Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2000/0238(CNS)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A6-0222/2005

Ingediende teksten :

A6-0222/2005

Debatten :

PV 27/09/2005 - 4

Stemmingen :

PV 27/09/2005 - 6.8

Aangenomen teksten :

P6_TA(2005)0349

Aangenomen teksten
PDF 520kWORD 237k
Dinsdag 27 september 2005 - Straatsburg
Procedure voor toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus in de lidstaten *
P6_TA(2005)0349A6-0222/2005

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het gewijzigd voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus (14203/2004 – C6-0200/2004 – 2000/0238(CNS))

(Raadplegingsprocedure - hernieuwde raadpleging)

Het Europees Parlement,

–   gezien het ontwerp van de Raad (14203/2004)(1),

–   gezien het gewijzigde voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2002)0326)(2),

–   gezien zijn op 20 september 2001 bepaalde standpunt(3),

–   gelet op artikel 63, lid 1, letter d) van het EG-Verdrag,

–   gelet op artikel 67 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C6-0200/2004),

–   gelet op de artikelen 51, 41, lid 4 en 55, lid 3 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken en de adviezen van de Commissie ontwikkelingssamenwerking en de Commissie juridische zaken (A6-0222/2005),

1.   hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;

2.   verzoekt de Commissie haar voorstel krachtens artikel 250, lid 2 van het EG-Verdrag dienovereenkomstig te wijzigen;

3.   verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen;

4.   behoudt zich het recht voor om een zaak bij het Hof van Justitie aanhangig te maken om de wettigheid van het voorstel en de verenigbaarheid ervan met de grondrechten te laten toetsen;

