Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2005/2195(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A6-0152/2006

Ingediende teksten :

A6-0152/2006

Debatten :

PV 18/05/2006 - 4
CRE 18/05/2006 - 4

Stemmingen :

PV 18/05/2006 - 5.8
CRE 18/05/2006 - 5.8
Stemverklaringen
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2006)0222

Door het Parlement aangenomen teksten
DOC 62kPDF 114k
Donderdag 18 mei 2006 - Straatsburg Definitieve uitgave
Natuurrampen - landbouwaspecten
P6_TA(2006)0222A6-0152/2006

Resolutie van het Europees Parlement over natuurrampen (branden, droogtes en overstromingen) - landbouwaspecten (2005/2195(INI))

Het Europees Parlement ,

–   onder verwijzing naar zijn resoluties van 5 september 2002 over de rampzalige overstromingen in Midden-Europa(1) , van 13 januari 2005 over het resultaat van conferentie van Buenos Aires over klimaatverandering(2) , van 14 april 2005 over de droogte in Portugal(3) , van 12 mei 2005 over de droogte in Spanje(4) en van 8 september 2005 over natuurrampen (branden en overstromingen) in Europa die zomer(5) ,

–   onder verwijzing naar zijn resoluties van 16 februari 2006 over de tenuitvoerlegging van de bosbouwstrategie van de Europese Unie(6) en over risico- en crisisbeheer in de landbouwsector(7) ,

–   gezien het protocol van Kyoto bij het raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering van 11 december 1997 en de ratificatie van dit protocol door de Europese Gemeenschap op 25 april 2002,

–   gezien het wetenschappelijk rapport van het instituut voor het duurzaam milieu dat deel uitmaakt van het Gemeenschappelijk Onderzoekcentrum van de Commissie over klimaatverandering en de Europese waterdimensie(8) ,

–   gezien het onderzoeksproject over het beheer van overstromingsrisico's in het kader van het zesde kaderprogramma van de Europese Unie voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2002-2006),

–   gezien het verslag over klimaatverandering en natuurrampen(9) van het Instituut voor een Europees milieubeleid,

–   gezien Verordening (EG) nr. 994/98 van de Raad van 7 mei 1998 betreffende de toepassing van de artikelen 92 en 93 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap op bepaalde soorten van horizontale steunmaatregelen(10) , aangevuld met Verordening (EG) nr.1/2004 van de Commissie van 23 december 2003 over de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, verwerken en afzetten(11) en de communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouwsector(12) ,

–   gezien Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad van 11 november 2002 over de oprichting van het solidariteitsfonds van de Europese Unie(13) die momenteel herzien wordt,

–   gezien Verordening (EG) nr. 2152/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake bewaking van bossen en milieu-interacties in de Gemeenschap (Forest Focus)(14) ,

–   gezien Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO)(15) ,

–   gezien het voorstel voor een beschikking van de Raad tot vaststelling van een communautair mechanisme voor civiele bescherming (COM(2006)0029), tot herschikking van Besluit 2001/792/EG, Euratom van de Raad van 23 oktober 2001 tot vaststelling van een communautair mechanisme ter vergemakkelijking van versterkte samenwerking bij bijstandsinterventies in het kader van civiele bescherming(16) ,

–   gelet op de mededelingen van de Commissie over een bosbouwstrategie voor de Europese Unie (COM(1998)0649), wereldwijde monitoring voor milieu en veiligheid (GMES) (COM(2004)0065), het risico- en crisisbeheer in de landbouwsector (COM(2005)0074), het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (COM(2005)0108), een voorstel voor een verordening van de Raad tot instelling van een instrument voor snelle respons en paraatheid bij ernstige noodsituaties (COM(2005)0113), een voorstel voor een besluit van de Raad inzake communautaire strategische richtsnoeren voor plattelandsontwikkeling (COM(2005)0304), een voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad over overstromingsbeoordeling en -beheer (COM(2006)0015), de ontwerpverordening van de Commissie over de vrijstelling met betrekking tot staatssteun aan kleine en middelgrote ondernemingen in de landbouwsector van 8 februari 2006, de mededeling van de Commissie over het actieplan Biomassa (COM(2005)0628) en het toekomstige 'Actieplan van de Europese Unie voor duurzaam bosbeheer' dat de Commissie naar verwachting in juni 2006 zal presenteren,

