Europees 
Economisch en Sociaal Comité   
 
 
 
Brussel, 25 februari 
2004 
  
  
    ADVIES     van het 
      Europees Economisch en Sociaal Comité | 
  
    | over 
      het | 
  
    | "Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de 
      Raad betreffende arseen, cadmium, kwik, nikkel en polycyclische 
      aromatische koolwaterstoffen in de lucht" | 
  
    | COM(2003) 423 def. - 2003/0164 (COD)  | 
  
    |   | 
      | 
      | 
  
    |   | 
      | 
      | 
  
 
 
 
 
            Op 29 augustus 2003 heeft de Raad besloten het 
Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig de artikelen 95 en 251 van 
het EG-Verdrag te raadplegen over het  
"Voorstel voor een 
richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende arseen, cadmium, 
kwik, nikkel en polycyclische aromatische koolwaterstoffen in de 
lucht"
COM(2003) 423 def. – 
2003/0164 (COD). 
            De gespecialiseerde afdeling "Landbouw, 
plattelandsontwikkeling, milieu", die was belast met de voorbereidende 
werkzaamheden, heeft haar advies op 5 februari 2004 goedgekeurd. Rapporteur was 
de heer McDonogh. 
            Tijdens zijn 406e zitting op 25 en 26 februari 
2004 (vergadering van 25 februari 2004) heeft het Europees Economisch 
en Sociaal Comité het volgende advies uitgebracht, dat met 101 stemmen vóór, bij 
2 onthoudingen, werd goedgekeurd. 
* 
*          *
  -  Inleiding 
 
  
    -   Richtlijn 96/62/EG van 
    de Raad inzake de beoordeling en het beheer van de luchtkwaliteit (de 
    Kaderrichtlijn luchtkwaliteit) bepaalt het kader voor toekomstige 
    EG-wetgeving inzake luchtkwaliteit. 
 
  
    -   In bijlage 1 van 
    deze Richtlijn is er sprake van het reguleren van de luchtkwaliteit voor 
    arseen, cadmium, kwik, nikkel en polycyclische aromatische koolwaterstoffen 
    (PAK) door criteria en technieken voor het beoordelen van de luchtkwaliteit 
    te beschrijven en bepalingen voor het verstrekken van informatie aan de 
    Commissie en de bevolking vast te stellen. 
 
  
    -   Met het huidige 
    Commissievoorstel wordt aan de verplichtingen uit de Kaderrichtlijn 
    luchtkwaliteit voldaan, omdat wetgeving wordt voorgesteld voor de in bijlage 
    I genoemde zware metalen, die gelden als bekende of vermoedelijke 
    carcinogenen voor de mens waarvoor geen drempelwaarden voor nadelige 
    gevolgen voor de menselijke gezondheid kunnen worden vastgesteld. 
    
 
  -  Inhoud van het 
  Commissievoorstel 
 
  
    -   In het Commissievoorstel 
    wordt erkend dat er geen kosteneffectieve maatregelen zijn om overal de 
    concentratieniveaus te bereiken die geen schadelijke gevolgen voor de 
    volksgezondheid zouden opleveren. Derhalve wijkt dit voorstel enigszins af 
    van Richtlijn 96/62/EG, waarin sprake is van de vaststelling van bindende 
    grenswaarden. 
 
  
    -   Het 
    Commissievoorstel voorziet in verplichte monitoring wanneer de concentraties 
    de volgende beoordelingsdrempels overschrijden: 
 
  - 6 ng arseen /m³, 
  
 - 5 ng cadmium /m³, 
  
 - 20 ng nikkel /m³, 
  
 - 1 ng benzo(a)pyreen (BaP) /m³. 
  
 
Lagere concentraties dan 
deze zouden de schadelijke gevolgen voor de volksgezondheid beperkt houden. 
Daarom is slechts een indicatieve monitoring van de concentratie van deze zware 
metalen op een beperkt aantal plaatsen vereist wanneer de beoordelingsdrempels 
niet worden overschreden.
  
