E060160b - Mededeling inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van chemische verontreiniging van oppervlaktewateren in de Europese Unie.
Onderhavige mededeling van de Europese Commissie gaat over de bestrijding van chemische verontreiniging van oppervlaktewater in de EU. Deze mededeling is gelijktijdig ingediend met een voorstel voor een richtlijn inzake milieukwaliteitsnormen op het gebied van het waterbeleid (zie dossier E060160a).
Behandelfase Eerste Kamer: behandeling in Eerste Kamer afgerond.
document Europese Commissie
COM(2006)398 , d.d. 17 juli 2006
commissies Eerste Kamer
beleidsterreinen
verwante dossiers
De commissie Europese Samenwerkingsorganisaties (ESO) heeft tijdens de vergadering op 16 januari 2007 besloten de onderhavige mededeling onder de aandacht te brengen van de commissies Verkeer en Waterstaat en Milieu.
Op 23 januari 2007 besloten de commissies Verkeer en Waterstaat en Milieu dat zij zich kunnen aansluiten bij het oordeel van de regering. Tevens zijn zij van mening dat de verdere uitwerking van de doelstellingen van de Kaderrichtlijn Water nu niet opportuun is en dus nu geen prioriteit verdient.
In fiche zes oordeelt de regering positief over de subsidiariteit van het richtlijnvoorstel en de mededeling. De regering stelt dat waterverontreiniging een grensoverschrijdend probleem is waar Europees optreden van toegevoegde waarde is. De regering is tevreden met de combinatie van milieukwaliteitsnormen en de mogelijkheid voor lidstaten om op basis van de eigen situatie maatregelen te treffen. De regering oordeelt negatief over de proportionaliteit van de mededeling en het richtlijnvoorstel. De regering vindt een richtlijn een geschikt instrument voor dergelijke maatregelen, maar is het niet eens met de invulling van het voorstel. De regering is in de eerste plaats van mening dat het richtlijnvoorstel een ongewenste aanscherping is van de Kaderrichtlijn Water. De regering stelt dat de voorgestelde normen onhaalbaar zijn zonder aanvullend bronbeleid om een vermindering van emissies en lozingen te bewerkstelligen. Bestaande Europese regelgeving op dit gebied is volgens de regering ontoereikend en scherpere nationale wetgeving zou het geharmoniseerde beschermingsniveau en gelijk speelveld in de EU verstoren.
Voorts stelt de regering dat het richtlijnvoorstel in de huidige vorm tot een aanzienlijke kostenverhoging en verzwaring van administratieve lasten zal leiden voor de overheid en voor het bedrijfsleven. De regering waarschuwt dat door dit voorstel, net als in het geval van de Kaderrichtlijn Luchtkwaliteit (zie dossier E050128b), maatschappelijk gewenste ontwikkelingen (het aanleggen van infrastructuur of het bouwen van huizen) geblokkeerd zouden kunnen worden. Voor de omzetting van de voorgestelde richtlijn zou de AMvB Milieukwaliteitseisen gewijzigd moeten worden. Deze AMvB is afgeleid van de Wet milieubeheer. In het verlengde hiervan acht de regering de voorgestelde omzettingstermijn van 18 maanden onhaalbaar. De regering beoogt een termijn van 24 maanden.
In haar standpuntbepaling stelt de regering dat zij groot belang hecht aan milieukwaliteitsnormen voor prioritaire stoffen, maar dat zij niet in kan stemmen met het voorstel in de huidige vorm. Tijdens de onderhandelingen zal worden ingezet op de volgende zeven punten.
-
1.De regering is tegen de aanscherping van de KRW omdat de gestelde normen een resultaatverplichting kennen zonder uitzonderingsbepalingen. Op dit punt beoogt de regering een betere aansluiting met de KRW.
-
3.De regering maakt zich hard voor emissiebeheersmaatregelen op communautair niveau. Volgens de regering wordt daar in bestaande maatregelen onvoldoende aandacht aan besteed. Europese maatregelen gericht op de beheersing, vermindering en beëindiging van lozingen, emissies en verliezen zullen bijdragen aan het behalen van de doelen van de KRW.
-
4.De regering wenst duidelijkheid over de termijn waarin de gestelde doelen behaald moeten worden. De regering beoogt 2015 conform de KRW.
-
5.Er dienen alleen normen te worden vastgesteld waarvoor een geschikte meetmethode voor handen is. Volgens de regering bestaat niet voor elke prioritaire stof een geschikte meetmethode, waardoor geen juist zicht op de situatie bestaat.
-
6.De regering wil dat in de eerste instantie alleen normen voor oppervlaktewater worden vastgesteld. Deze normen moeten voldoende rekening houden met doorvergiftiging en ophoping in voedselketens.
-
7.De regering heeft bezwaren tegen artikel 3 van het voorstel in de huidige vorm betreffende overgangsgebieden vanwege de reikwijdte en mogelijke administratieve lastenverzwaring.
Doelstelling
Het voorliggende voorstel heeft als doel waterkwaliteitsnormen vast te stellen voor specifieke verontreinigende stoffen. Dit met het oog op een hoog niveau van bescherming van het (aquatisch) milieu en de volksgezondheid. Dit richtlijnvoorstel geeft uitvoering aan (een deel van) artikel 16 van de Kaderrichtlijn Water (KRW) en wordt beschouwd als een 'dochterrichtlijn' van deze kaderrichtlijn.
Achtergrond van het voorstel en de mededeling
In december 2000 is de Kaderrichtlijn Water (KRW) vastgesteld. De KRW beoogt een goede toestand (chemisch en ecologisch) van de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in 2015 te bereiken, maar biedt onder voorwaarden mogelijkheden voor uitzonderingen (fasering in de tijd, lagere doelstellingen). Daarnaast bevat de KRW de doelstelling de verontreiniging door prioritaire stoffen geleidelijk te verminderen en emissies, lozingen en verliezen van prioritaire gevaarlijke stoffen stop te zetten of geleidelijk te beëindigen. Prioritaire stoffen zijn de verontreinigende stoffen waarvan is vastgesteld dat deze een aanzienlijk risico voor of via het aquatisch milieu betekenen, met inbegrip van dergelijke risico's voor water dat voor de drinkwaterwinning wordt gebruikt. Prioritaire gevaarlijke stoffen zijn die prioritaire stoffen die voldoen aan bepaalde criteria voor persistentie, ophoping in organismen en voedselketens en giftigheid voor waterorganismen. Stoffen waarvoor op het niveau van de Gemeenschap milieukwaliteitsnormen zijn vastgesteld zijn indicatoren voor de chemische toestand van het oppervlaktewater.
Artikel 16 van de KRW geeft een strategie aan voor de bestrijding van de chemische verontreiniging van oppervlaktewater. Dit artikel bepaalt onder meer dat de Europese Commissie voorstellen doet voor milieukwaliteitsnormen en beheersmaatregelen voor 33 stoffen die in 2001 door de Commissie zijn aangewezen als prioritaire stoffen (Beschikking Nr. 2455/2001/EG).
Inhoud van het Voorstel voor een Richtlijn
-
-
-De richtlijn legt milieukwaliteitsnormen als resultaatsverplichting vast voor de prioritaire stoffen en acht andere stoffen die op basis van eerdere EU-regelgeving zijn gereguleerd. (artikelen 1 en 2).
-
-
-De richtlijn geeft aan dat lidstaten in specifieke gevallen overgangsgebieden zones binnen een waterlichaam moeten aanwijzen waar de norm lokaal overschreden mag worden als gevolg van een lozing (artikel 3).
-
-De richtlijn vereist het opstellen van een inventarisatie van emissies, lozingen en verliezen van de prioritaire stoffen en van de acht geselecteerde verontreinigende stoffen. (artikel 4).
-
-
-In het voorstel worden 2 stoffen (Antraceen en Endosulfan), aanvullend op de 11 die al waren geselecteerd, aangewezen als prioritaire gevaarlijke stof (artikel 5).
-
-Artikelen 6 t/m 8 behelzen aanpassingen en intrekkingen van relevante EU-regelgeving.
-
-Artikelen 9 en 10 gaan over omzettingstermijn en inwerkingtreding.
-
-Een aantal onderwerpen (berekeningsmethoden voor biologische beschikbaarheid, methoden voor aanwijzen van overgangszones, inventarisatie emissies) kan via het bij de Kaderrichtlijn Water ingestelde Comité nader worden uitgewerkt.
Inhoud van de mededeling
In de mededeling geeft de Europese Commissie een toelichting op de gekozen benadering, die erin bestaat dat voor de prioritaire stoffen geen specifieke aanvullende emissiebeheersmaatregelen worden voorgesteld. De Europese Commissie stelt dat op communautair niveau al maatregelen zijn getroffen zoals de Pesticidenrichtlijn, de Richtlijn 76/769/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten, de Kwikstrategie en Verordening 850/2004 betreffende persistente organische verontreinigende stoffen en de Richtlijn geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (IPPC-richtlijn). De Commissie stelt eveneens dat gestreefd wordt naar grotere doeltreffendheid van dit instrumentarium door de implementatie en uitvoering te versterken en dat eventueel noodzakelijke aanvullende maatregelen uit oogpunt van kosteneffectiviteit, flexibiliteit en proportionaliteit beter op nationaal niveau genomen kunnen worden. Indien lidstaten kunnen onderbouwen dat additionele maatregelen op Gemeenschapsniveau noodzakelijk zijn, dan zijn er diverse mechanismen onder de bestaande instrumenten die het mogelijk maken om e.e.a. onder de aandacht van de Europese Commissie te brengen als basis voor discussie.
In de databank EUR-Lex wordt de laatste stand van zaken in de Europese behandeling van het voorstel weergegeven.
In de databank OEIL van het Europees Parlement wordt de laatste stand van zaken in de behandeling van het voorstel weergegeven.
In de databank IPEX wordt de behandeling van het voorstel in de diverse (kandidaat) lidstaatparlementen weergegeven.
-
Water Framework Directive: make it work [en] House of Lords (Select committee on the European Union) - HL Paper 136
19 juli 2007