Rappelabele toezeggingen Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Vooruitblik Rappel maart 2014)



Dit is het rappel vanaf 02-01-14 tot 02-07-14.

 




Toezegging Overdracht bevoegdheden aan bestuurscommissies (33.017) (T01664)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Schouwenaar (VVD), toe de ontwikkelingen rond de overdracht van bevoegdheden aan bestuurscommissies te volgen.


Kerngegevens

Nummer T01664
Status voldaan
Datum toezegging 29 januari 2013
Deadline 1 juli 2014
Verantwoordelijke(n) Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Kamerleden Mr. J.M. Schouwenaar (VVD)
Commissie commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koningin (BZK/AZ)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen bestuurscommissies
bevoegdheden
toezicht
Kamerstukken Afschaffing bevoegdheid gemeentebesturen om deelgemeenten in te stellen (33.017)


Uit de stukken

Handelingen I 2012-2013, nr. 15, item 3 - blz. 14

De heer Schouwenaar (VVD): Twee argumenten noemt de minister. Ten eerste: de deelgemeenten en de overdracht van een substantieel takenpakket bestaan niet meer. Artikel 87 is geschrapt. Ten tweede: het takenpakket dat aan de nieuwe bestuurscommissies kan worden overgedragen, wordt ernstig beperkt door de wet in artikel 156, derde lid. Mijn fractie is het hiermee niet eens. Wat het eerste argument betreft: weliswaar zijn deelgemeenten en overdracht van een substantieel takenpakket straks opgeheven, maar artikel 156, eerste lid laat open dat de raad "bevoegdheden" overdraagt aan een bestuurscommissie. Dat laat heel veel ruimte.

Het tweede argument van de minister is dat die ruimte ernstig wordt beperkt, omdat de bevoegdheid om verordeningen te maken met straf of bestuursdwang niet overdraagbaar is. Er zijn dus niet veel taken meer over voor zo'n bestuurscommissie. Ook hier zijn wij het met de minister oneens, want kwantitatief bezien valt het met die ernstige beperkingen wel mee en blijft er heel wat over aan taken voor een bestuurscommissie.

In Amsterdam kennen de deelgemeenten in totaal 320 verordeningen. 70 daarvan zijn met straf of bestuursdwang. Maar dan blijven er voor de bestuurscommissie nog 250 van de 320 over om te doen. Dat lijkt ons een zeer fors takenpakket, geheel binnen de grenzen van dit wetsontwerp. Het gaat er nu niet om wie gelijk heeft. Duidelijk is dat er verschil van mening mogelijk is. Daarom vragen wij aan de minister om dit meningsverschil op te lossen en om duidelijkheid te scheppen. Bovendien is duidelijkheid wenselijk omdat ontwikkelingen in gemeenteland zich ook buiten de wet om kunnen voordoen, bijvoorbeeld bij burgemeestersbenoemingen, referenda of binnen gemeentelijke decentralisatie. Daarbij is telkens een praktijk gegroeid buiten de wet om. Wil de minister toezeggen dat hij de ontwikkelingen op de voet zal volgen? En wil hij toezeggen dat hij met een nieuw, aanvullend wetsvoorstel zal komen om uit te sluiten dat er toch weer een nieuwe bestuurslaag ontstaat op gemeentelijk niveau? Maar mijn fractie wil niet dat het voorliggende wetsvoorstel op zo'n reparatie wacht, want de gemeenteraadsverkiezingen van 2014 komen snel dichterbij. We kunnen ons geen uitstel veroorloven. Dus wat mijn fractie betreft: eerst aanvaarding van dit wetsvoorstel door de Eerste Kamer en daarna een voorstel voor een reparatiewet.

(...)

Handelingen I 2012-2013, nr. 15, item 7 - blz. 62

De heer Schouwenaar (VVD): Misschien ga ik nu een vraag stellen die de minister zojuist zou gaan beantwoorden. Ik heb de minister het woord "vernietigen" horen gebruiken. Zegt hij toe dat hij, mochten die commissies toch te zwaar opgetuigd raken, gebruik gaat maken van het recht om het besluit te vernietigen omdat zulks in strijd is met de wet of het algemeen belang of wijst hij mij alleen op het bestaan van die wettelijke mogelijkheid? Aan dat laatste heb ik natuurlijk niet zoveel.

