Rappelabele toezeggingen Veiligheid en Justitie (2010-2017) (Vooruitblik Rappel maart 2014)



Dit is het rappel vanaf 02-01-14 tot 02-07-14.

 




Toezegging Aanhouden inwerkingtreding beleggingsverbod (artikel 2, lid 4) (31.766) (T01676)

De staatssecretaris van Veiligheid & Justitie zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Duthler en Scholten, toe de inwerkingtreding van het beleggingsverbod (artikel 2, lid 4) aan te houden in afwachting van de ontwikkelingen rond het richtlijnvoorstel. Hierbij maakt de staatssecretaris wel de kanttekening dat hij de praktijk rondom de cbo's nauwlettend blijft volgen en dat als hij de indruk krijgt dat hij moet ingrijpen, de situatie opnieuw zal bezien. 


Kerngegevens

Nummer T01676
Status voldaan
Datum toezegging 5 maart 2013
Deadline 1 juli 2014
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie
Kamerleden mr. dr. A.W. Duthler (Fractie-Duthler)
Mr. M.C. Scholten (D66)
Commissie commissie voor Veiligheid en Justitie (V&J)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen auteursrechten
beleggen
collectieve beheersorganisaties
Kamerstukken Toezicht op collectieve beheersorganisaties voor auteurs- en naburige rechten (31.766)


Uit de stukken

Handelingen I 2012-2013, nr. 19 - blz. 14

Mevrouw Duthler (VVD):

Dan kom ik nog op het punt van de in het wetsvoorstel opgenomen wettelijke beperking van de belegging en het beheer van gelden. De voorgestelde richtlijn vereist dat beleggingen deugdelijk gediversifieerd worden en zekerheid, kwaliteit, liquiditeit en winstgevendheid waarborgen. Dit komt de VVD-fractie heel redelijk voor. Artikel 2, lid 4 van het wetsvoorstel gaat echter een stuk verder dan het bepaalde in de voorgestelde richtlijn en beperkt de beleggingsmogelijkheden van cbo's in belangrijke mate. Is de regering bereid om ook de inwerkingtreding van artikel 2, lid 4 van het voorstel aan te houden in afwachting van de nadere ontwikkelingen rondom het bepaalde in de voorgestelde richtlijn?

Handelingen I 2012-2013, nr. 19 - blz. 15

Mevrouw Scholten (D66):

Het eerste punt is het toezicht op de beperking van de beleggingsmogelijkheden; zie artikel 2, lid 4 van het wetsvoorstel. De staatssecretaris heeft in zijn brief van 23 november 2012 aan de Voorzitter van de Eerste Kamer al gezegd bereid te zijn om de inwerkingtreding van dit artikel aan te houden in afwachting van de ontwikkelingen rondom de behandeling van de richtlijn. Dat de staatssecretaris deze ontwikkelingen wil afwachten, juicht ook mijn fractie toe. Inmenging in deze materie ligt gevoelig en Nederland moet niet voor de Europese troepen uit willen lopen op dit punt. Mijn fractie verwacht van de staatssecretaris alsnog een toezegging hierover. Maar er is nog meer wat de aandacht verdient en dan wil ik het hebben over de controle op de tarieven.

Handelingen I 2012-2013, nr. 19 - blz. 29

Staatssecretaris Teeven:

Mevrouw Duthler en mevrouw Scholten hebben ook gevraagd of ik de inwerkingtreding van het beleggingsverbod wil aanhouden totdat duidelijk is waartoe de richtlijnonderhandelingen leiden. Ja, dat heb ik reeds in de schriftelijke gedachtewisseling aangegeven. Ik heb dat voornemen ook al kenbaar gemaakt in de nadere memorie van antwoord van 18 december jongstleden. Ik verwijs daarvoor naar bladzijde 3, stuk nr. H.

Handelingen I 2012-2013, nr. 19 - blz. 31

Mevrouw Duthler (VVD):

Ik krijg graag nog de expliciete toezegging van de staatssecretaris dat de bepaling over beleggingen wordt aangehouden.

Mevrouw Scholten (D66):

Anders dan mevrouw Duthler heb ik begrepen dat de toezegging over de beleggingsparagraaf gewoon gedaan is. Het betreffende artikel zal op dit moment niet in werking treden, maar zal pas aan de orde komen als de richtlijn wordt vastgesteld. Het is misschien wel praktisch om daar heel precies in te zijn, zodat we weten waar we wat dat betreft aan toe zijn.

Handelingen I 2012-2013, nr. 19 - blz. 32

Staatssecretaris Teeven:

Mevrouw Scholten en mevrouw Duthler hebben ook gesproken over het aanhouden van de beleggingen. Dit treedt niet in werking; ik heb die toezegging op schrift al duidelijk gedaan. Wij blijven dit echter wel goed volgen. Wij letten op de signalen die wij van het college krijgen. Als ik op een bepaald gebied de indruk krijg dat ik echt moet ingrijpen, zal ik de situatie moeten bezien. Ik kan geen blanco cheque afgeven en zeggen dat ik nooit meer naar de beleggingen van de cbo's kijk. De toezegging staat dus, maar wel met de kanttekening dat wij de praktijk rondom de cbo's nauwlettend blijven volgen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Standpuntwisseling met Europese Commissie inzake pre-infractieprocedure Richtlijn (Gezinshereniging) (33.293) (T01802)

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Gerkens (SP), toe de Kamer vertrouwelijk informatie te sturen over de standpuntwisseling met de Europese Commissie over een pre-infractieprocedure ten aanzien van de Richtlijn Gezinshereniging.


Kerngegevens

Nummer T01802
Status voldaan
Datum toezegging 12 november 2013
Deadline 1 juli 2014
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie
Kamerleden A.M.V. Gerkens (SP)
Commissie commissie voor Immigratie & Asiel / JBZ-Raad (I&A/JBZ)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen gezinsherenigingen
pre-infractieprocedure
Kamerstukken Herschikken gronden voor asielverlening (33.293)


Uit de stukken

H andelingen I 2013-2014, nr. 7 - blz. 2

Mevrouw Gerkens (SP):

Voorzitter. Dit wetsvoorstel wil de asielgronden harmoniseren met Europa. Op zich vinden wij dit een goed streven. Duidelijkheid en eenduidigheid in de procedures zullen voorkomen dat asielzoekers onterecht hoop krijgen en dat zij gaat asielshoppen.