5.   verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

Door de Raad voorgestelde tekst   Amendementen van het Parlement
Amendement 1
Overweging 1 bis (nieuw)
(1 bis) Elke lidstaat moet een volledig nationaal wettelijk kader inzake asiel hebben dat ten minste de basisbescherming van de internationale asielwetgeving biedt.
Amendement 2
Overweging 2
(2)  De Europese Raad is bij zijn bijzondere bijeenkomst van 15 en 16 oktober 1999 in Tampere overeengekomen te werken aan de instelling van een gemeenschappelijk Europees asielstelsel dat stoelt op de volledige en niet-restrictieve toepassing van het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 28 juli 1951, als aangevuld bij het Protocol van New York van 31 januari 1967 ("Verdrag van Genève"), en aldus het beginsel van non-refoulement te bekrachtigen en ervoor te zorgen dat niemand wordt teruggestuurd naar het land van vervolging.
(2)  De Europese Raad is bij zijn bijzondere bijeenkomst van 15 en 16 oktober 1999 in Tampere overeengekomen te werken aan de instelling van een gemeenschappelijk Europees asielstelsel dat stoelt op de volledige en niet-restrictieve toepassing van de Conventie van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 28 juli 1951, als aangevuld bij het Protocol van New York van 31 januari 1967 ("Conventie van Genève"), en aldus het beginsel van non-refoulement te bekrachtigen en ervoor te zorgen dat niemand wordt teruggestuurd naar een land of een gebied waar zijn leven of vrijheden bedreigd kunnen worden.
Amendement 3
Overweging 3 bis (nieuw)
(3 bis) Op zijn bijeenkomst van 4 en 5 november 2004 in Den Haag bevestigde de Europese Raad zijn in Tampere besloten aanpak en kwam hij overeen om vóór 2010 een gemeenschappelijke asielprocedure in te voeren voor personen aan wie de vluchtelingenstatus of subsidiaire bescherming is toegekend.
Amendement 4
Overweging 5
(5)  Deze richtlijn is in de eerste plaats bedoeld om in de Europese Gemeenschap een minimumkader voor procedures voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus in te voeren.
(5)  Deze richtlijn is in de eerste plaats bedoeld om in de Europese Gemeenschap een minimumkader voor procedures voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus in te voeren en zodoende ervoor te zorgen dat geen enkele lidstaat een asielzoeker op welke wijze dan ook het land uitzet of terugstuurt naar de grens van grondgebieden waar zijn of haar leven of vrijheid wordt bedreigd op grond van ras, geslacht, godsdienst, nationaliteit, taal, seksuele geaardheid of lidmaatschap van een bepaalde maatschappelijke groep, politieke stroming of minderheid, in overeenstemming met internationale normen, met name de Conventie van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 1951 en de conclusies van Tampere inzake asiel.
Amendement 5
Overweging 8
(8)  Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name zijn neergelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
(8)  Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name zijn neergelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, als algemene beginselen van het Gemeenschapsrecht, en in alle bestaande internationale verdragen, in het bijzonder de Conventie van Genève.
Amendement 6
Overweging 9
(9)  Met betrekking tot de behandeling van personen die onder de werkingssfeer van deze richtlijn vallen, zijn de lidstaten gebonden aan de verplichtingen uit hoofde van de instrumenten van internationaal recht waarbij zij partij zijn en die discriminatie verbieden.
(9)  Met betrekking tot de behandeling van personen die onder de werkingssfeer van deze richtlijn vallen, zijn de lidstaten gebonden aan de verplichtingen uit hoofde van de instrumenten van internationaal recht waarbij zij partij zijn en die alle vormen van discriminatie verbieden.
Amendement 7
Overweging 11
(11)  Het is in het belang van zowel de lidstaten als de asielzoekers dat zo spoedig mogelijk een beslissing wordt genomen inzake asielverzoeken. De organisatie van de behandeling van asielverzoeken wordt overgelaten aan het oordeel van de lidstaten opdat deze in overeenstemming met hun nationale behoeften een bepaald geval bij voorrang of sneller kunnen behandelen, met inachtneming van de normen in deze richtlijn.
(11)  Het is in het belang van zowel de lidstaten als de asielzoekers dat zo spoedig mogelijk een beslissing wordt genomen inzake asielverzoeken, wat betekent dat er snelle efficiënte procedures moeten bestaan die niet langer duren dan 6 maanden. De organisatie van de behandeling van asielverzoeken wordt overgelaten aan het oordeel van de lidstaten opdat deze in overeenstemming met hun nationale behoeften een bepaald geval bij voorrang of sneller kunnen behandelen, met inachtneming van de normen in deze richtlijn.
Amendement 8
Overweging 13
(13)  Teneinde ervoor te zorgen dat personen die bescherming behoeven als vluchteling in de zin van artikel 1 van het Verdrag van Genève correct als zodanig worden erkend, moet elke asielzoeker, behoudens bepaalde uitzonderingen, daadwerkelijk toegang hebben tot de procedures, in de gelegenheid worden gesteld met de bevoegde autoriteiten samen te werken en te communiceren om de voor zijn zaak relevante feiten uiteen te zetten, en over voldoende procedurele waarborgen beschikken om zijn rechten in alle fasen van de procedure te doen gelden. Voorts moet de procedure voor het onderzoeken van een asielaanvraag de asielzoeker normaliter tenminste het recht geven om te blijven in afwachting van een beslissing van de beslissingsautoriteit, alsmede toegang tot de diensten van een tolk om de eigen zaak uiteen te zetten in geval van een onderhoud met de autoriteiten, de mogelijkheid om contact op te nemen met de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de vluchtelingen (UNHCR) of met andere organisaties die namens de UNHCR optreden, het recht op passende kennisgeving van een beslissing, motivering van die beslissing in feite en in rechte, de mogelijkheid om een rechtshulpverlener of andere raadsman te raadplegen, en het recht om op beslissende momenten in de procedure te worden ingelicht over zijn rechtspositie, in een taal die hij redelijkerwijs geacht kan worden te begrijpen.
(13)  Teneinde ervoor te zorgen dat personen die bescherming behoeven als vluchteling in de zin van artikel 1 van de Conventie van Genève correct als zodanig worden erkend, moet elke asielzoeker daadwerkelijk toegang hebben tot de procedures, in de gelegenheid worden gesteld met de bevoegde autoriteiten samen te werken en te communiceren om de voor zijn zaak relevante feiten uiteen te zetten, en over procedurele waarborgen beschikken om zijn rechten in alle fasen van de procedure te doen gelden. Voorts moet de procedure voor het onderzoeken van een asielaanvraag de asielzoeker tenminste het recht geven om te blijven in afwachting van een beslissing van de beslissingsautoriteit, alsmede toegang tot de diensten van een tolk om de eigen zaak uiteen te zetten in geval van een onderhoud met de autoriteiten, de mogelijkheid om contact op te nemen met de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de vluchtelingen (UNHCR) of met andere organisaties die namens de UNHCR optreden, het recht op passende kennisgeving van een beslissing, motivering van die beslissing in feite en in rechte, de mogelijkheid om een rechtshulpverlener of andere raadsman te raadplegen, en het recht om op beslissende momenten in de procedure te worden ingelicht over zijn rechtspositie, in een taal die hij begrijpt.
(De schrapping van de zinsnede "redelijkerwijs geacht kan worden" geldt voor de hele tekst.)
Amendement 9
Overweging 14
(14)  Voorts moeten voor alleenstaande minderjarigen vanwege hun kwetsbaarheid specifieke procedurele waarborgen worden vastgelegd. In dit verband moeten de lidstaten in de eerste plaats de belangen van het kind in overweging nemen.
(14)  Voorts moeten voor alleenstaande kinderen vanwege hun kwetsbaarheid specifieke procedurele waarborgen worden vastgelegd. In dit verband moeten de lidstaten in de eerste plaats de belangen van het kind tijdens de gehele asielprocedure overeenkomstig artikel 3 van het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind in overweging nemen.
(De vervanging van "minderjarige" of "minderjarigen" geldt voor de hele tekst.)
Amendement 10
Overweging 16
(16)  Veel asielverzoeken worden gedaan aan de grens of in een transitzone van een lidstaat voordat een beslissing over de toegang van de asielzoeker is genomen. De lidstaten moeten bestaande procedures kunnen behouden die zijn aangepast aan de specifieke situatie van deze asielzoekers aan de grens. Er moeten gemeenschappelijke regels worden vastgesteld inzake de mogelijke uitzonderingen die in deze omstandigheden worden gemaakt ten aanzien van de waarborgen die asielzoekers normaliter genieten. Grensprocedures zijn voornamelijk van toepassing op asielzoekers die niet voldoen aan de voorwaarden voor toegang tot het grondgebied van de lidstaten.
(16)  Veel asielverzoeken worden gedaan aan de grens of in een transitzone van een lidstaat voordat een beslissing over de toegang van de asielzoeker is genomen. De lidstaten moeten bestaande procedures kunnen behouden die zijn aangepast aan de specifieke situatie van deze asielzoekers aan de grens. Grensprocedures zijn voornamelijk van toepassing op asielzoekers die niet voldoen aan de voorwaarden voor toegang tot het grondgebied van de lidstaten.
Amendement 11
Overweging 17 bis (nieuw)
(17 bis) Mensensmokkel is één van de belangrijkste middelen voor asielzoekers om in lidstaten binnen te komen. Met het oog op de bescherming van hun belangen mogen asielzoekers op generlei wijze bij hun aanvraag worden gediscrimineerd op grond van het feit dat zij langs die weg de lidstaat zijn binnengekomen.
Amendement 12
Overweging 18
(18)  Gezien het bereikte niveau van harmonisatie betreffende de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling, moeten gemeenschappelijke criteria voor het aanmerken van derde landen als veilige landen van herkomst worden vastgesteld.
(18)  Gezien het bereikte niveau van harmonisatie betreffende de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling, moeten gemeenschappelijke criteria voor het aanmerken van derde landen als veilige landen van herkomst worden vastgesteld en moet worden gezorgd voor een correcte en efficiënte evaluatie en toepassing.
Amendement 13
Overweging 19
(19)  Indien de Raad zich ervan heeft vergewist dat aan deze criteria met betrekking tot een bepaald land van herkomst is voldaan, en bijgevolg dat land heeft opgenomen op de minimale gemeenschappelijke lijst van veilige landen van herkomst die op grond van deze richtlijn zal worden aangenomen, moeten de lidstaten worden verplicht, verzoeken van personen met de nationaliteit van dat land of van staatlozen die vroeger gewoonlijk in dat land verbleven, te onderzoeken op basis van de contradictoire veronderstelling dat dat land veilig is. Gezien het politieke belang van de aanmerking van veilige landen van herkomst, met name in het licht van de gevolgen van een beoordeling van de mensenrechtensituatie in een land van oorsprong en de gevolgen daarvan voor het beleid van de Europese Unie op het gebied van de externe betrekkingen, moet de Raad alle beslissingen tot vaststelling en wijziging van de lijst nemen na raadpleging van het Europees Parlement.
(19)  Indien de Raad zich ervan heeft vergewist dat aan deze criteria met betrekking tot een bepaald land van herkomst is voldaan, en bijgevolg dat land heeft opgenomen op de gemeenschappelijke lijst van veilige landen van herkomst die op grond van deze richtlijn zal worden aangenomen, kunnen de lidstaten verzoeken van personen met de nationaliteit van dat land of van staatlozen die vroeger gewoonlijk in dat land verbleven, onderzoeken op basis van de contradictoire veronderstelling dat dat land veilig is. Gezien het politieke belang van de aanmerking van veilige landen van herkomst, met name in het licht van de gevolgen van een beoordeling van de mensenrechtensituatie in een land van oorsprong en de gevolgen daarvan voor het beleid van de Europese Unie op het gebied van de externe betrekkingen, moet de Raad alle beslissingen tot vaststelling en wijziging van de lijst nemen in medebeslissing met het Europees Parlement.
Amendement 14
Overweging 20
(20)  Uit de status van Bulgarije en Roemenië als kandidaat-lidstaten van de Europese Unie en uit de vorderingen van deze landen op weg naar het lidmaatschap vloeit voort dat ze voor de toepassing van deze richtlijn tot de datum van hun toetreding tot de Europese Unie als veilige landen van herkomst moeten worden beschouwd.
Schrappen
Amendement 15
Overweging 21
(21)  De aanmerking van een derde land als veilig land van herkomst in de zin van deze richtlijn kan geen absolute waarborg vormen voor de veiligheid van de onderdanen van dat land. De aard van de aan de aanmerking ten grondslag liggende beoordeling impliceert dat er enkel rekening kan worden gehouden met de algemene civiele, juridische en politieke omstandigheden in dat land en met het feit dat actoren van vervolging, foltering of onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing in de praktijk worden gestraft wanneer zij in het betrokken land schuldig worden bevonden. Om deze reden is het van belang dat, wanneer een asielzoeker ernstige redenen aanvoert om het land als niet-veilig in zijn bijzondere omstandigheden te beschouwen, de aanmerking van het land als veilig land niet langer als voor hem terzake doende kan worden beschouwd.
(21)  De aanmerking van een derde land als veilig land van herkomst in de zin van deze richtlijn kan geen absolute waarborg vormen voor de veiligheid van de onderdanen van dat land. De aard van de aan de aanmerking ten grondslag liggende beoordeling impliceert dat er enkel rekening kan worden gehouden met de algemene civiele, juridische en politieke omstandigheden in dat land, met name de eerbiediging van het internationaal recht op het punt van de mensenrechten, de fundamentele vrijheden en de bescherming van vluchtelingen, en met het feit dat actoren van vervolging, foltering of onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing in de praktijk worden gestraft wanneer zij in het betrokken land schuldig worden bevonden. Om deze reden is het van belang dat, wanneer een asielzoeker ernstige redenen aanvoert om het land als niet-veilig in zijn bijzondere omstandigheden te beschouwen, de aanmerking van het land als veilig land niet langer als voor hem terzake doende kan worden beschouwd.
