Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2010/0208(COD)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A7-0170/2011

Ingediende teksten :

A7-0170/2011

Debatten :

PV 05/07/2011 - 6
CRE 05/07/2011 - 6

Stemmingen :

PV 05/07/2011 - 7.19
Stemverklaringen
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P7_TA(2011)0314

Aangenomen teksten
PDF 506kWORD 74k
Dinsdag 5 juli 2011 - Straatsburg
Mogelijkheid voor de lidstaten om de teelt van ggo's op hun grondgebied te beperken of te verbieden ***I
P7_TA(2011)0314A7-0170/2011
Resolutie
 Geconsolideerde tekst

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 5 juli 2011 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2001/18/EG wat betreft de mogelijkheid voor de lidstaten om de teelt van ggo's op hun grondgebied te beperken of te verbieden (COM(2010)0375 – C7-0178/2010 – 2010/0208(COD))

(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)

Het Europees Parlement,

–  gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2010)0375),

–  gezien artikel 294, lid 2, en artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C7-0178/2010),

–  gezien het advies van de Commissie juridische zaken inzake de voorgestelde rechtsgrond,

–  gezien artikel 294, lid 3, en artikel 192, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–  gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 9 december 2010(1),

–  gezien het advies van het Comité van de Regio's van 28 januari 2011(2),

–  gezien de artikelen 55 en 37 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid en het advies van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling (A7-0170/2011),

1.  stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast;

2.  verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in haar voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;

3.  verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.

(1) PB C 54 van 19.2.2011, blz. 51.
(2) PB C 104 van 2.4.2011, blz. 62.


Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 5 juli 2011 met het oog op de aanneming van Verordening (EU) nr. …/2011 van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2001/18/EG wat betreft de mogelijkheid voor de lidstaten om de teelt van ggo's op hun grondgebied te beperken of te verbieden
P7_TC1-COD(2010)0208

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name op artikel 114, […],artikel 192, lid 1, [Am. 1]

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's,(2)

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure(3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)  Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 maart 2001 inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu(4) en Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders(5) stellen een omvattend rechtskader vast voor de verlening van vergunningen voor genetisch gemodificeerde organismen (ggo's), dat volledig van toepassing is op ggo's die in de gehele Unie voor teeltdoeleinden als zaad of ander teeltmateriaal worden gebruikt (hierna „ggo's voor de teelt”).

(2)  Deze wetteksten bepalen dat ggo's voor de teelt een individuele risicobeoordeling moeten ondergaan voordat zij in de Unie in de handel mogen worden gebracht, waarbij, overeenkomstig bijlage II bij Richtlijn 2001/18/EG, rekening wordt gehouden met directe, indirecte, onmiddellijk en vertraagde effecten alsook cumulatieve langetermijneffecten van ggo's voor de gezondheid van de mens en het milieu. Het doel van deze vergunningsprocedure is te zorgen voor een hoog niveau van bescherming van het leven en de gezondheid van de mensen, van de gezondheid en het welzijn van de dieren, van het milieu en en van de belangen van de consumenten, waarbij tevens wordt gezorgd voor het doeltreffend functioneren van de interne markt. Een uniform hoog niveau van bescherming van gezondheid en milieu moet worden gerealiseerd en gehandhaafd op het hele grondgebied van de Unie. [Am. 2]