Voordat ik inga op het wetsvoorstel, wil ik eerst aan de staatssecretaris vragen of het juist

is dat de Europese Commissie begonnen is met een inbreukprocedure. Mijn collega Sharon Gesthuizen zal hierover vandaag in de Tweede Kamer een debat aanvragen, maar ik zou graag zien dat de staatssecretaris ook aan deze Kamer de details hierover bekendmaakt. Het lijkt mij weinig zinvol hier een debat te voeren over een wet die we straks weer moeten aanpassen. De informatie die ik hierover heb is summier. Ik zou graag meer informatie ontvangen van de staatssecretaris. Misschien is het mogelijk dat de staatssecretaris er nu al iets over zegt.

[...]

Ik vroeg mij af of de staatssecretaris iets kan zeggen over het gerucht dat de Europese

Commissie begonnen is met een inbreukprocedure op dit onderwerp, de gezinshereniging.

H andelingen I 2013-2014, nr. 7 - blz. 68

Staatssecretaris Teeven:

[...] Het is niet zo dat er een inbreukprocedure is van de zijde van de Commissie. Het is wel zo dat er vragen zijn gesteld over het onderwerp dat mevrouw Gerkens aanging, die voor zomer moeten worden beantwoord.

Mevrouw Gerkens (SP):

Maar dan ben ik natuurlijk nieuwsgierig naar de strekking van die vragen. Of stuurt u die vragen naar de Kamer?

H andelingen I 2013-2014, nr. 7 - blz. 82

Minister Teeven: Ik ga heel specifiek nog even in op de informatie over de standpuntwisseling met de Europese Commissie over de pre-infractieprocedure. Die kan alleen vertrouwelijk aan de Kamer worden verstrekt. Dat zullen wij dan ook doen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Ontwikkelen nationaal verwijzingsmechanisme (33.309) (T01827)

De minister van Veiligheid en Justitie zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van het lid Strik (GroenLinks) en het lid Witteveen (PvdA), toe een nationaal verwijzingsmechanisme te ontwikkelen die rekening houdt met de privacy. Ook wordt daarbij de status van het verwijzingsmechanisme betrokken. In april 2014 zal de minister de Kamer informeren over een concreet voorstel voor een verwijzingsmechanisme.   


Kerngegevens

Nummer T01827
Status voldaan
Datum toezegging 5 november 2013
Deadline 1 april 2014
Verantwoordelijke(n) Minister van Veiligheid en Justitie
Kamerleden mr. dr. M.H.A. Strik (GroenLinks)
prof.dr. W.J. Witteveen (PvdA)
Commissie commissie voor Veiligheid en Justitie (V&J)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen bescherming
hulp
implementatie
mensenhandel
richtlijnen
slachtoffers
status
Kamerstukken Implementatie richtlijn inzake voorkoming en bestrijding van mensenhandel en bescherming van de slachtoffers (33.309)


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, nr. 6, item. 6 - blz. 27-32

Blz. 27-28

Mevrouw Strik (Groenlinks):

Ook voor Nederlanders is er geen verwijzingsmechanisme. Zij hebben niet alleen geen bedenktijd maar ook niet die gespecialiseerde hulpverlening. Feitelijk valt deze groep vaak tussen wal en schip. Erkent de minister dit en is hij bereid om voor alle categorieën verwijzingsmechanismes op te nemen in de circulaire? Daarmee zou hij ook tegemoetkomen aan de kritiek van de Rapporteur dat een en ander een-op-een lijkt te zijn overgezet maar juist dit soort belangrijke stappenplannen, waaraan uitvoeringsinstanties zich moeten houden, zijn verdwenen met de afgeslankte circulaire. Kunnen die alsnog beter worden opgenomen?

(...)

Blz. 30

De heer Witteveen (PvdA):

De rapporteur bepleit de ontwikkeling van een nationaal verwijzingsmechanisme, een document waarin alle werk- en procesafspraken zijn opgenomen ten aanzien van de bescherming van slachtoffers. Dit nieuwe mechanisme zou effectieve samenwerking tussen de instanties sterk verbeteren, meent zij. Hoe denkt de minister over dit voorstel? Is hij van mening dat bij dit nieuwe mechanisme ook de verbinding kan worden gelegd tussen alle instanties, van politie tot zorginstellingen, die over gegevens beschikken die relevant zijn voor mensenhandel en daaraan gerelateerde criminaliteit en uitbuiting? En is een nationaal verwijzingsmechanisme mogelijk dat in overeenstemming is met de eisen voor bescherming van de privacy? Of hebben we hier te maken met een tragische keuze tussen meer veiligheid en hulp versus meer privacybescherming?

(...)

Handelingen I 2013-2014, nr. 8, item. 6 - blz. 44-53

Blz. 44

Minister Opstelten:

De hulp aan en bescherming van slachtoffers is al lange tijd een belangrijk speerpunt in het kader van de integrale aanpak van mensenhandel. Onlangs is een interdepartementaal project van start gegaan om een nationaal verwijzingsmechanisme te ontwikkelen. Een aantal van de leden heeft daarover gesproken. Ik kom daar straks meer in detail op terug. Het doel van een nationaal verwijzingsmechanisme is om de hulp aan en de bescherming van slachtoffers te verbeteren doordat de betrokken organisaties in de verschillende ketens nog meer gecoördineerd gaan handelen. Het opzetten van een nationaal verwijzingsmechanisme is een van de aanbevelingen die de Nationaal Rapporteur Mensenhandel in haar negende rapportage doet. De Kamer zal begrijpen dat ik die aanbeveling volledig omarm.

(...)

