![]() Choisissez la langue de votre document :
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
x) "LRIT": een systeem dat automatisch de identificatie- en volggegevens op lange afstand doorgeeft in overeenstemming met voorschrift 19 van hoofdstuk V van het SOLAS-verdrag voor de maritieme veiligheid en beveiliging en het zeemilieu. _______________________ (10) PB L ..." |
5) het volgende artikel wordt ingevoegd:"
Artikel 4 bis
Vrijstellingen
1. De lidstaten mogen de lijndiensten tussen havens op hun grondgebied vrijstellen van de voorschriften van artikel 4, wanneer aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a) | de maatschappij die de lijndiensten exploiteert, houdt een lijst bij van de betrokken schepen en geeft deze door aan de betrokken bevoegde instantie, en werkt deze bij; | |
b) | voor iedere reis wordt de in bijlage I, punt 1, genoemde informatie ter beschikking gehouden van de bevoegde instantie, indien deze daarom verzoekt. De maatschappij moet een intern systeem opzetten dat garandeert dat genoemde inlichtingen 24 uur per dag direct nadat daarom is gevraagd, elektronisch aan de bevoegde instantie kunnen worden doorgegeven, in overeenstemming met artikel 4, lid 1; | |
c) | alle afwijkingen van de verwachte tijd van aankomst in de haven van bestemming of bij het loodsstation van zes uur of meer worden overeenkomstig artikel 4 meegedeeld aan de haven van aankomst; | |
d) | vrijstellingen worden alleen verleend aan individuele vaartuigen op een specifieke dienst; | |
e) | de dienst wordt alleen als lijndienst beschouwd als het de bedoeling is dat hij ten minste één maand wordt geëxploiteerd; | |
f) | vrijstellingen van de in artikel 4 neergelegde eisen blijven beperkt tot reizen met een geplande duur van maximaal 12 uur. |
2. Wanneer een internationale lijndienst tussen twee of meer staten wordt onderhouden, waarvan ten minste één een lidstaat is, kan ieder van de betrokken lidstaten de overige lidstaten vragen voor die dienst vrijstelling te verlenen. Alle betrokken lidstaten met inbegrip van de betrokken kuststaten werken samen om een vrijstelling voor de betreffende dienst overeenkomstig de voorwaarden van lid 1 te verlenen.
3. De lidstaten controleren periodiek of aan de voorwaarden van de leden 1 en 2 wordt voldaan. Wanneer niet meer wordt voldaan aan minstens één van deze voorwaarden, trekken de lidstaten onmiddellijk de aan de betrokken maatschappij verleende vrijstelling in.
4. De lidstaten delen een lijst van de maatschappijen en schepen die op grond van dit artikel zijn vrijgesteld, alsmede iedere bijgewerkte lijst mede aan de Commissie.
"6) de volgende artikelen worden ingevoegd:"
Artikel 6 bis
Gebruik van automatische identificatiesystemen (AIS) door vissersvaartuigen
Elk vissersvaartuig met een lengte over alles van meer dan 15 meter dat de vlag van een lidstaat voert en in de Gemeenschap is geregistreerd of dienst doet in de binnenwateren of territoriale wateren van een lidstaat of zijn vangst aan land brengt in een haven van een lidstaat, moet volgens het in bijlage II, deel I, punt 3), aangegeven tijdschema worden uitgerust met een AIS (klasse A) dat voldoet aan de door de IMO ontwikkelde prestatienormen.
Vissersvaartuigen die zijn uitgerust met een AIS houden dit systeem te allen tijde operationeel. In uitzonderlijke omstandigheden mag het AIS worden uitgeschakeld, wanneer dat volgens de kapitein noodzakelijk is voor de veiligheid of de beveiliging van zijn vaartuig.
Artikel 6 ter
Gebruikmaking van identificatie en volgen van schepen op lange afstand (LRIT)
1. Op internationale trajecten worden schepen die een haven van een lidstaat aandoen uitgerust met een LRIT-systeem overeenkomstig voorschrift 19, hoofdstuk V van het SOLAS-verdrag en de door het IMO aangenomen prestatienormen en functionele eisen.
De Commissie stelt in samenwerking met de lidstaten en volgens de in artikel 28, lid 2 bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing de modaliteiten en eisen vast voor de installatie van LRIT-apparatuur aan boord van schepen die varen in wateren die onder het bereik van vaste AIS-stations van lidstaten vallen, en stelt de IMO passende maatregelen voor.