–   gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling (A6-0152/2006),

A.   overwegende dat de land- en bosbouw een sterk aan de natuur gerelateerde bedrijfstak is en daarom blootstaat aan barre weersomstandigheden (droogte, ijzel, hagelbuien, branden en overstromingen), gezondheidsrisico's (plagen, besmettelijke veeziekten) en vervuiling (zure regen, onvrijwillige genetische overdracht),

B.   overwegende dat droogte, een van de factoren die de meeste invloed op bosbranden hebben, een steeds terugkomende ecologische noodsituatie is en een van de ernstigste problemen vormt waarmee de Europese landen rond de Middellandse Zee en van het Iberisch schiereiland worden geconfronteerd,

C.   overwegende dat het voortdurend toenemende optreden van onvoorziene natuurfenomenen de levensvatbaarheid van exploitaties in gevaar kan brengen en tot afhaken kan leiden, met name van de kleinste boeren en in zones met structurele handicaps, met alle economische, sociale en ecologische consequenties van dien,

D.   overwegende dat de structurele oorzaken van bosbranden direct samenhangen met de ontvolking van het platteland waarmee de Zuid-Europese landen te kampen hebben en die met de tenuitvoerlegging van de bedrijfstoeslagregeling wellicht nog zal verergeren; voorts overwegende dat deze oorzaken derhalve van sociaal-economische aard zijn,

E.   overwegende dat natuurrampen de duurzame ontwikkeling schaden omdat zij de ontvolking van het platteland versterken, erosie- en woestijnvormingsproblemen verscherpen, de ecosystemen schade toebrengen, een aanslag vormen op de biodiversiteit en de levenskwaliteit van plattelandsgemeenschappen ernstig in het gedrang brengen,

F.   overwegende dat de beschermende bossen van het Iberisch schiereiland en Zuid-Europa worden gekenmerkt door een bijzondere combinatie van omstandigheden die hen van de productieve bossen van Centraal- en Noord-Europa onderscheidt,

G.   overwegende dat de communautaire instellingen herhaaldelijk verklaringen hebben afgelegd ten gunste van een multifunctionele landbouw op het gehele grondgebied van de Unie,

H.   overwegende dat de natuurrisico's die voortvloeien uit de klimaatverandering worden verergerd door andere factoren die het voortbestaan van het Europese platteland bedreigen, zoals de toegenomen concurrentie door de invoer uit derde landen waarmee de Europese producenten vandaag de dag worden geconfronteerd, terwijl hun eigen productiekosten alleen maar stijgen door de steeds strengere kwaliteits- en voedselveiligheidseisen van de Unie,

I.   overwegende dat de recente hervormingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB), gecombineerd met de geleidelijke openstelling van de markt, de geleidelijke afzwakking van de regelgevende mechanismen op de markt voor landbouwproducten en de globalisering van de landbouwmarkt, de instabiliteit van de Europese markten vergroten zodat met spoed nieuwe instrumenten voor het beheer van crises in het leven moeten worden geroepen,

J.   overwegende dat de landbouw door zijn multifunctionele aard en de bosbouw er mede voor zorgen dat de bevolking in plattelandsgebieden op peil blijft, en aldus bijdragen aan het voorkomen van en de bescherming tegen natuurrampen,

K.   overwegende dat er op communautair niveau geen instrumenten zijn om het hoofd te bieden aan de steeds vaker voorkomende natuurrampen en gezondheids- en marktcrises, waarvan het feit dat droogtes en vorst niet door het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (SFEU) worden gedekt het meest sprekende voorbeeld vormt,

L.   overwegende dat het bosbrandprobleem ook wordt verergerd door de geleidelijke ontvolking van het platteland, het stopzetten van landbouw- en traditionele activiteiten, het slechte onderhoud van de bossen, de aanwezigheid van grote bosgebieden waar een monocultuur heerst en waar ongeschikte boomsoorten worden geplant en de afwezigheid van een doeltreffend beschermingsbeleid met geschikte instrumenten en financiering op communautair niveau,