Blz. 44-45

Minister Opstelten:

Ik sprak over het nationaal verwijzingsmechanisme dat mevrouw Dettmeijer heeft aanbevolen. Afgelopen zomer is een interdepartementale werkgroep met vertegenwoordigers van mijn ministerie, van VWS en van SZW van start gegaan die tot en met april 2014 voorstellen voor een nationaal verwijzingsmechanisme zal uitwerken. Relevante uitvoeringsorganisaties en ngo's en de Nationaal Rapporteur zullen hierbij worden betrokken. Een nationaal verwijzingsmechanisme is een raamwerk waarin is vastgelegd hoe de verschillende ketenpartners – dat zijn van de zijde van de overheid het OM, de politie, de KMar, de Inspectie SZW, de IND, het COA, Bureaus Jeugdzorg, UWV en Slachtofferhulp Nederland et cetera, en maatschappelijke organisaties als organisaties voor vrouwenopvang en CoMensha – moeten handelen om slachtoffers van mensenhandel te identificeren door te verwijzen, te ondersteunen en indien nodig op te vangen. Slachtoffers moeten dit concreet in de hun aangeboden hulp gaan merken.

Het opzetten van een verwijzingsmechanisme is een belangrijke ontwikkeling en een belangrijke inzet. Het is bedoeld voor alle slachtoffers, of zij nu uit Nederland komen, uit een EU-lidstaat of uit een ander land. Bij het ontwikkelen van de voorstellen zal uiteraard rekening worden gehouden met de privacy van de slachtoffers. Ik meen dat de heer Witteveen daarnaar vroeg. Het verwijzingsmechanisme is in de eerste plaats een wegwijzer die aangeeft wie wat wanneer doet voor de slachtoffers.

Er is gevraagd of het nationaal verwijzingsmechanisme kan worden opgenomen in de Vreemdelingencirculaire. Verankering van het verwijzingsmechanisme zal worden meegenomen in het interdepartementale project. Begin 2014 zal het project resulteren in een concreet voorstel voor een verwijzingsmechanisme. Ik heb dat vorige week al toegezegd in het grote algemeen overleg over mensenhandel in de Tweede Kamer. Met het verwijzingsmechanisme voldoen wij zowel aan de EU-mensenhandelstrategie als aan de aanbeveling van de Nationaal Rapporteur.

(...)

Blz. 51

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Ik ben in ieder geval erg blij met de toezegging dat er een meer integrale, uitvoerige verwijzingsmechanisme komt. Ik vraag de minister om ons daarover te informeren, ook over bijvoorbeeld de aard van het verwijzingsmechanisme en de status daarvan. Dan moeten we denken aan bijvoorbeeld een soort meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. Het dient voor iedereen kenbaar te zijn en verplichtingen met zich mee te brengen voor samenwerking vanuit alle actoren. Uit de beantwoording van de minister begrijp ik dat daarin ook wordt verankerd dat werkelijk alle categorieën toegang zullen krijgen tot gespecialiseerde opvang en procedures.

(...)

Blz. 52

De heer Witteveen (PvdA):

Ik dank de minister voor de antwoorden die hij heeft gegeven op onze vragen en opmerkingen. Zij scheppen in ieder geval het beeld dat er hard wordt gewerkt en dat er vooruitgang wordt geboekt. Daarbij is het belangrijk om nog even iets te zeggen over het nationaal verwijzingsmechanisme. Ik hoor met plezier dat het voorstel van de rapporteur is overgenomen, dat een werkgroep al bezig is met de uitwerking ervan, dat dit zal leiden tot een betere doorverwijzing van slachtoffers en dat er een wegwijzer wordt gemaakt die rekening houdt met de privacy. Daarbij komt wel de concrete vraag bij mij op hoe men dat gaat doen. Er zijn namelijk belangen bij die botsen. Je kunt niet zowel de privacy als de veiligheid maximaal beschermen. Ik begrijp dat deze vraag nog niet te beantwoorden is, omdat men nog aan het werk is, dus de minister hoeft mijn vraag helemaal niet te beantwoorden. Wel zou ik het zeer op prijs stellen als hij toezegde dat wij, wanneer dat nationale verwijzingsmechanisme concreet vormgegeven is, daarover worden geïnformeerd, zodat wij dan nog eens kunnen nagaan of het echt waar is dat de privacy wordt gewaarborgd en een betere doorverwijzing van slachtoffers het gevolg zal zijn.

(...)

Blz. 52

Minister Opstelten:

Over het nationaal verwijzingsmechanisme heeft iedereen vragen gesteld. Het wordt april 2014. Dat zeg ik toe. De status van het verwijzingsmechanisme wordt daarbij betrokken. De heer Witteveen druk ik op het hart om voorzichtig te zijn met het telkens zien van een vermeende tegenstelling tussen aan de ene kant de veiligheid en aan de andere kant de privacy. Het is juist onze taak, dus mijn taak en die van mijn collega's, om die tegenstelling te overwinnen en om zichtbaar te maken wat er aan de orde is. Beide belangen dienen aan de orde te worden gesteld.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Begin 2014 informeren over evaluatie pilot "Kansloze aangiften" (33.309) (T01828)

De minister van Veiligheid en Justitie zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van het lid Quik-Schuijt (SP) en het lid Strik (GroenLinks), toe de Kamer begin 2014 te informeren over de evaluatie van de pilot "Kansloze aangiften".   


Kerngegevens

Nummer T01828
Status voldaan
Datum toezegging 5 november 2013
Deadline 1 april 2014
Verantwoordelijke(n) Minister van Veiligheid en Justitie
Kamerleden mr. A.C. Quik-Schuijt (SP)
mr. dr. M.H.A. Strik (GroenLinks)
Commissie commissie voor Veiligheid en Justitie (V&J)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen bescherming
evaluaties
hulp
implementatie
kansloze aangiften
mensenhandel
richtlijnen
slachtoffers
pilots
Kamerstukken Implementatie richtlijn inzake voorkoming en bestrijding van mensenhandel en bescherming van de slachtoffers (33.309)


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, nr. 6, item. 6- blz. 27-32

Blz. 29

Mevrouw  Quik-Schuijt (SP):

Ook zijn wij geïnteresseerd in de resultaten van de pilot "Kansloze aangiften B9". Deze pilot heeft tot doel om aangiften van mensenhandel met geen tot weinig opsporingsindicaties van vreemdelingen met een B9-vergunning sneller dan voorheen af te handelen. Ik weet dat het tegenwoordig een B8-vergunning heet, maar toen was het een B9-vergunning. Dit lijkt in tegenspraak met de bevindingen van het onderzoek van INTERVICT, dat juist ervoor pleit om meer tijd te nemen waardoor ook meer bruikbare opsporingsindicaties zouden kunnen worden gegenereerd. Graag krijg ik hier een reactie op.

