Rappelabele toezeggingen Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Vooruitblik januari tot juli 2015)



Dit is het rappel vanaf 02-01-15 tot 02-07-15.

 




Toezegging De Eerste Kamer zal tweemaal per jaar geïnformeerd worden over de voortgang van de uitvoering van de plannen van aanpak inzake de AMvRB 'Waarborging plannen van aanpak landstaken Curaçao en Sint-Maarten' (32.213 (R1903) (T01222)

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Laurier (GroenLinks), toe de voortgangsrapportages over de uitvoering van de plannen van aanpak inzake de AMvRB 'Waarborging plannen van aanpak landstaken Curaçao en Sint-Maarten' tweemaal per jaar aan de Eerste Kamer te doen toekomen.


Kerngegevens

Nummer T01222
Status openstaand
Datum toezegging 6 juli 2010
Deadline 1 juni 2023
Voormalige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Huidige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Kamerleden drs. J.P. Laurier (GroenLinks)
Commissie commissie voor Koninkrijksrelaties (KOREL)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen Curaçao
landstaken
motie-Leerdam
plannen van aanpak
Sint Maarten
uitvoering
waarborging
Kamerstukken Rijkswet wijziging Statuut in verband met de opheffing van de Nederlandse Antillen (32.213 (R1903))


Uit de stukken

Handelingen I 2009-2010, nr. 36 - blz. 1579

Laurier (GroenLinks):

In de eerste plaats voorziet de algemene maatregel van rijksbestuur die een uitvloeisel is van de motie-Leerdam, erin dat er op basis van plannen van aanpak op genoemde punten wordt gewerkt aan de verdere organisatorische opbouw van de nieuwe autonome landen. De volledige status van autonoom land wordt pas bereikt als de plannen van aanpak zijn gerealiseerd. De AMvRB geldt in principe voor twee jaar maar kan telkens met twee jaar worden verlengd. Voor zowel intrekking als verlenging van de algemene maatregel is een besluit nodig, en dat besluit wordt voorgehangen bij het parlement. Op dat punt is het natuurlijk van belang dat wij hier en aan de overkant kunnen beoordelen of het punt bereikt is of juist niet, zodat het besluit kan worden ingetrokken dan wel verlengd. Mijn fractie is niet helemaal duidelijk hoe in de tussentijd de Kamers zullen worden geïnformeerd om dat oordeel te kunnen vellen.

Handelingen I 2009-2010, nr. 36 - blz. 1599

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

De heer Laurier vroeg hoe beide Kamers worden geïnformeerd over de voortgang van de uitvoering van de plannen van aanpak. In de Tweede Kamer heb ik toegezegd de Kamer twee keer per jaar te informeren over die voortgang, gebaseerd op rapportages van de

voortgangscommissie. Als gevolg van de motie-Leerdam moet het ontwerp-KB over het al dan niet verlengen van de werkingsduur van de regeling aan beide Kamers worden voorgelegd. Het ligt dus in de rede dat ik de voortgangsrapportages ook aan de Eerste Kamer doe toekomen. Dat is bij dezen toegezegd.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Proefschrift betrekken bij formulering grondwetsartikel (31.570) (T01776)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Lokin-Sassen (CDA), toe het proefschrift van de heer Leeuw te betrekken bij de formulering van een grondwetsartikel over het recht op een eerlijk proces en het recht op toegang tot de rechter.


Kerngegevens

Nummer T01776
Status voldaan
Datum toezegging 10 september 2013
Deadline 1 april 2015
Verantwoordelijke(n) Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Kamerleden Mr. P.E.M.S. Lokin-Sassen (CDA)
Commissie commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BZK/AZ)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen eerlijk proces
Grondwet
Kamerstukken Herziening Grondwet (31.570)