(2 bis)  De Commissie en de lidstaten moeten prioritair zorgen voor uitvoering van de conclusies van de Milieuraad van 4 december 2008, namelijk een behoorlijke tenuitvoerlegging van de rechtsvoorschriften in bijlage II van Richtlijn 2001/18/EG over de risicobeoordeling van ggo's. In het bijzonder moeten de milieueffecten van genetisch gemodificeerde gewassen op lange termijn en hun potentiële effecten op niet-doelorganismen streng worden beoordeeld, moeten de kenmerken van de milieus waarin wordt geïntroduceerd en de geografische gebieden waarin genetisch gemodificeerde gewassen mogen worden geteeld, naar behoren in aanmerking worden genomen, en moeten de potentiële milieugevolgen van veranderingen in het gebruik van onkruidbestrijdingsmiddelen in verband met genetisch gemodificeerde gewassen die hiervoor tolerant zijn, worden beoordeeld. De Commissie moet er met name voor zorgen dat de herziene richtsnoeren voor de risicobeoordeling van ggo's worden vastgesteld. Deze richtsnoeren mogen niet alleen gebaseerd zijn op het principe van wezenlijke gelijkwaardigheid of op het concept van een vergelijkende veiligheidsbeoordeling, en moeten het mogelijk maken de directe en indirecte langetermijneffecten, alsmede de wetenschappelijke onzekerheden er duidelijk mee identificeren. De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) en de lidstaten moeten werken aan de totstandbrenging van een uitgebreid net van wetenschappelijke organisaties die alle disciplines vertegenwoordigen, ook degenen die zich bezighouden met ecologische vraagstukken, en zij moeten samenwerken om ieder potentieel verschil tussen wetenschappelijke adviezen vroegtijdig te onderkennen, teneinde de wetenschappelijke geschilpunten op te lossen of toe te lichten. De Commissie en de lidstaten moet ervoor zorgen dat de nodige middelen voor onafhankelijk onderzoek naar de potentiële risico's die het gevolg kunnen zijn van de opzettelijke introductie of het in de handel brengen van ggo's, voorhanden zijn en dat de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten de toegang van onafhankelijke onderzoekers tot al het relevante materiaal niet belemmert. [Am. 44]

(2 ter)  Het voorzorgsbeginsel moet in het kader van deze verordening en bij de uitvoering ervan in aanmerking worden genomen. [Am. 46]

(3)  Naast de bepalingen inzake de verlening van vergunningen voor het in de handel brengen moeten genetisch gemodificeerde rassen ook voldoen aan de voorschriften van de EUuniale wetgeving inzake in het in de handel brengen van zaad en teeltmateriaal, als met name vastgesteld in Richtlijn 66/401/EEG van de Raad van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van groenvoedergewassen(6), Richtlijn 66/402/EEG van de Raad van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van zaaigranen(7), Richtlijn 68/193/EEG van de Raad van 9 april 1968 betreffende het in de handel brengen van vegetatief teeltmateriaal voor wijnstokken(8), Richtlijn 98/56/EG van de Raad van 20 juli 1998 betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal van siergewassen(9), Richtlijn 1999/105/EG van de Raad van 22 december 1999 betreffende het in de handel brengen van bosbouwkundig teeltmateriaal(10), Richtlijn 2002/53/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende de gemeenschappelijke rassenlijst van landbouwgewassen(11), Richtlijn 2002/54/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van bietenzaad(12), Richtlijn 2002/55/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van groentezaad(13), Richtlijn 2002/56/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van pootaardappelen(14), Richtlijn 2002/57/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen(15), en Richtlijn 2008/90/EG van de Raad van 29 september 2008 betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal van fruitgewassen, alsmede van fruitgewassen die voor de fruitteelt worden gebruikt(16).. Richtlijnen 2002/53/EG en 2002/55/EG bevatten bepalingen die de lidstaten toestaan om onder bepaalde welomschreven voorwaarden het gebruik van een ras op hun gehele grondgebied of delen daarvan te verbieden of passende voorwaarden voor de teelt van een ras vast te stellen.

(4)  Zodra overeenkomstig het rechtskader van de Unie voor ggo's een vergunning voor een ggo voor teeltdoeleinden is verleend en het ggo, wat betreft het ras dat in de handel moet worden gebracht, voldoet aan de voorschriften van de uniale wetgeving inzake het in de handel brengen van zaad en teeltmateriaal, mogen de lidstaten het vrije verkeer daarvan op hun grondgebied niet verbieden, beperken of verhinderen, behalve onder de in de uniale wetgeving omschreven voorwaarden.

