Resolutie van het Europees Parlement van 24 maart 2009 over meertaligheid: een troef voor Europa en een gemeenschappelijk engagement (2008/2225(INI))
Het Europees Parlement
,
– gelet op de artikelen 149 en 151 van het EG-verdrag,
– gelet op de artikelen 21 en 22 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,
– gezien de Unesco-conventie voor de bescherming van het immaterieel cultureel erfgoed van 2003,
– gezien de mededeling van de Commissie van 18 september 2008, getiteld: "Meertaligheid: een troef voor Europa en een gemeenschappelijk engagement" (COM(2008)0566), alsmede het bijbehorende werkdocument van de Commissie (SEC(2008)2443, SEC(2008)2444 en SEC(2008)2445),
– gezien de mededeling van de Commissie van 13 april 2007, getiteld: "Kader voor het Europese onderzoek over taalvaardigheden" (COM(2007)0184),
– gezien het werkdocument van de Commissie van 5 november 2007, getiteld: "Verslag over de tenuitvoerlegging van het actieplan: "Het leren van talen en de taalverscheidenheid bevorderen'" (COM(2007)0554) alsmede het bijbehorende werkdocument van de Commissie (SEC(2007)1222),
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 10 april 2008 over een Europese agenda voor cultuur in het licht van de mondialisering(1)
,
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 15 november 2006 over een nieuwe kaderstrategie voor meertaligheid(2)
,
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 27 april 2006 over de maatregelen ter bevordering van meertaligheid en taalonderwijs in de Europese Unie: de Europese indicator van het taalvermogen(3)
,
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 4 september 2003 met aanbevelingen aan de Commissie inzake de Europese regionale en minder gebruikte talen − minderheidstalen in de EU − mede gelet op de uitbreiding en de culturele verscheidenheid(4)
,
– gelet op Besluit nr. 1934/2000/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juli 2000 tot instelling van het Europees Jaar van de talen 2001(5)
,
– gezien de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van Barcelona van 15 en 16 maart 2002,
– gezien de conclusies van de Raad Onderwijs, Jeugdzaken en Cultuur van 21 en 22 mei 2008, in het bijzonder voorzover deze betrekking hebben op meertaligheid,
– gezien de conclusies van 8 november 2008 van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over de bevordering van de culturele diversiteit en van de interculturele dialoog in de externe betrekkingen van de Unie en de lidstaten(6)
,
– gezien het advies van het Comité van de Regio's over meertaligheid van 18-19 juni 2008(7)
, en het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 18 september 2008 inzake meertaligheid,
– gelet op artikel 45 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie cultuur en onderwijs en het advies van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (A6-0092/2009),
A. overwegende dat de taalkundige en culturele diversiteit het dagelijks leven van de burgers in de Europese Unie in belangrijke mate beïnvloedt als gevolg van de reikwijdte van de media, de groeiende mobiliteit, migratie en de voortschrijdende mondialisering,
B. overwegende dat het verwerven van verschillende taalvaardigheden van het grootste belang wordt beschouwd voor alle EU-burgers, zodat zij ten volle kunnen profiteren van de economische, sociale en culturele voordelen van vrij verkeer binnen de Unie en van de betrekkingen tussen de Unie en derde landen,
C. overwegende dat meertaligheid steeds belangrijker wordt voor de betrekkingen tussen lidstaten, het samenleven in onze multiculturele gemeenschappen en het gemeenschappelijk beleid van de Europese Unie,
D. overwegende dat het noodzakelijk is de evaluatie van meertaligheid te laten uitvoeren door erkende instrumenten, zoals onder andere het gemeenschappelijk Europees referentiekader voor talen (CEFR),
E. overwegende dat sommige Europese talen een belangrijke brug vormen in de relaties met derde landen, en tussen volken en naties in de meest uiteenlopende regio's van de wereld,
F. overwegende dat taalkundige diversiteit in de artikelen 21 en 22 van het Handvest van de grondrechten als burgerrecht erkend wordt, en dat meertaligheid ook de bevordering van respect voor diversiteit en tolerantie ten doel zou moeten hebben, om potentiële conflicten, actief of passief, tussen de verschillende taalgemeenschappen binnen de lidstaten te voorkomen,
1. spreekt zijn voldoening uit over de presentatie van de mededeling van de Commissie over meertaligheid, alsmede over de aandacht die deze van de Raad heeft gekregen;
2. herhaalt de standpunten die het tot dusverre heeft ingenomen met betrekking tot meertaligheid en culturele verscheidenheid;
