Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2013/2060(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A7-0162/2013

Ingediende teksten :

A7-0162/2013

Debatten :

PV 21/05/2013 - 5
CRE 21/05/2013 - 5

Stemmingen :

PV 21/05/2013 - 6.15
CRE 21/05/2013 - 6.15
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P7_TA(2013)0205

Aangenomen teksten
PDF 260kWORD 100k
Dinsdag 21 mei 2013 - Straatsburg
Strijd tegen belastingfraude, belastingontduiking en belastingparadijzen
P7_TA(2013)0205A7-0162/2013

Resolutie van het Europees Parlement van 21 mei 2013 over de strijd tegen belastingfraude, belastingontduiking en belastingparadijzen (2013/2060(INI))

Het Europees Parlement,

–  gezien de mededeling van de Commissie van 6 december 2012 met als titel „Actieplan ter versterking van de strijd tegen belastingfraude en belastingontduiking” (COM(2012)0722),

–  gezien de aanbeveling van de Commissie van 6 december 2012 over agressieve fiscale planning (C(2012)8806),

–  gezien de aanbeveling van de Commissie van 6 december 2012 met betrekking tot maatregelen om derde landen aan te moedigen minimumnormen voor goed bestuur in belastingzaken toe te passen (C(2012)8805),

–  gezien de mededeling van de Commissie van 27 juni 2012 over concrete manieren om de bestrijding van belastingfraude en belastingontduiking, ook in relatie tot derde landen, te versterken (COM(2012)0351),

–  gezien de mededeling van de Commissie van 28 november 2012 met als titel „Jaarlijkse groeianalyse 2013” (COM(2012)0750),

–  gezien het voorstel van de Commissie van 5 februari 2013 voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme (2013/0025(COD)),

–  gezien de aanbevelingen van de Financiële Actiegroep Witwassen van Geld (FATF) van februari 2012 inzake de internationale normen voor de strijd tegen witwassen van geld en financiering van terrorisme en proliferatie,

–  gezien zijn resolutie van 19 april 2012 inzake de oproep om belastingfraude en belastingontduiking op concrete wijze te bestrijden(1),

–  gezien het verslag van 10 februari 2012 van Richard Murphy FCA met als titel „Closing the European Tax Gap” („Dichten van de Europese belastingkloof”),

–  gezien de resolutie van de Raad van 1 december 1997 over een gedragscode inzake de belastingregeling voor ondernemingen en het verslag van de groep Gedragscode (belastingregeling voor ondernemingen) aan de Raad van 4 december 2012,

–  gezien het OESO-verslag met als titel „Addressing Base Erosion and Profit Shifting” („Aanpak van grondslaguitholling en winstverschuiving”) van 2013,

–  gezien de conclusies van ECOFIN en het ECOFIN-verslag aan de Europese Raad inzake belastingkwesties van 22 juni 2012,

–  gezien zijn resolutie van 8 maart 2011 over samenwerking met ontwikkelingslanden ter bevordering van goed bestuur in belastingzaken(2),

–  gezien zijn wetgevingsresolutie van 19 april 2012 over het voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCCTB)(3),

–  gezien het communiqué naar aanleiding van de G20-vergadering van de ministers van Financiën en de gouverneurs van de centrale banken van 15 en 16 februari 2013 in Moskou,

–  gezien zijn resolutie van 10 februari 2010 over de bevordering van goed bestuur in belastingzaken(4),

–  gezien artikel 48 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken en de adviezen van de Commissie ontwikkelingssamenwerking en de Commissie begrotingscontrole (A7-0162/2013),

A.  overwegende dat belastingfraude, belastingontduiking, belastingontwijking en agressieve belastingplanning ervoor zorgen dat in de EU jaarlijks naar schatting het schandalige bedrag aan potentiële belastinginkomsten verloren gaat van 1 biljoen EUR, d.i. ongeveer 2 000 EUR per Europese burger per jaar, zonder dat als reactie hierop adequate maatregelen worden genomen(5);

B.  overwegende dat deze inkomstenderving een gevaar vormt voor de vrijwaring van de op kwalitatief hoogstaande overheidsdiensten gebaseerde sociale markteconomie van de EU, alsmede een bedreiging voor de goede werking van de interne markt, een aanslag op de doeltreffendheid en billijkheid van de belastingstelsels binnen de EU en een risico voor de ecologische transformatie van de economie; overwegende dat zij maatschappelijk schadelijke woekerpraktijken oplevert en verder in de hand werkt, hetgeen leidt tot toenemende ongelijkheid, het stijgende wantrouwen van de burger in de democratische instellingen verhoogt en een omgeving stimuleert met een democratisch deficit;

C.  overwegende dat fiscale duurzaamheid voor een groot deel een kwestie is van het veiligstellen van onze inkomsten;

D.  overwegende dat belastingfraude en belastingontduiking een illegale activiteit is waarbij belastingplichten worden ontdoken, terwijl belastingontwijking een legaal, maar ongepast gebruik is van het belastingregime om de belastingplichten te verminderen of te ontwijken, en dat agressieve belastingplanning erin bestaat misbruik te maken van de specifieke technische kenmerken van een belastingstelsel of van mismatches tussen één of meer belastingstelsels om de belastingplichten te verminderen;

E.  overwegende dat praktijken op het gebied van belastingontwijking, die worden vergemakkelijkt door de toenemende dematerialisatie van de economie, leiden tot concurrentiestoornissen die het Europese bedrijfsleven en de Europese groei schade berokkenen;

F.  overwegende dat de omvang van de belastingfraude en belastingontwijking het vertrouwen en het geloof van de burgers in de billijkheid en de legitimiteit van belastinginning en het belastingsysteem als geheel ondermijnt;

G.  overwegende dat het gebrek aan coördinatie van het belastingbeleid in de EU tot aanzienlijke kosten en administratieve lasten voor burgers en bedrijven met grensoverschrijdende activiteiten binnen de EU leidt en kan leiden tot ongewilde niet-belasting of tot belastingfraude en belastingontwijking;