Amendement 16
Overweging 22
(22)  De lidstaten moeten alle verzoeken onderzoeken op de inhoud, met andere woorden beoordelen of de betrokken asielzoeker al dan niet in aanmerking komt als vluchteling overeenkomstig Richtlijn 2004/83/EG van de Raad betreffende minimumnormen voor de erkenning en de status van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming, behoudens andere bepalingen in onderhavige richtlijn, met name indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een ander land het onderzoek zal doen of voldoende bescherming zal verlenen. De lidstaten dienen met name niet te worden verplicht de inhoud van een asielverzoek te beoordelen indien een eerste land van asiel de asielzoeker de vluchtelingenstatus of anderszins voldoende bescherming heeft verleend en indien de asielzoeker opnieuw in dat land zal worden toegelaten.
(22)  De lidstaten moeten alle verzoeken onderzoeken op de inhoud, met andere woorden beoordelen of de betrokken asielzoeker al dan niet in aanmerking komt als vluchteling overeenkomstig Richtlijn 2004/83/EG van de Raad betreffende minimumnormen voor de erkenning en de status van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming, tenzij is vastgesteld dat een ander land bevoegd is voor het onderzoek en gelijkwaardige adequate bescherming kan bieden overeenkomstig Verordening (EG) nr. 343/2003 van de Raad van 18 februari 2003 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend. De lidstaten dienen met name niet te worden verplicht de inhoud van een asielverzoek te beoordelen indien een eerste land van asiel de asielzoeker de vluchtelingenstatus of anderszins afdoende bescherming heeft verleend en indien de asielzoeker opnieuw in dat land zal worden toegelaten.
__________
PB L 50 van 25.2.2003, blz. 1.
(De vervanging van "voldoende bescherming" door "afdoende bescherming" geldt voor de gehele tekst.)
Amendement 17
Overweging 23
(23)  De lidstaten dienen evenmin te worden verplicht de inhoud van een asielverzoek te beoordelen indien op grond van een verband met een derde land, als omschreven in de nationale wetgeving, redelijkerwijs kan worden verwacht dat de asielzoeker in dat derde land bescherming zoekt. De lidstaten mogen slechts op die basis handelen indien de asielzoeker in het betrokken derde land veilig is. Teneinde secundaire stromen asielzoekers te vermijden, moeten gemeenschappelijke principes worden vastgesteld voor het als veilig beschouwen of aanmerken van derde landen door de lidstaten.
Schrappen
Amendement 18
Overweging 24
(24)  Voorts zouden de lidstaten met betrekking tot bepaalde Europese derde landen, die bijzonder hoge normen inzake mensenrechten en de bescherming van vluchtelingen in acht nemen, het recht moeten hebben om asielverzoeken betreffende asielzoekers die vanuit deze Europese derde landen hun grondgebied binnenkomen, niet of niet volledig te onderzoeken. Gezien de mogelijke gevolgen voor de asielzoeker van een beperkt of niet uitgevoerd onderzoek moet deze toepassing van het begrip veilig derde land worden beperkt tot zaken in verband met derde landen waarvoor de Raad zich ervan heeft vergewist dat aan de in onderhavige richtlijn vastgestelde hoge normen voor de veiligheid van het betrokken derde land is voldaan. De Raad moet de beslissingen terzake nemen na raadpleging van het Europees Parlement.
Schrappen
Amendement 19
Overweging 25
(25)  De aard van de in onderhavige richtlijn bepaalde gemeenschappelijke normen betreffende de twee begrippen veilig derde land impliceert dat de praktische gevolgen van deze begrippen afhangen van de vraag of het betrokken derde land de betrokken asielzoeker op zijn grondgebied toelaat.
(25)  De aard van de in onderhavige richtlijn bepaalde gemeenschappelijke normen betreffende het begrip veilig derde land impliceert dat de praktische gevolgen van dit begrip afhangen van de vraag of het betrokken derde land de betrokken asielzoeker op zijn grondgebied toelaat.
Amendement 20
Overweging 26
(26)  Met betrekking tot het intrekken van de vluchtelingenstatus zien de lidstaten erop toe dat de personen die de vluchtelingenstatus bezitten, naar behoren worden ingelicht over een eventuele heroverweging van hun status en de gelegenheid hebben hun standpunt naar voren te brengen voordat de autoriteiten een gemotiveerde beslissing tot intrekking van hun status kunnen nemen. Van deze waarborgen kan evenwel worden afgezien indien de redenen voor de beëindiging van de vluchtelingenstatus geen verband houden met een wijziging van de voorwaarden waarop de erkenning was gebaseerd.
(26)  Met betrekking tot het intrekken van de vluchtelingenstatus zien de lidstaten erop toe dat de personen die de vluchtelingenstatus bezitten, naar behoren worden ingelicht over een eventuele heroverweging van hun status en de gelegenheid hebben hun standpunt naar voren te brengen voordat de autoriteiten een gemotiveerde beslissing tot intrekking van hun status kunnen nemen.
Amendement 21
Overweging 27
(27)  Krachtens een fundamenteel beginsel van het Gemeenschapsrecht moet tegen beslissingen inzake een asielverzoek en inzake de intrekking van de vluchtelingenstatus een daadwerkelijk rechtsmiddel openstaan voor een rechterlijke instantie in de zin van artikel 234 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. Of het om een daadwerkelijk rechtsmiddel gaat, hangt, ook wat het onderzoek van de relevante feiten betreft, af van het - als één geheel beschouwde - bestuurlijke en justitiële systeem van elke lidstaat.
(27)  Krachtens een fundamenteel beginsel van het Gemeenschapsrecht moet tegen beslissingen inzake een asielverzoek en inzake de intrekking van de vluchtelingenstatus een daadwerkelijk rechtsmiddel openstaan voor een rechterlijke instantie in de zin van artikel 234 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. Besluiten over een asielaanvraag moeten openstaan voor een beroep dat bestaat uit een onderzoek door een rechterlijke instantie naar zowel de feiten als de procedures. De aanvrager moet de garantie krijgen niet te worden uitgezet totdat een rechterlijke instantie hangende het beroep een uitspraak heeft gedaan over het recht om te blijven.
Amendement 22
Overweging 28
(28)  Overeenkomstig artikel 64 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap laat deze richtlijn de uitoefening van de verantwoordelijkheden van de lidstaten ten aanzien van de handhaving van de openbare orde en de bescherming van de binnenlandse veiligheid onverlet.
Schrappen
Amendement 23
Overweging 29 bis (nieuw)
(29 bis) Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, is van toepassing op de persoonsgegevens die in het kader van de toepassing van deze richtlijn worden verwerkt. Richtlijn 95/46/EG is ook van toepassing op de verstrekking van gegevens door de lidstaten aan de UNHCR in het kader van de uitoefening van zijn mandaat krachtens de Conventie van Genève. Deze verstrekking is onderworpen aan een gepast beschermingsniveau voor persoonsgegevens bij de UNHCR.
__________
PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.
Amendement 24
Overweging 29 ter (nieuw)
(29 ter) De lidstaten dienen sancties vast te stellen voor inbreuken op de nationale bepalingen die ter uitvoering van deze richtlijn zijn vastgesteld.
Amendement 25
Artikel 1
Deze richtlijn beoogt de vaststelling van minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus.
Deze richtlijn beoogt de vaststelling van minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus die in overeenstemming zijn met de Conventie van Genève en met Richtlijn 2004/83/EG.
Amendement 26
Artikel 1 bis (nieuw)
Artikel 1 bis
Eerbiediging van de internationale verplichtingen en grondrechten
De richtlijn eerbiedigt alle bestaande internationale verplichtingen van de lidstaten en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, inzonderheid artikel 18, als algemene beginselen van het Gemeenschapsrecht.
Amendement 27
Artikel 2, letter e)
e) "beslissingsautoriteit": elk semi-rechterlijk of administratief orgaan in een lidstaat dat met de behandeling van asielverzoeken is belast en bevoegd is daarover in eerste aanleg een beslissing te nemen, behoudens bijlage I;
e) "beslissingsautoriteit": elk rechterlijk of administratief orgaan in een lidstaat dat met de behandeling van asielverzoeken is belast en bevoegd is daarover in eerste aanleg een beslissing te nemen, behoudens bijlage I;
Amendement 28
Artikel 2, letter g)
g) "vluchtelingenstatus": de erkenning, door een lidstaat, van een onderdaan van een derde land of een staatloze als vluchteling;
g) "vluchtelingenstatus": de erkenning van deze status die de asielzoeker is verleend door een lidstaat;
Amendement 29
Artikel 2, letter (h)
(h) "niet-begeleide minderjarige": een persoon jonger dan 18 jaar die zonder begeleiding van een krachtens de wet of het gewoonterecht voor hem verantwoordelijke volwassene op het grondgebied van een lidstaat aankomt, zolang hij niet daadwerkelijk onder de hoede van een dergelijke volwassene staat; hieronder vallen minderjarigen die zonder begeleiding worden achtergelaten nadat zij op het grondgebied van een lidstaat zijn aangekomen;
(h) "niet-begeleid kind" of "gescheiden kind": een persoon jonger dan 18 jaar die zonder begeleiding van een krachtens de wet of het gewoonterecht voor hem verantwoordelijke volwassene op het grondgebied van een lidstaat aankomt, zolang hij niet daadwerkelijk onder de hoede van een dergelijke volwassene staat; hieronder vallen kinderen die zonder begeleiding worden achtergelaten nadat zij op het grondgebied van een lidstaat zijn aangekomen; een "niet-begeleid kind" is een kind dat gescheiden is van beide ouders en andere verwanten of de wettelijke voogd of de voogd naar gewoonterecht; een "gescheiden kind" is een kind dat wordt begeleid door een volwassene die de verantwoordelijkheid voor langdurige zorg voor het kind niet wil of kan dragen.
Amendement 30
Artikel 3, lid 1 bis (nieuw)
1 bis. Deze richtlijn wordt uitgevoerd en omgezet in nationale wetgeving met inachtneming van de fundamentele mensenrechten en de beginselen die met name door het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie als algemene beginselen van het Gemeenschapsrecht worden erkend. Ook het internationale recht en de overeenkomsten van de Verenigde Naties worden in acht genomen.
Amendement 31
Artikel 3, lid 1 ter (nieuw)
1 ter. Deze richtlijn wordt uitgevoerd en omgezet in nationale wetgeving met inachtneming van alle bestaande internationale verplichtingen van de EU en de lidstaten, met name de Conventie van Genève en de met derde landen gesloten partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten.
Amendement 32
Artikel 3, lid 1 quater (nieuw)
1 quater. Deze richtlijn wordt zonder enige vorm van discriminatie toegepast overeenkomstig het bepaalde in artikel 13 van het Verdrag en overeenkomstig de internationale verdragen inzake mensenrechten en de bescherming van vluchtelingen.
Amendement 33
Artikel 3 bis, lid 1, alinea 1
1.  De lidstaten wijzen voor alle procedures een beslissingsautoriteit aan die de verzoeken naar behoren dient te behandelen overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn, met name artikel 7, lid 2, en artikel 8.
1.  De lidstaten wijzen voor alle procedures een beslissingsautoriteit aan die de verzoeken naar behoren dient te behandelen overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn, met name artikel 7, lid 2, artikel 8 en artikel 10, lid 1.
Amendement 34
Artikel 3 bis, lid 2, letter b)
b) het nemen van een beslissing over het verzoek in het licht van de bepalingen inzake nationale veiligheid, op voorwaarde dat de beslissingsautoriteit wordt geraadpleegd vooraleer de beslissing wordt genomen of de asielzoeker al dan niet in aanmerking komt als vluchteling overeenkomstig Richtlijn 2004/83/EG van de Raad;
b) het nemen van een beslissing over het verzoek in het licht van de bepalingen inzake nationale veiligheid, onder nakoming van de internationale verdragen, het Handvest van de grondrechten en de persoonlijke vrijheden, op voorwaarde dat de beslissingsautoriteit wordt geraadpleegd vooraleer de beslissing wordt genomen of de asielzoeker al dan niet in aanmerking komt als vluchteling overeenkomstig Richtlijn 2004/83/EG van de Raad;
Amendement 35
Artikel 3 bis, lid 2, letter (e)
(e) het weigeren van de toegang in het kader van de procedure van artikel 35, leden 2 tot en met 5, onder de in deze leden bepaalde voorwaarden;
(e) het weigeren van de toegang in het kader van de procedure van artikel 35, onder de in dat artikel bepaalde voorwaarden;
Amendement 36
Artikel 3 bis, lid 2, letter (f)
(f) de vaststelling dat een asielzoeker de lidstaat vanuit een veilig derde land is binnengekomen of tracht binnen te komen overeenkomstig artikel 35 bis, onder de in dit artikel bepaalde voorwaarden.
Schrappen
Amendement 37
Artikel 3 bis, lid 3
3.  Bij het aanwijzen van autoriteiten overeenkomstig het bepaalde in lid 2 dragen de lidstaten er zorg voor dat het personeel van deze autoriteiten over de passende kennis beschikt of de nodige opleiding krijgt om zijn verplichtingen in het kader van de toepassing van deze richtlijn na te komen.
3.  Bij het aanwijzen van autoriteiten overeenkomstig het bepaalde in lid 2 dragen de lidstaten er zorg voor dat het personeel van deze autoriteiten over de passende kennis en opleiding beschikt om zijn verplichtingen in het kader van de toepassing van deze richtlijn na te komen.
Amendement 38
Artikel 4 bis (nieuw)
Artikel 4 bis
Bescherming tegen uitzetting of terugsturen
Geen lidstaat zal een asielzoeker op welke wijze dan ook het land uitzetten of terugsturen naar de grens van het grondgebied en waar zijn of haar leven of vrijheid wordt bedreigd op grond van ras, geslacht, godsdienst, nationaliteit, seksuele geaardheid of lidmaatschap van een bepaalde maatschappelijke groep, politieke stroming of minderheid in overeenstemming met de internationale normen, met name de Conventie van Genève en de Conclusies van Tampere inzake asiel.