(4 bis)  Gezien het belang van wetenschappelijk bewijs voor de besluitvorming met betrekking tot het verbieden van of het verlenen van een vergunning voor ggo's, moeten de EFSA en de lidstaten jaarlijks de resultaten verzamelen en publiceren van het onderzoek met betrekking tot het risico of bewijs van toevallige aanwezigheid, besmetting of gevaar voor het milieu of de menselijke gezondheid van ggo's, per geval. Wegens de hoge kosten van de raadpleging van deskundigen moeten de lidstaten samenwerking tussen onderzoeksinstellingen en nationale academies bevorderen. [Am. 4]

(5)  Uit de ervaring is gebleken dat de teelt van ggo's een kwestie is waaraan de lidstaten op centraal of op regionaal en lokaal niveau bijzondere aandacht schenken. In tegenstelling tot Kwesties in verband met het in de handel brengen en de invoer van ggo's, diemoeten op uniaal niveau geregeld moeten blijven om de interne markt in stand te houden., is De teelt erkend alskan in sommige gevallen meer flexibiliteit vereisen, doordat het gaat om een kwestie met een sterke lokale/regionalelokale, regionale en/of territoriale dimensie en een kwestie die bijzonder belangrijk is voor de zelfbeschikking van de lidstaten. Deze flexibiliteit mag geen negatieve gevolgen hebben voor de uniale vergunningsprocedure. In de geharmoniseerde beoordeling van de milieu- en gezondheidsrisico's zou evenwel niet naar alle mogelijke effecten van de teelt van ggo's in verschillende regio's en lokale ecosystemen kunnen worden gekeken. Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) moeten de lidstaten daarom het recht hebben regelsbindende juridisch bindende handelingen vast te stellen voor de daadwerkelijke teelt van ggo's op hun grondgebied nadat voor het ggo een wettelijke vergunning voor het in de handel in de Unie brengen is verleend. [Am. 5]

(6)  In deze context lijkt het passend om de lidstaten overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel meer vrijheidflexibiliteit te geven bij het nemen van besluiten of zij genetisch gemodificeerde gewassen al dan niet op hun grondgebied willen laten telen zonder wijziging van het vergunningensysteem van de Unie inzake ggo's en ongeacht de maatregelen die de lidstaten overeenkomstig artikel 26 bis van Richtlijn 2001/18/EG mogenmoeten nemen om de onbedoelde aanwezigheid van ggo's in andere producten op hun grondgebied en in de grensgebieden van de aangrenzende lidstaten te vermijden. [Am. 6]

(7)  De lidstaten moeten daarom in staat worden gesteld om per geval maatregelen vast te stellen voor het beperken of verbieden van de teelt van bijzondere ggo's of van groepen ggo's dan wel van alle of bijzondere ggo's op hun gehele grondgebied of een deel daarvan om de maatregelen die zij passend achten te wijzigen, in alle fasen van de verlening, verlenging van de verlening of intrekking van de vergunning voor het in de handel brengen van de desbetreffende ggo's. Dit moet ook geldenDe teelt houdt nauw verband met bodembestemming en bescherming van fauna en flora, gebieden waarop de lidstaten nog steeds aanzienlijke bevoegdheden hebben. De lidstaten moeten de bedoelde maatregelen ook kunnen vaststellen voor genetisch gemodificeerde rassen van zaad en teeltmateriaal dat in de handel wordt gebracht overeenkomstig de desbetreffende wetgeving inzake het in de handel brengen van zaad en teeltmateriaal en met name overeenkomstig de Richtlijnen 2002/53/EG en 2002/55/EG. Zulke maatregelen moeten alleen betrekking hebben op de teelt van ggo's en niet op het vrije verkeer en de invoer van genetisch gemodificeerd zaad en teeltmateriaal, als product of in producten, en de producten van de oogst daarvan. Zij mogen evenmin van invloed zijn op de teelt van niet genetisch gemodificeerde rassen van zaad en teeltmateriaal waarin accidentele of technisch niet te voorkomen sporen van in de EU toegelaten GGO's worden aangetroffen.Bij deze maatregelen moeten alle betrokken marktdeelnemers, inclusief de telers, voldoende tijd krijgen om zich aan te passen.[Am. 7]