H.  overwegende dat de voortdurende verstoringen als gevolg van niet-transparante of schadelijke belastingpraktijken in rechtsgebieden die fungeren als belastingparadijzen, kunnen leiden tot artificiële stromen en negatieve gevolgen binnen de gemeenschappelijke markt van de EU; overwegende dat schadelijke belastingconcurrentie binnen de EU duidelijk ingaat tegen de logica van de interne markt; overwegende dat meer moet worden gedaan om de heffingsgrondslagen binnen een steeds hechtere economische, fiscale en budgettaire Unie te harmoniseren;

I.  overwegende dat landen waarvoor steunprogramma's lopen en die in overeenstemming met de voorstellen van de trojka hun belastinginning hadden verbeterd en hun privileges hadden afgebouwd, de laatste jaren veel van hun grote bedrijven hebben zien vertrekken om te profiteren van de belastingprivileges die worden geboden door andere landen;

J.  overwegende dat dit in de praktijk de belastingdruk heeft verschoven naar werknemers en huishoudens met een laag inkomen en overheden heeft gedwongen tot schadelijke bezuinigingen op openbare diensten;

K.  overwegende dat de tenuitvoerlegging van het actieplan van de Commissie ernstig wordt belemmerd door de ontslagen bij het merendeel van de nationale belastingdiensten van de lidstaten als gevolg van de bezuinigingsmaatregelen van de afgelopen jaren;

L.  overwegende dat het gebruik door multinationals van dergelijke praktijken strijdig is met het beginsel van eerlijke mededinging en verantwoord ondernemerschap;

M.  overwegende dat sommige belastingbetalers als reactie op de maatregelen van de lidstaten ter verhoging van de transparantie, hun bedrijfstransacties via een ander rechtsgebied zijn gaan leiden waar een lager transparantiepeil bestaat;

N.  overwegende dat unilaterale nationale maatregelen in vele gevallen ondoeltreffend, ontoereikend en soms zelfs contraproductief zijn gebleken en er dus een gecoördineerde, meerlagige aanpak op nationaal, EU- en internationaal niveau nodig is; overwegende dat er voor een doeltreffende bestrijding van belastingfraude, belastingontduiking, belastingontwijking en agressieve belastingplanning meer moet worden samengewerkt tussen de belastingdiensten van verschillende lidstaten en ook meer tussen belastingdiensten en andere handhavingsautoriteiten binnen een gegeven lidstaat;

O.  overwegende dat, zoals de OESO stelt in haar verslag „Addressing Base erosion and Profit Shifting”, de fundamentele beleidskwestie die moet worden aangepakt, het feit is dat de gezamenlijke internationale beginselen die gebaseerd zijn op de nationale ervaringen ten aanzien van het delen van fiscale bevoegdheden, geen gelijke pas hebben gehouden met de veranderingen in het bedrijfsleven; overwegende dat de Commissie en de lidstaten in de internationale arena een actievere rol moeten spelen voor de instelling van internationale normen op basis van de beginselen van transparantie, informatie-uitwisseling en afschaffing van schadelijke fiscale maatregelen;

P.  overwegende dat de ontwikkelingslanden niet over de onderhandelingsmacht beschikken om belastingparadijzen te dwingen samen te werken, informatie uit te wisselen en transparant te worden;

Q.  overwegende dat onderzoeksjournalisten, de non-gouvernementele sector en de academische wereld een rol hebben gespeeld bij het aan het licht brengen van belastingfraude, belastingontwijking en belastingparadijzen en bij het behoorlijk informeren hierover van het publiek;

R.  overwegende dat de opvoering van de capaciteit voor de opsporing van belastingfraude gepaard moet gaan met aanscherping van de bestaande wetgeving inzake bijstand bij de invordering van belasting, gelijke fiscale behandeling en uitvoerbaarheid voor het bedrijfsleven;

S.  overwegende dat de Europese ministers van Financiën tijdens de G20-vergadering in februari 2013 in Moskou hebben toegezegd de nodige maatregelen te zullen treffen om belastingontwijking aan te pakken en hebben bevestigd dat louter nationale maatregelen niet tot de gewenste resultaten zullen leiden;

T.  overwegende dat verrekeningsprijzen die tot belastingontwijking leiden, negatieve gevolgen hebben voor de begroting van ontwikkelingslanden, waarbij deze landen naar raming een derving aan belastinginkomsten wordt opgedrongen van ongeveer 125 miljard EUR per jaar, bijna tweemaal het bedrag dat zij ontvangen aan internationale hulp;

U.  overwegende dat de wetgevingsbevoegdheid op het gebied van belastingbeleid momenteel berust bij de lidstaten;

1.  is tevreden met het actieplan van de Commissie en de hierin geformuleerde aanbevelingen waarbij er bij de lidstaten op wordt aangedrongen onmiddellijke en gecoördineerde maatregelen te treffen tegen belastingparadijzen en agressieve belastingplanning;

2.  is ingenomen met de door de ministers van Financiën van de G20 uitgesproken vastberadenheid om de erosie van de belastinggrondslag en winstverschuiving aan te pakken;

3.  dringt er bij de lidstaten op aan hun engagement na te komen, het actieplan van de Commissie te omarmen en de twee aanbevelingen volledig uit te voeren; dringt er bij de lidstaten op aan om serieuze onderhandelingen op te starten, de procedures voor alle hangende wetgevingsvoorstellen te voltooien en maatregelen te nemen, wat kwesties in verband met belastingfraude, belastingontduiking, belastingontwijking en agressieve belastingplanning betreft, in de van hun afhankelijke gebieden;

4.  betreurt het feit dat de lidstaten nog niet tot overeenstemming hebben weten te komen over belangrijke wetsvoorstellen als het voorstel uit 2008 tot wijziging van Richtlijn 2003/48/EC van de Raad betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling of het voorstel uit 2011 voor een richtlijn van de Raad over een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting;

5.  betreurt dat tot op heden geen substantiële vooruitgang is geboekt op het gebied van belastingheffing in het kader van de verplichtingen van het Euro Plus-pact;

