Het wetsvoorstel wordt, nadat de ministerraad daarmee heeft ingestemd, ingediend bij de Tweede Kamer. Tegelijk met het voorstel wordt de memorie van toelichting ingediend. Daarin staat wat het doel van de wet is.

De Tweede Kamer stelt het wetsvoorstel vervolgens in handen van een commissie. Deze commissie bereidt de behandeling van het wetsvoorstel schriftelijk voor. Dit gebeurt via een wisseling van brieven tussen Kamercommissie en de indieners (regering of initiatiefnemers).

De commissie kan organisaties uitnodigen commentaar te geven of een openbare hoorzitting organiseren, waarin organisaties hun reacties kunnen geven.

Soms zijn de opmerkingen van de commissie reden voor de regering om nog iets te veranderen in het wetsvoorstel. Zij doet dit dan in een nota van wijziging.

Nadat de commissie het voorstel voldoende voorbereid acht, vindt een plenair debat plaats. Alle leden van de Tweede Kamer mogen wijzigingen (amendementen) voorstellen. Ook de regering zelf kan nu nog onderdelen wijzigen.

Na het openbare debat stemmen de Tweede Kamerleden over de amendementen, over de artikelen van het wetsvoorstel en over het gehele wetsvoorstel (meestal gebeurt dat een week na het debat).

Eenvoudige wetsvoorstellen worden afgedaan met een blanco verslag en kunnen direct (als zogenaamd hamerstuk) in stemming komen.

Een in de Tweede Kamer aangenomen wetsvoorstel wordt vervolgens doorgezonden naar de Eerste Kamer.