(8)  Overeenkomstig het rechtskader voor de verlening van vergunningen voor ggo's kan een lidstaat niet afwijken van het op het niveau van de Unie gekozen niveau van bescherming van de gezondheid van mens en dier en van het milieu, en dit beginsel moet worden behouden. De lidstaten mogen echter maatregelen nemen om de teelt van bijzondere ggo's of van groepen ggo's dan wel van alle of bijzondere ggo's op hun gehele grondgebied of een deel daarvan te beperken of te verbieden op grond van andere redenen in verband met het openbare belang.dan die welke zijn aangegeven in de geharmoniseerde EU-voorschriften die reeds voorzien in procedures om rekening te houden met de risico's die een ggo voor de teelt voor de gezondheid en het milieu kan opleveren.Deze maatregelen mogen gegrond zijn op redenen gebonden aan milieu of andere legitieme factoren zoals de sociaaleconomische gevolgen, die het gevolg kunnen zijn van de opzettelijke introductie of het in de handel brengen van ggo's, voor zover deze factoren niet zijn aangepakt als onderdeel van de in deel C van Richtlijn 2001/18/EG bepaalde geharmoniseerde procedure, of in het geval van voortdurende wetenschappelijke onzekerheid. Deze maatregelen moeten naar behoren verantwoord zijn om wetenschappelijke redenen of om redenen in verband met risicobeheer of andere legitieme factoren die het gevolg van de opzettelijke introductie of het in de handel brengen van ggo's kunnen zijn. Die maatregelen moeten verder proportioneel zijn en in overeenstemming zijn met de Verdragen, met name wat betreft het beginsel van non-discriminatie tussen binnenlandse en ingevoerde producten, en de artikelen 34 en 36 van het VWEU., alsook met de desbetreffende internationale verplichtingen van de Unie, met name in de context van de Wereldhandelsorganisatie.[Am. 8, 40]

(8 bis)  Door een lidstaat ingestelde teeltbeperkingen of -verboden voor ggo's mogen door andere lidstaten op geen enkele wijze het gebruik van toegelaten ggo's beletten of beperken, mits effectieve maatregelen zijn genomen om grensoverschrijdende besmettingen te voorkomen. [Am. 9]

(8 ter)  De lidstaten moeten de maatregelen die de teelt van ggo's verbieden of beperken, kunnen baseren op naar behoren verantwoorde redenen die verband houden met lokale of regionale milieugevolgen die het gevolg kunnen zijn van de opzettelijke introductie of het in de handel brengen van ggo's en die komen bovenop de milieugevolgen die zijn onderzocht bij de wetenschappelijke beoordeling van de milieu-effecten, die is uitgevoerd op grond van deel C van Richtlijn 2001/18/EG, of op redenen in verband met risicobeheer. Deze redenen kunnen het volgende omvatten: het voorkomen van de ontwikkeling van pesticideresistentie bij onkruid en ongedierte; het invasieve karakter of de persistentie van een genetisch gemodificeerd ras of de mogelijkheid van kruising met inheemse gekweekte of wilde planten; het voorkomen van negatieve effecten op het lokale milieu als gevolg van veranderingen in de landbouwpraktijk in verband met de teelt van ggo's; de instandhouding en ontwikkeling van landbouwpraktijken die een beter potentieel bieden om productie te combineren met duurzame ecosystemen; de instandhouding van de lokale biodiversiteit, inclusief bepaalde habitats en ecosystemen of bepaalde soorten natuurlijke en landschapskenmerken; het ontbreken van of een gebrek aan geschikte gegevens over de mogelijke negatieve effecten van de introductie van ggo's op het lokale of regionale milieu van een lidstaat, waaronder de biodiversiteit. De lidstaten moeten deze maatregelen eveneens kunnen baseren op redenen die verband houden met sociaaleconomische gevolgen. Deze redenen kunnen het volgende omvatten: de onhaalbaarheid of hoge kosten van co-existentiemaatregelen of de onmogelijkheid co-existentiemaatregelen uit te voeren wegens specifieke geografische omstandigheden, zoals zeer kleine eilanden of berggebieden; de noodzaak de diversiteit van de landbouwproductie te beschermen; de noodzaak de zuiverheid van zaad te garanderen. De lidstaten moeten deze maatregelen eveneens kunnen baseren op andere redenen, zoals de bodembestemming, stedenbouw en ruimtelijke ordening of andere legitieme factoren. [Am. 47]