Amendement 39
Artikel 5, lid 1
1.  De lidstaten kunnen voorschrijven dat asielverzoeken persoonlijk en/of op een aangewezen plaats moeten worden ingediend.
1.  De lidstaten kunnen voorschrijven dat asielverzoeken persoonlijk en/of op een aangewezen plaats moeten worden ingediend. De lidstaten zouden in specifieke omstandigheden moeten toestaan door een wettige vertegenwoordiger een verzoek in te dienen namens de betrokkene.
Amendement 40
Artikel 5, lid 3 bis (nieuw)
3 bis. Aanvragen van niet-begeleide kinderen en andere personen in een bijzonder kwetsbare positie genieten prioriteit bij het onderzoek en de besluitvorming, waarbij de relevante formele en materiële vereisten in acht moeten worden genomen. Ook het onderzoek van en de besluitvorming over duidelijk gegronde verzoeken genieten prioriteit.
Amendement 41
Artikel 5, lid 3 ter (nieuw)
3 ter. In gevallen waarin ten laste van de asielzoeker komende meerderjarigen instemmen met de indiening van een aanvraag in hun naam, in overeenstemming met artikel 3 van het Verdrag inzake de rechten van het kind, geldt het beginsel dat in de gehele asielprocedure in de eerste plaats de belangen van het kind in aanmerking zullen worden genomen.
Amendement 42
Artikel 5, lid 4, inleidende formule
4.  De lidstaten kunnen in hun nationale wetgeving bepalen:
4.  De lidstaten kunnen, mits zij handelen overeenkomstig artikel 3 van het Verdrag inzake de rechten van het kind, in hun nationale wetgeving bepalen:
Amendement 43
Artikel 5, lid 4, letter c)
c) in welke gevallen de indiening van een asielverzoek ook wordt beschouwd als de indiening van een asielverzoek voor ongehuwde minderjarigen.
Schrappen
Amendement 44
Artikel 5, lid 5 bis (nieuw)
5 bis. De lidstaten zorgen ervoor dat eenieder die een asielaanvraag wil indienen onverwijld uitvoerige informatie ontvangt over de procedure en zijn/haar rechten en verplichtingen in zijn/haar eigen taal.
Amendement 45
Artikel 6, lid 1
1.  Asielzoekers mogen in de lidstaat blijven, louter ten behoeve van de procedure, totdat de beslissingsautoriteit overeenkomstig de in hoofdstuk III uiteengezette procedures in eerste aanleg een beslissing heeft genomen. Dit recht om te blijven houdt niet in dat de betrokkene recht heeft op een verblijfsvergunning.
1.  Asielzoekers mogen in de lidstaat blijven waarin het asielverzoek is ingediend of wordt behandeld totdat een definitief besluit is genomen of de beroepsmogelijkheden zijn uitgeput. Dit recht om te blijven houdt niet in dat de betrokkene recht heeft op een verblijfsvergunning.
Amendement 46
Artikel 6, lid 1 bis (nieuw)
1 bis. De lidstaten mogen alleen afwijken van lid 1 indien is vastgesteld dat het verzoek duidelijk ongegrond of abusief is. In dergelijke gevallen moet een rechterlijke instantie of een andere onafhankelijke autoriteit de niet-opschortende werking toetsen en bevestigen op basis van een nieuw onderzoek naar de feiten en de waarschijnlijkheid dat een beroep succesvol is.
Amendement 47
Artikel 7, lid 1
1.  Onverminderd artikel 23, lid 4, punt i), zorgen de lidstaten ervoor dat asielverzoeken niet worden afgewezen of van behandeling worden uitgesloten louter op grond van het feit dat zij niet zo snel mogelijk zijn ingediend.
1.  Onverminderd artikel 23, lid 4, punt i), zorgen de lidstaten ervoor dat asielverzoeken niet worden afgewezen of van behandeling worden uitgesloten op grond van het feit dat zij niet zo snel mogelijk zijn ingediend.
Amendement 48
Artikel 7, lid 2, letter (a)
(a) het onderzoek naar en de beslissing over asielverzoeken individueel, objectief en onpartijdig wordt verricht, respectievelijk genomen;
(a) het onderzoek naar en de beslissing over asielverzoeken individueel, objectief en onpartijdig wordt verricht, respectievelijk genomen overeenkomstig deze richtlijn en de internationale mensenrechten- en vluchtelingenwetgeving;
Amendement 49
Artikel 7, lid 2, letter (b)
(b) er nauwkeurige en actuele informatie wordt verzameld uit verschillende bronnen, zoals informatie van de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor Vluchtelingen (UNHCR), over de algemene situatie in de landen van oorsprong van asielzoekers en, waar nodig, in de landen van doorreis, en dat het personeel dat de asielverzoeken behandelt en daarover beslist, over deze informatie kan beschikken;
(b) er nauwkeurige en actuele informatie wordt verzameld uit verschillende bronnen, zoals informatie van de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor Vluchtelingen (UNHCR) en van andere maatschappelijke organisaties die werkzaam zijn in de landen van oorsprong van de asielzoekers, over de algemene situatie in de landen van oorsprong van asielzoekers op burgerlijk, juridisch en politiek vlak en met name op het punt van de eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, en dat het personeel dat de asielverzoeken behandelt en daarover beslist, over deze informatie kan beschikken;
Amendement 50
Artikel 7, lid 2, letter (c)
(c) het personeel dat de asielverzoeken behandelt en daarover beslist op de hoogte is van de normen die van toepassing zijn op het gebied van het asiel- en vluchtelingenrecht.
(c) het personeel dat de asielverzoeken behandelt en daarover beslist een opleiding en instructies heeft ontvangen en op de hoogte is van de normen die van toepassing zijn op het gebied van het asiel- en vluchtelingenrecht.
Amendement 51
Artikel 7, lid 4
4.  De lidstaten kunnen voorschriften vaststellen voor de vertaling van stukken die relevant zijn voor de behandeling van asielverzoeken.
4.  De lidstaten stellen voorschriften vast voor de vertaling van stukken die relevant zijn voor de behandeling van asielverzoeken.
Amendementen 52 en 53
Artikel 8, lid 1
1.  De lidstaten zorgen ervoor dat beslissingen over asielverzoeken schriftelijk worden bekendgemaakt.
1.  De lidstaten zorgen ervoor dat alle beslissingen over asielverzoeken schriftelijk worden bekendgemaakt in een taal die de asielzoeker begrijpt.
Amendement 54
Artikel 8, lid 2, alinea 2
De lidstaten hoeven het niet-toekennen van de vluchtelingenstatus niet te motiveren in de beslissing waarbij aan de asielzoeker een status wordt toegekend die dezelfde rechten en voordelen krachtens het nationaal en het Gemeenschapsrecht biedt als de vluchtelingenstatus overeenkomstig Richtlijn 2004/83/EG van de Raad. In deze gevallen zorgen de lidstaten ervoor dat het niet-toekennen van de vluchtelingenstatus in het dossier van de asielzoeker wordt gemotiveerd, en dat de asielzoeker op verzoek toegang krijgt tot zijn dossier.
De lidstaten hoeven het niet-toekennen van de vluchtelingenstatus niet te motiveren in de beslissing waarbij aan de asielzoeker een status wordt toegekend die dezelfde rechten en voordelen krachtens het nationaal en het Gemeenschapsrecht biedt als de vluchtelingenstatus overeenkomstig Richtlijn 2004/83/EG van de Raad. In deze gevallen zorgen de lidstaten ervoor dat het niet-toekennen van de vluchtelingenstatus in het dossier van de asielzoeker wordt gemotiveerd, en dat de asielzoeker of zijn juridisch adviseur of wettig vertegenwoordiger op verzoek toegang krijgt tot zijn dossier.
Amendement 55
Artikel 8, lid 2, alinea 3
Voorts hoeven de lidstaten geen informatie te verstrekken over de wijze waarop tegen een negatieve beslissing in samenhang met deze beslissing schriftelijk beroep kan worden aangetekend, indien de asielzoeker in een vroeger stadium, ofwel schriftelijk ofwel met voor hem beschikbare elektronische middelen, in kennis is gesteld van de wijze waarop tegen een dergelijke beslissing in beroep kan worden gegaan.
Voorts moeten de lidstaten informatie verstrekken over de wijze waarop tegen een negatieve beslissing in samenhang met deze beslissing schriftelijk beroep kan worden aangetekend.
Amendement 57
Artikel 9, lid 1, letter (b)
(b) zij moeten, telkens wanneer dat nodig is, gebruik kunnen maken van de diensten van een tolk als zij hun zaak voorleggen aan de bevoegde autoriteiten. De lidstaten beschouwen het verlenen van deze diensten in elk geval als noodzakelijk wanneer de beslissingsautoriteit de asielzoeker oproept voor een onderhoud als bedoeld in de artikelen 10 en 11 en een goede communicatie zonder die diensten niet kan worden gewaarborgd. In dit geval, evenals in andere gevallen waarin de bevoegde autoriteiten een beroep doen op de asielzoeker, worden de diensten van de tolk betaald uit openbare middelen;
(b) zij moeten, telkens wanneer dat nodig is, gebruik kunnen maken van de diensten van een gekwalificeerde en onpartijdige tolk als zij hun zaak voorleggen aan de bevoegde autoriteiten. De lidstaten garanderen deze dienstverlening gedurende alle persoonlijke gesprekken en beroepshoorzittingen en bij andere verbale communicatie met de bevoegde autoriteiten, met name als bedoeld in de artikelen 10 en 11 en als een goede communicatie zonder die diensten niet kan worden gewaarborgd. In deze gevallen, evenals in andere gevallen waarin de bevoegde autoriteiten een beroep doen op de asielzoeker, worden de diensten van de tolk betaald uit openbare middelen;
Amendement 58
Artikel 9, lid 1, letter (c)
(c) het mag asielzoekers niet onmogelijk worden gemaakt contact op te nemen met het UNHCR of met een andere organisatie die krachtens een overeenkomst met de betrokken lidstaat namens het UNHCR optreedt op het grondgebied van die lidstaat;
(c) het moet asielzoekers daadwerkelijk mogelijk worden gemaakt contact op te nemen met het UNHCR of met een andere organisatie die namens het UNHCR optreedt of die onafhankelijk samenwerkt met asielzoekers op het grondgebied van die lidstaat;
Amendement 59
Artikel 9, lid 1, letter d)
d) zij moeten binnen een redelijke termijn op de hoogte worden gesteld van de beslissing van de beslissingsautoriteit over hun asielverzoek. Indien een juridisch adviseur of een andere raadsman optreedt als wettelijk vertegenwoordiger van de asielzoeker, kunnen de lidstaten besluiten in plaats van de asielzoeker deze vertegenwoordiger op de hoogte te stellen van de beslissing;
d) zij moeten op de hoogte worden gesteld van de beslissing die de beslissingsautoriteit binnen een termijn van maximaal zes maanden over hun asielverzoek heeft genomen. Indien een juridisch adviseur of een andere raadsman optreedt als wettelijk vertegenwoordiger van de asielzoeker, kunnen de lidstaten besluiten in plaats van de asielzoeker deze vertegenwoordiger op de hoogte te stellen van de beslissing;
Amendement 181
Artikel 9 bis, lid 1
1.  De lidstaten kunnen asielzoekers verplichtingen tot samenwerking met de bevoegde autoriteiten opleggen, voorzover die verplichtingen nodig zijn voor de behandeling van het asielverzoek.
1.  De lidstaten kunnen asielzoekers verplichtingen tot samenwerking met de bevoegde autoriteiten opleggen, voorzover die verplichtingen nodig zijn voor de behandeling van het asielverzoek. Er mag echter in geen enkel geval gebruik worden gemaakt van de consulaire of diplomatieke missies die de autoriteiten vertegenwoordigen van de derde landen waarvan de asielzoekers verklaren of blijken onderdaan te zijn, om de nationaliteit van deze asielzoekers te verifiëren.
Amendement 60
Artikel 9 bis, lid 2, letter d)
d) de bevoegde autoriteiten de asielzoeker en de voorwerpen die hij bij zich draagt mogen fouilleren, respectievelijk doorzoeken;
d) de bevoegde autoriteiten mogen onderzoeken of de asielzoeker al dan niet een gevaar vormt en de voorwerpen die hij bij zich draagt controleren;
Amendement 61
Artikel 10, lid 1, alinea 1
1.  Alvorens de beslissingsautoriteit een beslissing neemt, wordt de asielzoeker in de gelegenheid gesteld persoonlijk gehoord te worden over zijn asielverzoek door een daartoe naar nationaal recht bevoegde persoon.
1.  Alvorens de beslissingsautoriteit een beslissing neemt, wordt de asielzoeker in de gelegenheid gesteld persoonlijk, zo nodig in aanwezigheid van een tolk en zijn juridisch adviseur of wettig vertegenwoordiger, gehoord te worden over zijn asielverzoek door een beroepsbekwaam en daarvoor naar nationaal recht en de daarin vervatte procedures betreffende het asiel- en vluchtelingenrecht gekwalificeerde persoon. Als het gaat om kinderen of mensen met lichamelijke of geestelijke belemmeringen, zwangere vrouwen of slachtoffers van seksueel geweld, dan moeten er specifieke procedurele waarborgen gelden en moeten zonodig specifieke beroepsbeoefenaren worden ingeschakeld.
Amendement 62
Artikel 10, lid 1, alinea 2
De lidstaten kunnen ook elke meerderjarige onder de in artikel 5, lid 3, bedoelde personen die ten laste van de asielzoeker komt, de gelegenheid geven persoonlijk te worden gehoord.
De onder de in artikel 5, lid 3, bedoelde personen hebben ook recht op een persoonlijk onderhoud.
Amendement 63
Artikel 10, lid 1, alinea 3
De lidstaten kunnen in hun nationale wetgeving voorschrijven in welke gevallen een minderjarige de gelegenheid moet krijgen persoonlijk te worden gehoord.
De lidstaten kunnen in hun nationale wetgeving voorschrijven in welke gevallen een kind de gelegenheid moet krijgen persoonlijk te worden gehoord, rekening houdend met de mate van rijpheid van de betrokkene en eventuele opgelopen psychologische trauma's. De ondervrager dient zich te realiseren dat de kennis van het kind over de situatie in het land van herkomst naar gelang van diens leeftijd beperkt kan zijn.
Amendement 64
Artikel 10, lid 2, letter (a bis) (nieuw)
(a bis) de bevoegde autoriteit het gesprek niet kan voeren omdat de aanvrager zonder gegronde redenen niet is ingegaan op de uitnodigingen om te verschijnen;
Amendement 65
Artikel 10, lid 2, letter (a ter) (nieuw)
(a ter) de betrokkene een mentale of emotionele stoornis heeft die een normaal onderzoek van zijn of haar geval onmogelijk maakt;
Amendement 66
Artikel 10, lid 2, letter (b)
(b) de bevoegde autoriteit al een ontmoeting met de asielzoeker heeft gehad om hem bij te staan bij de indiening van zijn asielverzoek en de overlegging van de essentiële informatie over het asielverzoek, als bedoeld in artikel 4, lid 2, van Richtlijn 2004/83/EG van de Raad; of
Schrappen
Amendement 67
Artikel 10, lid 2, letter (c)