6.  is tevreden met het initiatief van de Commissie voor de oprichting van een platform voor goed fiscaal bestuur; verzoekt de Commissie de tenuitvoerlegging van beide aanbevelingen in alle lidstaten nauwlettend te volgen en tevens de nationale belastingmedewerkers, de sociale partners en de vakbonden te raadplegen en bij de werking van het platform te betrekken; verzoekt de Commissie jaarlijks bij de Raad en het Parlement een verslag over de werkzaamheden en de resultaten van het platform in te dienen;

7.  is van mening dat de omvang en de ernst van het probleem en het urgente karakter van de vereiste acties blijken uit de informatie over geheime off-shorebankrekeningen die in april 2013 is gepubliceerd door het Internationaal Consortium voor onderzoeksjournalistiek; vraagt gelet hierop eens te meer een krachtiger Europees en internationaal engagement voor transparantie, dat moet leiden tot een internationaal, bindend, multilateraal akkoord over automatische informatie-uitwisseling in belastingzaken;

Rol van de EU in de internationale arena

8.  benadrukt het feit dat de EU het voortouw moet nemen in het debat over de bestrijding van belastingfraude, belastingontwijking en belastingparadijzen in de OESO, het Wereldforum inzake transparantie en gegevensuitwisseling voor belastingdoeleinden, de G20, de G8 en andere relevante multinationale fora; dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan om er in de internationale arena consequent op te wijzen dat betere samenwerking bij de bestrijding van belastingfraude, belastingontduiking, belastingontwijking, agressieve belastingplanning en belastingparadijzen van essentieel belang is; benadrukt het feit dat de EU derde landen waar dit passend is ervan moet overtuigen hun belastinginningssysteem uit te bouwen en de efficiëntie ervan te verbeteren door de principes van transparantie, automatische informatie-uitwisseling en afschaffing van schadelijke belastingsmaatregelen te onderschrijven en dat de EU deze landen hierbij moet helpen; verzoekt de Commissie en de Raad hun inspanningen op het gebied van technische bijstand en capaciteitsopbouw in ontwikkelingslanden op te voeren;

9.  acht het van het allergrootste belang dat de lidstaten de Commissie de bevoegdheid verlenen om namens de EU belastingovereenkomsten te sluiten met derde landen in plaats van de praktijk voort te zetten van bilaterale onderhandelingen met ondermaatse resultaten voor de EU als geheel en vaak ook voor de lidstaat in kwestie;

10.  benadrukt het feit dat de lidstaten die financiële hulp hebben gekregen(6) of trachten te krijgen, verplicht zijn maatregelen te treffen om hun belastinginningscapaciteit en hun capaciteit voor de bestrijding van belastingfraude en belastingontduiking te versterken en te verbeteren; dringt er bij de Commissie op aan deze verplichting uit te breiden naar maatregelen tegen het witwassen van geld, belastingontwijking en agressieve belastingplanning;

11.  verzoekt de Commissie geen EU-financiering te verstrekken en ervoor te zorgen dat de lidstaten geen overheidssteun of toegang tot openbare aanbestedingen verlenen aan bedrijven die de EU-belastingregels schenden; verzoekt de Commissie en de lidstaten om van alle ondernemingen die inschrijven op een openbare aanbesteding, informatie te eisen over boetes of veroordelingen voor belastinggerelateerde delicten; suggereert dat overheden, met nakoming van de verplichtingen overeenkomstig de herziene richtlijn betalingsachterstand, de mogelijkheid krijgen om in overheidscontracten een bepaling op te nemen op grond waarvan zij het contract mogen opzeggen, als een leverancier vervolgens de belastingnalevingsverplichtingen schendt;

12.  verzoekt de Commissie voorstellen te doen voor gemeenschappelijke normen voor belastingverdragen tussen lidstaten en ontwikkelingslanden, om erosie van de belastinggrondslag in laatstgenoemde landen te voorkomen;

13.  roept de Commissie op om meer begrotingsmiddelen en personeel toe te wijzen aan het directoraat-generaal Belastingen en Douane-unie ten behoeve van de ontwikkeling van EU-beleid en voorstellen ten aanzien van dubbele niet-belasting, belastingontwijking en belastingfraude;

14.  verzoekt de Commissie en de lidstaten om in hun betrekkingen met derde landen te staan op strikte toepassing van de EU-normen voor belastinggerelateerde zaken, met name wat toekomstige bilaterale of multilaterale handelsovereenkomsten betreft;

15.  is tevreden met de Amerikaanse wet op de naleving van de belastingregels in het geval van rekeningen in het buitenland (Foreign Account Tax Compliance Act, FATCA) als eerste stap in de richting van automatische informatie-uitwisseling tussen de EU en de VS om grensoverschrijdende belastingfraude en belastingontduiking te bestrijden; betreurt evenwel het feit dat bij de onderhandelingen met de VS een bilaterale/intergouvernementele aanpak is gevolgd in plaats van een gemeenschappelijk EU-standpunt in de onderhandelingen; betreurt het feit dat de informatie-uitwisseling niet volledig wederkerig is; vraagt dat de rechten van de EU-burgers op het gebied van gegevensbescherming in deze context worden geëerbiedigd;

16.  verzoekt de Commissie en de lidstaten de aanbevelingen van de Financiële Actiegroep Witwassen van Geld (FATF) van februari 2012 nauwlettend te bestuderen en naar behoren uit te voeren;

Centrale doelstelling – Aanpak van de belastingkloof

17.  verzoekt de lidstaten zich te verplichten tot de ambitieuze, maar realistische doelstelling de belastingkloof tegen 2020 op zijn minst te halveren, omdat zo geleidelijk een aanzienlijk hoger belastinginkomstenpotentieel kan worden gegenereerd zonder nieuwe belastingen te heffen;

18.  erkent bovendien dat uitbreiding van de reeds bestaande heffingsgrondslag, in plaats van verhoging van de belastingtarieven of invoering van nieuwe belastingen, extra inkomsten voor de lidstaten kan opleveren;