2. De lidstaten en de Commissie werken samen om een Europees datacentrum voor LRIT op te richten dat tot taak heeft de identificatie- en volggegevens op lange afstand te verwerken.
Het Europese datacentrum voor LRIT is een onderdeel van het Europese maritieme informatie- en uitwisselingssysteem SafeSeaNet. De kosten in verband met wijzigingen van nationale onderdelen van SafeSeaNet met het oog op de opneming van LRIT-informatie komen voor rekening van de lidstaten.
De lidstaten brengen een verbinding tot stand met het Europees datacentrum voor LRIT en onderhouden deze.
3. De Commissie bepaalt volgens de in artikel 28, lid 2 bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing het beleid en de beginselen betreffende de toegang tot de bij het Europese datacentrum voor LRIT bewaarde informatie.
"7) artikel 12 wordt vervangen door:"
Artikel 12
Plichten van de verlader
1. De verlader, die gevaarlijke of verontreinigende stoffen ▌in een haven van een lidstaat ▌voor vervoer aanbiedt, moet de kapitein of de exploitant van een schip, ongeacht de grootte van het schip, vooraleer de goederen aan boord worden genomen, een verklaring met de volgende informatie overhandigen:
a) | de in bijlage I, punt 2, genoemde informatie; | |
b) | voor de in bijlage I bij het MARPOL-Verdrag genoemde stoffen, het veiligheidsinformatieblad waarop de fysisch-chemische eigenschappen van de producten zijn vermeld, waar van toepassing, met inbegrip van hun viscositeit, uitgedrukt in cSt bij 50°C en hun dichtheid bij 15°C, alsook de andere gegevens die conform resolutie MSC.150(77) van de IMO op het veiligheidsinformatieblad staan; | |
c) | de alarmnummers van de verlader of enige andere persoon of organisatie die beschikt over informatie over de fysisch-chemische eigenschappen van de producten en over de bij een calamiteit te nemen maatregelen. |
2. Vaartuigen komende van een haven buiten de Gemeenschap die op weg zijn naar een haven van een lidstaat of naar een ankerplaats in de territoriale wateren van een lidstaat en gevaarlijke of verontreinigende goederen aan boord hebben, beschikken over een verklaring van de verlader met de volgende informatie:
a) | de in bijlage I, punt 3 opgesomde informatie; | |
b) | de informatie vereist volgens lid 1, letters b) en c) van dit artikel. |
3. Het is de taak en verantwoordelijkheid van de verlader om ▌ervoor te zorgen dat de voor vervoer aangeboden vracht ║ die is waarover overeenkomstig leden 1 en 2 een verklaring werd afgelegd.
"8) in artikel 14, tweede alinea, wordt punt c) vervangen door:"
c) | iedere lidstaat is in staat om via SafeSeaNet onverwijld informatie over het schip en de zich aan boord bevindende gevaarlijke of verontreinigende lading door te sturen aan de nationale en lokale bevoegde instanties van een andere lidstaat die daarom verzoeken, indien dit strikt noodzakelijk is voor de maritieme veiligheid of beveiliging, dan wel de bescherming van het mariene milieu. |
9) aan artikel 16, lid 1, worden de volgende punten toegevoegd:"
d) | schepen die geen kennisgeving hebben gedaan of niet beschikken over verzekeringscertificaten of financiële zekerheden als voorgeschreven krachtens deze richtlijn en internationale voorschriften; | |
e) | schepen ten aanzien waarvan door de loodsen of havenautoriteiten is gemeld dat zij klaarblijkelijke gebreken vertonen die de veiligheid van hun navigatie in gevaar kunnen brengen of een risico voor het milieu kunnen vormen. |
10) het volgende artikel wordt ingevoegd:"
Artikel 18 bis
Maatregelen in geval van gevaarlijke ijsgang
1. Wanneer de bevoegde instanties van mening zijn dat de ijsgang een ernstige bedreiging vormt voor de veiligheid van mensenlevens op zee of voor de bescherming van hun zee- of kustgebieden of de zee- of kustgebieden van andere staten:
a) | verstrekken zij aan de kapiteins van een schip dat zich in hun bevoegdheidsgebied bevindt of een van hun havens wil binnen- of uitvaren, alle nodige informatie over de ijsgang, de aanbevolen routes en de ijsbreekdiensten in hun bevoegdheidsgebied; | |
b) | mogen zij, onverminderd de plicht tot bijstandsverlening aan schepen die bijstand behoeven en andere uit de toepasselijke internationale voorschriften voortvloeiende verplichtingen, verlangen dat schepen die zich in het betrokken gebied bevinden en die een haven of terminal willen binnen- of uitvaren of een ankerplaats willen verlaten, met documenten kunnen aantonen dat zij aan sterkte- en vermogenseisen voldoen die op de ijsgang in het betrokken gebied zijn afgestemd. |
2. De uit hoofde van lid 1getroffen maatregelen worden, wat de gegevens over de ijsgang betreft, gebaseerd op de ijsberichten en de weersvoorspelling van een door de lidstaat erkende gekwalificeerde meteorologische dienst.