Daarnaast doet de casus van de Soedanese asielzoekster – ook die is al genoemd – waarvoor de Nationale ombudsman aandacht vroeg in zijn nieuwsbrief vermoeden dat bij de politie en het Openbaar Ministerie beduchtheid voor misbruik van de toenmalige B9-regeling, thans B8-regeling, soms zwaarder weegt dan de vervolging van mensenhandel. Er was immers een klachtbehandeling nodig, zowel bij de politie als bij het Openbaar Ministerie, om de aangifte opgenomen te krijgen. Daarnaast werd het strafbare feit ten onrechte als huiselijk geweld omschreven, met het gevolg dat mevrouw geen aanspraak kon maken op een tijdelijke verblijfsvergunning op grond van de B9-regeling. Ook het feit dat een WODC-onderzoek is gevraagd naar onder andere misbruik van die verblijfsregeling wijst in dezelfde richting. Dit onderzoek door Regioplan zou na de zomer afgerond worden. Graag zouden wij over de uitkomsten van de pilot "Kansloze aangiften" en over het WODC-onderzoek naar misbruik van de B9-regeling geïnformeerd worden.

Handelingen I 2013-2014, nr. 6, item. 8- blz. 44-53

Blz. 48

Minister Opstelten:

Hoe verhoudt de pilot kansloze aangiften zich tot de uitkomst van het rapport van INTERVICT? Ik zal het kort samenvatten. De pilot kansloze aangiften is op 1 september 2012 van start gegaan in de regio's Rotterdam-Rijnmond, Friesland, Groningen en Drenthe. Deze pilot loopt tot 1 januari 2014 en heeft tot doel om aangiften van mensenhandel met geen tot weinig opsporingsindicaties sneller dan voorheen af te handelen; dit alles uiteraard wel met behoud van de noodzakelijke zorgvuldigheid. Indien de mensenhandelzaak wordt geseponeerd, houden de betrokken vreemdelingen het recht om een aanvraag voor voortgezet verblijf te doen.

Ik verwijs ook naar het beschermingsregime van de nieuwe jeugdwet die nog bij u in behandeling is. Iedere gemeente zal voldoen aan de vereisten die de richtlijn stelt. In het gedecentraliseerde stelsel geven gemeenten inderdaad zelf vorm aan een beleid inzake preventie, jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering. Op grond van artikel 2.5, eerste lid van de voorgestelde jeugdwet hebben gemeenten de plicht te voorzien in een kwantitatief en kwalitatief toereikend aanbod. Het artikel schrijft voor dat gemeenten die ondersteuning, hulp en aanbod inkopen of contracteren die jeugdigen en ouders in die gemeenten nodig hebben. Die voorwaarde staat in de wet. Gemeenten moeten daaraan voldoen.

(...)

Blz. 51

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Zullen wij ook geïnformeerd worden over de evaluatie van de pilot inzake kansloze aangiften? Ik begrijp dat die pilot nog in de voltooiingsfase zit. Er zijn vergelijkende onderzoeken geweest, ook in andere landen, over de vraag hoe elders wordt omgegaan met misbruik van procedures. Het valt mij op dat dit onderwerp in andere landen niet zozeer aandacht krijgt of aan de orde is. Daar wordt dus geen misbruik geconstateerd. Ik hoop dat wij ons niet te veel concentreren op versnelling, in de hoop misbruik tegen te gaan, maar dat wij ons vooral concentreren op zorgvuldigheid. Ik hoop dat de nadruk zal blijven liggen op zorgvuldigheid.

(...)

Blz. 53

Minister Opstelten:

Ik heb tegen mevrouw Strik al gezegd dat de evaluatie begin volgend jaar komt.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Informeren monitors taakstelling openbaar ministerie (33.750 VI) (T01851)

De Minister van Veiligheid en Justitie zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van het lid Ruers (SP), toe de Kamer telkens te informeren over de uitkomst van de monitors naar de taakstelling voor het openbaar ministerie. 


Kerngegevens

Nummer T01851
Status afgevoerd
Datum toezegging 10 december 2013
Verantwoordelijke(n) Minister van Veiligheid en Justitie
Kamerleden mr.dr. R.F. Ruers (SP)
Commissie commissie voor Veiligheid en Justitie (V&J)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen bezuinigingen
informeren
monitoring
openbaar ministerie
taakstelling
transformatie
Kamerstukken Begrotingsstaten Veiligheid en Justitie 2014 (33.750 VI)


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, nr. 12, item 16 − blz. 47

De heer Ruers (SP):

Een ander terrein waar de bezuinigingen hard toeslaan, is het Openbaar Ministerie. De situatie bij het OM is al niet bepaald rooskleurig en de lopende bezuinigingstaakstellingen zijn al zwaar. Bij het OM gaat helaas veel te veel fout. Rechtbankpresident Verheij sprak zelfs van een organisatorische chaos bij het OM. Ik verwijs daarbij naar het artikel in het NJB van 8 november jl. Herkent en erkent de minister dit beeld en, zo ja, is hij desondanks van mening dat het OM nog meer moet bezuinigen?