M.   overwegende dat de EU de bijzondere kenmerken van natuurrampen in de mediterrane regio, zoals brand en droogte, dient te erkennen, waarbij ze haar bestaande instrumenten op het gebied van preventie, onderzoek, risicobeheer, burgerbescherming en solidariteit dient aan te passen, en dat zij tevens oog moet hebben voor de bijzondere kenmerken van een speciaal communautair programma voor bosbescherming met de nodige financiële middelen en bestemd om de risico's van bosbranden te voorkomen en te beheersen,

N.   overwegende dat het tekortschieten van de communautaire maatregelen niet alleen verergerd wordt doordat de nationale instrumenten om natuurrampen te bestrijden onderling uiteenlopen, maar ook doordat ze niet gelijk opgaan, hetgeen indruist tegen de beginselen van cohesie en solidariteit waarop het Europees sociaal model en de supranationale structuur gebaseerd zijn,

O.   overwegende dat het braak laten liggen van landbouwgrond, de lage rechtstreekse rentabiliteit van bosgebied en de hoge kostprijs van het onderhoud daarvan de eigenaren niet bepaald stimuleren om hun bossen goed te beheren, wat leidt tot wildgroei van struikgewas en een opeenhoping van kreupelhout en andere brandbare elementen; dat er aanzienlijk minder branden zijn in gebieden waar het bosgebied sociaal-economisch rendabel is,

P.   overwegende dat het op peil houden van de doeltreffendheid van de brandbestrijdingssystemen ernstige problemen oplevert, aangezien het gezien de seizoensgevoelige aard van dit werk moeilijk is vast personeel te vinden, deze mensen voldoende op te leiden en een rendabel gebruik van de uitrusting te maken; dat de aanschaf van adequate blusvliegtuigen/helicopters het grootste probleem blijft,

Q.   overwegende dat de preventie en het herstel van de schade ten gevolge van bepaalde rampen geen louter nationale dimensie hebben, maar samenwerking tussen de lidstaten vereisen, alsook met de derde landen die aan de Europese Unie grenzen,

1.   juicht de recente mededelingen en voorstellen van de Commissie toe over de verbetering van de respons bij rampen en crises, de beoordeling en het beheer van overstromingen, de hervorming van het SFEU, de verbetering van de instrumenten voor burgerbescherming, de nieuwe richtsnoeren voor de plattelandsontwikkeling voor 2007-2013, de vrijstellingen met betrekking tot staatssteun in de landbouwsector en risico- en het crisisbeheer in de landbouw;

2.   verlangt dat via het SFEU, het veterinair fonds, het plattelandsontwikkelingsbeleid, het regionaal beleid, de staatssteunregeling voor de landbouwsector en de maatregelen tegen bosbranden in het kader van het Forest Focus-programma en het nieuwe programma LIFE+ een adequate respons wordt geboden op natuur-, gezondheids- of technologische rampen die het plaatselijk niveau overschrijden; is echter van mening dat deze instrumenten, ten einde een daadwerkelijke communautaire strategie voor rampen uit te stippelen, flexibeler moeten worden door voor de lijst van interventiegebieden van het SFEU toewijzingscriteria in te voeren die beter op de omstandigheden van specifieke rampen zijn toegespitst, waaronder droogte en vorst, dat hiervoor meer financiële middelen moeten worden uitgetrokken en dat bijzondere aandacht aan de meest kwetsbare producenten en gebieden moet worden geschonken;

3.   meent dat het SFEU moet blijven voorzien in interventie bij rampen die weliswaar omvangrijk zijn, maar toch onder de vastgestelde schadedrempel blijven en die ernstige en blijvende gevolgen hebben voor de levensomstandigheden van de inwoners van een bepaald gebied, met de mogelijkheid om in dergelijke gevallen buitengewone bijstand te verlenen;

4.   verzoekt de Commissie een wetgevingsvoorstel voor een flexibiliteitsclausule in te dienen, waardoor de bestaande beleidsinstrumenten voor schadevergoeding ten gevolge van natuurrampen in de landbouwsector op gepaste wijze kunnen worden gefinancierd uit kredieten van het GLB die elk jaar, en met name het SFEU, onbenut blijven;

5.   wijst erop dat internationale samenwerking een voorwaarde is om bepaalde soorten natuurrampen te voorkomen en aan te pakken; beklemtoont dat het vooral in het geval van rivieren die door verschillende landen stromen noodzakelijk is grensoverschrijdende programma's op te stellen, te financieren en te controleren;

6.   is van mening dat de GLB-uitzonderingsmaatregelen die de Commissie bij natuurrampen in werking stelt (zoals o.a. het verstrekken van voorschotten, het vrijgeven van interventiegraanvoorraden, vergunningen voor het in gebruik nemen van braakliggend land voor de teelt van veevoeder), weliswaar positief, maar verre van toereikend zijn om de geleden verliezen te dekken en vaak ook niet met de vereiste spoed worden ingezet;

7.   beklemtoont dat een uitgebreid netwerk van landbouw-KMO's en een landbouwbeleid dat duurzamer productiemethodes voorstaat, vooral wat het gebruik van water en grond betreft, cruciale vereisten zijn voor de bestrijding van de gevolgen van droogte en bosbranden;

8.   is van oordeel dat het plattelandsontwikkelingsbeleid een belangrijke rol kan spelen bij het voorkomen van natuurrampen; beklemtoont dat de drastische besnoeiing van middelen voor plattelandsontwikkeling verhindert dat er actieplannen worden opgesteld om schade ten gevolge van natuurrampen te voorkomen en te herstellen; beveelt echter aan om in onze nationale en regionale plannen voor plattelandsontwikkeling voorrang te verlenen aan maatregelen ter bestrijding van de oorzaken van rampen (zoals o.a. strijd tegen erosie, herbebossing met geëigende boomsoorten, instandhouding van brandgangen, waterwerken, onderhoud van bossen, landbouw/milieumaatregelen om water te besparen);

9.   verzoekt de Commissie financiële en wetgevende steun te verlenen aan maatregelen die de brandbaarheid van bossen verminderen, zoals het aanmoedigen van het rendabel maken van bossen en van duurzaam bosbeheer, het gebruik van biomassa op basis van plantaardig afval uit de bosbouw als hernieuwbare energiebron, het aanmoedigen van eigenaarsverenigingen om levensvatbare beheerseenheden te vormen en het uitbouwen van de mogelijkheden van bossen tot behoud van het platteland en tot het scheppen van banen aldaar;

10.   roept de lidstaten en de Commissie op om een programma ten uitvoer te leggen voor de uitwisseling van ervaringen met de toepassing van nieuwe technologieën voor het beheer en de controle van de risico's en gevolgen van bosbranden, alsmede om procedures op te stellen voor de Europese homologatie van de kwalificaties van technisch personeel teneinde hun raming te verbeteren;

11.   wenst dat in de volgende financiële programmeringsperiode de bijstand wordt voortgezet die landbouwers, voornaamste behoeders van het platteland, tot nu toe voor het aanleggen en in stand houden van brandgangen werd verleend;

12.   is tevens van mening dat het van essentieel belang is om in het kader van de plattelandsontwikkelingsplannen voorrang te geven aan maatregelen die de structurele problemen van het platteland bestrijden (zoals ondermeer leegloop van het platteland, het braak laten liggen van landbouwgrond, behoud van rustieke gebieden door intensieve urbanisatie tegen te houden, ontbossing, excessieve versnippering van bosgronden) die, als ze niet worden bedwongen, de eventuele risico's in de toekomst kunnen vergroten;

13.   acht het in de context van het nieuwe financieel kader voor 2007-2013 van essentieel belang om met het oog op de bevordering van bewustwordingscampagnes en maatregelen voor risicopreventie en -beheer in verband met bosbranden een communautair programma voor de bescherming tegen bosbranden op te stellen dat de nodige financiering ontvangt en wordt aangevuld met een structureel landbouwbeleid; verzoekt dat dit programma specifiek zou leiden tot het duidelijk kenbaar maken van de fondsen die zijn toegekend voor gepaste maatregelen om bosbranden te bestrijden, hetzij door het vaststellen van een specifieke verordening met gepaste financiering, hetzij door zowel binnen de ELFPO-verordening als binnen de ontwerpverordening Life+ een voor deze maatregelen bestemde begrotingsrubriek te creëren; beklemtoont dat een dergelijk programma rekening moet houden met de bijzondere kenmerken van de mediterrane bossen;