Uit de stukken

Handelingen I 2012-2013, nr. 36, item 4 - blz. 5-6

Mevrouw Lokin-Sassen (CDA): Zoals wij gezien hebben, pleitte ook de Staatscommissie Grondwet in haar rapport van november 2010 unaniem voor opneming van een algemeen recht op een eerlijk proces en het recht op toegang tot de rechter in de Grondwet. Alleen over de formulering van dat recht was de commissie niet unaniem. De minister zal ongetwijfeld kennis hebben genomen van de publicatie van de heer Leeuw, die op 13 juni jongstleden aan de Erasmus Universiteit te Rotterdam is gepromoveerd op het onderwerp "Grondwet en eerlijk proces, een onderzoek naar de meerwaarde van het opnemen van het recht op een eerlijk proces in de Nederlandse Grondwet". Zijn conclusie wil ik u niet onthouden. "Alles overziend, kan aan het eind van het onderzoek de conclusie getrokken worden dat de vraag of een recht op een eerlijk proces in de Grondwet dient te worden opgenomen, positief kan worden beantwoord. De mogelijke meerwaarde kan groot zijn en zich op diverse terreinen en ten opzichte van diverse aspecten verwezenlijken. Daarnaast zijn bezwaren tegen opname van een dergelijk recht eigenlijk niet of nauwelijks aanwezig of steekhoudend. (...) Op grond van het voorgaande mag duidelijk zijn dat het (het) meest voor de hand ligt om in ieder geval over te gaan tot het invoegen van het recht op een eerlijk proces, en wel bij voorkeur in Hoofdstuk 1 van de Grondwet. Als het gaat om de inhoud van de bepaling staat vast dat in ieder geval de open norm van het recht op een eerlijk proces in de bepaling zou moeten worden opgenomen. Dit om als basis te (kunnen) dienen voor de rechter om een model van rechtsvorming op te zetten. Indien er gekozen zou worden om te volstaan met de opname van een verzameling van deelrechten van het recht op een eerlijk proces, is er geen legitimerende basis voor een dergelijk model."

In genoemd proefschrift krijgt de minister als het ware panklaar een aantal keuzes opgediend, waaruit hij een keuze kan maken om dit grondrecht handen en voeten te geven. Wij hopen, vertrouwen en gaan ervan uit dat de minister bereid is om de aanbevelingen van dit proefschrift te betrekken bij de vormgeving van de concrete grondwetsherzieningsbepaling. Wij willen wel graag uit de mond van de minister horen dat hij dit ook zal doen.

(...)

Handelingen I 2012-2013, nr. 36, item 4 - blz. 10

Minister Plasterk: Dank voor deze toelichting. U vroeg om de toezegging dat het proefschrift van de heer Leeuw hierbij kan worden betrokken. Dat zal gebeuren.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Onderzoek naar handhaving door gemeenten (34.000 VII) (T02030)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Sylvester (PvdA), toe om nader onderzoek te verrichten naar de handhaving van wet- en regelgeving in de praktijk door gemeenten. Hij zal tevens overleg voeren met de VNG om te bezien of vooruitlopend op de uitkomsten van het onderzoek het gebruik van reeds bestaande handreikingen en vergelijkbare instrumenten, voorlichting en overlegkaders kan of moet worden geïntensiveerd.


Kerngegevens

Nummer T02030
Status voldaan
Datum toezegging 8 december 2014
Deadline 1 april 2017
Verantwoordelijke(n) Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Kamerleden dr. J.J. Sylvester (PvdA)
Commissie commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ)
Soort activiteit Brief
Categorie evaluatie
Onderwerpen gemeenten
handhaving
toezicht
Kamerstukken Begrotingsstaten Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2015 (34.000 VII)


