011, nr. 27- blz. 63

Mevrouw Strik (GroenLinks):

"De minister geeft aan dat vingerafdrukken niet zijn te gebruiken voor verificatie. Zijn de databanken opgeheven? We moesten vier vingerafdrukken afstaan voor het paspoort, twee voor op de chip en twee voor de databank. Betekent dit dan dat twee van de vier zijn vernietigd, voor zover die al zijn afgenomen?"

Handelingen I 2010-2011, nr. 27- blz. 63/64

Minister Donner:

"Nee, ik denk dat dit een fout is. Overigens heb ik ook op dat punt de Tweede Kamer heel duidelijk beantwoord. Wat betreft de opgeslagen vingerafdrukken gaat het er om vier; er zitten er twee op het paspoort maar alle vier zijn opgeslagen. Die zijn nu decentraal opgeslagen bij gemeenten. Ingevolge de wet zijn ze nu opgeslagen en gemeenten kunnen zich niet zomaar aan de wet onttrekken. Die vingerafdrukken zullen allemaal vernietigd worden. Ook hierbij stuiten wij -- overigens zal de Kamer daar nog een brief over krijgen -- op de techniek. Het is juridisch eenvoudig te regelen. Het geschiedt namelijk bij ministeriële regeling en de opslagtermijnen voor de vingerafdrukken zullen worden teruggebracht tot de termijn tot de afgifte van het paspoort. Dan moeten ze worden vernietigd. Alleen, om dit in de techniek te realiseren hebben we diverse maanden nodig omdat we de systematiek zo goed gemaakt hebben dat eigenlijk niets uit de paspoortregistratie verwijderd kan worden. Het grote risico was namelijk dat gegevens verloren zouden gaan. We hebben die systematiek zo goed gemaakt, dat het heel moeilijk is om te weten wat we moeten doen om ze weer te verwijderen."


Brondocumenten


Historie







Toezegging Brief over congruentie wetsvoorstellen huurverhoging (33.129) (T01533)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van de leden Engels, Ter Horst, Kuiper en Schouwenaar, toe haar een brief te zullen sturen over de congruentie tussen het nog in te dienen wetsvoorstel 1%-huurverhoging en het onderhavige wetsvoorstel 5%-huurverhoging. De minister stuurt de brief zodra het eerstgenoemde wetsvoorstel bij de Tweede Kamer wordt ingediend.


Kerngegevens

Nummer T01533
Status voldaan
Datum toezegging 19 juni 2012
Deadline 1 juli 2012
Verantwoordelijke(n) Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Kamerleden prof. mr. J.W.M. Engels (D66)
Dr. G. ter Horst (PvdA)
prof. dr. R. Kuiper (ChristenUnie)
Mr. J.M. Schouwenaar (VVD)
Commissie commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koningin (BZK/AZ)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen huurverhogingsvoorstellen
inkomens
Kamerstukken Huurverhoging op grond van inkomen (33.129)


Uit de stukken

Handelingen I 2011-2012, nr. 33, item 10 - blz. 82-84

Minister Spies: Laat ik beginnen met het feit dat ik mij heel goed kanvoorstellen dat heel veel fracties vragen hebben over de samenloop van het wetsvoorstel dat wij hier vanavond bespreken, en dat 5% huurverhoging voor inkomens boven € 43.000 mogelijk maakt, en het voorstel dat in het Lenteakkoord is opgenomen om voor de categorie van € 34.000 tot € 43.000 1% bovenop de inflatie aan huurverhoging mogelijk te maken. U zult zich ook realiseren dat wij op het moment dat het voorstel dat wij hier behandelen naar de Tweede Kamer ging nog niet wisten van een Lenteakkoord en ook niet van het demissionair worden van het huidige kabinet. Dus dit wetsvoorstel is met de kennis van toen in ieder geval in de Tweede Kamer aanvaard. Vanzelfsprekend hebben wij nu een andere politieke situatie en moeten wij het voorstel zoals wij dat hier vanavond bespreken ook zien tegen de achtergrond van de voorstellen in het Lenteakkoord.

(...)

Ik heb u goed gehoord en ik begrijp ook dat verscheidene van uw fracties heel nadrukkelijk aangeven dat zij eigenlijk behoefte hebben om het wetsvoorstel 1% te kennen voordat er hier een finaal oordeel wordt opgemaakt over het onderhavige voorstel om tot 5% huurverhoging te komen. Ik zou mij kunnen voorstellen dat ik bij indiening van het wetsvoorstel 1% huurverhoging bij de Tweede Kamer – ik verwacht dat dat echt heel snel kan – u parallel daaraan precies informeer over de congruentie tussen het wetsvoorstel 5% en het wetsvoorstel 1% en dat u op basis van de kennis van het wetsvoorstel 1%-verhoging die ik op dit moment niet met u kan delen en de brief uw finale oordeel over dit wetsvoorstel kunt opmaken.

(...)