14.   verlangt dat in het kader van de strategische richtsnoeren voor de plattelandsontwikkeling 2007-2013 de cofinancieringspercentages van de specifieke maatregelen in het kader van de bosbouw, bestrijding van erosie, waterwerken en Natura 2000 worden versterkt;

15.  is ervan overtuigd dat ernstige marktcrises niet te voorzien en buitengewoon van aard zijn en voor landbouwexploitaties risico's opleveren die even ernstig kunnen zijn als die welke door natuurrampen worden veroorzaakt, zodat specifieke steun van de Unie noodzakelijk is;

16.   bevestigt zijn voornemen om in het kader van zijn aangehaalde resolutie over het risico- en crisisbeheer in de landbouwsector, bij de Commissie aan te dringen op:
   - invoering van een openbare verzekering die gezamenlijk door de landbouwers, de lidstaten en de Europese Unie wordt gefinancierd, zodat het risicobeheer en de crisispreventie onder betere voorwaarden kunnen worden geregeld;
   - invoering voor een coherent herverzekeringssysteem dat in het kader van het GLB voor alle lidstaten toegankelijk is;

17.  is op grond van de opgedane ervaringen van mening dat dit nieuwe crisisbeheersinstrument een specifieke verzekering voor bossen moet bevatten, die ten minste de kosten voor herstel van het bosgebied en de omgeving in door branden getroffen gebieden dekt en dat het met de door de Commissie voorgestelde modulering moeilijk zal zijn de nodige overheidssteun te verkrijgen om dit instrument doeltreffend te maken;

18.   verzoekt de Commissie voor het crisisbeheer in de landbouw samenhangende voorstellen voor te leggen, met daarin rationele methodes en realistische financieringsbronnen die landbouwers doeltreffend tot het gebruik daarvan kunnen stimuleren en die tevens als soepel instrument voor marktregulering kunnen dienen zonder daarbij het risico van concurrentievervalsing met zich mee te brengen en zonder de interne-marktwerking te verstoren;

19.   is van mening dat met spoed gereageerd moet worden op de problemen die de Commissie in haar aangehaalde mededeling over het risico- en crisisbeheer in de landbouw aan de orde heeft gesteld en dat de Commissie een grondig onderzoek moet instellen naar de mogelijkheden om een systeem in het leven te roepen om de prijzen of inkomens te stabiliseren, al naar gelang de huidig geldende bedrijfstoeslagregeling al dan niet gehandhaafd blijft, ten einde de Europese boeren een vorm van bescherming te bieden die ook hun belangrijkste handelspartners genieten;

20.   herhaalt dat een daadwerkelijke strategie om de gevolgen van rampen in de landbouw het hoofd te bieden niet beperkt kan blijven tot paardenmiddelen, maar dat hierbij ook gedacht moet worden aan opleidingen, voorlichting, preventie en bewustmakingsactiviteiten, hetgeen gefinancierd moet worden in het kader van het instrument voor burgerbescherming, het Forest Focus-programma, het plattelandsontwikkelingsbeleid en het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling; wijst in verband met bosbranden met klem op de noodzaak om de actieve preventie en de optimalisering en coördinatie van brandbestrijdingsmethodes en -systemen op te voeren, meer inspraak van de samenleving te kweken, het onderzoek naar de oorzaken van branden te verbeteren en de maatregelen voor misdaadbestrijding te versterken;

21.   benadrukt dat het noodzakelijk is een bosbouwbeleid op te stellen dat maatregelen voor duurzaam beheer en bestrijding van natuurrampen bevat; roept op tot de instelling van een bosbrandbestrijdingsnetwerk om de financiering van een actieplan en de aankoop van de nodige middelen te vergemakkelijken, met voldoende coördinatie op zowel Europees als nationaal niveau; merkt op dat er behoefte is aan regelgeving voor het degelijk beheer van bossen en dat de verplichte herbebossing in het geval van natuurrampen essentieel is;