Minister Plasterk: Ik loop het gevaar dat ik de steun van de heer Schouwenaar in de waagschaal stel, maar mijn intentie was om te wijzen op de wettelijke mogelijkheid om in te grijpen. Als ik verder zou gaan dan dat, hang ik iets heel eigenaardigs boven datgene wat men in Amsterdam en Rotterdam opzet en dat naar mijn mening voldoet aan de eisen van de wet. Ik wil het niet zwaarder maken dan dat.

De heer Schouwenaar (VVD): Ik begrijp dat het heel moeilijk is om te definiëren wanneer je een grens overgaat. Dat is een geleidelijk glijdende schaal en dat is niet in woorden te vangen. Je moet dat in het tijdsgewricht zien en in de bestuurlijke situatie van dat moment. De vraag die mij bezig blijft houden, is: wat is er tegen om bijvoorbeeld in artikel 156 lid 3 een behartiging van een aanzienlijk deel van de belangen toe te voegen, zoals het oorspronkelijk in artikel 87 stond? Artikel 156 lid 3 is immers een plek die zich daarvoor prima leent, want daarin staan allerlei zaken opgesomd die je niet mag overdragen.

Minister Plasterk: Dat waren inderdaad de twee vragen van de heer Schouwenaar. De eerste vraag was: bent u bereid de ontwikkelingen op de voet te volgen. Die beantwoord ik met een volmondig "ja". De tweede vraag was: bent u bereid nu al aan te kondigen met een nieuwe wet te komen. Het antwoord daarop is "nee".

(...)

Handelingen I 2012-2013, nr. 15, item 7 - blz. 64

De heer Schouwenaar (VVD): Wanneer de situatie zich voordoet van een fors takenpakket, met verkiezingen en forse budgetten, dan is dat wat de burgers ervan merken. Zij weten niet of een bestuurder wel of geen APPA heeft en daar worden zij ook niet opgewonden van, denk ik, bepaalde situaties daargelaten. Dat is wat burgers ervan merken en ik ben blij dat de minister heeft toegezegd dat hij dat nauwlettend zal gaan volgen, zo heb ik dat ten minste begrepen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Advies Kiesraad inzake Kieswet (33.268) (T01708)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Thom de Graaf (D66), toe de Kiesraad om advies te vragen over het belang en de vormgeving van een integrale herziening van de Kieswet en de Eerste Kamer een afschrift van dit advies te sturen.


Kerngegevens

Nummer T01708
Status voldaan
Datum toezegging 25 juni 2013
Deadline 1 juli 2014
Verantwoordelijke(n) Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Kamerleden Mr. Th.C. de Graaf (D66)
Commissie commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BZK/AZ)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Kiesraad
Kieswet
Kamerstukken Wijzigingen in het verkiezingsproces (33.268)


Uit de stukken

Handelingen I 2012-2013, nr. 32, item 7 - blz. 21-22

De heer Thom de Graaf (D66): In de derde en laatste plaats heb ik nog een opmerking over de Kieswet. De regering komt nu met een publieksversie van de Kieswet. Dat is mooi. Maar nog mooier zou zijn als dat helemaal niet nodig was omdat de Kieswet begrijpelijk zou zijn in zichzelf. Dat er een publieksversie moet komen voor de leden van de stembureaus is eigenlijk al veelzeggend. Het zou mooi zijn als we eindelijk een integrale herziening van de Kieswet tegemoet zouden kunnen zien. De Kiesraad dringt daar op aan en juist die moet over de Kieswet waken en die ook uitvoeren. De minister lijkt het echter zonde van de tijd en de energie te vinden. Die moeten kennelijk aan andere wetgevingsprojecten worden besteed. Maar zo veel staat er toch eigenlijk niet op stapel aan constitutionele en organieke wetgeving in de komende tijd? Of heb ik het mis? Is de minister bijvoorbeeld alsnog van plan om de motie-Engels van deze Kamer over de rechtsstaatvermelding in de Grondwet uit te voeren? Dat zou natuurlijk een argument kunnen zijn om extra wetgevingscapaciteit daarvoor in te zetten.