3. dringt aan op erkenning van gelijkheid tussen de officiële talen van de Europese Unie bij alle openbare activiteiten;
4. is van mening dat de taalkundige diversiteit van Europa een belangrijk cultureel bezit is, en dat het verkeerd zou zijn als de Europese Unie zich zou beperken tot één enkele hoofdtaal;
5. vindt de rol van de instellingen van de Europese Unie bij dit principe van taalgelijkheid essentieel, zowel in de betrekkingen tussen de lidstaten en binnen de instellingen van de EU zelf, alsook in de relaties van Europese burgers met nationale overheden en met communautaire en internationale instellingen en organen;
6. herinnert eraan dat het belang van meertaligheid niet ophoudt bij economische of sociale aspecten, maar dat ook aandacht moet worden besteed aan culturele en wetenschappelijke vorming en kennisoverdracht, alsmede aan het belang van vertaling, zowel literair als technisch, in het leven van burgers en bij de duurzame ontwikkeling van de Europese Unie; en last but not least, de rol die talen spelen bij het vormen en versterken van identiteit;
7. benadrukt dat meertaligheid veel gebieden raakt en een enorme invloed heeft in het leven van Europese burgers; verzoekt de lidstaten ook om die reden meertaligheid te integreren in andere beleidsterreinen dan het onderwijs, zoals levenslang leren, sociale integratie, werkgelegenheid, media en onderzoek;
8. acht het opzetten van specifieke programma's voor het steunen van vertaling en van meertalige terminologienetwerken van groot belang;
9. herinnert eraan dat voor het bevorderen van meertaligheid gebruik moet worden gemaakt van informatie- en communicatietechnologieën en benadrukt om die reden de rol van de relevante internationale standaard (ISO 10646) − die een codering biedt voor alle tekens van de alfabetten van alle talen − en dringt aan op het gebruik daarvan in de bestuurssystemen en media in Europa en in de lidstaten;
10. stelt voor een Europese dag van tolken en vertalers in te stellen, of recht te doen aan deze beroepen en deze zichtbaar maken tijdens de Europese dag van de talen, die ieder jaar op 26 september wordt gehouden;
11. bevestigt dat het van essentieel belang is de meertaligheid te bewaren in landen of regio's waar twee of meer officiële talen samen bestaan;
12. benadrukt dat het belangrijk is dat in lidstaten waar verschillende officiële talen naast elkaar voorkomen, men elkaars taal kan begrijpen, vooral waar het gaat om ouderen en om de sectoren justitie, gezondheidszorg, overheid en werkgelegenheid;
13. moedigt ambtenaren die tijdens hun werk in contact komen met burgers van andere lidstaten aan om een tweede taal van de Europese Unie te leren;
14. is van mening dat het noodzakelijk en wenselijk is om via programma's voor beroepsonderwijs en levenslang leren kansen te creëren voor talenonderwijs voor volwassenen, met het oog op persoonlijke en beroepsontwikkeling;
15. benadrukt het grote belang om op school bijzondere aandacht en ondersteuning te geven aan leerlingen die geen onderwijs krijgen in hun moedertaal en is bijzonder ingevomen net het voorstel van de Commissie om in het onderwijs het beginsel "moeder taal plus twee andere talen" te bevorderen;
16. betreurt het feit dat de Commissie tot op heden geen meerjarig programma voor taalkundige diversiteit en het aanleren van talen, noch een Europees agentschap voor taalkundige diversiteit en het aanleren van talen in het leven heeft geroepen, waartoe is opgeroepen in de bovengenoemde resolutie, die op 4 september 2003 door het Parlement met grote meerderheid is aangenomen;
17. onderstreept verder het belang van een grondige kennis van de taal van het gastland met het oog op een goede integratie van immigranten en hun familie en benadrukt dat de nationale regeringen op doeltreffende wijze speciale taalcursussen, met name voor vrouwen en ouderen, moeten stimuleren; roept de lidstaten op met betrekking tot immigranten hun verantwoordelijkheid te nemen en dezen de middelen te bieden die noodzakelijk zijn om de taal en cultuur van het gastland te leren, en hen tegelijkertijd toe te staan en aan te moedigen hun eigen taal te blijven gebruiken;
18. herinnert eraan dat het om deze redenen buitengewoon belangrijk is in dit kader de kwaliteit van het onderwijs te waarborgen, met inbegrip van de kwaliteit van lerarenopleidingen;
19. is van mening dat binnen het voorschoolse onderwijs voldoende aandacht moet worden geschonken aan taalonderwijs, en bovenal het onderwijs in de nationale taal van het land waar de kinderen naar school gaan;
20. is van mening dat kinderen in hun eigen belang de taal van het land waarin zij wonen moeten kunnen spreken, om te garanderen dat zij tijdens hun (vervolg)opleiding niet het slachtoffer worden van discriminatie, en op gelijke voet kunnen deelnemen aan alle activiteiten;