19.  verzoekt de Commissie eindelijk een algemene strategie, op basis van concrete wetgevingsmaatregelen in het kader van de bestaande verdragen, te ontwikkelen, om de belastingkloof van de EU te dichten en ervoor te zorgen dat alle bedrijven met activiteiten in de EU, in alle lidstaten waar zij actief zijn aan hun belastingverplichtingen voldoen;

20.  benadrukt het feit dat maatregelen om de belastingkloof te verminderen en belastingparadijzen, belastingontduiking en belastingontwijking aan te pakken, zouden leiden tot billijke en transparante mededingingsvoorwaarden op de interne markt, zouden helpen bij de fiscale consolidatie en tegelijk het niveau van de overheidsschuld zouden verlagen, meer middelen beschikbaar zouden maken voor overheidsinvesteringen, de efficiëntie en de billijkheid van de nationale belastingstelsels zouden vergroten en het algemene peil van de naleving van de belastingregels zouden verhogen in zowel de EU als de ontwikkelingslanden;

21.  verzoekt de Commissie en de lidstaten doeltreffender gebruik te maken van het Fiscalis-programma door de strategie tegen de belastingkloof erin op te nemen;

22.  verzoekt de Commissie te bekijken of er Europese belasting geheven kan worden op grensoverschrijdende bedrijfsmodellen en elektronische handel;

DOOR HET EUROPEES PARLEMENT VOORGESTELDE ACTIES OM SPEERPUNTEN TE WORDEN VAN DE EU-STRATEGIE TEGEN DE BELASTINGKLOOF
Belastingfraude en belastingontduiking

23.  dringt er bij de lidstaten op aan om adequate middelen op het gebied van personeel, expertise en budget toe te wijzen aan hun nationale belastingdiensten en belastingcontrolediensten, alsook de nodige middelen voor de scholing van belastingdienstpersoneel op het vlak van grensoverschrijdende samenwerking ter bestrijding van belastingfraude en belastingontwijking, en om krachtige instrumenten in te voeren tegen corruptie;

24.  roept de Commissie op onmiddellijk maatregelen te treffen ter verbetering van de transparantie van belastingafdrachten door bedrijven, door alle multinationals te verplichten één eenvoudig cijfer te publiceren voor de belastingen die zij betaald hebben in elke lidstaat waar zij actief zijn;

25.  benadrukt het feit dat een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCCTB) belangrijk is en verzoekt de lidstaten het eens te worden over de CCCTB-richtlijn en deze ten uitvoer te leggen door geleidelijk over te gaan van een facultatief regime naar een verplicht regime, zoals gedefinieerd in zijn wetgevingsresolutie van 19 april 2012 over het voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende een CCCTB;

26.  is van mening dat de bevoegde instanties maatregelen moeten nemen tegen financiële instellingen en financiële adviseurs die actief helpen bij belastingfraude door aan klanten producten of diensten aan te bieden waarmee zij belastingen kunnen ontduiken of als zij weigeren samen te werken met de belastingdiensten en om hun bankvergunning op te schorten of in te trekken;

27.  is ingenomen met de opname door de Commissie van de lijst van belastingmisdrijven als basisdelicten voor het witwassen van geld, wat het toepassingsgebied betreft van de nieuwe antiwitwasrichtlijn (2013/0025(COD)), en vraagt dat deze richtlijn snel ten uitvoer wordt gelegd; moedigt de Commissie ertoe aan voorstellen in te dienen voor een geharmoniseerde aanpak van belastingfraude in het kader van het strafrecht, met name wat grensoverschrijdende en wederzijdse onderzoeken betreft; drukt de Commissie op het hart om haar samenwerking met andere EU-rechtshandhavingsautoriteiten te versterken, in het bijzonder de autoriteiten die bevoegd zijn voor de bestrijding van het witwassen van geld, voor justitie en voor sociale zekerheid;

28.  verzoekt de lidstaten alle belemmeringen in de nationale wetgeving weg te nemen die een hinderpaal vormen voor samenwerking en uitwisseling van belastinginformatie zowel met de EU-instellingen als binnen de lidstaten zelf, en tegelijk te zorgen voor een doeltreffende bescherming van de gegevens van belastingbetalers;

29.  verzoekt de Commissie om vast te stellen waar de EU-regelgeving en de administratieve samenwerking tussen de lidstaten verbeterd kunnen worden, om belastingfraude te verminderen, onder meer door goed gebruik te maken van de programma’s Fiscalis en Customs;

30.  is ingenomen met de goedkeuring door de Raad van het nieuwe kader voor administratieve samenwerking en pleit voor snelle tenuitvoerlegging van dit kader door de lidstaten;

31.  moedigt de lidstaten ertoe aan uit andere overheidsregisters, bijvoorbeeld databanken in verband met motorvoertuigen, grond, jachten en andere activa, informatie te halen met het oog op ontdekkingen op heterdaad wat belastingontduiking betreft en om deze informatie te delen met andere lidstaten en de Commissie;

32.  benadrukt het feit dat de tenuitvoerlegging van nieuwe strategieën en een efficiënter gebruik van de bestaande EU-structuren belangrijk zijn voor een doeltreffender bestrijding van btw-fraude, in het bijzonder carrouselfraude; dringt er in dat opzicht bij de Raad op aan om de richtlijn tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde wat betreft een snellereactiemechanisme tegen btw-fraude terstond goed te keuren en ten uitvoer te leggen;

33.  moedigt de lidstaten aan de gelijktijdige controles ter opsporing en bestrijding van grensoverschrijdende belastingfraude in het kader van het nieuwe Fiscalis 2020-programma voort te zetten en op te waarderen, alsook om de aanwezigheid mogelijk te maken van buitenlandse ambtenaren in belastingkantoren en bij administratieve onderzoeken; wijst erop dat het belangrijk is dat nauwer tussen belastingautoriteiten en andere rechtshandhavingsautoriteiten wordt samengewerkt, vooral met het oog op de uitwisseling van inlichtingen die zijn verkregen met betrekking tot onderzoeken naar geldwitwasactiviteiten en daarmee samenhangende belastingdelicten;