"11) artikel 19 wordt vervangen door:
a) de volgende alinea wordt toegevoegd aan lid 2:"
Daartoe verstrekken zij de nationale bevoegde instanties op verzoek de in artikel 12 bedoelde informatie.
"b) | het volgende lid wordt toegevoegd:" 3 bis. Overeenkomstig hun nationaal recht, voldoen de lidstaten aan de relevante bepalingen van de IMO-richtsnoeren betreffende de billijke behandeling van zeelieden bij een ongeval op zee, in het bijzonder ten aanzien van de kapitein en de bemanning van een schip dat bijstand behoeft en dat zich in de onder hun jurisdictie vallende wateren bevindt." |
12) het volgende artikel wordt ingevoegd:"
Artikel 19 bis
Bevoegde instantie voor de opvang van schepen die bijstand behoeven
1. Elke lidstaat wijst een bevoegde instantie aan, die de vereiste deskundigheid heeft en onafhankelijk is in die zin dat zij op het ogenblik van de reddingsoperatie de bevoegdheid heeft om autonoom beslissingen te nemen betreffende de opvang van schepen, met het oog op:
− | de bescherming van mensenlevens, | |
− | de bescherming van de kust, | |
− | de bescherming van het zeemilieu, | |
− | de maritieme veiligheid en, | |
− | het beperken van de economische schade. |
2. De in lid 1 bedoelde instantie staat in voor de uitvoering van de in artikel 20 bis bedoelde plannen.
3. De in lid 1 bedoelde instantie kan onder meer:
a) | de bewegingen van het schip beperken of het schip gelasten een bepaalde koers te volgen. Deze eis laat de verantwoordelijkheid van de kapitein voor een veilige behandeling van het schip onverlet; | |
b) | de kapitein van het schip officieel gelasten een einde te maken aan de bedreiging van het milieu of van de maritieme veiligheid; | |
c) | aan boord komen of een evaluatieteam aan boord brengen om de schade aan het schip en de omvang van het risico vast te stellen, de kapitein bij te staan bij het zoeken naar een oplossing en het bevoegde kuststation op de hoogte te houden; | |
d) | indien nodig, zelf reddingswerkers oproepen en inzetten; | |
e) | bewerkstelligen dat het schip wordt geloodst of gesleept. |
13) artikel 20 wordt vervangen door:"
Artikel 20
Opvang van schepen die bijstand behoeven in toevluchtsoorden
1. De instantie zoals bedoeld in artikel 19 bis beslist over de aanvaarding van een schip in een toevluchtsoord. Deze instantie zorgt ervoor dat schepen die zich in een noodsituatie bevinden op grond van een voorafgaande beoordeling van de omstandigheden, verricht op basis van het in artikel 20 bis bedoelde plannen worden toegelaten tot een toevluchtsoord in alle gevallen waar dit het mogelijk maakt de met de omstandigheden verbonden risico's te beperken of te vermijden.
2. De in lid 2 bedoelde instanties komen regelmatig bijeen om hun expertise uit te wisselen en de uit hoofde van dit artikel genomen maatregelen te verbeteren. Zij kunnen op elk moment op grond van bijzondere omstandigheden worden bijeengeroepen.
"14) de volgende artikelen worden ingevoegd:"
Artikel 20 bis
Plannen voor de opvang van schepen die bijstand behoeven
1. De lidstaten stellen plannen op teneinde te kunnen reageren op de dreigingen die uitgaan van bijstand behoevende schepen welke zich in de onder hun jurisdictie vallende wateren bevinden, en ten einde te kunnen zorgen voor de opvang van schepen en de bescherming van mensenlevens.