De heer Kuiper (ChristenUnie): Even qua procedure, want dit beweegt zich volgens mij in de lijn van wat een aantal woordvoerders, ook in het kader van het Lenteakkoord, heeft gevraagd. De minister suggereert dus om eerst het 1%-wetsvoorstel voor te bereiden en dat vervolgens verder te behandelen met het 5%-voorstel. Dan zouden wij de bespreking van het 5%-voorstel, dat wij nu bespreken, kunnen aanhouden tot dat moment. Is dat de suggestie van de minister?

Minister Spies: De Kamer gaat over haar eigen agenda, maar ik heb aangegeven dat ik verwacht op heel korte termijn het 1%-wetsvoorstel bij de Tweede Kamer aan te kunnen bieden. Het ligt nu voor advies bij de Raad van State. Parallel aan de aanbieding van het 1%-wetsvoorstel kan ik een brief aan de Eerste Kamer sturen, waarin ik precies inga op de gestelde vragen over de verhouding van het wetsvoorstel 1% verhoging en het wetsvoorstel 5% verhoging. Het is dan aan de Kamer om te bepalen of zij het wetsvoorstel vanavond verder wil behandelen, of dat zij het wetsvoorstel verder wil behandelen op basis van de brief. Een aantal fracties heeft vandaag aangegeven dat zij wel voortvarendheid wil betrachten bij de behandeling van het wetsvoorstel en inziet dat daar enige urgentie mee is gemoeid. Ik waardeer dat zeer.

(...)

Mevrouw Ter Horst (PvdA): Betekent dit dat de minister voorstelt om het voorstel aan te houden?

Minister Spies: Ik ben altijd heel voorzichtig om een suggestie te doen over de orde van deze Kamer. Ik bied de Kamer aan om zo snel mogelijk na indiening van het wetsvoorstel 1% verhoging bij de Tweede Kamer een brief naar deze Kamer testuren. Het logische gevolg daarvan zou kunnen zijn dat wij de behandeling van dit wetsvoorstel hervatten op het moment dat de brief de Kamer heeft bereikt, maar dat is aan de Kamer.

Mevrouw Ter Horst (PvdA):Je kunt pas iets hervatten als je eerst hebt besloten dat je het aanhoudt.

Minister Spies: De beraadslaging kan ook worden geschorst.

Mevrouw Ter Horst (PvdA): Ik hoop, voorzitter, dat u dit met al uw juridische kennis begrijpt, maar ik constateer dat de minister voorstelt om het voorstel aan te houden. Het is vervolgens aan ons om aan te geven of wij de behandeling al of niet willen voortzetten.

De voorzitter: De minister geeft aan welke mogelijkheid de Kamer heeft. De minister gaat natuurlijk niet voorstellen om dit wetsvoorstel aan te houden. De Kamer zou daartoe echter kunnen besluiten, gelet op de toezegging van de minister inzake de brief. Zo moet u dit interpreteren.

De heer Engels (D66): Wij moeten hier een heel serieuze afweging maken. Kan de minister aangeven op welke termijn wij die brief zouden kunnen krijgen? We moeten die dan ook nog bekijken, vooral vanwege de dubbel geslagen KB's, want dat is nog lastig. Het lijkt mij wellicht het beste – maar wij moeten daar nog over besluiten, want wij gaan erover – om vanwege de zorgvuldigheid van wetgeving dit voorstel tot dat moment aan te houden. Dan hebben wij een goed overzicht van hoe wij de samenloop van beide regelingen zo kunnen regelen dat de rechtsbescherming en privacy voor de huurder het beste gewaarborgd is, want daar gaat het uiteindelijk om.

Minister Spies:Ik hoop de brief zo snel mogelijk te kunnen sturen. Ik ga echter niet over de termijn die de Raad van State neemt om te adviseren.

De heer Schouwenaar (VVD):Ik heb nog een vraag ter verduidelijking. Worden die brief en dat 1%-voorstel alleen maar aan ons voorgelegd ad informandum? Of wordt door dit 1%-voorstel ook een inhoudelijke wijziging aangebracht in het 5%-voorstel op de punten privacybescherming en huishoudinkomen?

Minister Spies:Het voorstel heeft in ieder geval consequenties voor wat het huishoudinkomen betreft. Ik stuur de Kamer een brief waarin de congruentie tussen beide voorstellen wordt beschreven. Een aantal fracties heeft aangegeven dat zij dat van belang vindt om een eindoordeel over dit wetsvoorstel te kunnen vellen. Mijn voorstel zou dus ook zijn, met alle bescheidenheid die ik daarbij behoor te hebben, dat de Kamer dan kan beoordelen of zij de behandeling van dit wetsvoorstel kan hervatten. Vanzelfsprekend moet het wetsvoorstel 1% nog de behandeling in de Tweede Kamer passeren. Ik stuur de brief zodra het wetsvoorstel 1% aan de Tweede Kamer wordt aangeboden.


Brondocumenten


Historie