Uit de stukken

Kamerstukken I 2014/15, 34 000 VII, B, p. 1-2

Naleving van wet- en regelgeving is van groot belang en daar draagt een effectief toezicht en een effectieve handhaving in hoge mate toe bij. Gemeenten zetten zich stelselmatig in om toezicht en handhaving effectief in te richten en te organiseren. Belangrijke onderdelen van het gemeentelijk handhavingsbeleid zijn een heldere planning, inzicht in de risico’s en risicogebieden, een adequate gebruikmaking van de verschillende handhavingsinstrumenten én een bestuurlijk gedragen prioritering. Ik onderken dat het aantal regels waarvoor de gemeenten belast zijn met de zorg voor een goede handhaving, omvangrijk is. De vraag, of hier sprake is van een té grote last en of dit tot zorg zou moeten leiden, kan met de huidige kennis van zaken moeilijk algemeen en actueel worden beantwoord. Daarom deel ik de wens van de leden van de fractie van de PvdA om hier nader onderzoek naar te doen. En zal ik in het eerste kwartaal van 2015 in overleg met gemeenten een dergelijk onderzoek entameren. Parallel aan het inrichten van een dergelijk onderzoek zal ik overleg voeren met de VNG, om te bezien of vooruitlopend op de uitkomsten van het onderzoek het gebruik van reeds bestaande handreikingen en vergelijkbare instrumenten, voorlichting en overlegkaders kan of moet worden geïntensiveerd.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Kabinetsreactie naar aanleiding van uitkomsten consultatie (30.585) (T02031)

De Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Veiligheid en Justitie zeggen de Kamer, naar aanleiding van een vraag van de leden Duthler (VVD) en Engels (D66), toe de Kamer te berichten over het standpunt van het kabinet naar aanleiding van de uitkomsten van de consultatie over het conceptwetsvoorstel splitsing Raad van State en opheffing Centrale Raad van Beroep en College van Beroep voor het bedrijfsleven.


Kerngegevens

Nummer T02031
Status voldaan
Datum toezegging 10 december 2014
Deadline 1 juli 2015
Verantwoordelijke(n) Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Minister van Veiligheid en Justitie
Kamerleden mr. dr. A.W. Duthler (Fractie-Duthler)
prof. mr. J.W.M. Engels (D66)
Commissie commissie voor Veiligheid en Justitie (V&J)
commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ)
Soort activiteit Schriftelijk overleg
Categorie brief/nota
Onderwerpen Raad van State
splitsing
Kamerstukken Herstructurering van de Raad van State (30.585)


Uit de stukken

Kamerstukken I 2014/15, 30585, M, p. 3

De commissies lezen in de brief van 26 juni dat het streven van de regering is nog dit jaar een wetsvoorstel in consultatie te brengen. Zij worden graag voordat het wetsvoorstel bij de Tweede Kamer wordt ingediend bericht over het standpunt van het kabinet naar aanleiding van de uitkomsten van deze consultatie.

(...)

Kamerstukken I 2014/15, 30585, M, p. 7

De commissies voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning en voor Veiligheid en Justitie hebben voorts verzocht te worden bericht over het standpunt van het kabinet naar aanleiding van de uitkomsten van de consultatie over het conceptwetsvoorstel. Daartoe zijn wij gaarne bereid.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Instelling staatscommissie (T02033)

De Minister van Algemene Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Hermans (VVD), toe steun te verlenen aan de totstandkoming van een staatscommissie die zal kijken naar een staatsrechtelijke herbezinning. Deze bestaat uit steun en betrokkenheid van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in de fase van overleg tussen fractievoorzitters in Eerste en Tweede Kamer en in de daaropvolgende fase van overleg over de samenstelling en de taakomschrijving van een in te stellen staatscommissie. 


Kerngegevens

Nummer T02033
Status voldaan
Datum toezegging 14 oktober 2014
Deadline 1 juli 2015
Verantwoordelijke(n) Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Kamerleden drs. L.M.L.H.A. Hermans (VVD)
Commissie commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen Staatscommissie parlementair stelsel
staatscommissies
Kamerstukken Miljoenennota 2015 (34.000)


Uit de stukken

Handelingen I 2014-2015, 34000, nr. 4, item 6, blz. 16

Minister Rutte:

Ik kom nu op het onderwerp openbaar bestuur. Ik ga meteen over op de vragen die daarover zijn gesteld door de heer Hermans, en op de suggestie die erin lag besloten. Stel dat we willen komen tot een meer fundamentele beschouwing op het functioneren van het tweekamerstelsel en op een aantal andere elementen van het functioneren onze politieke instituties. Dan hebben wij met elkaar te spreken over de eventuele instelling van een commissie, als het daar om zou gaan, en over de opdracht en de samenstelling van zo'n commissie. Ik zal het voorstel van de heer Hermans hierover afwachten en bezien of hij in tweede termijn met nadere voorstellen komt, maar het lijken mij zaken waarover de Kamer zich met de regering heeft te verstaan. Daarbij zal onder andere de vraag zijn wie je daarbij betrekt. Zijn dat alleen deskundigen in de zin van hoogleraren? Of ook deskundigen in de zin van de gebruikers van het stelsel?