2. De in lid 1 bedoelde plannen worden na raadpleging van de betrokkenen opgesteld en op basis van Resoluties A.949(23) en A.950(23) van de IMO, en omvatten ten minste de volgende informatie:
a) | de identificatiegegevens betreffende de instantie of instanties die met de ontvangst en de behandeling van noodsignalen zijn belast; | |
b) | de identificatiegegevens betreffende de instantie die verantwoordelijk is voor de beoordeling van de omstandigheden, en voor het nemen van de beslissing inzake het bieden of weigeren van toegang aan een bijstand behoevend schip tot het gekozen toevluchtsoord; | |
c) | informatie over de kustlijn van de lidstaten en alle elementen die een snelle beoordeling en besluitvorming over de keuze van een toevluchtsoord mogelijk moeten maken met het oog op het opvangen van een schip dat bijstand behoeft, inclusief een beschrijving van de milieuaspecten, economische en sociale factoren en de natuurlijke omstandigheden; | |
d) | de beoordelingsprocedures voor het aan een bijstand behoevend schip bieden of weigeren van toegang tot het toevluchtsoord; | |
e) | de middelen en uitrustingen die geschikt zijn voor hulpverlening, redding en bestrijding van verontreiniging; | |
f) | procedures voor internationale coördinatie en besluitvorming; | |
g) | de geldende procedures inzake financiële zekerheden en aansprakelijkheid voor de opvang van schepen in toevluchtsoorden. |
3. De lidstaten publiceren de namen van de in artikel 19 bis bedoelde bevoegde instantie, alsmede van de voor de ontvangst en behandeling van noodsignalen aangewezen instanties, en hun contactadressen.
De lidstaten verstrekken, op verzoek, de relevante informatie over de plannen aan de aangrenzende lidstaten.
Bij de toepassing van de procedures op basis van de plannen voor de opvang van bijstand behoevende schepen zorgen de lidstaten ervoor dat relevante informatie ter beschikking van de bij de operaties betrokken partijen wordt gesteld.
Indien een lidstaat daarom verzoekt, geldt voor degenen die overeenkomstig de eerste en tweede alinea informatie ontvangen een plicht tot vertrouwelijkheid.
4. De lidstaten informeren de Commissie uiterlijk op …(11) over de maatregelen die zij krachtens dit artikel hebben genomen."║
Artikel 20 ter
Regeling voor de wettelijke aansprakelijkheid en financiële zekerheid
1. De lidstaten stellen de regeling voor de wettelijke aansprakelijkheid van scheepseigenaars vast en verzekeren dat alle bepalingen van het verdrag van 1996 ook gelden voor het recht van scheepseigenaars om hun aansprakelijkheid te beperken.
2. Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen om te garanderen dat alle eigenaars van schepen die zijn vlag voeren over een financiële zekerheid beschikken om hun wettelijke aansprakelijkheid te dekken overeenkomstig het plafond dat is vastgesteld door het verdrag van 1996.
3. Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen om te garanderen dat alle eigenaars van schepen die de vlag van een derde land voeren overeenkomstig lid 2 over een financiële zekerheid beschikken zodra die schepen zijn exclusieve economische zone of een gelijkwaardige zone binnenvaren. Deze financiële zekerheid moet ten minste drie maanden gelden vanaf de datum waarop zij vereist is.
Artikel 20 quater
Financiële zekerheid in geval van achterlating van zeelieden
1. Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen om te garanderen dat alle eigenaars van schepen die zijn vlag voeren over een financiële zekerheid beschikken om de aan boord van die schepen werkende zeelieden te beschermen in geval van achterlating, overeenkomstig IMO-resolutie A.930(22).
2. Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen om te garanderen dat alle eigenaars van schepen die de vlag van een derde land voeren overeenkomstig lid 1 over een financiële zekerheid beschikken zodra die schepen een onder zijn jurisdictie vallende haven of zeeterminal binnenvaren of in een onder zijn jurisdictie vallende zone voor anker gaan.
3. De lidstaten zien erop toe dat het stelsel van de financiële zekerheid in geval van achterlating van zeelieden toegankelijk is, overeenkomstig IMO-resolutie A. 930(22).