(9)  Op grond van het subsidiariteitsbeginsel is het doel van deze verordening niet de harmonisatie van de teeltomstandigheden in de lidstaten maar de toekenning van de vrijheidflexibiliteit aan de lidstaten om andere redenen aan te voeren dan wetenschappelijke beoordeling van de gezondheids- en milieurisico's voor het verbod van de teelt van ggo's op hun grondgebied te beperken of te verbieden om redenen die verband houden met milieufactoren of andere legitieme factoren zoals sociaaleconomische gevolgen, die gevolg kunnen zijn van de opzettelijke introductie of het in de handel brengen van ggo's, voor zover deze factoren niet zijn aangepakt als onderdeel van de in deel C van Richtlijn 2001/18/EG bepaalde geharmoniseerde procedure, of in het geval van voortdurende wetenschappelijke onzekerheid. Een van de doelen van Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij(17), is namelijk de Commissie in staat stellen de vaststelling van bindende rechtsbesluiten op het niveau van de Unie te overwegen, niet gediend door de systematische kennisgeving van de maatregelen van de lidstaten krachtens die richtlijn. Aangezien de lidstaten uit hoofde van deze verordening geen maatregelen kunnen vaststellen, die het in de handel brengen van ggo's beperken of verbieden, en deze verordening bijgevolg de voorwaarden voor het in de handel brengen van krachtens de bestaande wetgeving toegelaten ggo's niet wijzigt, blijkt de kennisgevingsprocedure in het kader van Richtlijn 98/34/EG bovendien niet het meest passende kanaal voor het aan de Commissie verstrekken van informatie te zijn. Daarom moet bij wijze van afwijking worden vastgesteld dat Richtlijn 98/34/EG niet van toepassing is. Een eenvoudiger systeem voor de kennisgeving van de nationale maatregelen vóór de vaststelling daarvan lijkt een evenrediger instrument te zijn om de Commisie op de hoogte te brengen van deze maatregelen. De maatregelen die de lidstaten voornemens zijn te nemen, moeten aldus tezamen met de redenen voor die maatregelen uiterlijk één maand vóór de vaststelling daarvan aan de Commissie en de andere lidstaten ter informatie worden meegedeeld. [Am. 10]

(9 bis)  Het beperken of verbieden van de teelt van ggo's door lidstaten mag geen beletsel vormen voor biotechnologieonderzoek, mits bij de uitvoering van dat onderzoek alle nodige veiligheidsmaatregelen in acht worden genomen. [Am. 11]

(10)  Artikel 7, lid 8, en artikel 19, lid 8, van Verordening (EG) nr. 1829/2003 bepalen dat verwijzingen in de delen A en D van Richtlijn 2001/18/EG naar krachtens deel C van die richtlijn toegelaten ggo's worden geacht ook van toepassing te zijn op ggo's die krachtens Verordening (EG) nr. 1829/2003 worden toegelaten. De door de lidstaten overeenkomstig deze verordening vastgestelde maatregelen zijn bijgevolg ook van toepassing op de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 toegelaten ggo's.