Handelingen I 2013-2014, nr. 12, item 19 − blz. 63-66

Blz. 63

Minister Opstelten:

Tot slot ga ik naar aanleiding van de vragen van de heer Ruers nog in op de taakstelling van het Openbaar Ministerie. Er zijn natuurlijk taakstellingen van vorige kabinetten, het kabinet-Balkenende IV en het kabinet-Rutte I, en van het Lenteakkoord. Het kabinet-Rutte II heeft voor 2014 en 2015 geen extra taakstelling voorzien. Voor 2016 is een taakstelling voorzien van 20 miljoen, voor 2017 van 20 miljoen en voor 2018 van 12 miljoen. Dat is geen geringe taakstelling voor het Openbaar Ministerie. Wij hebben extern laten valideren of dit een haalbare situatie is gelet op onze doelstellingen. De Galan Groep heeft dit onderzocht. Wij hebben de uitkomst aan de Kamers gestuurd; die is openbaar. De uitkomst is dat dit haalbaar is mits men aan bepaalde voorwaarden voldoet.

Wij beschouwen de eerste taakstelling als een kans. Er moet een transformatie plaatsvinden. Wij zullen dat monitoren. Wij hebben gezegd dat wij de uitkomst telkens aan de Tweede Kamer zullen laten weten. Ik heb met het College van procureurs-generaal afgesproken dat als blijkt dat er toch een punt is waarvoor incidenteel een kleine bijstelling nodig is, ik de hand zal uitsteken naar het College. Ik heb dat recentelijk ook gedaan met 5 miljoen voor een aantal maatregelen. Dat is een goede duidelijke afspraak waardoor men erop kan rekenen dat wij ervoor zorgen dat er geen ongelukken kunnen gebeuren.

Blz. 64-65

De heer Ruers (SP):

Dan de taakstelling van het OM, die ons grote zorgen baart. Ik weet niet of de bewindslieden kennis hebben genomen van het bericht in Vrij Nederland dat vandaag naar buiten is gekomen. Er wordt daarin onder andere gemeld dat een kwart van de Nederlandse rechters de laatste vijf jaar overwoog om op te stappen voornamelijk vanwege de hoge werkdruk. Dat blijkt uit een enquête van Vrij Nederland onder de rechterlijke macht. Van de ondervraagde medewerkers van het OM, 689 magistraten, zei zelfs 45% aan stoppen te hebben gedacht. Een van de geënquêteerden zegt letterlijk: "Het is een hele leuke baan in een hele slechte organisatie". Dan nog iets over de werkdruk. De werkdruk was de belangrijkste reden voor twijfel. Bijna drie kwart van de rechters vindt die hoog en ruim 20% te hoog. Bij het OM is sprake van vergelijkbare cijfers.

Hier wordt toch wel een heel belangrijke cri de coeur geuit. Het is allang bekend dat het OM altijd heel rustig is en niet naar buiten komt. Vorig jaar hebben we wel het manifest gehad van de rechters in Leeuwarden. Genoemd stuk in Vrij Nederland is mijns inziens toch wel een reden voor de bewindslieden om heel serieus na te denken of die bezuiniging überhaupt nog door te zetten is. Want als de rechterlijke macht op deze manier naar buiten komt, dan is er echt iets fout. Ik vind dat daar ook eens naar gekeken moet worden.

Blz. 65

Minister Opstelten:

Ik kom op het Openbaar Ministerie. Er is een aantal processen aan de orde: de transformatie van de gerechtelijke kaart, ZSM – dat is ook een transformatie – en de taakstelling. Dat is veel bij elkaar. Naar mijn mening is de taakstelling ook een kans. Als je een scherpe taakstelling hebt, kom je, omdat het nodig is, tot een verandering, een transformatie. Ik heb alleen wel gezegd – dat vind ik belangrijk – dat ik de hand uitsteek naar het OM als op basis van reële feiten en logische omstandigheden blijkt dat er meer nodig is dan men nu heeft. Ik denk dat wij het OM zo sterker maken, onder leiding van in de eerste plaats het College van procureurs-generaal. Met de Tweede Kamer heb ik afgesproken dat ik haar van tijd tot tijd over de monitor zal informeren. Dat zal ik voor de Eerste Kamer ook doen, want de Eerste Kamer volgt dit ook. Deze Kamer kennende, zal zij mij eraan helpen herinneren als zij dat noodzakelijk vindt.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Overweging verlaging kosten leges voor vervangende documenten (33.293) (T01856)

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van de leden Schrijver (PvdA), Gerkens (SP), De Graaf (D66) en Kuiper (CU), toe een eventuele verlaging van de kostprijs van leges voor de vervanging van documenten te overwegen en de Kamers daarover te berichten.


Kerngegevens

Nummer T01856
Status voldaan
Datum toezegging 12 november 2013
Deadline 1 juli 2014
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie
Kamerleden A.M.V. Gerkens (SP)
Mr. Th.C. de Graaf (D66)
prof. dr. R. Kuiper (ChristenUnie)
Prof.mr. N.J. Schrijver (PvdA)
Commissie commissie voor Immigratie & Asiel / JBZ-Raad (I&A/JBZ)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen legeskosten
Kamerstukken Herschikken gronden voor asielverlening (33.293)


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, nr. 7 - blz. 3

Mevrouw Gerkens (SP):

[...] Ook de legeskosten blijven te hoog en staan haaks op artikel 29 van het Vluchtelingenverdrag, waarin gezegd wordt dat er geen hoge kosten voor vluchtelingen mogen worden gerekend. De staatssecretaris heeft daar in een aantal brieven een toelichting op gegeven, maar ik ben er nog niet van overtuigd dat het € 250 moet zijn.