34.  herinnert eraan dat er zonder invoering van de nodige stimulerende mechanismen geen einde kan worden gemaakt aan de informele economie; stelt bovendien voor dat de lidstaten via een scorebord verslag moeten uitbrengen over de vraag in hoeverre zij erin zijn geslaagd hun informele economie terug te dringen;

35.  ondersteunt de inspanningen van de Internationale organisatie van effectentoezichthouders (International Organisation of Securities Commissions, IOSCO) voor de invoering van identificatiecodes voor juridische entiteiten als een middel om financiële transacties traceerbaar en transparanter te maken, hetgeen een cruciaal element is in de strijd tegen belastingfraude;

36.  wijst erop dat door de afschaffing van belastingvoordelen ruimte ontstaat voor omvangrijke hervormingen die leiden tot eenvoudige, duidelijke en rechtvaardige belastingstelsels;

37.  wijst erop dat rechtszaken in geval van belastingfraude moeizaam en langdurig zijn en dat veroordeelden uiteindelijk milde straffen opgelegd krijgen, zodat belastingfraude eigenlijk een risicoloze vorm van criminaliteit is;

38.  beklemtoont dat e-overheid ertoe kan bijdragen dat de transparantie toeneemt en fraude en corruptie bestreden worden, waardoor overheidsgeld beter wordt beschermd; onderstreept de noodzaak van wetgeving die voortdurende innovatie mogelijk maakt;

39.  roept de Commissie op in het bijzonder het probleem van de hybride dispariteiten tussen verschillende belastingstelsels van de lidstaten aan te pakken;

40.  merkt op dat de btw een „eigen middel” is en dat btw-ontduiking wel degelijk rechtstreeks gevolgen heeft voor de economie van de lidstaten en de begroting van de EU;wijst op de volgende uitspraak van de Rekenkamer: „Btw-ontwijking schaadt de financiële belangen van de lidstaten. Het heeft gevolgen voor de EU-begroting doordat de eigen middelen btw afnemen. Dit verlies wordt gecompenseerd door de eigen middelen bni, waardoor de bijdragen van de afzonderlijke lidstaten aan de EU-begroting uit balans worden gebracht. Belastingfraude ondermijnt het functioneren van de interne markt en staat eerlijke mededinging in de weg.”(7);

41.  wijst erop dat het btw-stelsel van de EU in een aanzienlijk gedeelte van de ontvangsten voorziet - 21 % in 2009(8) – maar tevens tot veel nodeloze handhavingskosten en belastingontwijking aanleiding geeft;

42.  wijst erop dat de wijze waarop de btw geïnd wordt sinds de invoering van de btw niet is veranderd; beklemtoont dat dit inningsmodel achterhaald is vanwege de vele technologische en economische veranderingen die zich inmiddels hebben voorgedaan, en dat er aanzienlijke ontvangsten verloren gaan doordat het nog steeds wordt gebruikt;

43.  beklemtoont dat een correcte uitvoering van het douanerechtenstelsel rechtstreekse gevolgen voor de btw-berekening heeft; is ernstig verontrust over het feit dat de douanecontrole in de EU niet goed werkt, met aanzienlijke derving van btw-inkomsten als gevolg(9); acht het onaanvaardbaar dat de fiscus in de meeste lidstaten geen directe toegang tot de douanegegevens heeft en dat geautomatiseerde kruiscontrole met belastinggegevens dus niet mogelijk is; wijst erop dat de georganiseerde misdaad heel goed weet waar de zwakke punten in het huidige systeem zitten;

44.  verzoekt de Commissie en de lidstaten te overwegen maatregelen te treffen voor het maatschappelijk hergebruik van middels strafrechtelijke vervolging van belastingfraude en belastingvermijding geconfisqueerde middelen; pleit er dan ook voor een substantieel deel van de geconfisqueerde middelen te hergebruiken voor maatschappelijke doeleinden en terug te pompen in de direct of indirect door de belastingdelicten getroffen lokale en regionale economieën;

45.  verzoekt de Commissie en de lidstaten om voor dusdanige voorwaarden te zorgen dat de functie van het maatschappelijk middenveld bij het aan de kaak stellen van belastingfraude en belastingparadijzen ten volste wordt beschermd, onder meer met behulp van effectieve, nieuw op te zetten regelingen voor de bescherming van klokkenluiders en journalistieke informatiebronnen;

Belastingontwijking en agressieve belastingplanning

46.  verzoekt de lidstaten om de gewijzigde richtlijn spaarbelasting onverwijld goed te keuren en uit te voeren om de mazen in de huidige richtlijn te kunnen dichten en belastingontwijking beter te voorkomen;

47.  is tevreden met het internationale debat over de actualisering van de OESO-richtsnoeren inzake „verrekeningsprijzen”, d.w.z. de verschuiving van winsten naar belastingparadijzen ter vermijding van belastingheffing in zowel ontwikkelde landen als ontwikkelingslanden; dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan onmiddellijk actie te ondernemen en de bestaande regels te herzien inzake verrekeningsprijzen, in het bijzonder ten aanzien van het verschuiven van risico's en immateriële activa, de kunstmatige opsplitsing van het eigendom van activa en de verdeling daarvan over verschillende entiteiten van het concern, alsook ten aanzien van de transacties tussen deze entiteiten die nagenoeg nooit tussen onafhankelijke entiteiten plaatsvinden; verzoekt de Commissie het systeem van Advance Pricing Agreements dat van toepassing is op verrekeningsprijzen, verder te ontwikkelen en daarbij een nieuwe vereiste in te voeren bovenop de bestaande verplichtingen krachtens de EU-richtsnoeren inzake verrekenprijsdocumentatie; is van mening dat de eisen ten aanzien van de documentatie en van de belastingaangifte strenger moeten zijn voor transacties met rechtsgebieden die op de zwarte lijst staan;

