E090293
Laatste revisie: 13-12-2012

E090293 - Mededeling inzake de oprichting bureau voor de grondrechten



In deze mededeling legt de Europese Commissie een aantal opties voor m.b.t. de oprichting van het Bureau voor de grondrechten (Agentschap voor de mensenrechten, zie dossier E040010). In dit consultatiedocument zet de Commissie aan de hand van de volgende onderwerpen de voor- en nadelen van verschillende opties uiteen: werkterrein, beleidsgebieden, taken, samenwerkingsverbanden en structuur.


Stand van zaken

Behandelfase Eerste Kamer: behandeling in Eerste Kamer afgerond.

Europees

COM(2004)693 betreft een consultatiedocument. Na de publieke raadpleging zal de Europese Commissie een voorstel indienen voor de instellingsverordening van het Bureau. Op 30 juni 2005 heeft de Europese Commissie een ontwerptekstPDF-document inzake de oprichting van een Europees Grondrechtenbureau aangenomen.


Kerngegevens

document Europese Commissie

COM(2004)693PDF-document, d.d. 25 oktober 2004

commissie Eerste Kamer

beleidsterreinen

verwante dossiers


Behandeling Eerste Kamer

NB: Dit dossier wordt zowel door de bijzondere commissie voor de JBZ-Raad als de vaste commissie voor Europese Samenwerkingsorganisaties (ESO) gevolgd.

Op 28 juni 2005 heeft de bijzondere commissie voor de JBZ-Raad een mondeling overleg gehad met de minister van Justitie waarbij ook de oprichting van het bureau voor de grondrechten kort is aangeroerd. Met name de vrees voor overlap van werkzaamheden met organisaties van de Raad van Europa op dit terrein werd onder de aandacht gebracht. Minister Donner gaf aan dat de Europese Raad heeft besloten dat zo'n agentschap er moet komen, maar dat de Nederlandse regering overlap van werkzaamheden niet wenselijk acht. Er kan echter pas nader over gesproken worden wanneer er een concreet voorstel ligt van de Europese Commissie. (Dit is op 30 juni 2005 gebeurd, zie dossiers E090294 en E090295).

De commissie voor Europese Samenwerkingsorganisaties heeft op 31 mei 2005 een brief gestuurd aan de commissie voor Europese Zaken van de Tweede Kamer waarin een krachtenbundeling ten aanzien van het onderhavig dossier wordt voorgesteld.

Op 25 april 2005 is de inbreng van de woordvoerders per brief verstuurd naar de bewindslieden. De reactie van de minister van Buitenlandse Zaken is op 4 mei 2005 ontvangen (zie het verslag van schriftelijk overleg). Na ontvangst van de reactie hebben de woordvoerders besloten het onderwerp toch nog aan de orde te stellen tijdens het plenaire debat over de Derde Top van de Raad van Europa op 10 mei 2005.

De oprichting van een bureau voor de grondrechten zou aan de orde gesteld worden tijdens het plenaire debat over de Derde Top Conferentie Raad van Europa op 19 april 2005. Deze plenaire vergadering is echter komen te vervallen. Daarom is besloten dat de woordvoerders hun inbreng in schriftelijke vorm aan de betrokken bewindslieden voorleggen met het verzoek daar uiterlijk 4 mei 2005 schriftelijk op te reageren.

Op 1 februari 2005 ontving de Kamer een reactie van de regering. Deze reactie plus het rapport van de Raad van Europa inzake de oprichting van het Grondrechtenbureau zullen worden besproken in een latere commissievergadering.

Ook op 1 februari vond in de Eerste Kamer een plenair debat (over tijdige implementatie van richtlijnen, het JBZ-onderdeel van de Staat van de Unie en het Haags Programma) plaats met de minister van Justitie; hierbij kwam de oprichting van een Grondrechtenbureau ook aan de orde (zie de betreffende passages uit de handelingen).

Op 21 december 2004 hebben de commissies voor Europese Samenwerkingsorganisaties en Buitenlandse Zaken enige wijzigingen in de conceptbrief aangebracht. De brief is dezelfde dag verstuurd naar de minister van Buitenlandse Zaken, de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, en de staatssecretaris voor Europese Zaken.

Tijdens een commissievergadering met de commissies voor Europese Samenwerkingsorganisaties en Buitenlandse Zaken op dinsdag 14 december 2004 is besloten de minister van Buitenlandse Zaken een drietal vragen voor te leggen omtrent de onderhavige mededeling. De conceptbrief zal tijdens een volgende commissievergadering besproken worden.


Behandeling Tweede Kamer

Een aantal Tweede-Kamerleden hebben vragen gesteld over de relatie tussen de Europese Unie en de Raad van Europa, waarbij ook de oprichting van het grondrechtenbureau aan de orde gesteld wordt. De antwoorden van minister Bot zijn op 2 juni 2005 ontvangen.

De vaste commissie voor Europese Zaken en de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken hebben op 10 maart 2005 overleg gevoerd met minister Bot van Buitenlandse Zaken en staatssecretaris Nicolaï van Buitenlandse Zaken. De oprichting van een bureau voor de grondrechten is tijdens dit AO ook aan de orde gesteld.

Op 16 november 2004 is de gewijzigde motie-Van der Laan/Duyvendak (29.803, 16) aangenomen.


Standpunt Nederlandse regering


Samenvatting voorstel Europese Commissie

In COM(2004)693PDF-document legt de Commissie een aantal opties voor m.b.t. de oprichting van het Bureau voor de grondrechten (Agentschap voor de mensenrechten, zie dossier E040010). In dit consultatiedocument zet de Commissie aan de hand van de volgende onderwerpen de voor- en nadelen van verschillende opties uiteen:


1. Werkterrein
2. Beleidsgebieden
3. Taken
4. Samenwerkingsverbanden
5. Structuur


1.
De Commissie stelt dat het werkterrein van het Bureau ' zo moet worden gekozen dat het een meerwaarde biedt voor de bescherming van de grondrechten en dat de doeltreffendheid van het Bureau niet in gedrang komt '. Hierbij ziet de Commissie twee opties voor het verlenen van een mandaat aan het Bureau.

De eerste optie voorziet in een mandaat dat beperkt is tot de werkingssfeer van het Gemeenschapsrecht. Het voordeel van een beperkt mandaat is dat overlappingen met de werkzaamheden van andere internationale en nationale instellingen en/of organisaties op deze manier vermeden kunnen worden. Een beperkt mandaat heeft als nadeel dat werkzaamheden niet gericht kunnen zijn op situaties waarop artikel 7 VEU van toepassing is indien deze situaties geen betrekking hebben op de terreinen van het Gemeenschapsrecht.

De tweede optie voorziet in een mandaat dat artikel 7 van het Verdrag van de Europese Unie (VEU) geheel omvat. Dit uitgebreide mandaat, juist omdat het betrekking heeft op alle situaties in een lidstaat, kan leiden tot overlappingen met werkzaamheden van andere instellingen en organisaties en kan derhalve schadelijk zijn voor de doeltreffendheid van het Bureau.

Met betrekking tot het geografische werkterrein van het Bureau legt de Commissie de vraag voor of de activiteiten van het Bureau beperkt zouden moeten worden tot de Unie of dat deze activiteiten ook betrekking zouden moeten hebben op derde landen. De Commissie en de Raad hebben deze laatste optie reeds verworpen.


2.
Er zou m.b.t. de rechten en thematische beleidsgebieden waarmee het Bureau zich zal bezighouden gekozen kunnen worden voor een bevoegdheidsgebied dat alle door de communautaire rechtsorde beschermde en in het Handvest (zie Deel II van de Europese Grondwet) vastgelegde grondrechten omvat. Hierdoor zal het universele karakter van de grondrechten, alsmede hun onderlinge samenhang gewaarborgd blijven. De Commissie stelt echter dat, door het verwijzen naar het Handvest, het werkterrein van het Bureau wel heel erg ruim wordt waardoor de efficiëntie van het Bureau in het gedrang zou kunnen komen. Een tweede optie is het bevoegdheidsgebied van het Bureau te oriënteren op thematische gebieden die specifiek betrekking hebben op het beleid van de Unie (bijvoorbeeld immigratie, asiel, non-discriminatie, ethische kwesties, enz.). De Commissie geeft aan dat in dit kader racisme en vreemdelingenhaat een prioriteit blijven van het Bureau.


3.
De mogelijke taken van het Bureau zijn tweevoud: gegevens- en analyseverzameling en de formulering van adviezen. De Commissie ziet voor het Bureau ook taken weggelegd die als doel hebben het tot stand brengen van een regelmatige dialoog met de instellingen van de Unie, de lidstaten en de civiele maatschappij. M.b.t. gegevens- en analyseverzameling presenteert de Commissie twee benaderingen. Een eerste benadering is een actieve aanpak gericht op het opzetten van procedures voor het verzamelen van gegevens (zoals het netwerk RAXEN). Een actieve aanpak betekent een kleinere rol voor de communautaire en nationale autoriteiten. Het Bureau kan ook een passieve aanpak volgen. In deze tweede benadering zullen de instellingen van de Unie en de lidstaten verplicht worden gegevens mee te delen (d.m.v. periodieke verslagen), met als aanvulling verslagen van andere maatschappelijke organisaties. De verantwoordelijkheid voor het verstrekken en de kwaliteit van de gegevens zal bij de instellingen van de EU en de lidstaten liggen.