    -   Met betrekking 
    tot kwik is de Commissie van mening dat de gegevens over de totale 
    blootstelling te zijner tijd moeten worden heroverwogen en hierbij de nadruk 
    in het bijzonder dient te worden gelegd op bron-receptorrelaties en de 
    omzetting van kwik in het milieu. 
 
  
    -   Lidstaten zijn 
    verplicht de Commissie en de bevolking op de hoogte te stellen van eventuele 
    overschrijdingen van de streefwaarde, de redenen daarvoor en de getroffen 
    maatregelen. 
 
  -  Algemene 
  opmerkingen 
 
  
    -   Het EESC is zeer te 
    spreken over de voorgestelde informatieverplichting (zie par. 2.4), 
    omdat het door het ontbreken van bekende drempelwaarden voor de bepaling van 
    de nadelige gevolgen voor de volksgezondheid erg moeilijk is streefdoelen 
    vast te stellen. De beïnvloeding van de volksgezondheid en het milieu door 
    de hier besproken zware metalen vindt plaats via concentraties in de lucht 
    en via depositie in terrestrische en aquatische milieus. Depositie in het 
    terrestrische milieu kan bovendien van invloed zijn op de kwaliteit en de 
    vruchtbaarheid van de bodem en gevolgen hebben voor de vegetatie. Het EESC 
    kan zich dan ook vinden in het Commissievoorstel. 
 
  
    -   Het EESC is het 
    met de Commissie eens dat het voorstel "zowel ambitieus als haalbaar" is. 
    Daarom vindt het het ook van essentieel belang dat de doelstellingen te 
    zijner tijd opnieuw worden bekeken, aangezien er nog altijd weinig inzicht 
    is in tal van aspecten van de ontwikkeling en het gedrag van zware metalen 
    en persistente organische verbindingen, met name kwik. 
 
  -  Specifieke 
  opmerkingen 
 
  
    -   Het EESC wijst erop dat 
    de in het Commissievoorstel genoemde luchtconcentraties over de gehele EU 
    gezien gemiddelde waarden zijn, waarvan bekend is dat ze per gebied en soms 
    ook per seizoen verschillen. De concentraties van de PAK-verbinding BaP 
    bijvoorbeeld zijn 's winters aanzienlijk hoger dan gemiddeld, omdat er dan 
    meer vraag is naar brandstof voor de verwarming van gebouwen. Dit kan ertoe 
    leiden dat de drempelwaarde gedurende een groot deel van het jaar wordt 
    overschreden, terwijl het jaarlijkse gemiddelde nog altijd daarmee in 
    overeenstemming is. 
 
  
    
      -   Daarnaast zullen de 
      voorgestelde beoordelingsdrempels voor de metalen (en de streefwaarde voor 
      BaP) waarschijnlijk 's winters op plaatsen dichtbij industriële 
      installaties en in landelijke gebieden worden overschreden als de vraag 
      naar brandstof groot is. Als gevolg daarvan zullen de inwoners van 
      bepaalde gebieden in de EU voortdurend worden blootgesteld aan 
      concentraties schadelijke stoffen in de lucht die boven de gewenste 
      waarden liggen. Het huidige Commissievoorstel biedt dit soort groepen 
      mensen echter geen adequate bescherming (in ieder geval niet op de korte 
      termijn). 
 
  
    -   Aangezien de in 
    het richtlijnvoorstel genoemde emissiegegevens zijn gebaseerd op het 
    referentiejaar 1990, denkt het EESC dat de Commissie er goed aan zou doen 
    meer actuele data te gebruiken, die de ontwikkelingen in ongeveer de laatste 
    tien jaar laten zien. Hiermee zou ook een evt. afname van de voornaamste 
    vervuilingsbronnen kunnen worden vastgesteld. 
 
  
    -   De Commissie 
    kiest BaP als indicator voor het carcinogene risico, terwijl er nog vijftien 
    andere belangrijke PAK-verbindingen zijn waarvan de concentraties gewoonlijk 
    worden gemeten. In de VN/ECE-lijst bijvoorbeeld worden nog drie andere 
    verbindingen als indicator aangemerkt. Volgens het EESC moet worden 
    overwogen meer PAK-verbindingen in de richtlijn te noemen, om ervoor te 
    zorgen dat de vierde dochterrichtlijn aansluit op (en te vergelijken is met) 
    andere internationale verdragen (zoals het POP-protocol van de 
    VN/ECE). 
 