22.   verzoekt de Commissie om in haar aangehaalde toekomstige actieplan voor duurzaam bosbeheer concrete maatregelen op te nemen voor de tenuitvoerlegging van programma's voor actieve preventie en de milieu-educatie van de plattelandsbevolking, teneinde nieuwe vormen van bosbeheer te bevorderen en de mensen bewuster te maken van de toekomstige rol van bosgebieden in hun streek en de voordelen van het behoud ervan;

23.   roept op tot bewustwordingscampagnes op Europees niveau, gericht op de plattelandsbevolking, eigenaren van bosgebieden en stadsbewoners, en met bijzondere aandacht voor schoolkinderen en jongeren, vrijwilligersorganisaties en de media, teneinde een mentaliteitswijziging ten opzichte van het gebruik van vuur op gang te brengen;

24.   is van mening dat bij het in kaart brengen van risico's en het opstellen van beheersplannen niet alleen overstromingen moeten worden betrokken, zoals in het voornoemde huidige voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad het geval is, maar ook aanhoudende droogte en branden, en dat hierbij kaarten moeten worden opgesteld van gebieden in de EU met een hoog risico van branden en droogte, samen met de bijbehorende beheersplannen;

25.   herhaalt zijn oproep tot de instelling van een Europees waarnemingscentrum voor droogte dat relevante gegevens verzamelt, de gevolgen van droogte opvangt en volgt en dat een permanent systeem voor het uitwisselen van informatie zou kunnen behelzen dat ten dienste staat van de brandpreventie in de hele Unie;

26.   verzoekt de Commissie om in het toekomstige actieplan voor duurzaam bosbeheer gerichte risicopreventiemaatregelen op te nemen, waardoor de brandbare boselementen in de gaten kunnen gehouden en beheerd worden en de bosgebieden planmatig kunnen worden beheerd; spreekt ook de wens uit dat dit plan de evaluatie van de externe factoren die in bosgebieden een rol spelen bevordert, evenals de overweging van hun sociale en economische waarde en het vinden van nieuwe ondersteunende instrumenten die voor de sector relevant zijn, bevordert;

27.   roept de Commissie op tot het indienen van een ontwerprichtlijn inzake de bestrijding en preventie van branden, teneinde de aanwending van alle bestaande communautaire instrumenten (waaronder het Europees landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (feader)) te optimaliseren, zodat dit probleem kan worden aangepakt en de coördinatie tussen de regio's en de lidstaten kan worden verbeterd;

28.   verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

(1) PB C 272 E van 13.11.2003, blz. 471.
(2) PB C 247 E van 6.10.2005, blz. 144.
(3) PB C 33 E van 9.2.2006, blz. 599.
(4) PB C 92 E van 20.4.2006, blz. 414.
(5) Aangenomen teksten, P6_TA(2005)0334.
(6) Aangenomen teksten, P6_TA(2006)0068.
(7) Aangenomen teksten, P6_TA(2006)0067.
(8) http://ies.jrc.cec.eu.int/fileadmin/Documentation/Reports/Inland_and_Marine_Waters/Pubs/Climate_Change_and_the_European_Water_Dimension_2005.pdf.
(9) Institute for European Environmental Policy (2006): Climate change and natural disasters: Scientific evidence of a possible relation between recent natural disasters and climate change , rapport voor de Commissie milieubeheer van het Europees Parlement (IP/A/ENVI/FWC/2005-35), 25 januari 2006.
(10) PB L 142 van 14.5.1998, blz. 1.
(11) PB L 1 van 3.1.2004, blz. 1.
(12) PB C 28 van 1.2.2000, blz. 2 en PB C 232 van 12.8.2000, blz. 19.
(13) PB L 311 van 14.11.2002, blz. 3.
(14) PB L 324 van 11.12.2003, blz. 1, gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 788/2004 (PB L 138 van 30.4.2004, blz. 17).
(15) PB L 277 van 21.10.2005, blz. 1.
(16) PB L 297 van 15.11.2001, blz. 7.

Laatst bijgewerkt op: 9 november 2006Juridische mededeling