De Kieswet is in de afgelopen 25 jaar zo vaak en zo ingewikkeld gewijzigd dat er nauwelijks nog een kiesrechtjurist, laat staan een geïnteresseerde burger of een gemiddeld Kamerlid, wegwijs uit kan. De Kieswet is een relevante pijler in onze parlementaire democratie en moet zowel formeel als materieel kenbaar zijn, dus niet alleen voor de secretaris van de Kiesraad. Is de minister dit met mij eens? Zo ja, zou hij dan zijn standpunt willen heroverwegen dat hieraan geen prioriteit moet worden besteed? Mijn fractie overweegt om, afhankelijk van het antwoord van de minister, waarvan ik natuurlijk hoop dat het positief is, in tweede termijn hierover een uitspraak aan de Kamer te ontlokken.

(...)

Handelingen I 2012-2013, nr. 32, item 9 - blz. 30

Minister Plasterk: Daarmee kom ik wel op het volgende punt, namelijk of de regering bereid is om tot een integrale herziening van de Kieswet te komen. Wij zijn het er allemaal over eens dat de Kieswet belangrijk is. Ik heb om die reden de Kiesraad in ieder geval gevraagd om er ook een publieksversie van te maken. Hij zal dit doen. Overigens heeft hij er wel bij aangetekend dat men aarzelt om een eigen tekstinterpretatie van de Kieswet te geven. De Kiesraad zou daarom de tekst van de huidige Kieswet zodanig kunnen presenteren dat die voor een algemeen publiek inzichtelijk is, misschien ook door er keuzen nadrukkelijker uit naar voren te halen en toe te lichten, zonder samen te vatten wat de wetgever heeft bedoeld met te zeggen wat er staat. Voor je het weet creëer je dan namelijk twee versies van de Kieswet. Dat kan ook weer verwarring scheppen. Maar goed, die publieksversie komt er.

De integrale herziening zou ik onmiddellijk uitvoeren als ik daarvoor de ambtelijke capaciteit had, maar wij zijn heel druk bezig met wetgeving. Ik heb het gevoel dat ik van de collega's één van degenen bij die regelmatig in de Eerste Kamer staat, niet alleen voor algemene debatten, maar wel degelijk ook voor wetswijzigingen. Ik heb hier nog net geen campingbedje staan, maar breng hier toch vele dagen door. Dat moet allemaal wel worden voorbereid door de mensen van de afdeling wetgeving. Ik zou het graag doen, maar ik ontraad om dat pad nu op te gaan.

De heer Thom de Graaf (D66): Ik begrijp dat het niet bovenaan het lijstje van de minister staat. Er zijn enkele wat meer prangende wetgevingsprojecten. Dat hoeft de minister echter niet te ontslaan van, ik zou bijna zeggen: de verplichting om te zorgen dat dit onderdeel van de wetgeving wat kenbaarder en overzichtelijker wordt. Waarom zou de minister niet kunnen toezeggen dat dit op de lijst wordt geplaatst en dat wordt gekeken of met de voorbereidingen kan worden begonnen? De Kiesraad kan bijvoorbeeld worden gevraagd om een advies uit te brengen over de integrale herziening. Die heeft daarvoor zelf meermalen gepleit. Dat zou het begin kunnen zijn van een wetgevingsproces dat niet volgende week tot een wetsvoorstel hoeft te leiden. Ik zou echter graag die toezegging willen hebben, omdat ik denk dat we dit niet op zijn beloop moeten laten. Als de minister daartoe in zijn regeringsperiode geen aanzet geeft, staan we over een jaar of drie, als dit kabinet de rit uitzit, opnieuw voor de vraag of iemand een keer de aanzet wil geven voor een herziening.

Minister Plasterk: Op het punt van het kenbaar maken van de Kieswet zeg ik met alle plezier toe dat ik, behalve door te werken aan de publieksversie, ook anderszins mijn best zal doen om de Kieswet kenbaar te maken. Voor wat betreft een integrale herziening geldt echter dat ik het moet doen met de ambtelijke capaciteit die ik heb. Er moeten nog bezuinigingen op de rijksdienst worden ingeboekt en die zullen ook voor een deel bij het ministerie van BZK landen, dus ik wil niet lichtvaardig zeggen dat ik het op de lijst zet als ik daarmee de verwachting schep dat ik het vervolgens op enig moment ter hand zal kunnen nemen. Ik moet dus kiezen, zoals de heer De Graaf ook zei, en we zijn nog met grondwetswijzigingen bezig. Ik heb in het debat van vorige week ook een beschouwing over hoofdstuk 7 van de Grondwet toegezegd aan de heer Engels, en dat moet allemaal gebeuren. Daar ligt dus mijn prioriteit, voordat we een wet die op zichzelf functioneert maar die inderdaad door de geschiedenis een complexe architectuur heeft gekregen, helemaal gaan herzien.