48.  is tevreden met de vooruitgang op het gebied van rapportage per land in het kader van de jaarrekening- en de transparantierichtlijn; verzoekt de Commissie als volgende stap rapportage per land in te voeren voor grensoverschrijdende bedrijven in alle sectoren, om te zorgen voor meer transparantie wat de betalingstransacties betreft – door informatieverstrekking voor te schrijven, bijvoorbeeld over de aard van de activiteiten van het bedrijf, alsmede de geografische locatie ervan, de omzet, het aantal werknemers in voltijdsequivalenten, het resultaat uit bedrijfsvoering vóór belasting, de belasting op het resultaat en de ontvangen overheidssubsidies per land voor de handelsactiviteiten van de groep als geheel – om toezicht op de naleving van behoorlijke regels op het gebied van verrekeningsprijzen te kunnen houden;

49.  vraagt dat het voorstel voor een herziening van de antiwitwasrichtlijn wordt aangevuld met de plicht tot instelling van publiek toegankelijke overheidsregisters van de uiteindelijke gerechtigden van ondernemingen, trusts, stichtingen en andere, soortgelijke juridische structuren;

50.  verzoekt de lidstaten de doeltreffendheid van de gedragscode inzake de belastingregeling voor ondernemingen te verbeteren door de zaak te bespreken in de Raad, waar dringend politieke besluiten moeten worden genomen; dringt er bij de Commissie op aan actief te interveniëren in gevallen waar de groep Gedragscode het niet eens kan worden over procedures om anomalieën in de nationale belastingstelsels weg te werken;

51.  verzoekt de Commissie een gedragscode op te stellen en te promoten voor auditeurs en adviseurs; verzoekt accountantskantoren de nationale belastingautoriteiten in te lichten bij het minste teken van agressieve belastingplanning door de gecontroleerde onderneming;

52.  is van mening dat controleurs niet het recht mogen hebben om verboden, niet-controlegerelateerde diensten te verlenen en dat belastingadviesdiensten in verband met de structurering van transacties en belastingconsultancy als dusdanig moeten worden aangemerkt;

53.  merkt op dat een behoorlijke identificatie van belastingbetalers van centraal belang is voor een geslaagde uitwisseling van informatie tussen nationale belastingdiensten; verzoekt de Commissie de invoering van een fiscaal identificatienummer op EU-niveau (EU-FIN) voor alle rechtspersonen en natuurlijke personen die betrokken zijn bij grensoverschrijdende transacties te bespoedigen; is van mening dat het EU-FIN gekoppeld moet worden aan een internationale open gegevensbank voor het systeem voor de uitwisseling van btw-gegevens (VAT Information Exchange System, VIES), om te helpen onbetaalde belasting en andere vormen van vermijding van verplichtingen op te sporen;

54.  vraagt de Commissie om in 2013 een voorstel in te dienen voor een herziening van de moeder-dochterrichtlijn en de rente- en royaltyrichtlijn, om de antimisbruikbepalingen van beide richtlijnen te herzien en te harmoniseren en de kwestie van dubbele niet-belasting met behulp van hybride entiteiten en financiële instrumenten in de EU op te lossen;

55.  verzoekt de lidstaten snel uitvoering te geven aan het Commissievoorstel voor de invoering van een algemene antimisbruikregel om agressieve belastingplanningspraktijken tegen te gaan en in hun verdragen ter voorkoming van dubbele belasting een clausule op te nemen om gevallen van dubbele niet-belasting te voorkomen; moedigt de lidstaten aan mogelijke belastingvoordelen uit kunstmatige constructies of commercieel gezien niet-steekhoudende constructies niet te erkennen; stelt voor om te beginnen met de formulering voor de lidstaten van een gemeenschappelijk pakket regels ter voorkoming van dubbele belasting;

56.  is ingenomen met de werkzaamheden van de Commissie ten behoeve van een Europese belastingplichtigencodex; is van mening dat een dergelijke code zal helpen om de legitimiteit en de begrijpelijkheid van het belastingstelsel in kwestie te verhogen en om de samenwerking en het onderlinge vertrouwen tussen belastingdiensten en belastingbetalers te verbeteren en dat deze code een hulp zal zijn voor belastingbetalers, door te zorgen voor meer transparantie wat hun rechten en plichten betreft;

57.  moedigt de Commissie en de lidstaten aan doeltreffende mechanismen voor de inning van inkomsten op te stellen waarmee de afstand tussen de belastingbetalers en de belastingautoriteiten wordt geminimaliseerd en het gebruik van moderne technologieën wordt gemaximaliseerd; verzoekt de Commissie de complexiteiten van belastingheffing op elektronische handel aan te pakken door passende EU-normen tot stand te brengen;

58.  verzoekt de lidstaten het lobbyen door de financiële sector, veelal resulterend in legale belastingvermijding en agressieve belastingplanningsregelingen, zo transparant mogelijk te maken;

59.  moedigt de Commissie aan de geldstromen te reglementeren die wegens belastingontwijking vanuit de lidstaten naar derde landen plaatsvinden en een evenwichtig, door concurrentie gekenmerkt belastingkader op te stellen;

60.  dringt er bij de Commissie op aan maatregelen te treffen tegen de afdelingen van ondernemingen voor agressieve belastingplanning, met name in de financiëledienstensector;

61.  verzoekt de Commissie een grondige analyse uit te voeren van het verschil dat in de lidstaten bestaat tussen het wettelijke belastingpercentage en het effectieve belastingpercentage voor bedrijven, om ervoor te zorgen dat het debat over belastingharmonisatie is gebaseerd op objectieve gegevens;

62.  verzoekt de lidstaten individuele belastingbeslissingen (rulings) van nationale autoriteiten voor grensoverschrijdende ondernemingen te melden en openbaar te maken; benadrukt het feit dat de lidstaten bij de toekenning van rulings aan grensoverschrijdende bedrijven stringente materiële eisen moeten toepassen;

63.  merkt bezorgd op dat trusts vaak worden ingezet voor belastingontduiking, maar dat de meeste landen geen registratie van juridische regelingen verlangen; verzoekt de EU een Europees register voor trusts en andersoortige verhullende structuren op te stellen om belastingontduiking daadwerkelijk te kunnen aanpakken;

Belastingparadijzen

64.  vraagt een gemeenschappelijke EU-aanpak van belastingparadijzen;