Artikel 20 quinquies
Certificaat van financiële zekerheid
1. Het bestaan en de geldigheid van de in de artikelen 20 ter en 20 quater bedoelde financiële zekerheden wordt gestaafd met een of meer certificaten.
2. De certificaten worden afgegeven door de bevoegde instanties van de lidstaten zodra deze zich ervan hebben vergewist dat de scheepseigenaar aan de voorschriften van deze richtlijn voldoet. De bevoegde instanties overwegen bij de afgifte van de certificaten ook of de verstrekker van de zekerheid een bedrijfsaanwezigheid heeft in de EU.
Voor een in een lidstaat geregistreerd schip worden certificaten afgegeven of gewaarmerkt door de bevoegde instantie van de staat waar het schip is geregistreerd.
Voor een in een derde land geregistreerd schip kunnen certificaten worden afgegeven of gewaarmerkt door de bevoegde instantie van iedere lidstaat.
3. De voorwaarden voor de afgifte en geldigheid van certificaten, en met name de toekenningscriteria en de wijze van toekenning, alsook de maatregelen betreffende de verstrekkers van financiële zekerheden, worden vastgelegd door de Commissie. Deze maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn beogen te wijzigen, onder meer door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 28, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.
4. De certificaten bevatten de volgende gegevens:
a) | de naam van het schip en de haven van registratie; | |
b) | de naam van de scheepseigenaar en de plaats van zijn hoofdkantoor; | |
c) | het type zekerheid; | |
d) | de naam en het hoofdkantoor van de verzekeraar of andere persoon die de financiële zekerheid verstrekt, en, waar nodig, de plaats van het kantoor waar de verzekering is gesloten of de zekerheid is gesteld; | |
e) | de geldigheidsduur van het certificaat, die niet langer mag zijn dan de geldigheidsduur van de verzekering of zekerheid. |
5. De certificaten worden gesteld in de officiële taal of talen van de lidstaat die deze afgeeft. Indien de certificaten niet in het Engels of het Frans zijn gesteld, moet een vertaling in een van deze talen in de tekst zijn opgenomen.
Artikel 20 sexies
Kennisgeving van het certificaat van financiële zekerheid
1. Het certificaat bevindt zich aan boord van het schip en een afschrift ervan wordt in bewaring gegeven bij de instantie die het register bijhoudt waarin het schip is ingeschreven of, indien het schip niet in een lidstaat is geregistreerd, bij de instantie van de staat die het certificaat heeft afgegeven of gewaarmerkt. De betrokken instantie legt een kopie van het dossier over aan het communautair bureau genoemd in artikel 20 decies, opdat dit het aan het register toevoegt.
2. De exploitant, agent of kapitein van een schip dat in de in artikel 20 ter bedoelde gevallen de exclusieve economische zone of een gelijkwaardige zone van een lidstaat binnenvaart, stelt de instanties van die lidstaat ervan in kennis dat een certificaat van financiële zekerheid zich aan boord bevindt.
3. De exploitant, agent of kapitein van een schip dat in de in artikel 20 quater bedoelde gevallen een onder de jurisdictie van een lidstaat vallende haven of zeeterminal als bestemming heeft of in een onder de jurisdictie van een lidstaat vallende zone voor anker wil gaan, stelt de instanties van die lidstaat in kennis dat een certificaat van financiële zekerheid zich aan boord bevindt.
4. De bevoegde instanties van de lidstaten moeten de in lid 1 genoemde gegevens kunnen uitwisselen via SafeSeaNet.
Artikel 20 septies
Sancties
De lidstaten zien toe op de naleving van de regels die in de onderhavige richtlijn worden vermeld en stellen sancties vast voor inbreuken op deze regels. De sancties zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend.
Artikel 20 octies
Wederzijdse erkenning tussen lidstaten van de certificaten van financiële zekerheid
Elke lidstaat erkent de certificaten die een andere lidstaat overeenkomstig artikel 20 quinquies en met het oog op een in deze richtlijn vastgesteld doel heeft afgegeven of gewaarmerkt en beschouwt deze als gelijkwaardig aan de certificaten die hij zelf heeft afgegeven en gewaarmerkt, zelfs indien het een niet in een lidstaat geregistreerd schip betreft.
Een lidstaat kan te allen tijde verzoeken om overleg met de staat van afgifte of waarmerking, indien hij meent dat de op het certificaat vermelde verzekeraar of garant financieel niet bij machte is de bij deze richtlijn opgelegde verplichtingen na te komen.