4.
De Commissie wijst op het belang van het opzetten van samenwerkingsverbanden met de civiele maatschappij (NGO's, sociale partners, universiteiten, enz) en andere instanties (Raad van Europa, nationale instellingen, netwerk van onafhankelijke deskundigen op het gebied van de rechten van de mens).


5.
De Commissie stelt dat m.b.t. de structuur van het Bureau een aantal punten van belang zijn: onafhankelijkheid (t.a.v. de Commissie, het Europees Parlement, de Raad, de lidstaten en de civiele maatschappij), verantwoordelijkheid, efficiëntie, transparantie en representativiteit.

  • PDF-document commissievoorstel Europese Commissie - COM(2004)693
    25 oktober 2004
  • [fr]PDF-document werkdocument Europese Commissie - SEC(2004)1281
    25 oktober 2004

Behandeling Raad

Op 30 juni 2005 heeft de Europese Commissie een ontwerptekstPDF-document inzake de oprichting van een Europees Grondrechtenbureau aangenomen (zie dossier E090294 en E090295)

COM(2004)693 betreft een consultatiedocument. Na de publieke raadpleging zal de Europese Commissie een voorstel indienen voor de instellingsverordening van het Bureau (volgens het werkprogramma van de Europese Commissie rond mei 2005).

In de databank EUR-Lex wordt de laatste stand van zaken in de Europese behandeling van het voorstel weergegeven.


Behandeling Europees Parlement

Op 26 mei 2005 heeft het Europees Parlement het verslag aangenomen over de bevordering en bescherming van de grondrechten: de rol van nationale en Europese instellingen, met inbegrip van het Bureau voor de grondrechten.

Op 24 februari 2005 heeft het EP een resolutie aangenomen over het wetgevings- en werkprogramma van de Commissie voor 2005. Hierin staat dat het EP nota neemt van het voornemen om het Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat om te vormen tot een Europees Bureau voor grondrechten en zich afvraagt of dit niet leidt tot een doublure van andere mensenrechtenorganisaties.

In de databank OEIL van het Europees Parlement wordt de laatste stand van zaken in de behandeling van het voorstel weergegeven.


Standpunten andere lidstaten (IPEX)

In de databank IPEX wordt de behandeling van het voorstel in de diverse (kandidaat) lidstaatparlementen weergegeven.


Reacties Derden

In het 'Report on the situation of fundamental rights in the EU in 2004' van het EU netwerk van onafhankelijke grondrechtspecialisten is specifiek ingegaan op het voorstel tot oprichting van een EU-agentschap voor de Grondrechten (zie pag. 20 vv). Dit netwerk heeft ook een Position Paper specifiek over het bureau voor de Grondrechten opgesteld.

Het Directoraat-Generaal Justitie, Vrijheid en Veiligheid van de Europese Commissie heeft alle reacties die zijn binnengekomen op het consultatiedocument op hun website (zie onderaan de pagina, de paragraaf 'public consultation') gezet. Ook de bijdragen voor de hoorzitting, die ter afronding van de publieke raadpleging is georganiseerd op 25 januari 2005, en het verslag zijn hier te vinden.

Ook een aantal nationale parlementen hebben schriftelijke bijdragen geleverd die op deze website zijn geplaatst. Met name de Assemblée Nationale en Sénat van Frankrijk laten zich kritisch uit over het nut en de noodzaak van een bureau voor de grondrechten.

Daarnaast heeft het House of Commons (VK) op 15 maart 2005 de volgende resolutie aangenomen: "That the Committee takes note of European Union Document No. 14223/04the public consultation document on the creation of a Fundamental Rights Agency; and supports the Governments position as set out in its response of 10th January 2005, namely that the focus of the Agency should be upon compliance by the institutions of the European Union with human rights, and that the Agencys primary purpose should be data collection and analysis."

In het kader van bovenstaande reacties op het consultatiedocument van de Europese Commissie heeft ook het European Centre voor Racism and Xenophobia (EUMC) een rapport uitgebracht waarin zij voorlopig commentaar geeft op onderhavige commissiemededeling. Dit omdat in de onderhavige commissiemededeling opties worden besproken om het centrum om te vormen tot een Europees Bureau voor de grondrechten en derhalve het mandaat voor het centrum uit te breiden (zie dossier E030180).

Het standpunt van het EUMC is ook verwoord in een presentatieWord-document tijdens de public hearing bij de Europese Commissie op 25 januari 2005.

Ook de secretary general van de Raad van Europa heeft in december 2004 een schriftelijke reactiePDF-document op het consultatiedocument ingediend. Deze inbreng werd gevolgd door een resolutie en een aanbeveling van de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa. De standpunten van de Parlementaire Assemblee over de oprichting van een Bureau voor de Grondrechten, zoals verwoord in de resolutie en aanbeveling, worden onderschreven door de Committee of Ministers van de Raad van Europa, zo blijkt uit het antwoord van dit orgaan dat is aangenomen op 13 oktober 2005.


Alle bronnen