Handelingen I 2013-2014, nr. 7 - blz. 6

De heer Thom de Graaf (D66):

Tot slot maak ik nog een enkele opmerking over de wettelijke grondslag voor de legesheffing bij de vervanging van een vreemdelingendocument, artikel 137, derde lid. Er is op zichzelf natuurlijk niets tegen zo'n wettelijke grondslag. Er is zelfs niets tegen het principe van de werkelijke kostenberekening, hoewel dat in de praktijk altijd een lastige discussie is, want welke kosten neem je daarin expliciet mee? De IND moet voor vervangende verblijfsdocumenten extra taken verrichten, zegt de staatssecretaris. Zijn dat evenwel kosten die in directe zin aan de administratieve handeling van het aanmaken van een vervangend verblijfsdocument mogen worden toegerekend? Wij hebben al eerder in deze Kamer gesproken over de hoogte van de leges voor vergunningen en identiteitsdocumenten. Ook toen is gewezen op artikel 29 van het Vluchtelingenverdrag en op de discussie over wat een small fee zou mogen inhouden. Mijn fractie vindt € 250 voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd gewoon te hoog. Hetzelfde geldt voor het tarief voor een verblijfsvergunning asiel onbepaalde tijd van € 150, bij vervanging. Ten principale begrijp ik niet waarom de asielgerechtigde voor de vervanging van een verblijfs- of identiteitsdocument meer zou moeten betalen dan een Nederlander voor de vervanging van zijn paspoort of identiteitskaart. Mijn fractie heeft hier echt moeite mee, en al helemaal met de door de staatssecretaris betrokken stelling – zowel in het debat in de Tweede Kamer als in de stukken – dat het verblijfsdocument waarde vertegenwoordigt en dat de leges dat mogen reflecteren. Eigenlijk zegt de staatssecretaris daarmee dat we het document maar flink duur moeten maken zodat de asielgerechtigde blijft beseffen wat een enorm geluk hij toch heeft. Of bedoelt de staatssecretaris dat niet en wil hij met deze stelling aangeven dat de hoogte van de leges een verkapte boete is op het kwijtraken of beschadigd raken van de asieldocumenten? Als dat zo is, waarom geldt dat dan niet voor paspoort en identiteitskaart? In beide gevallen deugt de redenering naar mijn oordeel niet. Ik nodig de staatssecretaris graag uit om daarop een reactie te geven.

Ik zie uit naar de antwoorden van de staatssecretaris en zal mede aan de hand daarvan namens mijn fractie een eindoordeel over dit wetsvoorstel formuleren.

Handelingen I 2013-2014, nr. 7 - blz. 7

De heer Schrijver (PvdA):

[...] Onze derde vraag betreft de kwestie van de legeskosten. Schriftelijk hebben wij daarover al een en ander gewisseld en ook de heer De Graaf heeft er net over gesproken. De staatssecretaris beroept zich op een wel heel letterlijke interpretatie van de uitzonderingsgrond – neergelegd in artikel 29, lid 2 van het VN Vluchtelingenverdrag – op de basisregel van een small fee en op het uitgangspunt dat vluchtelingen niet aan andere of hogere rechten, heffingen of belastingen mogen worden onderworpen dan eigen onderdanen in soortgelijke omstandigheden. Onze discussie betreft de legesheffing voor vervanging van verblijfsdocumenten asiel die worden vermist, verloren zijn gegaan of voor identificatie onbruikbaar zijn geworden. Wij begrijpen dat reproductie van die verblijfsdocumenten ingewikkelder is dan bij die van een gewone Nederlander. Wij begrijpen ook dat de staatssecretaris fraude wil tegengaan. D66 heeft schriftelijk in het debat ingebracht dat het aantal fraudegevallen evenwel relatief gering is: 0,01% van het totale aantal verstrekte documenten. Met de vordering van nieuwe technieken, denk aan het wetsvoorstel over gebruik van biometrie dat wij volgende week met de staatssecretaris behandelen, zal fraude eerder af- dan toenemen. Wij stellen vast dat de legeskosten voor vervanging van het document behorend bij een verblijfsvergunning bepaalde tijd € 250 bedragen, terwijl de leges voor vervanging van het document behorend bij een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd € 150 bedragen. Dat is ook nog een hoog bedrag, maar toch € 100 lager. Het gaat natuurlijk niet alleen om een letterlijke interpretatie van artikel 29 van het VN Vluchtelingenverdrag. Het gaat ook om het eerbiedigen van de doelstelling en de geest van de algemene bepaling over het begrip "small fee". Om die reden vraag ik de staatssecretaris of hij kans ziet om de legeskosten voor vervanging verblijfsdocument bepaalde tijd om te beginnen niet hoger te laten zijn dan die voor vervanging documenten onbepaalde tijd. Het liefst zie ik voor die beide categorieën lagere bedragen.

Handelingen I 2013-2014, nr. 7 - blz. 8

De heer Kuiper (ChristenUnie):

Wat de legesheffing betreft, menen ook wij dat een bedrag van € 250 voor een vervangend document erg hoog is. Wij spreken met andere fracties onze verwondering hierover uit. Voor onze definitieve standpuntbepaling zien wij uit naar de nadere uitleg van de staatssecretaris.

Handelingen I 2013-2014, nr. 7 - blz. 76

Staatssecretaris Teeven:

Tot slot kom ik aan het overgangsrecht en de leges toe. Daar is een aantal opmerkingen over gemaakt. Allereerst ga ik in op de leges. Gezegd werd dat de kosten van een vervangend document blijvend te hoog zijn en haaks staan op artikel 29 van het Vluchtelingenverdrag. Waarom moet een vreemdeling meer betalen dan een Nederlander? Het kabinet is van mening dat de kosten voor leges voor een vervangend document niet haaks staan op het Vluchtelingenverdrag. Uit het tweede lid van artikel 29 volgt nu eenmaal dat er wel degelijk een verschil mag bestaan, als een verblijfsrechtelijk document tevens een administratief document betreft. Een belangrijke reden voor het verschil is echter dat aan de vervanging van een vreemdelingendocument nu eenmaal hogere kosten zijn verbonden, doordat de IND hiervoor extra taken moet verrichten. Eerder dit jaar, op 26 maart, heb ik al aan de Tweede Kamer laten weten dat het kabinet vasthoudt aan het standpunt, zo veel mogelijk kostendekkend te zijn. De legeskostprijsnacalculatie over 2009 voor een vervangend vreemdelingendocument bedraagt € 228. De eerstvolgende nacalculatie van de kostprijs zal in 2015 plaatsvinden. Ik zeg toe dat ik dan zal bezien of een aanpassing van het legesbedrag noodzakelijk is.