[...]

De heer Hermans (VVD):

Voordat de premier antwoordt: liberalen zijn altijd voor vernieuwing, dus dat klopt. Het lijkt mij belangrijk om nog tegen de minister-president te zeggen dat het van belang is dat we over de samenstelling van die commissie en over de taakopdracht overleg voeren met de Tweede en Eerste Kamer, omdat het gaat over het parlementaire stelsel. Als ik zijn woorden goed begrijp, zegt hij: laten we komen tot een staatscommissie, nadat we eerst overleg hebben gevoerd met de Tweede en Eerste Kamer over de exacte taakopdracht en de invulling van de posities.

Minister Rutte:

Dat zou inderdaad mijn suggestie zijn. Dat vraagt buiten deze vergadering overleg tussen bijvoorbeeld de minister van Binnenlandse Zaken en de hoofdrolspelers in de Tweede en Eerste Kamer. Zij moeten een aantal zaken bezien, zoals: wat is de opdracht en samenstelling van zo'n commissie? Ik kom op de vraag van de heer Thissen: nee, het is natuurlijk geenszins mijn zorg dat de heer Hermans dat zou hebben willen suggereren. Wel gaat het om een behoefte die ik herken van de wat minder op confessionele en de wat meer op sociaaldemocratische en liberale leest geschoeide families, om constant te vernieuwen en om te kijken naar het functioneren van de instellingen. Dat lijkt me heel goed.

Handelingen I 2014-2015, 34000, nr. 4, item 6, blz. 42

De heer Hermans (VVD):

Ik dank de minister-president voor zijn toezegging dat hij bereid is om steun te verlenen aan de gedachte van een commissie die zal kijken naar een staatsrechtelijke herbezinning. Ik denk dat het van groot belang is dat dit gaat plaatsvinden, dat de Kamer daar initiatief in neemt, een aantal zaken bij elkaar haalt en ervoor zorgt dat daar ideeën over op tafel komen. Dat zal ertoe leiden dat in overleg met het kabinet wordt gekeken op welke wijze die taakopdracht exact wordt geformuleerd. Dan wordt ook gekeken op welke wijze die commissie het beste kan worden samengesteld. Dat zal in gemeen overleg tussen het kabinet en de Staten-Generaal kunnen plaatsvinden.

Handelingen I 2014-2015, 34000, nr. 4, item 6, blz. 47

De heer Van Boxtel (D66):

[...]

Ik kom te spreken over de staatscommissie van de heer Hermans. Het is goed dat er geen motie over is ingediend, maar dan vraag ik toch nog een keer aan hem, maar ook aan de minister-president, of ik de samenvatting goed heb begrepen dat we het doen in de vorm van een tweetrapsraket. Eerst vindt er een overleg van fractievoorzitters in Eerste en Tweede Kamer plaats met steun en betrokkenheid van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Daarna komt er een formule op papier waarover eventueel een staatscommissie zich kan buigen. Ik hecht er zeer aan dat het dit is.

Handelingen I 2014-2015, 34000, nr. 4, item 6, blz. 50

Minister Rutte:

[...]

Ik kom op een paar vragen van de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie. De heer Hermans heeft gevraagd naar de commissie voor staatsrechtelijke herbezinning. Ik ben het met de heer Hermans eens — de heer Van Boxtel vatte dat ook nog eens samen — dat het een tweetrapsraket moet zijn: goed overleg met het kabinet en de betrokken fractievoorzitters, en daarna overleg over de samenstelling en de taakomschrijving. Ik herhaal: laten we de taakomschrijving proberen te beperken tot een aantal hoofdthema's; het moet niet te breed worden. Daarna gaan we aan de slag, niet overhaast. Ik kan mij dus eigenlijk zeer vinden in de woorden van de heer Hermans. De heer Van Boxtel zette er een accent bij dat volgens mij helemaal juist was.


Brondocumenten


Historie