(c) de beslissingsautoriteit, op basis van een volledige bestudering van de door de asielzoeker verstrekte informatie, het verzoek als ongegrond beschouwt in gevallen waarin de in artikel 23, lid 4, onder a), c), g), h) en j), genoemde omstandigheden van toepassing zijn.
Schrappen
Amendement 68
Artikel 10, lid 3
3.  Er kan ook worden afgezien van een persoonlijk onderhoud indien het redelijkerwijs niet uitvoerbaar is, met name indien de bevoegde autoriteit van oordeel is dat de asielzoeker niet persoonlijk gehoord kan worden als gevolg van blijvende omstandigheden waarop hij geen invloed heeft. Bij twijfel kunnen de lidstaten een medisch of psychologisch attest verlangen..
Schrappen
Indien de lidstaat aan de betrokkene of, indien van toepassing, aan de persoon die ten laste van de asielzoeker komt, geen gelegenheid biedt tot een persoonlijk onderhoud overeenkomstig dit lid moeten er redelijke inspanningen worden gedaan om de asielzoeker of de persoon die te zijnen laste komt de kans te bieden nadere informatie te verstrekken
Amendement 69
Artikel 10, lid 3 bis (nieuw)
3 bis. De lidstaten zorgen ervoor dat een asielzoeker die geen persoonlijk gesprek kan voeren of voltooien als gevolg van zijn fysieke en/of psychologische gesteldheid, lichamelijke of verstandelijke handicap of een specifieke emotionele stoornis speciale aandacht krijgt ten einde de eerlijkheid van de procedure te waarborgen.
Amendement 70
Artikel 10, lid 4
4.  Het feit dat er geen persoonlijk onderhoud heeft plaatsgevonden in overeenstemming met dit artikel belet de beslissingsautoriteit niet een beslissing over een asielverzoek te nemen.
4.  Het feit dat er geen persoonlijk onderhoud heeft plaatsgevonden in overeenstemming met dit artikel belet de beslissingsautoriteit niet een beslissing over een asielverzoek te nemen als de afwezigheid is ingegeven door redenen die verband houden met lid 2, letters a bis en a ter en lid 3 bis van dit artikel en met artikel 20, lid 1 en artikel 23, lid 4, letters a), c), g), h) en j).
Amendement 71
Artikel 10, lid 5
5.  Het feit dat er geen persoonlijk onderhoud heeft plaatsgevonden overeenkomstig lid 2, onder b) en c), of lid 3 heeft geen negatieve invloed op de beslissing van de beslissingsautoriteit.
5.  Het feit dat er geen persoonlijk onderhoud heeft plaatsgevonden heeft geen negatieve invloed op de beslissing van de beslissingsautoriteit. In dergelijke gevallen moet iedereen in de gelegenheid worden gesteld om zich te laten vertegenwoordigen door een voogd of een wettelijk vertegenwoordiger in het geval van kinderen of al naar gelang het geval door een raadsman of juridisch adviseur.
Amendement 72
Artikel 10, lid 6
6.  Onverminderd artikel 20, lid 1, kunnen de lidstaten bij hun beslissing inzake het asielverzoek laten meewegen dat de asielzoeker niet voor het persoonlijk onderhoud is verschenen, tenzij hij daarvoor een geldige reden had.
6.  Onverminderd artikel 20, lid 1, kunnen de lidstaten bij hun beslissing inzake het asielverzoek laten meewegen dat de asielzoeker niet voor het persoonlijk onderhoud is verschenen, tenzij hij daarvoor een geldige reden had, of het onderhoud niets heeft opgeleverd of werd beëindigd als gevolg van de psychologische of fysieke toestand van de asielzoeker.
Amendement 73
Artikel 11, lid 3, letter a)
a) erop toe te zien dat de gesprekspartner van de asielzoeker bij het persoonlijk onderhoud voldoende bekwaam is om rekening te kunnen houden met de persoonlijke of algemene omstandigheden die een rol spelen bij het asielverzoek, met inbegrip van de culturele achtergrond en kwetsbaarheid van de asielzoeker, voor zover dat mogelijk is, en
a) erop toe te zien dat de gesprekspartner van de asielzoeker bij het persoonlijk onderhoud en de tolk de nodige opleiding hebben ontvangen en beschikken over een passende beroepsbekwaamheid en het vermogen een eerlijke en juiste beoordeling te maken van de persoonlijke of algemene omstandigheden die een rol spelen bij het asielverzoek, met inbegrip van de culturele achtergrond en kwetsbaarheid van de asielzoeker, en
Amendement 74
Artikel 11, lid 3, letter (b)
(b) een tolk te kiezen die in staat is de communicatie tussen de asielzoeker en zijn gesprekspartner bij het persoonlijk onderhoud goed te doen verlopen. Daarbij hoeft niet noodzakelijkerwijs gebruik te worden gemaakt van de taal waaraan de asielzoeker de voorkeur geeft indien er een andere taal kan worden gebruikt die hij redelijkerwijs kan worden geacht te begrijpen en waarin hij kan communiceren.
(b) een tolk te kiezen die in staat is de communicatie tussen de asielzoeker en zijn gesprekspartner bij het persoonlijk onderhoud goed te doen verlopen. Daarbij hoeft niet noodzakelijkerwijs gebruik te worden gemaakt van de taal waaraan de asielzoeker de voorkeur geeft indien er een andere taal kan worden gebruikt die hij kan begrijpen en waarin hij kan communiceren.
Amendement 75
Artikel 11, lid 4
4.  De lidstaten kunnen voorschriften vaststellen inzake de aanwezigheid van derden bij het persoonlijk onderhoud.
4.  De lidstaten stellen voorschriften vast inzake de aanwezigheid van derden bij het persoonlijk onderhoud, mits dergelijke voorschriften in overeenstemming zijn met de internationale normen.
Amendement 76
Artikel 12, lid 1
1.  De lidstaten zorgen ervoor dat van elk persoonlijk onderhoud een schriftelijk verslag wordt opgesteld dat ten minste de voornaamste informatie betreffende het verzoek bevat zoals die is verstrekt door de asielzoeker, overeenkomstig artikel 4, lid 2 van Richtlijn 2004/83/EG van de Raad.
1.  De lidstaten zorgen ervoor dat van elk persoonlijk onderhoud een schriftelijk verslag wordt opgesteld dat de informatie betreffende het verzoek bevat zoals die is verstrekt door de asielzoeker, overeenkomstig artikel 4, lid 2 van Richtlijn 2004/83/EG van de Raad.
Amendement 77
Artikel 12, lid 2
2.  De lidstaten zorgen ervoor dat asielzoekers tijdig toegang hebben tot het verslag van het persoonlijk onderhoud. Wanneer de toegang pas na de beslissing van de beslissingsautoriteit wordt verleend, zorgen de lidstaten ervoor dat toegang mogelijk is zodra dit nodig is voor het tijdig voorbereiden en indienen vaneen beroep.
2.  De lidstaten zorgen ervoor dat asielzoekers tijdig toegang hebben tot het verslag van het persoonlijk onderhoud in een voor hen begrijpelijke taal of een andere geschikt geachte vorm. Wanneer de toegang pas na de beslissing van de beslissingsautoriteit wordt verleend, zorgen de lidstaten ervoor dat toegang mogelijk is zodra dit nodig is voor het tijdig voorbereiden en indienen vaneen beroep.
Amendement 78
Artikel 12, lid 3, alinea 1
1.  De lidstaten kunnen bepalen dat de asielzoeker de inhoud van het verslag van het persoonlijk onderhoud moet goedkeuren.
1.  De lidstaten moeten de asielzoeker de inhoud van het verslag van het persoonlijk onderhoud laten verifiëren, om misverstanden of tegenstrijdigheden of ongeldigverklaring van de aanvraag op een later tijdstip te voorkomen.
Amendement 79
Artikel 12, lid 3, alinea 2
Indien een asielzoeker weigert de inhoud van het verslag goed te keuren, worden de redenen voor deze weigering in het dossier van de asielzoeker opgenomen.
Indien een asielzoeker weigert de inhoud van het verslag te verifiëren, worden de redenen voor deze weigering in het dossier van de asielzoeker opgenomen.
Amendementen 80 en 81
Artikel 12, lid 3, derde alinea
De weigering van een asielzoeker om de inhoud van het verslag van het persoonlijk onderhoud goed te keuren, belet de beslissingsautoriteit niet een beslissing over het asielverzoek te nemen.
De asielzoeker moet om instemming worden gevraagd. De weigering van een asielzoeker om de inhoud van het verslag van het persoonlijk onderhoud ter verifiëren, mag de beslissingsautoriteit niet beletten een beslissing over het asielverzoek te nemen. Met de weigering van de asielzoeker om de inhoud te verifiëren, wordt evenwel rekening gehouden bij de beoordeling van het inhoud van het verslag..
Amendement 82
Artikel 13, lid 1
1.  De lidstaten stellen asielzoekers in de gelegenheid om op eigen kosten daadwerkelijk een juridisch adviseur of andere raadsman die door het nationale recht als zodanig is erkend of toegelaten, te raadplegen over met hun asielverzoek samenhangende aangelegenheden.
1.  Asielzoekers moeten in de gelegenheid worden gesteld om in alle fasen van de procedure, ook na een afwijzende beslissing, daadwerkelijk een juridisch adviseur of andere raadsman die door het nationale recht als zodanig is erkend of toegelaten, te raadplegen over met hun asielverzoek samenhangende aangelegenheden.
Amendement 83
Artikel 13, lid 3, eerste alinea, inleidende zin
3.  De lidstaten kunnen er in hun nationale wetgeving in voorzien dat gratis rechtsbijstand en/of vertegenwoordiging wordt geboden, zulks
3.  De rechtsbijstand zoals voorzien in lid 1 moet kosteloos worden verstrekt of ten minste overeenkomstig de regels van de lidstaten inzake rechtshulp/financiële bijstand, als de aanvrager niet over voldoende middelen beschikt om zelf de kosten te dragen. De lidstaten moeten erop toezien dat deze rechtsbijstand gelijk is aan deze die voorzien is voor de eigen onderdanen in juridische of administratieve procedures.
Amendement 84
Artikel 13, lid 3, eerste alinea, letter (a)
(a) uitsluitend voor procedures voor een rechterlijke instantie overeenkomstig hoofdstuk V en niet voor een verder beroep of bezwaar waarin het nationaal recht voorziet, waaronder een nieuwe behandeling van een beroep naar aanleiding van een verder beroep of bezwaar; en/of
Schrappen
Amendement 85
Artikel 13, lid 3, eerste alinea, letter (b)
(b) uitsluitend aan diegenen die niet over voldoende middelen beschikken; en/of
Schrappen
Amendement 86
Artikel 13, lid 3, eerste alinea, letter (c)
(c) uitsluitend ten aanzien van juridische adviseurs of andere raadslieden die door het nationale recht uitdrukkelijk zijn aangewezen om asielzoekers bij te staan en/of te vertegenwoordigen; en/of
Schrappen
Amendement 87
Artikel 13, lid 3, eerste alinea, letter (d), en tweede alinea
(d) uitsluitend indien het beroep of het bezwaar een kans van slagen heeft.
Schrappen
De lidstaten zorgen ervoor dat de op grond van punt d) geboden rechtsbijstand en/of vertegenwoordiging niet willekeurig wordt beperkt.
Amendement 88
Artikel 13, lid 4
4.  De lidstaten kunnen voorschriften vaststellen betreffende de nadere regels voor het indienen en behandelen van dergelijke verzoeken.
Schrappen
Amendement 89
Artikel 13, lid 5, letter (a)
(a) financiële en/of tijdslimieten instellen ten aanzien van de bepaling inzake gratis rechtsbijstand en/of vertegenwoordiging, mits die limieten de beschikbaarheid van de rechtsbijstand en/of vertegenwoordiging niet willekeurig beperken;
(a) het bedrag voor rechtsbijstand beperken tot de gemiddelde kosten van rechtsbijstand voor elke belangrijke fase in de asielprocedure, mits die limieten de beschikbaarheid van de rechtsbijstand en/of vertegenwoordiging niet willekeurig beperken;
Amendement 90
Artikel 14, lid 1, alinea 1
1.  De lidstaten zorgen ervoor dat een juridisch adviseur of andere raadsman die door het nationale recht als zodanig is erkend of toegelaten en die de asielzoeker overeenkomstig de bepalingen van het nationale recht bijstaat of vertegenwoordigt, toegang heeft tot de informatie in het dossier van de asielzoeker die door de in hoofdstuk V bedoelde autoriteiten kan worden onderzocht, voorzover die informatie relevant is voor de behandeling van het asielverzoek.
1.  De lidstaten zorgen ervoor dat een juridisch adviseur of andere raadsman die door het nationale recht als zodanig is erkend of toegelaten en die de asielzoeker overeenkomstig de bepalingen van het nationale recht bijstaat of vertegenwoordigt, toegang heeft tot de informatie in het dossier van de asielzoeker.
Amendement 91
Artikel 14, lid 1, alinea 2
De lidstaten kunnen een uitzondering maken wanneer de openbaarmaking van informatie of bronnen de nationale veiligheid, de veiligheid van de organisaties of personen die de informatie hebben verstrekt dan wel de veiligheid van de perso(o)n(en) op wie de informatie betrekking heeft, in gevaar zou brengen, of wanneer het belang van het onderzoek in verband met de behandeling van asielverzoeken door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten of de internationale betrekkingen van de lidstaten zouden worden geschaad. In die gevallen moet de toegang tot de betrokken informatie of bronnen open staan voor de in hoofdstuk V bedoelde autoriteiten, behalve indien die toegang is uitgesloten in zaken welke verband houden met de nationale veiligheid.
De lidstaten kunnen een uitzondering maken wanneer de openbaarmaking van informatie of bronnen de nationale veiligheid, de veiligheid van de organisaties of personen die de informatie hebben verstrekt dan wel de veiligheid van de perso(o)n(en) op wie de informatie betrekking heeft, in gevaar zou brengen, of wanneer het belang van het onderzoek in verband met de behandeling van asielverzoeken door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten of de internationale betrekkingen van de lidstaten zouden worden geschaad. In die gevallen moet de toegang tot de betrokken informatie of bronnen open staan voor de in hoofdstuk V bedoelde autoriteiten, behalve indien die toegang is uitgesloten in duidelijk gedefinieerde zaken welke verband houden met de nationale veiligheid.
Amendement 92
Artikel 14, lid 2
2.  De lidstaten zorgen ervoor dat de juridisch adviseur of andere raadsman die de asielzoeker bijstaat of vertegenwoordigt, toegang heeft tot gesloten ruimten, zoals accommodaties voor bewaring en transitzones, om met de asielbezoeker te kunnen overleggen. De lidstaten kunnen de mogelijkheid om asielzoekers in gesloten ruimten te bezoeken alleen beperken wanneer deze beperking krachtens de nationale wetgeving objectief nodig is met het oog op de veiligheid, de openbare orde of het administratief beheer van de ruimte, of om een doeltreffende behandeling van het asielverzoek te garanderen, mits de toegang van de juridisch adviseur of andere raadsman daardoor niet ernstig wordt belemmerd of onmogelijk wordt gemaakt.