Artikel 20 nonies
Rechtstreekse vordering tegen de verstrekker van de financiële zekerheid ter dekking van de wettelijke aansprakelijkheid
Elke eis tot vergoeding van schade die door een schip is veroorzaakt, kan rechtstreeks worden ingesteld tegen de verstrekker van de financiële zekerheid ter dekking van de wettelijke aansprakelijkheid van de scheepseigenaar.
De verstrekker van de financiële zekerheid kan zich beroepen op de verweermiddelen die de scheepseigenaar zelf zou mogen inroepen, behalve op de verweermiddelen die zijn gebaseerd op de insolventie of de vereffening van de scheepseigenaar.
De verstrekker van de financiële zekerheid kan ook aanvoeren dat het verlies of de schade het gevolg is van een opzettelijke fout of het opzettelijk nalaten van de scheepseigenaar . Hij mag zich evenwel niet beroepen op de verweermiddelen die hij zou kunnen inroepen wanneer de scheepseigenaar een vordering tegen hem instelt.
De verstrekker van de financiële zekerheid kan de scheepseigenaar in elk geval verplichten zich in de procedure te voegen.
Artikel 20 decies
Communautair bureau
Er wordt een communautair bureau opgericht, dat tot taak heeft om een volledig register op te stellen van de afgegeven certificaten en om de geldigheid daarvan te bewaken en bij te werken, en ook om het bestaan te controleren van de door derde staten geregistreerde financiële zekerheden.
Artikel 20 undecies
Financiële zekerheden en vergoeding
1. Het ontbreken van het verzekeringscertificaat of financiële zekerheid ontheft de lidstaten niet van de in artikel 20, lid 1 bedoelde verplichting een voorafgaande beoordeling te maken en een beslissing te nemen en is op zich geen voldoende reden voor een lidstaat om te weigeren een schip op te vangen in een toevluchtsoord.
2. Zonder afbreuk te doen aan lid 1, kan een lidstaat, wanneer hij een schip opvangt in een toevluchtsoord, de exploitant, agent of kapitein van het schip vragen een verzekeringscertificaat of financiële zekerheid over te leggen als bedoeld in deze richtlijn, ter dekking van de aansprakelijkheid van deze exploitant, agent of kapitein voor de door het schip veroorzaakte schade. Het opvragen van dit certificaat mag niet leiden tot vertraging bij de opvang van een schip dat bijstand behoeft.
3. De lidstaten staan in voor de vergoeding van de kosten en potentiële economische schade die een haven heeft geleden als gevolg van een beslissing genomen volgens artikel 20, lid 1, indien deze kosten of economische schade niet binnen redelijke termijn worden vergoed door de eigenaar of exploitant van het schip overeenkomstig de bepalingen van deze Richtlijn en de bestaande internationale compensatiemechanismen.
"15) het volgende artikel wordt ingevoegd:"
Artikel 22 bis
SafeSeaNet
1. De lidstaten zetten nationale of lokale beheersystemen voor maritieme informatie op ter verwerking van de in deze richtlijn bedoelde informatie.
2. De uit hoofde van lid 1 opgezette systemen moeten het mogelijk maken de verzamelde informatie voor operationele doeleinden te gebruiken en dienen met name te voldoen aan de voorwaarden van artikel 14.
3. Teneinde een goede uitwisseling van de in deze richtlijn bedoelde informatie te garanderen, zorgen de lidstaten ervoor dat de voor de inzameling, verwerking en opslag van de in deze richtlijn bedoelde informatie opgezette nationale of locale systemen kunnen worden gekoppeld aan SafeSeaNet. De Commissie draagt er zorg voor dat SafeSeaNet 24 uur per dag operationeel is. De grondbeginselen van SafeSeaNet zijn vastgelegd in bijlage III.
4. De lidstaten zorgen ervoor, wanneer zij samenwerken in het kader van regionale overeenkomsten of grensoverschrijdende, interregionale of transnationale projecten, dat de ontwikkelde informatiesystemen of -netwerken voldoen aan de eisen van deze richtlijn en compatibel zijn met en aangesloten op SafeSeaNet.