(11)  Richtlijn 2001/18/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen van Richtlijn 2001/18/EG

Richtlijn 2001/18/EG wordt gewijzigd als volgt:

1)  artikel 22 wordt vervangen door:"

Artikel 22

Vrij verkeer

Onverminderd artikel 23 of artikel 26 ter verbieden, beperken of verhinderen de lidstaten het in de handel brengen van ggo's, als product of in producten, die aan de eisen van deze richtlijn voldoen, niet.

[Am. 12]

2)  In artikel 25 wordt het volgende lid toegevoegd:

5 bis.  Onverminderd de bescherming van intellectuele-eigendomsrechten wordt de toegang tot materiaal dat nodig is voor onafhankelijk onderzoek naar potentiële risico's die het gevolg zijn van opzettelijke introductie of het in de handel brengen van ggo's, zoals zaad, niet beperkt of verhinderd.

[Am. 13]

3)  Artikel 26 bis, lid 1 wordt vervangen door:

1.  De lidstaten nemen passende maatregelen om de niet-doelbewuste aanwezigheid van ggo's in andere producten op hun grondgebied en in de grensgebieden van de aangrenzende lidstaten te vermijden.

[Am. 14]

4)  Het volgende artikel wordt ingevoegd:

Artikel 26 ter

Teelt

De lidstaten mogen na onderzoek per geval maatregelen aannemen om de teelt van alle of bijzondere ggo's, of van groepen van op basis van gewasvariëteiten of eigenschappen gedefinieerde ggo's dan wel van alle ggo's, toegelaten overeenkomstig deel C van deze richtlijn of Verordening (EG) nr. 1829/2003 en bestaande uit genetisch gemodificeerde rassen die in de handel zijn gebracht overeenkomstig de relevante uniale wetgeving betreffende het in de handel brengen van zaad en teeltmateriaal, op hun gehele grondgebied of een deel daarvan te beperken of te verbieden, mits: [Am. 40]

  a) die maatregelen zijn gebaseerd op: andere redenen dan die welke verband houden met de beoordeling van het schadelijke effect op de gezondheid en het milieu, dat kan
  i) naar behoren verantwoorde redenen die verband houden met lokale of regionale milieugevolgen die het gevolg kunnen zijn van de opzettelijke introductie of het in de handel brengen van ggo's en die komen bovenop de milieugevolgen die zijn onderzocht bij de wetenschappelijke beoordeling van de milieu-effecten, die is uitgevoerd op grond van deel C van deze richtlijn, of op redenen in verband met risicobeheer. Deze redenen kunnen het volgende omvatten:
   het voorkomen van de ontwikkeling van pesticidenresistentie bij onkruid en ongedierte;
   het invasieve karakter of de persistentie van een ggo-ras of de mogelijkheid van kruising met inheemse gekweekte of wilde planten;
   het voorkomen van negatieve effecten op het lokale milieu als gevolg van veranderingen in de landbouwpraktijk in verband met de teelt van ggo's;
   de instandhouding en ontwikkeling van landbouwpraktijken die een beter potentieel bieden om productie te combineren met duurzame ecosystemen;
   de instandhouding van de lokale biodiversiteit, inclusief bepaalde habitats en ecosystemen of bepaalde soorten natuurlijke en landschapskenmerken;
   het ontbreken van of een gebrek aan geschikte gegevens over de mogelijke negatieve effecten van de introductie van ggo's op het lokale of regionale milieu van een lidstaat, waaronder de biodiversiteit;
  ii) redenen in verband met de sociaaleconomische gevolgen. Deze redenen kunnen het volgende omvatten:
   de onhaalbaarheid of hoge kosten van co-existentiemaatregelen of de onmogelijkheid co-existentiemaatregelen uit te voeren wegens specifieke geografische omstandigheden, zoals zeer kleine eilanden of berggebieden;
   de noodzaak de diversiteit van de landbouwproductie te beschermen;
   de noodzaak de zuiverheid van zaad te garanderen; of
   iii) andere redenen, waaronder de bodembestemming, stedenbouw en ruimtelijke ordening, of andere legitieme factoren; [Am. 41]
   a bis) in gevallen waarin die maatregelen genetisch gemodificeerde gewassen betreffen waarvoor al op Unieniveau een vergunning is verleend, de lidstaten ervoor zorgen dat landbouwers die die gewassen legaal hebben geteeld, voldoende tijd hebben om het lopende teeltseizoen te beëindigen; [Am. 17]
   a ter) voor die maatregelen van tevoren een kosten-batenanalyse is verricht, waarbij rekening is gehouden met mogelijke alternatieven; [Am. 42]
   a quater) aan die maatregelen een publieke raadpleging van ten minste dertig dagen vooraf is gegaan;[Am. 19] en,
   b) zij in overeenstemming zijn met de Verdragen, met name met het evenredigheidsbeginsel. [Am. 20]