65.  verheugt zich over het engagement van de Commissie om de automatische gegevensuitwisseling te bevorderen als de toekomstige Europese en internationale norm op het vlak van transparantie en informatie-uitwisseling in belastingzaken; roept nogmaals op tot actie buiten het OESO-kader ter bestrijding van illegale geldstromen, belastingontduiking en -ontwijking in het licht van de uiteenlopende tekortkomingen hiervan; betreurt het dat de OESO regeringen aan plaatsing op haar zwarte lijst laat ontkomen met de loutere belofte de beginselen op het gebied van informatie-uitwisseling te zullen naleven, zonder erop toe te zien dat deze beginselen daadwerkelijk worden toegepast; is ook van mening dat de vereiste om een akkoord te sluiten met 12 andere landen om van de zwarte lijst te worden geschrapt, willekeurig is, aangezien deze geen verband houdt met kwalitatieve indicatoren op basis waarvan objectief kan worden beoordeeld of er al dan niet sprake is van goed bestuur;

66.  verzoekt de Commissie een duidelijke definitie en een reeks gemeenschappelijke criteria vast te stellen om belastingparadijzen te identificeren, alsmede passende maatregelen te nemen die op de geïdentificeerde rechtsgebieden van toepassing zijn en die uiterlijk op 31 december 2014 ten uitvoer moeten worden gelegd, en te zorgen voor consistente hantering hiervan in alle EU-wetgeving; stelt voor de definitie te baseren op de OESO-normen inzake transparantie en informatie-uitwisseling, alsmede op de principes en criteria van de gedragscode; is in verband hiermee van mening dat een rechtsgebied als belastingparadijs moet worden beschouwd, als er sprake is van diverse van de volgende indicatoren:

   i) de voordelen worden uitsluitend aan niet-ingezetenen of voor transacties met niet-ingezetenen toegekend,
   ii) de voordelen staan geheel los van de binnenlandse economie, zodat zij geen gevolgen hebben voor de nationale belastinggrondslag,
   iii) de voordelen worden ook toegekend als er geen sprake is van enige daadwerkelijke economische activiteit of substantiële economische aanwezigheid in de lidstaat die de belastingvoordelen biedt,
   iv) de regels voor het bepalen van de winst uit de activiteiten van een multinationale groep van ondernemingen wijken af van de internationaal aanvaarde beginselen, met name van de in OESO-verband goedgekeurde regels,
   v) de belastingmaatregelen zijn onvoldoende transparant, inclusief gevallen waar de wettelijke voorschriften op bestuursrechtelijk niveau op ontransparante wijze minder stringent worden toegepast,
   vi) het rechtsgebied legt voor het inkomen in kwestie geen of slechts nominale belastingen op,
   vii) er gelden wetten of administratieve praktijken die in de weg staan van een doeltreffende informatie-uitwisseling voor belastingdoeleinden met andere regeringen met betrekking tot belastingplichtigen die de nul- of nominale belasting genieten, met schending van artikel 26 van het OESO-modelverdrag inzake belasting op inkomen en vermogen,
   viii) het rechtsgebied brengt ontransparante en verhullende structuren tot stand waardoor de oprichting en de werking van bedrijfsregisters en registers van trusts en stichtingen onvolledig en ontransparant worden,
   ix) het rechtsgebied staat op de FATF-lijst van niet-coöperatieve landen en gebieden;

67.  dringt er bij de Commissie op aan uiterlijk tegen 31december 2014 een openbare Europese zwarte lijst van belastingparadijzen samen te stellen en op te stellen; verzoekt de bevoegde autoriteiten in verband hiermee:

   bestaande verdragen ter voorkoming van dubbele belasting met rechtsgebieden die op de zwarte lijst staan, op te schorten of stop te zetten en verdragen ter voorkoming van dubbele belasting te initiëren met rechtsgebieden die niet langer een belastingparadijs zijn;
   ondernemingen die zijn gevestigd in op de zwarte lijst voorkomende rechtsgebieden, te verbieden deel te nemen aan EU-overheidsopdrachten voor de levering van goederen en diensten en deze ondernemingen overheidsteun te weigeren;
   bedrijven die operaties blijven uitvoeren waarbij entiteiten betrokken zijn uit op de zwarte lijst geplaatste rechtsgebieden, toegang te weigeren tot overheidssteun en EU-steunmaatregelen;
   over te gaan tot een herziening van de accountantscontrole- en de boekhoudingsrichtlijnen, om een gescheiden boeking van en accountantscontrole op de winsten en verliezen voor te schrijven van alle concernonderdelen van een gegeven EU-entiteit die gevestigd is in een op de zwarte lijst geplaatst rechtsgebied;
   financiële instellingen en financiële adviseurs in de EU te verbieden in op de zwarte lijst geplaatste rechtsgebieden filialen en dochterbedrijven op te richten of in stand te houden en de intrekking te overwegen van de bankvergunning van Europese financiële instellingen en financiële adviseurs die in op de zwarte lijst geplaatste rechtsgebieden dochterbedrijven openhouden en actief blijven;
   een speciale heffing in te voeren op alle transacties naar of uit op de zwarte lijst geplaatste rechtsgebieden;
   te zorgen voor de afschaffing van de vrijstellingen van roerende voorheffing voor niet-ingezeten belastingplichtigen uit op de zwarte lijst geplaatste rechtsgebieden;
   een reeks opties onderzoeken voor de niet-erkenning binnen de EU van de wettelijke status van bedrijven die zijn opgericht in op de zwarte lijst geplaatste rechtsgebieden;
   tarifaire belemmeringen toe te passen in geval van handel met op de zwarte lijst geplaatste derde landen;
   de dialoog tussen de Commissie en de Europese Investeringsbank te intensiveren, om ervoor te zorgen dat er geen investeringen gaan naar projecten, begunstigden en tussenpersonen uit op de zwarte lijst geplaatste rechtsgebieden;

Internationale dimensie

68.  is van mening dat de minimumnormen in de aanbeveling van de Commissie ten aanzien van maatregelen ter aanmoediging van derde landen om minimumnormen van goed bestuur toe te passen, tevens expliciet van toepassing dienen te zijn op de lidstaten zelf;

69.  moedigt de lidstaten ertoe aan samenwerking en hulp aan te bieden aan derde landen die een ontwikkelingsland zijn die geen belastingparadijs zijn, om deze te helpen belastingfraude en belastingontwijking op doeltreffende wijze aan te pakken, met name via maatregelen voor capaciteitsopbouw; sluit zich aan bij de oproep van de Commissie aan de lidstaten om met het oog hierop fiscale deskundigen voor beperkte duur uit te zenden naar dergelijke landen;

70.  verzoekt de Commissie om een volwaardige bijdrage te leveren aan de verdere ontwikkeling van het OESO-project inzake grondslaguitholling en winstverschuiving (Base Erosion and Profit Shifting, BEPS) door analyses over de problematische belastingregelingen in en tussen lidstaten te delen, alsmede over de veranderingen die in de lidstaten en op EU-niveau nodig zijn om belastingfraude, belastingontduiking en andere vormen van agressieve belastingplanning te voorkomen; verzoekt de Commissie om over dit proces regelmatig verslag uit te brengen bij de Raad en het Parlement;

71.  benadrukt dat er voor het halen van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling, in de ontwikkelingslanden belastinginkomsten moeten worden gegenereerd en veiliggesteld, omdat deze voorspelbaarder en duurzamer zijn dan buitenlandse hulp en de schuld helpen te verminderen;merkt evenwel op dat de verhouding belastinginkomsten-bbp in de meeste ontwikkelingslanden laag is, omdat deze landen met sociale, politieke en administratieve moeilijkheden kampen bij de totstandbrenging van een gezond stelsel voor overheidsfinanciën, zodat zij bij uitstek kwetsbaar zijn voor activiteiten op het gebied van belastingontduiking en -ontwijking door particulieren en ondernemingen;

72.  merkt met bezorgdheid op dat veel ontwikkelingslanden zich in een zeer zwakke onderhandelingspositie bevinden ten opzichte van buitenlandse directe investeerders die „rondshoppen” op zoek naar belastingsubsidies en -vrijstellingen; is van mening dat ondernemingen ingeval van omvangrijke investeringen moeten worden verplicht om nauw omschreven toezeggingen te doen ten aanzien van de positieve overloopeffecten van de projecten qua lokale en/of nationale economische en sociale ontwikkeling;

73.  wijst op het feit dat illegale kapitaaluitstroom een van de belangrijkste redenen is waarom ontwikkelingslanden schulden hebben, terwijl agressieve belastingplanning strijdig is met de beginselen van sociaal verantwoord ondernemen;

74.  merkt op dat het belastingstelsel in vele ontwikkelingslanden niet voldoet aan de internationale normen (met in plaats hiervan een zwakke fiscale jurisdictie en een inefficiënte belastingadministratie, een hoge mate van corruptie, onvoldoende capaciteit om naar behoren werkende belastingregisters in te voeren en te onderhouden enz.); roept de EU op haar bijstand in het kader van het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking (Development Co-operation Instrument, DCI) en het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) op het vlak van governance in belastingzaken en de aanpak van internationale belastingfraude en buitensporige optimalisering naar een hoger niveau te brengen door het vermogen van ontwikkelingslanden om ongepaste praktijken op te sporen en te vervolgen middels nauwere samenwerking inzake governance in belastingzaken op te bouwen; is eveneens van mening dat ontwikkelingslanden die belastingparadijzen zijn, steun moeten krijgen bij hun economische omschakeling;

75.  is tevreden met de eerste stappen die zijn ondernomen met de wederzijdse beoordelingen inzake belastingontduiking van het Wereldforum; is evenwel van mening dat door te focussen op het systeem van de OESO om gegevens uit te wisselen op verzoek, de normen van het Wereldforum niet doeltreffend zullen zijn om illegale financiële stromen in te perken;

76.  wijst erop dat door een bilaterale in plaats van een multilaterale aanpak van transnationale belastingskwesties te versterken, verdragen inzake dubbele belastingheffing verrekenprijzen en regelgevingsarbitrage dreigen aan te moedigen; roept daarom de Commissie op deze verdragen niet in de plaats van overeenkomsten voor de uitwisseling van belastinggegevens te bevorderen, aangezien zij via lagere bronbelastingtarieven op dividenden, rente en royalties gewoonlijk leiden tot een fiscaal verlies voor de ontwikkelingslanden;

o
o   o

77.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de OESO en het deskundigencomité van de VN inzake internationale samenwerking op belastinggebied, alsmede het Comité van toezicht van OLAF en OLAF zelf.

(1) Aangenomen teksten, P7_TA(2012)0137.
(2) PB C 199E van 7.7.2012, blz. 37
(3) Aangenomen teksten, P7_TA(2012)0135.
(4) PB C 341E van 16.12.2010, blz. 29.
(5) http://ec.europa.eu/taxation_customs/taxation/tax_fraud_evasion/index_en.htm
(6) Verordening (EU) nr. 472/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende de versterking van het economische en budgettaire toezicht op lidstaten die ernstige moeilijkheden ondervinden of dreigen te ondervinden ten aanzien van hun financiële stabiliteit in de eurozone.
(7) Speciaal verslag nr. 13/2011 van de Rekenkamer, blz. 11, par. 5.
(8) Europees Parlement, directoraat-generaal Intern Beleid, Beleidsondersteunende Afdeling A (Economische Zaken en Wetenschapsbeleid): „Simplifying and Modernising VAT in the Digital Single Market” (IP/A/IMCO/ST/2012_03), september 2012, http://www.europarl.europa.eu/committees/en/studiesdownload.html?languageDocument=EN&file=75179
(9) De Rekenkamer meldt in speciaal verslag nr. 13/2011 dat de toepassing van douaneregeling 42 alleen al in 2009 goed was voor geëxtrapoleerde verliezen van ca. 2 200 miljoen euro in de zeven door haar gecontroleerde lidstaten, hetgeen neerkwam op 29% van het theoretisch maximaal te innen btw-bedrag in die zeven lidstaten uit hoofde van douaneregeling 42 in 2009.

Juridische mededeling - Privacybeleid