"16) artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:
a) | punt c) wordt vervangen door:"
| ||||
b) | het volgende punt wordt toegevoegd:"
|
17) het volgende artikel wordt ingevoegd:"
Artikel 23 bis
Verwerking en beheer van informatie betreffende de veiligheid van de zeescheepvaart
1. De Commissie zorgt, waar nodig, voor de verwerking, het gebruik en de verspreiding onder de door de lidstaten aangewezen instanties van de informatie die uit hoofde van deze richtlijn is verzameld.
2. Waar passend draagt de Commissie bij tot de ontwikkeling en de werking van systemen voor de inzameling en verspreiding van gegevens met betrekking tot de veiligheid van de zeescheepvaart, met name door middel van het Equasis-systeem of een gelijkwaardig systeem met een publiek karakter.
"18) in artikel 24 worden de volgende alinea's toegevoegd:"
De lidstaten gaan overeenkomstig hun nationale wetgeving na of de openbaarmaking van de door schepen doorgegeven AIS- en LRIT-gegevens geen risico vormt voor de veiligheid, de beveiliging of de bescherming van het milieu, of afbreuk doet aan de concurrentie tussen scheepsexploitanten. Zij geven met name geen toestemming voor de openbare verspreiding van informatie over de lading en de personen aan boord, tenzij de kapitein of de exploitant van het schip daarmee heeft ingestemd.
De Commissie onderzoekt mogelijke problemen op het gebied van netwerk- en informatiebeveiliging, die de maatregelen op grond van deze richtlijn, meer bepaald de artikelen 6, 6 bis, 14 en 22 bis met zich mee kunnen brengen, en stelt passende wijzigingen van bijlage III voor om de beveiliging van het netwerk te verbeteren.
"19) artikelen 27 en 28 worden vervangen door:"
Artikel 27
Wijzigingsprocedure
1. De definities in artikel 3, de verwijzingen naar communautaire en IMO-instrumenten en naar de bijlagen kunnen worden gewijzigd volgens de regelgevingsprocedure met toetsing van artikel 28, lid 2, ten einde ze aan te passen aan het aangenomen, gewijzigde of in werking getreden communautair of internationaal recht, mits deze wijzigingen geen uitbreiding inhouden van het toepassingsgebied van de richtlijn.
2. Bovendien kunnen de bijlagen I, III en IV van deze richtlijn in het licht van de met deze richtlijn opgedane ervaring worden gewijzigd volgens de regelgevingsprocedure met toetsing van artikel 28, lid 2, mits deze wijzigingen geen uitbreiding inhouden van het toepassingsgebied van deze richtlijn.
Artikel 28
Comitéprocedure
1. De Commissie wordt bijgestaan door het bij Verordening (EG) nr. 2099/2002 van het Europees Parlement en de Raad ingestelde Comité voor maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen (COSS)*.
2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn ║ artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.
___________________
* PB L 324 van 29.11.2002, blz. 1. ║
"20) in punt 4 van bijlage I wordt streepje X vervangen door:"
− X. Diversen:
− | kenmerken en geschatte hoeveelheid bunkerbrandstof voor alle schepen die bunkerbrandstof meevoeren, | |
− | navigatiestatus |
21) aan bijlage II, deel I, wordt de volgende punten toegevoegd:"
3. Vissersvaartuigen
Elk vissersvaartuig met een lengte over alles van meer dan 15 meter moet aan de uitrustingsplicht als bedoeld in artikel 6 bis voldoen overeenkomstig het volgende tijdschema: | ||
− | vissersvaartuigen met een lengte over alles van 24 meter of meer, doch minder dan 45 meter: uiterlijk op …(12); | |
− | vissersvaartuigen met een lengte over alles van 18 meter of meer, doch minder dan 24 meter: uiterlijk op …(13)*; | |
− | vissersvaartuigen met een lengte over alles van meer dan 15 meter, doch minder dan 18 meter: uiterlijk op …(14)**. |
Pasgebouwde vissersvaartuigen met een lengte over alles van meer dan 15 meter moeten aan de uitrustingsplicht, als bedoeld in artikel 6 bis, voldoen met ingang van ...(15)***.
"Artikel 2
Omzetting
1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op ...(16) aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie ▌de tekst van die bepalingen mede, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.
Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 3
Inwerkingtreding
Deze richtlijn treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 4
Adressaten
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te
Voor het Europees Parlement Voor de Raad
De voorzitter De voorzitter
![]()
|
Juridische mededeling - Privacybeleid |