  
    -   Het EESC is van 
    mening dat diffuse vervuilingsbronnen zoals verwarming van gebouwen 
    (belangrijk voor de concentratie PAK-verbindingen) moeilijker beheersbaar 
    zijn en regelgeving hieromtrent dan ook hogere kosten met zich meebrengt. 
    Met andere, op mobiele bronnen gerichte maatregelen (bijv. verbetering van 
    de brandstofkwaliteit ter vermindering van deeltjesemissie) kunnen 
    concentraties schadelijke stoffen in de lucht eveneens worden teruggebracht. 
    Het lijkt erop dat met optimalisering van huishoudelijke 
    kachels/kooktoestellen ter verlaging van de BaP-uitstoot ervoor kan worden 
    gezorgd dat de inwoners van met name landelijke gebieden aan minder 
    vervuiling worden blootgesteld. Aanpassing van reeds in gebruik zijnde 
    kachels is waarschijnlijk zeer duur, maar voor nieuwe kachels, boilers en 
    verwarmingsinstallaties zou er regelgeving moeten komen waardoor de uitstoot 
    in de toekomst wordt beperkt. 
 
  
    -   Voor het EESC 
    staat het vast dat in de tien toetredingslanden verdere beoordeling van 
    potentiële bronnen van vervuiling door de hier besproken stoffen nodig is en 
    dat de uitstoot van schadelijke stoffen in deze landen zeer waarschijnlijk 
    van invloed is op de luchtkwaliteit in heel Europa. Zij moeten daarom worden 
    aangespoord en indien nodig geholpen snel aan de Richtlijn te voldoen en 
    grensoverschrijdende luchtvervuiling zoveel mogelijk tegen te gaan. 
    
 
  
    -   Het is logisch 
    dat volgens de kosten/baten-berekeningen aanpassing van de voornaamste 
    vervuilingsbronnen aanzienlijke investeringen vergt. De kans is groot dat 
    deze zwaar wegen voor het bedrijfsleven met als gevolg verslechtering van de 
    concurrentiepositie. De Commissie moet daarom bij de tenuitvoerlegging van 
    de Richtlijn zorgen voor een evenwicht tussen economische gevolgen en minder 
    luchtvervuiling, zelfs als daardoor lastigere maatregelen nodig zijn om de 
    uitstoot van schadelijke stoffen te verminderen en de luchtkwaliteit en 
    volksgezondheid te verbeteren. 
 
  
    -   Ten slotte vindt 
    het EESC dat voorlichting aan de burgers over vraagstukken t.a.v. de 
    luchtkwaliteit op plaatselijk niveau die verband houden met de hier centraal 
    staande schadelijke stoffen, een belangrijk onderdeel moet zijn van de 
    tenuitvoerlegging van de voorgestelde vierde dochterrichtlijn. Het is echter 
    ook zaak de burgers te voorzien van de nodige kennis, zodat ze de aan hen 
    verstrekte informatie kunnen interpreteren en begrijpen. 
 
 
 
            Brussel, 25 februari 
2004 
 
  
  
    | De voorzitter 
       van het Europees 
      Economisch en  
      Sociaal Comité 
             
  
      R. 
    BRIESCH  | 
    De secretaris-generaal 
      
       van het  
      Europees Economisch en 
      Sociaal Comité       
  
      P. 
    VENTURINI  | 
  
 
 
- -
- -
NAT/207 - CESE 
307/2004 - 2003/0164 (COD)  en/PDA/ij/lr
Ravensteinstraat 2, 
B-1000 Brussel Tel.: +32 2 546 90 11 Fax: +32 2 513 48 93 Internet: 
http://www.esc.eu.int
NL
      …/…
CESE 307/2004 - 2003/0164 (COD)  
en/PDA/ij/lr