2.  De lidstaten zorgen ervoor dat de juridisch adviseur of andere raadsman die de asielzoeker bijstaat of vertegenwoordigt, volledig toegang heeft tot gesloten ruimten, zoals accommodaties voor bewaring en transitzones, om met de asielbezoeker te kunnen overleggen. De lidstaten kunnen de mogelijkheid om asielzoekers in gesloten ruimten te bezoeken alleen beperken wanneer deze beperking krachtens de nationale wetgeving objectief nodig is met het oog op de veiligheid en de openbare orde, mits de toegang van de juridisch adviseur of andere raadsman daardoor niet ernstig wordt belemmerd of onmogelijk wordt gemaakt en in ieder geval met volledige eerbiediging van de letter en jurisprudentie van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
Amendement 93
Artikel 15, lid 1, letter (b)
(b) erop toe te zien dat de vertegenwoordiger in de gelegenheid wordt gesteld de niet-begeleide minderjarige te informeren over de betekenis en de mogelijke gevolgen van het persoonlijk onderhoud en, indien nodig, over de wijze waarop hij zich op het persoonlijk onderhoud dient voor te bereiden. De lidstaten staan de vertegenwoordiger toe bij dat onderhoud aanwezig te zijn, vragen te stellen en opmerkingen te maken, binnen het kader dat wordt bepaald door de persoon die het onderhoud afneemt.
(b) erop toe te zien dat de vertegenwoordiger in de gelegenheid wordt gesteld het niet-begeleide kind te informeren over de betekenis en de mogelijke gevolgen van het persoonlijk onderhoud en, indien nodig, over de wijze waarop hij zich op het persoonlijk onderhoud dient voor te bereiden. De lidstaten staan de vertegenwoordiger toe bij dat onderhoud aanwezig te zijn, vragen te stellen en opmerkingen te maken.
Amendement 94
Artikel 15, lid 2, letter a)
a) naar alle waarschijnlijkheid meerderjarig zal zijn voordat in eerste aanleg een beslissing wordt gegeven; of
Schrappen
Amendement 95
Artikel 15, lid 2, letter (c)
c) gehuwd is of gehuwd geweest is.
Schrappen
Amendement 96
Artikel 15, lid 3
3.  De lidstaten kunnen, overeenkomstig de wet- en regelgeving die op het tijdstip van de aanneming van deze richtlijn van kracht is, ook van de aanwijzing van een vertegenwoordiger afzien indien de niet-begeleide minderjarige 16 jaar of ouder is, tenzij hij niet zonder vertegenwoordiger de verzoekprocedure kan volgen.
Schrappen
Amendement 97
Artikel 15, lid 5 bis (nieuw)
5 bis. Personen die beweren kind te zijn moeten voorlopig als zodanig worden behandeld, totdat er een leeftijdsonderzoek is uitgevoerd.
Amendement 98
Artikel 15, lid 6
6.  Bij de uitvoering van de bepalingen van dit artikel laten de lidstaten zich in eerste instantie leiden door het belang van het kind.
6.  Bij de uitvoering van de bepalingen van deze richtlijn laten de lidstaten zich in eerste instantie leiden door het belang van het kind.
Amendement 99
Artikel 17
1.  De lidstaten mogen een persoon niet in bewaring houden uitsluitend omdat hij een asielzoeker is.
1.  De lidstaten mogen asielzoekers in beginsel niet in bewaring houden of in een gesloten opvangcentrum plaatsen. Alvorens een asielzoeker in bewaring te nemen moet altijd worden gezocht naar alternatieven voor bewaring en niet tot vrijheidsbeneming strekkende maatregelen.
2.  Indien een asielzoeker in bewaring wordt gehouden, zorgen de lidstaten ervoor dat snelle controle door een rechterlijke instantie mogelijk is.
2.  Asielzoekers mogen niet in bewaring worden genomen, tenzij is vastgesteld dat bewaring noodzakelijk, wettig en terecht is om een reden die volgens internationale normen rechtmatig is. Asielzoekers mogen alleen in bewaring worden gehouden in ruimten die geen gevangenis zijn.
2 bis. Toegang tot rechtsbijstand, tot de diensten van bekwame, gekwalificeerde en onpartijdige tolken en tot gekwalificeerd medisch personeel moet systematisch zijn verzekerd.
2 ter. Personen die van hun vrijheid worden beroofd krijgen terdege de gelegenheid om te laten onderzoeken of hun vrijheidsberoving wettig en noodzakelijk is in een snel, eerlijk en individueel onderhoud met een justitiële of vergelijkbare autoriteit wier aanzien en gezag de sterkst mogelijke garantie voor bekwaamheid, onpartijdigheid en onafhankelijkheid bieden.
2 quater. Onbegeleide kinderen mogen nooit op grond van hun immigrantenstatus in bewaring worden genomen. Er moet naar alternatieve maatregelen verschillend van bewaring worden gezocht voor personen die tot kwetsbare categorieën behoren, zoals onbegeleide ouderen, slachtoffers van foltering of trauma's en mensen met een geestelijke of lichamelijke handicap. De inbewaringneming van zwangere vrouwen in hun laatste maanden en zogende moeders moet in het algemeen worden vermeden.
Amendement 100
Artikel 20, lid 1, alinea 1
1.  Wanneer er een gegronde reden is om aan te nemen dat een asielzoeker zijn asielverzoek impliciet heeft ingetrokken of dat hij impliciet van dit verzoek heeft afgezien, zorgen de lidstaten ervoor dat de beslissingsautoriteit beslist de behandeling van het verzoek te beëindigen of het verzoek af te wijzen op basis van het feit dat de asielzoeker geen recht op de status van vluchteling heeft doen gelden in overeenstemming met Richtlijn 2004/83/EG van de Raad.
1.  Wanneer er een gegronde reden is om aan te nemen dat een asielzoeker zijn asielverzoek impliciet heeft ingetrokken of dat hij impliciet van dit verzoek heeft afgezien, zorgen de lidstaten ervoor dat de beslissingsautoriteit beslist de behandeling van het verzoek te beëindigen en de zaak van de asielzoeker af te sluiten.
Amendement 101
Artikel 20, lid 2, alinea 2
De lidstaten kunnen een tijdslimiet vaststellen waarna een asielverzoek niet langer opnieuw in behandeling kan worden genomen.
Schrappen
Amendement 102
Artikel 21, lid 1
1.  De lidstaten zorgen ervoor dat het UNHCR:
(a) toegang heeft tot de asielzoekers, met inbegrip van asielzoekers in bewaring en in transitzones van luchthavens of havens;
(b) toegang heeft tot gegevens betreffende individuele asielverzoeken, het verloop van de procedure en de genomen beslissingen, mits de asielzoeker daarmee instemt;
(c) bij de uitoefening van zijn toezichthoudende taak in het kader van artikel 35 van het Verdrag van Genève, in elke fase van de procedure aan de bevoegde autoriteiten zijn zienswijze kan geven in verband met individuele asielverzoeken.
1.  De lidstaten zijn verplicht ervoor te zorgen dat het UNHCR:
(a) toegang heeft tot de asielzoekers, met inbegrip van asielzoekers in bewaring en in transitzones van luchthavens of havens;
(b) toegang heeft tot gegevens betreffende individuele asielverzoeken, het verloop van de procedure en de genomen beslissingen, mits de asielzoeker daarmee instemt;
(c) bij de uitoefening van zijn toezichthoudende taak in het kader van artikel 35 van het Verdrag van Genève, in elke fase van de procedure aan de bevoegde autoriteiten zijn zienswijze kan geven in verband met individuele asielverzoeken.
Amendement 103
Artikel 21, lid 2
2.  Lid 1 geldt ook voor organisaties die ingevolge een overeenkomst met een lidstaat namens het UNHCR op het grondgebied van die lidstaat optreden.
2.  Lid 1 geldt ook voor organisaties die met instemming van de lidstaat namens het UNHCR optreden.
Amendement 104
Artikel 22, letter a)
a) delen de lidstaten de informatie betreffende individuele asielverzoeken of het feit dat een asielverzoek is ingediend, niet rechtstreeks mee aan de vermeende actor(en) van de vervolging van de asielzoeker;
a) delen de lidstaten de informatie betreffende individuele asielverzoeken of het feit dat een asielverzoek is ingediend, niet mee aan de vermeende actor(en) van de vervolging van de asielzoeker;
Amendement 105
Artikel 22, letter b)
b) winnen de lidstaten bij de vermeende actor(en) van de vervolging geen informatie in op een wijze die ertoe leidt dat deze actor(en) rechtstreeks te weten komt (komen) dat de betrokken asielzoeker om asiel heeft verzocht, en er gevaar zou ontstaan voor de fysieke integriteit van de asielzoeker en voor de te zijnen laste komende personen, dan wel voor de vrijheid en veiligheid van zijn nog in het land van oorsprong levende familieleden.
b) winnen de lidstaten bij de vermeende actor(en) van de vervolging geen informatie in.
Amendement 106
Artikel 23, lid 2, alinea 1
2.  De lidstaten zorgen ervoor dat een dergelijke procedure zo spoedig mogelijk wordt afgerond, onverminderd een behoorlijke en volledige behandeling.
2.  De lidstaten zorgen ervoor dat een dergelijke procedure zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen 6 maanden, wordt afgerond, onverminderd een behoorlijke en volledige behandeling.
Amendement 107
Artikel 23, lid 2, letter b)
b) op zijn verzoek informatie ontvangt over het tijdsbestek waarbinnen het besluit over zijn verzoek te verwachten valt. Die informatie vormt voor de lidstaat geen verplichting ten aanzien van de betrokken asielzoeker om binnen dat tijdsbestek een besluit te nemen.
b) op zijn verzoek informatie ontvangt over het tijdsbestek waarbinnen het besluit over zijn verzoek te verwachten valt, welke termijn niet langer mag zijn dan 3 maanden.
Amendement 108
Artikel 23, lid 3 bis (nieuw)
3 bis. De lidstaten passen de normale procedure toe bij bijzonder kwetsbare personen, met inbegrip van gescheiden kinderen en personen die te maken hebben gehad met een trauma of seksueel geweld.
Amendement 109
Artikel 23, lid 4, letter (a)
(a) de asielzoeker bij de indiening van zijn asielverzoek en de toelichting van de feiten alleen aangelegenheden aan de orde heeft gesteld die niet ter zake doen of slechts minimaal ter zake doen om uit te maken of hij als asielzoeker in aanmerking komt overeenkomstig Richtlijn 2004/83/EG van de Raad; of
(a) de asielzoeker bij de indiening van zijn asielverzoek en de toelichting van de feiten alleen aangelegenheden aan de orde heeft gesteld die niet ter zake doen om uit te maken of hij als asielzoeker in aanmerking komt overeenkomstig Richtlijn 2004/83/EG van de Raad; of
Amendement 111
Artikel 23, lid 4, letter (d)
(d) de asielzoeker de autoriteiten heeft misleid door omtrent zijn identiteit en/of nationaliteit valse informatie of documenten te verstrekken of door relevante informatie of documenten die een negatieve invloed op de beslissing had kunnen hebben, achter te houden; of
(d) de asielzoeker de autoriteiten met frauduleuze bedoelingen heeft misleid door omtrent zijn identiteit en/of nationaliteit valse documenten te verstrekken; of
Amendement 112
Artikel 23, lid 4, letter (e)
(e) de asielzoeker een ander asielverzoek met vermelding van andere persoonsgegevens heeft ingediend; of
(e) de asielzoeker met frauduleuze bedoelingen een ander asielverzoek met vermelding van andere persoonsgegevens heeft ingediend; of
Amendement 113
Artikel 23, lid 4, letter (f)
(f) de asielzoeker geen informatie heeft verstrekt aan de hand waarvan met een redelijke mate van zekerheid zijn identiteit of nationaliteit kan worden vastgesteld, of indien hij waarschijnlijk, te kwader trouw, een identiteits- of reisdocument dat ertoe kon bijdragen dat zijn identiteit of nationaliteit werd vastgesteld, heeft vernietigd of zich daarvan heeft ontdaan; of
(f) de asielzoeker met frauduleuze bedoelingen geen informatie heeft verstrekt aan de hand waarvan met een redelijke mate van zekerheid zijn identiteit of nationaliteit kan worden vastgesteld, of indien hij waarschijnlijk, te kwader trouw, een identiteits- of reisdocument dat ertoe kon bijdragen dat zijn identiteit of nationaliteit werd vastgesteld, heeft vernietigd of zich daarvan heeft ontdaan; of
Amendement 114
Artikel 23, lid 4, letter (g)
(g) de asielzoeker inconsistente, contradictoire, onwaarschijnlijke of ontoereikende verklaringen heeft afgelegd die alle overtuigingskracht ontnemen aan zijn bewering dat hij het slachtoffer zou zijn van vervolging overeenkomstig Richtlijn 2004/83/EG van de Raad; of
Schrappen
Amendement 115
Artikel 23, lid 4, letter o)
o) het asielverzoek werd ingediend door een ongehuwde minderjarige op wie artikel 5, lid 4, onder c), van toepassing is nadat het verzoek van de ouder(s) die voor het kind verantwoordelijk is (zijn) bij een definitieve beslissing is verworpen en er geen nieuwe elementen zijn met betrekking tot zijn bijzondere omstandigheden of de situatie in zijn land van herkomst.
o) het asielverzoek werd ingediend door een kind op wie artikel 5, lid 4, onder c), van toepassing is nadat het verzoek van de ouder(s) die voor het kind verantwoordelijk is (zijn) bij een definitieve beslissing is verworpen en er geen nieuwe elementen zijn met betrekking tot zijn bijzondere omstandigheden of de situatie in zijn land van herkomst.
Amendement 116
Artikel 23, lid 4 bis (nieuw)
4 bis. De lidstaten nemen de behoefte aan aanvullende/subsidiaire bescherming in acht als de procedure overeenkomstig de leden 4(a) tot en met (o) bij voorrang of versneld wordt afgehandeld.
Amendement 117
Artikel 24
Specifieke maatregelen
1.  De lidstaten kunnen bovendien voorzien in de volgende specifieke procedures waarbij wordt afgeweken van de fundamentele beginselen en waarborgen in hoofdstuk II:
(a) een voorafgaand onderzoek ten behoeve van de behandeling van gevallen die worden beoordeeld in het kader van de bepalingen van afdeling IV;
(b) procedures ten behoeve van de behandeling van gevallen die worden beoordeeld in het kader van afdeling V.
2.  De lidstaten kunnen ook voorzien in een afwijking van afdeling VI.
Schrappen
Amendement 118
Artikel 25, lid 1 bis (nieuw)
1 bis. Alle verzoeken om internationale bescherming worden eerst beoordeeld op basis van de definitie van vluchtelingen in de Conventie van Genève en, uitsluitend als aan deze criteria niet wordt voldaan, op basis van de voorwaarden voor subsidiaire bescherming.
Amendement 119
Artikel 25, lid 2, inleidende zin
2.  De lidstaten kunnen een asielverzoek uit hoofde van dit artikel als niet-ontvankelijk beschouwen wanneer:
2.  Onverlet lid 1 bis kunnen de lidstaten een asielverzoek uit hoofde van dit artikel als niet-ontvankelijk beschouwen wanneer:
Amendement 120
Artikel 25, lid 2, letter (c)
(c) een land dat geen lidstaat is, uit hoofde van artikel 27 voor de asielzoeker als veilig derde land wordt beschouwd;
Schrappen
Amendement 121
Artikel 25, lid 2, letter (f)
(f) de asielzoeker na een definitieve beslissing een identiek verzoek heeft ingediend;
Schrappen
Amendement 122
Artikel 25, lid 2, letter f bis) (nieuw)
f bis) de asielzoeker die op het punt staat uitgewezen te worden uit het grondgebied waar hij illegaal verblijft, verzoekt asiel te verkrijgen.
Amendement 123
Artikel 27, lid 1, inleidende zin
1.  De lidstaten mogen het begrip "veilig derde land" alleen toepassen indien de bevoegde autoriteiten zich ervan hebben vergewist dat een asielzoeker in het betrokken derde land overeenkomstig de volgende beginselen zal worden behandeld:
1.  De lidstaten mogen het begrip "veilig derde land" alleen toepassen indien het derde land aan de volgende criteria voldoet:
Amendement 124
Artikel 27, lid 1, letter (a)
(a) het leven en de vrijheid worden niet bedreigd om redenen van ras, religie, nationaliteit, lidmaatschap van een bepaalde sociale groep of politieke overtuiging; en
a) ratificatie en daadwerkelijke tenuitvoerlegging van de Conventie van Genève en andere internationale verdragen over mensenrechten, met name met betrekking tot het beginsel van non-refoulement; en
Amendement 125
Artikel 27, lid 1, letter (b)
(b) het beginsel van "non-refoulement" overeenkomstig het Verdrag van Genève wordt nageleefd; en
(b) met name het beginsel van "non-refoulement" overeenkomstig de Conventie van Genève wordt nageleefd; en
Amendement 126
Artikel 27, lid 2, letter (a)
(a) voorschriften waarbij een verband tussen de asielzoeker en het betrokken derde land wordt vereist op grond waarvan het voor de betrokkene redelijk zou zijn naar dat land te gaan;
(a) voorschriften waarbij een belangrijke binding tussen de asielzoeker en het betrokken derde land wordt vereist op grond waarvan het voor de betrokkene redelijk zou zijn naar dat land te gaan;
Amendement 127
Artikel 27, lid 2, letter (c)
(c) voorschriften overeenkomstig de internationale wetgeving die voorzien in een afzonderlijke studie om na te gaan of het betrokken derde land voor een bepaalde asielzoeker veilig is; deze voorschriften moeten tenminste de asielzoeker in staat stellen de toepassing van het begrip "veilig derde land" aan te vechten op grond van het feit dat hij zou worden blootgesteld aan foltering, wrede, onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing.
(c) voorschriften overeenkomstig de internationale wetgeving, en met name de Conventie van Genève, die voorzien in een afzonderlijke studie om na te gaan of het betrokken derde land voor een bepaalde asielzoeker veilig is.
Amendement 128
Artikel 27, lid 2, letter (c bis) (nieuw)
(c bis) de daadwerkelijke mogelijkheid voor de asielzoekers om de veronderstelde veiligheid te weerleggen, ook in eerste aanleg, zelfs bij een versnelde procedure of een procedure bij voorrang.
Amendement 129
Artikel 27, lid 4
4.  Wanneer het derde land de betrokken asielzoeker niet tot zijn grondgebied toelaat, zorgen de lidstaten ervoor dat toegang wordt verstrekt tot een procedure overeenkomstig de fundamentele beginselen en waarborgen die zijn beschreven in hoofdstuk II.
4.  Wanneer het derde land de betrokken asielzoeker niet tot zijn grondgebied toelaat, zorgen de lidstaten ervoor dat toegang wordt verstrekt tot een asielprocedure overeenkomstig de fundamentele beginselen en waarborgen die zijn beschreven in hoofdstuk II.
Amendement 130
Artikel 29, lid -1 (nieuw)
-1.  De lidstaten mogen een asielverzoek als duidelijk ongegrond afwijzen als de bevoegde autoriteit heeft vastgesteld dat de asielzoeker bij de indiening van zijn verzoek en bij de presentatie van de feiten alleen maar elementen heeft aangedragen die duidelijk geen verband houden met de Conventie van Genève.
Amendement 131
Artikel 29, lid 2
2.  In de in artikel 23, lid 4, onder b), bedoelde gevallen en gevallen van ongegronde asielverzoeken waarop een van de in artikel 23, lid 4, onder a) en onder c) tot en met o), vermelde omstandigheden van toepassing is, kunnen de lidstaten tevens een asielverzoek als kennelijk ongegrond beschouwen, wanneer dit zo in de nationale wetgeving is omschreven.
Schrappen
Amendement 132
Artikel 30, titel
Minimale gemeenschappelijke lijst van derde landen die als veilig land van herkomst gelden
Gemeenschappelijke lijst van derde landen die als veilig land van herkomst gelden
Amendement 133
Artikel 30, lid 1
1.  De Raad stelt, bij gekwalificeerde meerderheid op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement, een minimale gemeenschappelijke lijst van derde landen op die door de lidstaten als veilig land van herkomst worden beschouwd, overeenkomstig bijlage II.
1.  De Raad stelt, handelend volgens de procedure voorzien in artikel 251 van het Vedrag, een gemeenschappelijke lijst van derde landen op die door de lidstaten als veilig land van herkomst kunnen worden beschouwd, overeenkomstig bijlage B.
Amendement 134
Artikel 30, lid 2
2.  De Raad kan, bij gekwalificeerde meerderheid op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement, de minimale gemeenschappelijke lijst wijzigen en derde landen toevoegen of schrappen, overeenkomstig bijlage II. De Commissie beraadt zich over de aan haar gerichte verzoeken van de Raad of van een lidstaat om een voorstel tot wijziging van de minimale gemeenschappelijke lijst in te dienen.
2.  De Raad kan, handelend volgens artikel 251 van het Verdrag, de gemeenschappelijke lijst wijzigen en derde landen toevoegen of schrappen, overeenkomstig bijlage B. De Commissie beraadt zich over de aan haar gerichte verzoeken van het Europees Parlement, de Raad of van een lidstaat om een voorstel tot wijziging van de gemeenschappelijke lijst in te dienen.
Amendement 135
Artikel 30, lid 3
3.  Wanneer zij haar voorstel op grond van de leden 1 en 2 uitwerkt, maakt de Commissie gebruik van informatie van de lidstaten, van haar eigen informatie en, voorzover nodig, van informatie van het UNHCR, de Raad van Europa en andere bevoegde internationale organisaties.
3.  Wanneer zij haar voorstel op grond van de leden 1 en 2 uitwerkt, maakt de Commissie gebruik van informatie van de lidstaten en van het Europees Parlement, van haar eigen informatie en van informatie van het UNHCR, de Raad van Europa en andere bevoegde internationale organisaties.
Amendement 136
Artikel 30, lid 4
4.  Wanneer de Raad de Commissie verzoekt een voorstel in te dienen om een derde land van de minimale gemeenschappelijke lijst te schrappen, vervalt de verplichting voor de lidstaten overeenkomstig artikel 30 ter, lid 2, ten aanzien van dit derde land op de dag die volgt op het besluit waarbij de Raad om indiening verzoekt.
4.  Wanneer de Raad of het Europees Parlement de Commissie verzoekt een voorstel in te dienen om een derde land van de gemeenschappelijke lijst te schrappen, vervalt het recht van de lidstaten overeenkomstig artikel 30 ter, lid 2, ten aanzien van dit derde land op de dag die volgt op het besluit waarbij de Raad of het Europees Parlement om indiening verzoekt.
Amendement 137
Artikel 30, lid 5
5.  Wanneer een lidstaat de Commissie verzoekt een voorstel in te dienen om een derde land van de minimale gemeenschappelijke lijst te schrappen, stelt die lidstaat de Raad schriftelijk in kennis van het verzoek aan de Commissie. De verplichting voor die lidstaat overeenkomstig artikel 30 ter, lid 2, vervalt ten aanzien van het derde land op de dag die volgt op de kennisgeving van het verzoek aan de Raad.
5.  Wanneer een lidstaat of het Europees Parlement de Commissie verzoekt een voorstel in te dienen om een derde land van de gemeenschappelijke lijst te schrappen, stelt die lidstaat of het Europees Parlement de Raad schriftelijk in kennis van het verzoek aan de Commissie. Het recht van die lidstaat overeenkomstig artikel 30 ter, lid 2, vervalt ten aanzien van het derde land op de dag die volgt op de kennisgeving van het verzoek aan de Raad.
Amendement 138
Artikel 30, lid 7
7.  Het vervallen van de verplichtingen krachtens de leden 4 en 5 neemt na drie maanden een einde, tenzij de Commissie, vóór het einde van deze periode, voorstelt om het derde land van de minimale gemeenschappelijke lijst te schrappen. De schorsing neemt in ieder geval een einde wanneer de Raad een voorstel van de Commissie om het derde land van de lijst te schrappen, afwijst.
7.  Het vervallen van de verplichtingen krachtens de leden 4 en 5 neemt na drie maanden een einde, tenzij de Commissie, vóór het einde van deze periode, voorstelt om het derde land van de gemeenschappelijke lijst te schrappen. De schorsing neemt in ieder geval een einde wanneer het Europees Parlement of de Raad een voorstel van de Commissie om het derde land van de lijst te schrappen, afwijzen.
Amendement 139
Artikel 30, lid 8
8.  Op verzoek van de Raad deelt de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement mee of de situatie van een land op de minimale gemeenschappelijke lijst nog steeds overeenstemt met bijlage II. Wanneer de Commissie haar verslag aan de Raad en het Europees Parlement voorlegt, kan zij alle door haar wenselijk geachte aanbevelingen of voorstellen doen.
8.  Op verzoek van de Raad of het Europees Parlement deelt de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement mee of de situatie van een land op de gemeenschappelijke lijst nog steeds overeenstemt met bijlage B. Wanneer de Commissie haar verslag aan de Raad en het Europees Parlement voorlegt, kan zij alle door haar wenselijk geachte aanbevelingen of voorstellen doen.
Amendementen 140 en 189
Artikel 30 bis
Artikel 30 bis
Nationale aanmerking van derde landen als veilig land van herkomst
Onverminderd artikel 30 kunnen de lidstaten voor de behandeling van asielverzoeken wetgeving handhaven of invoeren met het oog op de nationale aanmerking, overeenkomstig bijlage II, van andere derde landen dan de landen die op de minimale gemeenschappelijke lijst zijn opgenomen als veilige landen van herkomst. Dat kan inhouden dat een deel van een land als veilig wordt aangemerkt indien de voorwaarden van bijlage II voor dat deel zijn vervuld.
2.  In afwijking van lid 1 kunnen de lidstaten voor de behandeling van asielverzoeken wetgeving die op het tijdstip van de aanneming van de richtlijn van kracht is, handhaven met het oog op de nationale aanmerking van andere derde landen dan de landen die op de minimale gemeenschappelijke lijst zijn opgenomen als veilige landen van herkomst, indien zij zich ervan vergewist hebben dat personen in de betrokken derde landen over het algemeen noch zijn blootgesteld aan:
(a) vervolging in de zin van artikel 9 van Richtlijn 2004/83/EG van de Raad; noch aan
(b) foltering of onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing.
3.  De lidstaten kunnen tevens wetgeving die op het tijdstip van de aanneming van de richtlijn van kracht is, handhaven voor de nationale aanmerking van een deel van een land als veilig of een land of een deel van een land als veilig voor een specifieke groep van personen in dat land, indien de in bijlage II genoemde voorwaarden voor dat deel of die groep zijn vervuld.
4.  Bij de beoordeling of een land een veilig land van herkomst is overeenkomstig de leden 2 en 3 houden de lidstaten rekening met de juridische situatie, met de rechtsbedeling en met de algemene politieke omstandigheden in het betrokken derde land.
5.  De beoordeling of een land een veilig land van herkomst is overeenkomstig dit artikel dient te stoelen op een reeks informatiebronnen, waaronder in het bijzonder informatie uit andere lidstaten, het UNHCR, de Raad van Europa en andere bevoegde internationale organisaties.
6.  De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de landen die overeenkomstig het bepaalde in dit artikel als veilige landen van herkomst worden aangemerkt.
Schrappen
Amendement 141
Artikel 30 ter, lid 1, inleidende zin
1.  Een derde land dat op grond van artikel 30 of artikel 30 bis als veilig land van herkomst is aangemerkt, kan voor een bepaalde asielzoeker, nadat zijn verzoek afzonderlijk is behandeld, alleen als veilig land van herkomst worden beschouwd wanneer
1.  Een derde land dat op grond van artikel 30 als veilig land van herkomst is aangemerkt, kan voor een bepaalde asielzoeker, nadat zijn verzoek afzonderlijk is behandeld, alleen als veilig land van herkomst worden beschouwd wanneer
Amendement 143
Artikel 30 ter, lid 2
2.  De lidstaten beschouwen overeenkomstig lid 1 het asielverzoek als ongegrond wanneer het derde land door de Raad als veilig is aangemerkt uit hoofde van artikel 30.
2.  De lidstaten kunnen overeenkomstig lid 1 het asielverzoek als ongegrond beschouwen wanneer het derde land door de Raad als veilig is aangemerkt voor de asielzoeker in kwestie.
Amendement 144
Artikel 30 ter, lid 3
3.  De lidstaten stellen verdere nationale wetsvoorschriften en -bepalingen vast voor de toepassing van het begrip "veilig land van herkomst".
3.  De lidstaten stellen verdere nationale wetsvoorschriften en -bepalingen vast voor de toepassing van het begrip "veilig land van herkomst", in lijn met het internationaal recht, en stellen de Commissie naar behoren in kennis van aanvullende voorschriften en bepalingen.
Amendement 145
Artikel 33, lid 1
1.  Indien een persoon die in een lidstaat asiel heeft aangevraagd aldaar verdere verklaringen heeft afgelegd of een hernieuwd verzoek heeft ingediend, kan deze lidstaat deze verdere verklaringen of de elementen van het hernieuwde verzoek onderzoeken in het kader van de behandeling van het vorig verzoek of in het kader van de toetsing van de beslissing waartegen beroep of bezwaar is aangetekend, voorzover de bevoegde autoriteiten rekening kunnen houden met alle elementen die aan de nadere verklaringen of het hernieuwde verzoek in dit kader ten grondslag liggen.
1.  Indien een persoon die in een lidstaat asiel heeft aangevraagd aldaar verdere verklaringen heeft afgelegd of een hernieuwd verzoek heeft ingediend, onderzoekt deze lidstaat deze verdere verklaringen of de elementen van het hernieuwde verzoek in het kader van de behandeling van het vorig verzoek of in het kader van de toetsing van de beslissing waartegen beroep of bezwaar is aangetekend, voorzover de bevoegde autoriteiten rekening kunnen houden met alle elementen die aan de nadere verklaringen of het hernieuwde verzoek in dit kader ten grondslag liggen.
Amendement 146
Artikel 33, lid 2, inleidende formule
2.  Voorts kunnen de lidstaten een specifieke procedure zoals bedoeld in lid 3 toepassen wanneer een persoon een hernieuwd asielverzoek indient:
2.  Voorts kunnen de lidstaten een specifieke procedure zoals bedoeld in lid 3 toepassen wanneer een persoon een hernieuwd asielverzoek indient, op voorwaarde dat tegen het eerste verzoek geen beroep loopt:
Amendement 147
Artikel 34, lid 1
1.  De lidstaten zorgen ervoor dat asielzoekers wier verzoek aan een voorafgaand onderzoek ingevolge artikel 33 wordt onderworpen, de in artikel 9, lid 1, opgesomde waarborgen genieten.
1.  De lidstaten zorgen ervoor dat asielzoekers wier verzoek aan een voorafgaand onderzoek ingevolge artikel 33 wordt onderworpen, de in artikel 9, lid 1, opgesomde waarborgen genieten en in beginsel aan de minimum procedurele normen van deze richtlijn worden onderworpen.
Amendement 149
Artikel 35, lid 1
1.  De lidstaten kunnen procedures invoeren om, overeenkomstig de fundamentele beginselen en waarborgen van hoofdstuk II, aan de grens of in transitzones van de lidstaten een beslissing te nemen over asielverzoeken die aldaar worden ingediend.
1.  De lidstaten kunnen procedures invoeren om, met eerbiediging van de internationale verdragen en overeenkomstig de fundamentele beginselen en waarborgen van hoofdstuk II, aan de grens of in transitzones van de lidstaten een beslissing te nemen over asielverzoeken die aldaar worden ingediend.
Amendement 150
Artikel 35, lid 1 bis (nieuw)
1 bis. De lidstaten zorgen ervoor dat een beslissing tot afwijzing van toegang tot het grondgebied van een lidstaat op grond van een reden die met het asielverzoek samenhangt, binnen twee weken wordt genomen, waarbij deze termijn met niet meer dan twee weken kan worden verlengd na toestemming van een bevoegde rechterlijke instantie in het kader van een bij wet voorgeschreven procedure.
Amendement 151
Artikel 35, lid 1 ter (nieuw)
1 ter. Niet-naleving van de in lid 1 bis bedoelde termijnen leidt ertoe dat de asielzoeker toegang tot het grondgebied van de lidstaat wordt verleend met het oog op de behandeling van zijn verzoek overeenkomstig de andere bepalingen van deze richtlijn. De lidstaten zorgen ervoor dat asielzoekers aan wie toegang overeenkomstig deze procedure wordt geweigerd, in aanmerking komen voor de waarborgen van Hoofdstuk V.
Amendement 152
Artikel 35, lid 1 quater (nieuw)
1 quater. De weigering van toegang tot het grondgebied kan de beslissing inzake het asielverzoek niet vervangen na een onderzoek op grond van de feiten van de zaak door de autoriteiten die bevoegd zijn op het gebied van asiel- en vluchtelingenwetgeving.
Amendement 153
Artikel 35, lid 2
2.  Bij gebreke evenwel van procedures als bedoeld in lid 1 kunnen de lidstaten, overeenkomstig het bepaalde in dit artikel en in overeenstemming met de wet- of regelgeving die op het tijdstip van de aanneming van deze richtlijn van kracht is, van de in hoofdstuk II omschreven fundamentele beginselen en waarborgen afwijkende specifieke procedures handhaven om aan de grens of in transitzones een beslissing te nemen over het verlenen van toegang tot hun grondgebied aan asielzoekers die aldaar zijn aangekomen en een asielverzoek hebben ingediend.
Schrappen
Amendement 154
Artikel 35, lid 3
3.  De in lid 2 bedoelde procedures dienen er met name voor te zorgen dat de betrokkenen:
- de toestemming krijgen aan de grens of in transitzones van de lidstaat te blijven, onverminderd artikel 6; en
- onmiddellijk worden ingelicht over hun rechten en plichten, zoals omschreven in artikel 9, lid 1, onder a); en
- indien nodig de diensten van een tolk, zoals omschreven in artikel 9, lid 1, onder b), aangeboden krijgen; en
- worden gehoord vooraleer de bevoegde autoriteit een beslissing in dergelijke procedures neemt, door personen die over voldoende kennis beschikken met betrekking tot de normen die van toepassing zijn op het gebied van het asiel- en vluchtelingenrecht, zoals omschreven in de artikelen 10 tot en met 12; en
- een juridisch adviseur of ander raadsman die door het nationale recht als zodanig is erkend of toegelaten, zoals omschreven in artikel 13, lid 1, kunnen raadplegen; en
- een vertegenwoordiger krijgen ingeval het niet-begeleide minderjarigen betreft, zoals omschreven in artikel 15, lid 1, tenzij artikel 15, lid 2 of 3, van toepassing is.
Wanneer de toegang tot het grondgebied door een bevoegde autoriteit wordt geweigerd, dient de bevoegde autoriteit de feitelijke en de juridische gronden te vermelden waarom het asielverzoek ongegrond of niet-ontvankelijk is.
Schrappen
Amendement 155
Artikel 35, lid 4
4.  De lidstaten zorgen ervoor dat een beslissing in het kader van de in lid 2 voorgeschreven procedures binnen een redelijke termijn wordt genomen. Wanneer niet binnen vier weken een beslissing is genomen, wordt aan de asielzoeker toegang tot het grondgebied van de lidstaat verleend zodat zijn verzoek kan worden behandeld overeenkomstig de andere bepalingen van deze richtlijn.
Schrappen
Amendement 156
Artikel 35, lid 5
5.  Wanneer het door specifieke vormen van aankomst of van de aankomst van grote aantallen onderdanen van derde landen of staatlozen die aan de grens of in een transitzone asielverzoeken indienen, praktisch onmogelijk is om aldaar de bepalingen van lid 1 of de specifieke procedure van de leden 2 en 3 toe te passen, kan deze procedure ook worden toegepast indien en zolang de onderdanen van derde landen of staatlozen op normale wijze worden ondergebracht op plaatsen nabij de grens of de transitzone.
Schrappen
Amendement 157
Artikel 35 BIS
Artikel 35 Bis
1.  De lidstaten kunnen bepalen dat een behandeling van het asielverzoek of de beoordeling van de veiligheid van de asielzoeker in zijn bijzondere omstandigheden als omschreven in hoofdstuk II niet dan wel niet volledig plaatsvindt in gevallen waarin de bevoegde autoriteit aan de hand van feitenmateriaal heeft vastgesteld dat de asielzoeker hun grondgebied illegaal tracht binnen te komen of net illegaal is binnengekomen vanuit een veilig derde land overeenkomstig lid 2.
2.  Een derde land kan voor de toepassing van lid 1 alleen als veilig derde land worden beschouwd indien het
(a) het Verdrag van Genève zonder geografische beperkingen heeft geratificeerd en naleeft; en
(b) over een bij wet voorgeschreven asielprocedure beschikt; en
(c) het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden heeft geratificeerd en de daarin vervatte bepalingen naleeft, met inbegrip van de normen met betrekking tot daadwerkelijke rechtsmiddelen; en
(d) door de Raad is aangemerkt als veilig derde land overeenkomstig lid 3.
3.  De Raad stelt, bij gekwalificeerde meerderheid op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement een gemeenschappelijke lijst op, of wijzigt deze, van derde landen die door de lidstaten voor de toepassing van lid 1 als veilig derde land worden beschouwd.
4.  De betrokken lidstaten stellen nationale wetsbepalingen vast voor de uitvoering van de bepalingen van lid 1, en van de gevolgen van beslissingen die uit hoofde van die bepalingen worden gegeven, overeenkomstig het "non-refoulement"-beginsel van het Verdrag van Genève, inclusief bepalingen inzake uitzonderingen op de toepassing van dit artikel om humanitaire of politieke redenen dan wel om redenen van internationaal publiekrecht.
5.  Bij de uitvoering van een uitsluitend op dit artikel gebaseerde beslissing dienen de betrokken lidstaten:
(a) de asielzoeker hiervan op de hoogte te brengen; en
(b) hem een document te verschaffen waarin de autoriteiten van het derde land in de taal van dat land ervan in kennis worden gesteld dat het verzoek niet inhoudelijk is onderzocht.
6.  Wanneer het veilige derde land de betrokken asielzoeker niet terugneemt, zorgen de lidstaten ervoor dat toegang wordt verstrekt tot een procedure overeenkomstig de fundamentele beginselen en waarborgen die zijn beschreven in hoofdstuk II.
7.  Lidstaten die overeenkomstig nationale wetgeving die op het tijdstip van de aanneming van deze richtlijn van kracht was, en op grond van de criteria van lid 2, onder a), b) en c), derde landen als veilige landen hebben aangemerkt, kunnen lid 1 op die derde landen toepassen totdat de Raad de gemeenschappelijke lijst uit hoofde van lid 3 heeft aangenomen.
Schrappen
Amendement 158
Artikel 36
De lidstaten zorgen ervoor dat een onderzoek kan beginnen om de vluchtelingenstatus van een bepaald persoon in te trekken wanneer er nieuwe elementen of bevindingen aan de orde zijn waaruit blijkt dat er redenen zijn om de geldigheid van de vluchtelingenstatus opnieuw te onderzoeken.
De lidstaten kunnen beginnen om de vluchtelingenstatus van een bepaald persoon in te trekken wanneer:
Amendement 159
Artikel 36, letter (a) (nieuw)
(a) de asielzoeker zich vrijwillig opnieuw heeft beroepen op bescherming door het land van zijn nationaliteit; of
Amendement 160
Artikel 36, letter (b) (nieuw)
(b) de asielzoeker na verlies van zijn nationaliteit zijn nationaliteit opnieuw vrijwillig heeft verworven; of
Amendement 161
Artikel 36, letter (c) (nieuw)
(c) de asielzoeker een nieuwe nationaliteit heeft verworven en de bescherming van het land van zijn nieuwe nationaliteit geniet; of
Amendement 162
Artikel 36, letter (d) (nieuw)
(d) de asielzoeker zich vrijwillig opnieuw heeft gevestigd in het land waarin hij ooit niet wou terugkeren uit angst voor vervolging.
Amendement 163
Artikel 37, lid 4
4.  In afwijking van de leden 1, 2 en 3 kunnen de lidstaten beslissen dat de vluchtelingenstatus van rechtswege vervalt bij beëindiging overeenkomstig artikel 11, lid 1, onder a), b), c), en d), van Richtlijn 2004/83/EG van de Raad, of indien de vluchteling ondubbelzinnig afziet van zijn erkenning als vluchteling.
Schrappen
Amendement 164
Artikel 38, lid 1, letter (a), punt iii)
iii) om een behandeling overeenkomstig artikel 35 bis niet uit te voeren;
Schrappen
Amendement 165
Artikel 38, lid 1, letter (d)
d) een beslissing waarbij de binnenkomst wordt geweigerd in het kader van de procedures krachtens artikel 35, lid 2;
d) een beslissing waarbij de binnenkomst wordt geweigerd in het kader van de procedures krachtens artikel 35;
Amendement 166
Artikel 38, lid 3, inleidende zin
3.  De lidstaten stellen in voorkomend geval voorschriften overeenkomstig hun internationale verplichtingen vast betreffende:
3.  De lidstaten garanderen dat het rechtsmiddel overeenkomstig lid 1 tot gevolg heeft dat asielzoekers in afwachting van de uitkomst in de lidstaat mogen blijven.
Amendement 167
Artikel 38, lid 3, letter (a)
(a) de vraag of het rechtsmiddel overeenkomstig lid 1 tot gevolg moet hebben dat asielzoekers in afwachting van de uitkomst in de betrokken lidstaat mogen blijven; en
Schrappen
Amendement 168
Artikel 38, lid 3, letter (b)
(b) de mogelijkheid van een rechtsmiddel of beschermende maatregelen wanneer het rechtsmiddel overeenkomstig lid 1 niet het gevolg heeft dat asielzoekers in afwachting van de uitkomst in de betrokken lidstaat mogen blijven. De lidstaten kunnen ook voorzien in een rechtsmiddel van rechtswege; en
Schrappen
Amendement 169
Artikel 38, lid 3, letter (c)
(c) de redenen om een beslissing krachtens artikel 25, lid 2, onder c), te betwisten overeenkomstig de in artikel 27, lid 2, onder b) en c), bepaalde methode.
Schrappen
Amendement 170
Artikel 38, lid 5
5.  Indien aan een asielzoeker een status is toegekend die uit hoofde van het nationale en het communautaire recht dezelfde rechten en voordelen biedt als de vluchtelingenstatus overeenkomstig Richtlijn 2004/83/EG van de Raad, kan de asielzoeker worden geacht een daadwerkelijk rechtsmiddel te hebben, wanneer een rechterlijke instantie beslist dat het in lid 1 bedoelde rechtsmiddel niet ontvankelijk is of geen grote kans van slagen heeft vanwege onvoldoende belangstelling bij de asielzoeker om de procedure te blijven volgen.
Schrappen
Amendement 171
Artikel 38, lid 6
6.  De lidstaten kunnen in hun nationale wetgeving tevens de voorwaarden vastleggen waaronder ervan kan worden uitgegaan dat een asielzoeker zijn rechtsmiddel als bedoeld in lid 1 impliciet heeft ingetrokken of daarvan heeft afgezien, en wel tezamen met de regels inzake de procedure die moet worden gevolgd.
Schrappen
Amendement 172
Artikel 43, alinea 1
De lidstaten doen de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden die nodig zijn om [24 maanden na de datum van aanneming] aan deze richtlijn te voldoen. Met betrekking tot artikel 13 doen de lidstaten de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden die nodig zijn om [36 maanden na de datum van aanneming] aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.
De lidstaten doen de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden die nodig zijn om [24 maanden na de datum van aanneming] aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.
Amendement 173
Bijlage B, alinea 1
Een land wordt als veilig land van herkomst beschouwd wanneer op basis van de rechtstoestand, de toepassing van de rechtsvoorschriften in een democratisch stelsel en de algemene politieke omstandigheden kan worden aangetoond dat er algemeen gezien en op duurzame wijze geen sprake is van vervolging in de zin van artikel 9 van Richtlijn 2004/83/EG van de Raad; noch van foltering of onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing; noch van dreiging van blind geweld bij internationale of interne gewapende conflicten.
Een land wordt als veilig land van herkomst beschouwd wanneer op basis van de rechtstoestand, de toepassing van de rechtsvoorschriften in een democratisch stelsel en de algemene politieke omstandigheden kan worden aangetoond dat er algemeen gezien en op duurzame wijze geen sprake is van vervolging in de zin van artikel 9 van Richtlijn 2004/83/EG van de Raad; noch van foltering of onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing; noch van dreiging van blind geweld bij internationale of interne gewapende conflicten; en er geen bewijzen zijn van discriminatie tegen individuen op grond van ras, geslacht, godsdienst, nationaliteit, taal, seksuele geaardheid of lidmaatschap van een bepaalde sociale groep, politieke stroming of minderheid.
Amendement 174
Bijlage B, alinea 2, letter (d bis) (nieuw)
(d bis) beschikbare en up-to-date-verslagen van het UNHCR en andere organisaties die werkzaam zijn op het gebied van de mensenrechten en de bescherming van de rechten van het individu.

(1) Nog niet in het PB gepubliceerd.
(2) PB C 291 E van 26.11.2002, blz. 143.
(3) PB C 77 E van 28.3.2002, blz. 115.

Juridische mededeling - Privacybeleid