De heer Thom de Graaf (D66): Dit is een laatste poging van mijn kant, voorzitter. Zou de minister wel kunnen toezeggen dat hij de Kiesraad vraagt om een advies, niet zozeer over de wenselijkheid van de integrale herziening – daarover heeft de Kiesraad zich al uitgesproken – maar over de mogelijke vormgeving daarvan? Dan kan na dat advies opnieuw worden bezien wat dit betekent voor de planning en de prioriteitsstelling.

Minister Plasterk: Zo'n verzoek kan ik bijna niet weigeren en ik probeer de heer De Graaf tegemoet te komen, dus ik zal in ieder geval de Kiesraad vragen naar het belang en de eventuele vormgeving ervan, maar zonder de suggestie te willen wekken dat we dit vervolgens ook ter hand zullen nemen. Ik zal de Kamer een afschrift doen toekomen, dan kan zij dat wegen.

(...)

Handelingen I 2012-2013, nr. 32, item 9 - blz. 35

De heer Thom de Graaf (D66): Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn antwoorden en voor zijn toezegging om de Kiesraad advies te vragen over de wenselijkheid en de mogelijke vormgeving van een integrale herziening van de Kieswet. Dat vind ik belangrijk. Ik ga ervan uit dat de Kiesraad zorgvuldig zal omgaan met deze adviesaanvragen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Proefschrift betrekken bij formulering grondwetsartikel (31.570) (T01776)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Lokin-Sassen (CDA), toe het proefschrift van de heer Leeuw te betrekken bij de formulering van een grondwetsartikel over het recht op een eerlijk proces en het recht op toegang tot de rechter.


Kerngegevens

Nummer T01776
Status voldaan
Datum toezegging 10 september 2013
Deadline 1 april 2015
Verantwoordelijke(n) Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Kamerleden Mr. P.E.M.S. Lokin-Sassen (CDA)
Commissie commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BZK/AZ)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen eerlijk proces
Grondwet
Kamerstukken Herziening Grondwet (31.570)


Uit de stukken

Handelingen I 2012-2013, nr. 36, item 4 - blz. 5-6

Mevrouw Lokin-Sassen (CDA): Zoals wij gezien hebben, pleitte ook de Staatscommissie Grondwet in haar rapport van november 2010 unaniem voor opneming van een algemeen recht op een eerlijk proces en het recht op toegang tot de rechter in de Grondwet. Alleen over de formulering van dat recht was de commissie niet unaniem. De minister zal ongetwijfeld kennis hebben genomen van de publicatie van de heer Leeuw, die op 13 juni jongstleden aan de Erasmus Universiteit te Rotterdam is gepromoveerd op het onderwerp "Grondwet en eerlijk proces, een onderzoek naar de meerwaarde van het opnemen van het recht op een eerlijk proces in de Nederlandse Grondwet". Zijn conclusie wil ik u niet onthouden. "Alles overziend, kan aan het eind van het onderzoek de conclusie getrokken worden dat de vraag of een recht op een eerlijk proces in de Grondwet dient te worden opgenomen, positief kan worden beantwoord. De mogelijke meerwaarde kan groot zijn en zich op diverse terreinen en ten opzichte van diverse aspecten verwezenlijken. Daarnaast zijn bezwaren tegen opname van een dergelijk recht eigenlijk niet of nauwelijks aanwezig of steekhoudend. (...) Op grond van het voorgaande mag duidelijk zijn dat het (het) meest voor de hand ligt om in ieder geval over te gaan tot het invoegen van het recht op een eerlijk proces, en wel bij voorkeur in Hoofdstuk 1 van de Grondwet. Als het gaat om de inhoud van de bepaling staat vast dat in ieder geval de open norm van het recht op een eerlijk proces in de bepaling zou moeten worden opgenomen. Dit om als basis te (kunnen) dienen voor de rechter om een model van rechtsvorming op te zetten. Indien er gekozen zou worden om te volstaan met de opname van een verzameling van deelrechten van het recht op een eerlijk proces, is er geen legitimerende basis voor een dergelijk model."