Onder dezelfde voorwaarden mogen regio's in de lidstaten eveneens maatregelen nemen om de teelt van ggo's op hun grondgebied te beperken of te verbieden. [Am. 51]

De lidstaten maken de maatregelen in deze zin ten minste zes maanden voor het begin van het groeiseizoen bekend aan alle betrokkenen, inclusief de telers. Als de vergunning voor het ggo in kwestie minder dan zes maanden voor het begin van het groeiseizoen wordt verleend, maken de lidstaten de bedoelde maatregelen bekend bij de aanneming ervan. [Am. 43]

De lidstaten nemen deze maatregelen aan voor maximum vijf jaar en evalueren ze, wanneer de ggo-vergunning wordt vernieuwd. [Am. 22]

In afwijking van Richtlijn 98/34/EG delen de lidstaten die voornemens zijn met redenen omklede maatregelen uit hoofde van dit artikel te nemen deze uiterlijk één maand vóór de vaststelling daarvan ter informatie mee aan de andere lidstaten en de Commissie.„;

"

[Am. 23]

5)   het volgende artikel wordt ingevoegd:"

'Artikel 26 quater

Aansprakelijkheidsvereisten

De lidstaten stellen een algemene, verplichte regeling voor financiële aansprakelijkheid en garanties, bijvoorbeeld via een verzekering, vast die voor alle bedrijfsexploitanten geldt en zorgt ervoor dat de vervuiler betaalt voor onbedoelde effecten en schade die kunnen optreden als gevolg van de opzetttelijke introductie of het in de handel brengen van ggo's.

"

[Am. 24]

Artikel 2

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de […] twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. [Am. 26]

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

Voor de Raad

De voorzitter

(1) PB C 54 van 19.2.2011, blz. 51.
(2) PB C 104 van 2.4.2011, blz. 62.
(3) Standpunt van het Europees Parlement van 5 juli 2011.
(4) PB L 106 van 17.4.2001, blz. 1.
(5) PB L 268 van 18.10.2003, blz. 1.
(6) PB 125 van 11.7.1966, blz. 2298.
(7) PB 125 van 11.7.1966, blz. 2309.
(8) PB L 93 van 17.4.1968, blz. 15.
(9) PB L 226 van 13.8.1998, blz. 16.
(10) PB L 11 van 15.1.2000, blz. 17.
(11) PB L 193 van 20.7.2002, blz. 1.
(12) PB L 193 van 20.7.2002, blz. 12.
(13) PB L 193 van 20.7.2002, blz. 33.
(14) PB L 193 van 20.7.2002, blz. 60.
(15) PB L 193 van 20.7.2002, blz. 74.
(16) PB L 267 van 8.10.2008, blz. 8.
(17) PB L 204 van 21.7.1998, blz. 37.

Juridische mededeling - Privacybeleid