21. stelt de lidstaten voor te onderzoeken of het mogelijk is om onderwijspersoneel van verschillende onderwijsniveaus uit te wisselen, met de bedoeling verschillende schoolvakken in verschillende talen te onderwijzen, en is van opvatting dat deze mogelijkheid met name kan worden benut in grensregio's, waardoor de mobiliteit van de beroepsbevolking en de talenkennis van burgers zouden worden verbeterd;
22. vindt het bevorderen van mobiliteit en uitwisseling van taalleerkrachten en -studenten onontbeerlijk; benadrukt dat door mobiliteit van taalleerkrachten in de Europese Unie een efficiënt contact zal kunnen ontstaan tussen het grootst mogelijke aantal beroepsbeoefenaars en de natuurlijke omgeving van de talen die zij onderwijzen;
23. verzoekt de Commissie en de lidstaten om beroepsmobiliteit van docenten en samenwerking tussen scholen in verschillende landen te stimuleren, met het doel in technologisch en cultureel opzicht innovatieve onderwijsprojecten te realiseren;
24. stimuleert en ondersteunt het op vrijwillige basis opnemen van moedertalen van zowel binnenlandse als buitenlandse minderheden in lespakketten en/of in het kader van maatschappelijke activiteiten buiten schoolverband;
25. roept de Raad op om een jaarlijks voortgangsverslag uit te brengen over meertaligheid in de formele en informele onderwijsstelsels, beroepsopleidingen en het volwassenenonderwijs in de lidstaten, met bijzondere aandacht voor het verband tussen de verspreiding van nationale, regionale en minderheidstalen en immigratie;
26. benadrukt nogmaals zijn permanente betrokkenheid bij de bevordering van het leren van talen, meertaligheid en linguïstische verscheidenheid in de Europese Unie, waaronder regionale talen en talen van minderheden, aangezien deze deel uitmaken van het cultureel erfgoed dat moet worden beschermd en gewaarborgd; is van mening dat meertaligheid essentieel is voor een effectieve communicatie en een instrument vormt om het begrip tussen mensen en daarmee de acceptatie van verscheidenheid en minderheden te vergemakkelijken;
27. beveelt aan dat in de academische onderwijsprogramma's van de lidstaten de facultatieve studie van een derde vreemde taal wordt opgenomen, te beginnen in het middelbaar onderwijs;
28. benadrukt het belang van het leren van de talen van de buurlanden als een manier om de communicatie te bevorderen, wederzijds begrip in de Europese Unie te vergroten en de Unie zelf te versterken;
29. beveelt aan het leren van de talen van buurlanden en -regio's te steunen, met name in grensgebieden;
30. benadrukt nogmaals dat het belangrijk is de ontwikkeling van innovatieve pedagogische modellen en benaderingen voor het taalonderwijs te stimuleren en te ondersteunen, om de verwerving van taalvaardigheden te stimuleren en het bewustzijn en de motivatie van de burgers te vergroten;
31. stelt daarom voor dat er op elk niveau van het onderwijs, ongeacht de geografische omgeving, gekwalificeerde onderwijzers voor vreemde talen moeten zijn;
32. beveelt aan Europese organisaties en verenigingen van leraren in moderne talen te raadplegen over te gebruiken programma's en lesmethoden;
33. dringt aan op een stimuleringsbeleid inzake lezen en "creative writing'om deze doelen te verwezenlijken;
34. is verheugd over het voornemen van de Commissie om met behulp van de media en met gebruikmaking van nieuwe technologieën informatie- en sensibiliseringscampagnes te voeren over de voordelen van het leren van talen; verzoekt de Commissie om de resultaten te benutten van de raadpleging over het taalonderwijs van immigrantenkinderen en over het onderwijs in het land van verblijf van de taal en cultuur van het land van herkomst;
35. beveelt het gebruik van ICT aan als onmisbaar instrument bij het leren van talen;
36. benadrukt opnieuw dat het politieke prioriteit geeft aan de verwerving van taalvaardigheden door het leren van andere EU-talen, waaronder één taal van een buurland en één internationale "lingua franca"; stelt dat dit burgers vaardigheden en kwalificaties kan verschaffen voor deelname aan de democratische samenleving, in termen van actief burgerschap, inzetbaarheid en kennis van andere culturen;
37. stelt voor ook in de media en op internet de aanwezigheid van meertaligheid in voldoende mate te garanderen en dan met name op Europese en andere met de Europese Unie verband houdende sites en portalen, waar de Europese meertaligheid volledig moet worden gerespecteerd, in ieder geval voor zover het de 23 officiële talen van de Europese Unie betreft;