De heer Schrijver (PvdA):

Ik dank de staatssecretaris voor deze toezegging. Ik zou graag nader willen weten wat het beleid in dezen is. De staatssecretaris informeert ons nu over de kostprijs. Die ligt op ongeveer € 228. Kennelijk wil de staatssecretaris toch ruim 10% winst maken, want de prijs is vastgesteld op € 250. Je zou je ook kunnen afvragen waarom de prijs niet naar beneden wordt bijgesteld of waarom de prijs in ieder geval niet gelijk is aan de € 150 voor de categorie verblijfsvergunningen voor onbepaalde tijd. Misschien komt de staatssecretaris daar nog op. Ik vind dit een ontzettend hoog bedrag, vooral als je in aanmerking neemt dat het vaak om gezinnen gaat. Stel je voor dat het vier of zes keer € 250 is. Dat kan voor mensen in die omstandigheden een half jaarinkomen zijn.

Staatssecretaris Teeven:

De minister van Financiën van dit kabinet heeft mij op het hart gedrukt dat ik ook in de Eerste Kamer vooral moest zeggen dat wij kostprijsdekkend moeten werken. Dit is een nacalculatie over 2009. De prijs is dus bepaald aan de hand van de kosten van 2009. In 2015 gaan wij die opnieuw bekijken. De heer Schrijver wijst er terecht op dat het € 250 is. Als je de inflatie meetelt, kom je ongeveer op € 250 uit. Het is niet zo dat het kabinet die € 22 in de zak wil steken. Wij zijn echt van mening dat er met € 250 sprake is van een kostendekkende situatie. Wij hoeven er niet aan te verdienen. Daarom zeg ik toe om in 2015 te bezien of er aanpassingen moeten plaatsvinden. Eerlijk gezegd, verwacht ik dat niet.

De heer Schrijver (PvdA):

De laatste zin geeft extra aanleiding om toch nog even naar voren te komen. Het duurt nog best lang tot 2015. Het is immers nog 2013. Ik vind het toch een raar onderscheid tussen verblijfsvergunningen voor bepaalde en onbepaalde tijd. Heel veel zaken in dit land zijn niet helemaal kostendekkend. Ik hoop dat de staatssecretaris de geest van dit debat mee terugneemt naar zijn collega op het departement van Financiën. Ik hoop dat hij zal zeggen dat diverse senatoren aandacht voor dit probleem hebben gevraagd en dat hij vraagt om daar nog eens goed over door te praten. Ik wens de staatssecretaris daarbij alle succes. Ik weet zeker dat ik namens nogal wat partijen spreek.

Staatssecretaris Teeven:

Ik zal de suggestie van de heer Schrijver meenemen. Ik denk dat het een goede suggestie is. Ik kom hier in mijn tweede termijn nog kort op terug. Ik zal bekijken of er nog mogelijkheden zijn, maar ik voorzie op dit punt wel een kleine blokkade van de zijde van het departement van Financiën.

Handelingen I 2013-2014, nr. 7 - blz. 77

Staatssecretaris Teeven:

Voorzitter, ik denk dat ik hiermee alle vragen heb beantwoord. Ik ben ingegaan op de positie van de LHBT's uit Iran en ik heb ook gesproken over  de leges. Ik heb toegezegd om daar kritisch naar te kijken en binnen het kabinet in overleg te treden. Ik zal in ieder geval de kostprijsberekeningen onder de loep nemen, in 2015 of eerder als dat mogelijk is.

Handelingen I 2013-2014, nr. 7 - blz. 80

De heer Schrijver (PvdA):

[...] Op het punt van de legeskosten zou ik de staatssecretaris willen aanmoedigen om toch nog een stapje in onze richting te zetten. Hij heeft dat eigenlijk voetje voor voetje al gedaan en heeft beloofd er kritisch naar te kijken waar het gaat om 2015, waaraan hij toevoegde dat het zo mogelijk wel wat eerder kan. Hij heeft ook gezegd dat hij alles nog even goed onder de loep wil nemen maar dat hij wel met de minister van Financiën te maken heeft enzovoort. Als de staatssecretaris meent dat wij hem zouden kunnen helpen door op dit punt een motie in te dienen, dan komen we hem graag te hulp, maar eerst wil ik nog zijn reactie horen. Misschien dat de staatssecretaris een paar toezeggingen doet waardoor zo'n motie achterwege kan blijven.

De voorzitter:

Als u een motie wilt indienen …

De heer Schrijver (PvdA):

Nee, ik heb die op dit moment niet gereed. Ik bied aan om de staatssecretaris in zijn consultaties met de minister van Financiën te helpen. Ik dacht ook dat wij na afloop van het debat altijd nog de ruimte hebben om eventueel met een motie te komen, maar op dit moment heb ik er voldoende vertrouwen in dat de staatssecretaris nog een paar stappen in onze richting zet en we tot overeenstemming kunnen komen.

De voorzitter:

U spreekt dus niet over een derde termijn?

De heer Schrijver (PvdA):

Nee, dat zou ik u en ook mijzelf niet willen aandoen

Handelingen I 2013-2014, nr. 7 - blz. 82

Staatssecretaris Teeven:

De heer Schrijver heeft mij gevraagd om nóg meer souplesse te betrachten met betrekking tot de leges. Dat wil ik wel graag doen. Hij heeft gevraagd of hij daarvoor een motie moet indienen. Als hij dat had gedaan, had ik hem waarschijnlijk gevraagd wat de dekking van zijn motie was. Ik heb van de minister van Financiën namelijk de nadrukkelijke opdracht gekregen dat elke motie van een dekking moet zijn voorzien. Daar moet ik van hem onmiddellijk naar vragen en dat doe ik altijd braaf, zeker als de motie komt van een regeringsfractie. Ik wil nog wel benadrukken dat het hierbij niet gaat om leges voor de verstrekking van documenten. Het gaat om leges voor vervanging na vermissing of het kapotgaan van het document. De heer Schrijver noemde een voorbeeld waarbij een heel gezin nieuwe documenten moest aanvragen. De kans is dus niet zo heel groot dat een heel gezin dat moet doen. Ik zeg de heer Schrijver echter toe dat ik ga bekijken wat ik hieraan kan doen. Ik zal de Eerste Kamer, en ook de Tweede Kamer berichten of ik nog mogelijkheden zie om de kostprijs te verlagen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Brede kabinetsvisie op identiteitsfraude (33.192) (T01857)

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Lokin-Sassen, toe de brede visie van het kabinet op de aanpak van identiteitsfraude aan beide Kamers te doen toekomen. 


Kerngegevens

Nummer T01857
Status voldaan
Datum toezegging 18 november 2013
Deadline 1 juli 2014
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie
Kamerleden Mr. P.E.M.S. Lokin-Sassen (CDA)
Commissie commissie voor Immigratie & Asiel / JBZ-Raad (I&A/JBZ)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen biometrie
identiteitsfraude
Kamerstukken Gebruik biometrie bij identificatie vreemdelingen (33.192)


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, nr. 8 - blz. 3

Mevrouw Lokin-Sassen (CDA): Mijn fractie heeft in het algemeen grote behoefte aan een overzicht van wat er thans aan wetgeving en andere maatregelen voorhanden is, respectievelijk in de pijplijn zit met betrekking tot de verbetering van de vaststelling van de identiteit, zowel van Nederlanders als van vreemdelingen teneinde identiteitsfraude tegen te gaan. De regering heeft tijdens het algemeen overleg over de toekomstbestendigheid van de identiteitsinfrastructuur (26643, nr. 279) op 10 april 2013 aan de Tweede Kamer toegezegd de verschillende maatregelen tegen identiteitsfraude in onderlinge samenhang te plaatsen in een brede visie op de aanpak van identiteitsfraude. Deze brede visie zou dit najaar aan de Tweede Kamer worden toegezonden. Is dit reeds geschied? Zo ja, is de minister dan bereid om deze visie onverwijld ook aan de Eerste Kamer voor te leggen? Zo nee, is de minister dan bereid om toe te zeggen dat deze brede visie tegelijk met de Tweede Kamer ook aan de Eerste Kamer wordt gezonden?

Handelingen I 2013-2014, nr. 8 - blz. 17

Staatssecretaris Teeven: Mevrouw Lokin heeft nog gevraagd of de brede visie op de aanpak van identiteitsfraude waar de minister van Binnenlandse Zaken een toezegging over had gedaan, al naar de Tweede Kamer is gezonden. Dat is nog niet gebeurd. Ik zeg u toe dat die visie door het kabinet gelijk naar de Tweede en de Eerste Kamer zal worden verzonden. De verwachting is dat dat aan het eind van het jaar zal gebeuren, zo bericht het ministerie van Binnenlandse Zaken mij.

Handelingen I 2013-2014, nr. 8 - blz. 19

Mevrouw Lokin-Sassen (CDA):

Dank u, voorzitter. Ik zal het woord gebruiken om de staatssecretaris te danken voor de beantwoording van de vragen van de CDA-fractie. Ik dank hem met name ook voor zijn toezegging aan mij gedaan, waarvan akte, om de brede visie van de aanpak van de identiteitsfraude zowel aan de Eerste Kamer als aan de Tweede Kamer te sturen. Ik heb er ook goede nota van genomen dat die brede visie ons nog voor het einde van dit jaar zal bereiken.

Handelingen I 2013-2014, nr. 8 - blz. 23

Staatssecretaris Teeven:

[...] Ik dank mevrouw Lokin en doe de toezegging dat wij de brede visie, die voor het eind van het jaar beschikbaar is, aan beide Kamers zullen toezenden. Die toezegging staat als een huis, zoals zij dat zelf uitdrukte. [...]


Brondocumenten


Historie







Toezegging Voortgang transitie jeugdzorg (33.684 F) (T01878)

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Slagter-Roukema (SP), toe het geactualiseerde transitieplan en de derde voortgangsrapportage Transitiecommissie Stelselherziening Jeugd (TSJ) zo snel mogelijk na ontvangst naar beide Kamers der Staten-Generaal te sturen.


Kerngegevens

Nummer T01878
Status voldaan
Datum toezegging 27 januari 2014
Deadline 1 juli 2014
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie
Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Kamerleden drs. T.M. Slagter-Roukema (SP)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit (Nadere) Memorie van antwoord
Categorie overig
Onderwerpen jeugdzorg
transities
voortgangsrapportage
Kamerstukken Jeugdwet (33.684)


Uit de stukken

Nadere Memorie van Antwoord, vergaderjaar 2013-2014, 33 684 F, blz. 34.

De leden van de SP-fractie wijzen er op dat er nog verschillende zaken zijn, samenhangend met de transitie en vaak ook genoemd door de TJS, die geregeld moeten worden. Graag ontvangen de leden van de SP-fractie een overzicht van zaken die in ieder geval nog geregeld moeten worden.

(...) Eind februari 2014 zal een geactualiseerd transitieplan aan beide Kamers der Staten-Generaal worden gezonden. Hierin zal een actualisatie opgenomen worden van die zaken die in ieder geval nog geregeld moeten worden.

Nadere Memorie van Antwoord, vergaderjaar 2013-2014, 33 684 F, blz. 34-35.

De leden van de SP-fractie vragen wanneer de volgende rapportage van de TSJ te verwachten is. Zij vragen ook of de commissie ook aandacht besteed aan de totstandkoming van adequate beleidsplannen en de gevolgen ervan voor de continuïteit van zorg en de continuïteit van infrastructuur.

De TSJ is volgens haar eigen werkschema van plan de derde reguliere rapportage op 24 februari 2014 aan te bieden aan de opdrachtgevers, zijnde het Rijk, de VNG en het IPO.

Zo kan zij haar bevindingen mede baseren op de onderzoeken die nu ter ondersteuning van de TSJ worden verricht naar de follow-up van de RTA’s (zorgcontinuïteit) en de gemeentelijke besluitvorming (beleidsplannen). Wij zullen de rapportage na ontvangst zo snel mogelijk met een reactie namens de opdrachtgevers naar de beide Kamers der Staten-Generaal sturen.


Brondocumenten


Historie