In genoemd proefschrift krijgt de minister als het ware panklaar een aantal keuzes opgediend, waaruit hij een keuze kan maken om dit grondrecht handen en voeten te geven. Wij hopen, vertrouwen en gaan ervan uit dat de minister bereid is om de aanbevelingen van dit proefschrift te betrekken bij de vormgeving van de concrete grondwetsherzieningsbepaling. Wij willen wel graag uit de mond van de minister horen dat hij dit ook zal doen.

(...)

Handelingen I 2012-2013, nr. 36, item 4 - blz. 10

Minister Plasterk: Dank voor deze toelichting. U vroeg om de toezegging dat het proefschrift van de heer Leeuw hierbij kan worden betrokken. Dat zal gebeuren.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Rol van de Eerste Kamer in het formatieproces (33.750) (T01804)

De minister-president, minister van Algemene Zaken, zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Kuiper (ChristenUnie), toe dat de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in zijn aan de Tweede Kamer toegezegde notitie over de Eerste Kamer ook aandacht besteedt aan de rol van deze Kamer in het formatieproces.


Kerngegevens

Nummer T01804
Status afgevoerd
Datum toezegging 29 oktober 2013
Deadline 1 juli 2014
Verantwoordelijke(n) Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Kamerleden prof. dr. R. Kuiper (ChristenUnie)
Commissie commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Eerste Kamer
kabinetsformatie
Kamerstukken Miljoenennota 2014 (33.750)


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, nr. 5, item 4 - blz. 38

De heer Kuiper (ChristenUnie): Een zorgvuldige omgang met instituties heeft ook rechtstreekse politieke betekenis. Laat ik maar dicht bij huis blijven. We hebben een jaar achter ons waarin aanvankelijk werd opgemerkt hoe verfrissend het is dat een kabinet om steun moet werven in de Eerste Kamer. Later waren er waarschuwingen te horen dat een Eerste Kamer die wetten tegenhoudt, moet worden opgeheven. De politieke les van het Herfstakkoord lijkt me ondubbelzinnig: een kabinet kan niet effectief zijn zonder toereikende steun in de Eerste Kamer. Dat is wat mijn fractie betreft een herbevestiging van een oude regel. Vorig jaar heb ik de minister-president hier gevraagd of bij een volgende formatie teruggekeerd kan worden naar de praktijk zoals die gold toen de Koning de formatieopdracht gaf en vroeg om een "vruchtbare samenwerking met de Staten-Generaal". De minister-president zei toen dat hij er niet over ging. Misschien gaat hij er inmiddels wel over, aangezien hij in de Tweede Kamer een opdracht heeft aanvaard om een studie te doen naar de Eerste Kamer. Daarmee geeft hij aan dat het kabinet bevoegd is om iets te zeggen over de Eerste Kamer. Ik juich het toe als er een vergelijkende studie komt naar de verdiensten van een bicameraal stelsel. Prachtig! Maar nu de minister-president er dan toch over blijkt te gaan, wil ik hem vragen om in die studie ook aandacht te besteden aan de rol van de Eerste Kamer in het formatieproces, in die vruchtbare samenwerking tussen de regering en de Staten-Generaal die wordt gezocht.

(...)

Handelingen I 2013-2014, nr. 5, item 4 - blz. 63

Minister Rutte: Dan kom ik bij de positie van de Eerste Kamer. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft een notitie toegezegd. Die zal een inventarisatie bevatten van de verschillende opties voor de verhouding tussen de Tweede Kamer en de Eerste Kamer en ook de zaken behandelen die tot nu toe daarover naar voren zijn gekomen in de discussie. Wij zullen ervoor zorgen dat de heer Kox daarbij volledig aan zijn trekken komt, omdat zijn voorkeursoptie was neergelegd in de Grondwet van 1814, maar na de discussie in de tweede grondwetscommissie-Van Hogendorp in 1815 is verworpen ten gunste van het huidige tweekamerstelsel.

Het verzoek van de heer Kuiper in dat verband is interessant. Het betreft de plaats van de Eerste Kamer bij de formule "vruchtbare samenwerking tussen regering en Staten-Generaal" die in vele, maar niet alle formatieopdrachten is terug te vinden. Het lijkt mij de moeite waard dat de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ook dit punt betrekt bij zijn onderzoek.


Brondocumenten


Historie