38. merkt op dat het gebruik van ondertitels in televisieprogramma's bevorderlijk is voor het leren en in de praktijk brengen van andere EU-talen en voor een beter begrip voor de culturele achtergrond van audiovisuele producties;
39. roept de Europese Unie op bij externe betrekkingen gebruik te maken van de potentiële voordelen van de Europese talen, en deze in een culturele, economische en sociale dialoog met de rest van de wereld verder te ontwikkelen, om aldus het belang van de Europese Unie op het internationale toneel te vergroten en derde landen in de geest van het ontwikkelingsbeleid dat door de EU wordt nagestreefd, daarvan te laten profiteren;
40. stelt voor dat de Raad, tezamen met maatschappelijke organisaties, een eerste Europese Conferentie over taalkundige verscheidenheid organiseert om deze kwestie grondig te bespreken in het kader van de aanbeveling van de internationale groep van experts van de Verenigde Naties inzake inheemse talen, dat door het Permanente Forum over inheemse kwesties in zijn verslag werd goedgekeurd op zijn zevende zitting (verslag over de zevende zitting (E/2008/43));
41. is van mening dat in het kader van levenslang leren burgers van alle leeftijdscategorieën voldoende hulp geboden moet worden bij het blijvend ontwikkelen en vergroten van hun taalvaardigheid via toegang tot geschikt taalonderwijs of tot andere middelen ter bevordering van de communicatie, onder andere het leren van talen op jonge leeftijd, met het oog op verbetering van hun sociale integratie, arbeidsmogelijkheden en welzijn;
42. verzoekt de Commissie en de lidstaten maatregelen te nemen om het voor mensen in achterstandsituaties, mensen die tot een minderheid behoren en migranten gemakkelijker te maken om talen te leren, om ze zodoende in staat te stellen de taal/talen van het gastland en/of de gastregio te leren, en aldus sociale integratie te bewerkstelligen en sociale uitsluiting te bestrijden; benadrukt dat het voor migranten noodzakelijk is dat ze hun hoofdtaal kunnen gebruiken bij het ontwikkelen van hun taalvaardigheid; verzoekt de lidstaten daarom niet alleen het aanleren van de landstaal/talen te stimuleren, maar tevens het gebruik van de hoofdtaal;
43. is van mening dat de internationale steun voor Europese talen in de wereld moet worden versterkt, omdat deze gezien het feit dat zij essentieel zijn voor de taalkundige, historische en culturele banden tussen de Europese Unie en derde landen en gezien het feit dat zij in die landen kunnen dienen voor het stimuleren van democratische waarden, het Europees project een meerwaarde bieden;
44. is van mening dat de Europese ondernemingen, vooral het MKB, effectief moeten worden gesteund bij het leren en gebruiken van talen, waardoor zij makkelijker toegang krijgen tot de wereldmarkten, vooral de markten die in opkomst zijn;
45. onderstreept het recht van de consumenten om informatie over producten die op de markt van hun woonplaats worden verkocht te ontvangen in de officiële taal of officiële talen van die woonplaats;
46. wijst in het bijzonder op de mogelijke gevaren van een communicatiekloof tussen mensen uit verschillende culturen en van sociale afscheiding tussen mensen met kennis van vele talen en mensen met kennis van één taal; vestigt de aandacht op het feit dat het gebrek aan taalvaardigheid voor buitenlandse werknemers in veel lidstaten nog steeds een ernstige hindernis is bij de integratie in de maatschappij en op de arbeidsmarkt; spoort de Commissie en de lidstaten daarom aan maatregelen te nemen om de kloof tussen meertalige mensen die in de Europese Unie meer mogelijkheden hebben en eentalige mensen die van veel mogelijkheden zijn uitgesloten, te verkleinen;
47. is de mening toegedaan dat ondersteuning moet worden geboden voor het leren van talen van derde landen, ook binnen de EU;
48. eist dat de indicatoren voor taalvaardigheid zo snel mogelijk alle officiële talen van de Europese Unie bestrijken, onderverminderd het streven ook de andere talen die in de Europese ruimte worden gesproken, daarin op te nemen;
49. vestigt de aandacht op de noodzaak dat er bij het verzamelen van gegevens tests worden opgesteld voor vier taalvaardigheden, te weten: lees-, luister-, spreek- en schrijfvaardigheid;
50. verzoekt de Commissie en de lidstaten hun inspanningen ter verbetering van de samenwerking tussen de lidstaten te vergroten door gebruik te maken van de open coördinatiemethode en zodoende de uitwisseling van ervaringen en de optimale werkwijzen op het gebied van meertaligheid te vergemakkelijken, ook rekening houdend met de waargenomen positieve economische effecten, bijvoorbeeld bij bedrijven die meertaligheid in de praktijk brengen;
51. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten.