E070012 - Interpretatieve Mededeling over de toepassing van artikel 296 van het Verdrag voor overheidsopdrachten op defensiegebied
COM(2006)779 is een interpretatieve mededeling van de Europese Commissie ter verduidelijking van de toepassing van artikel 296 EG-verdrag over overheidsopdrachten op het gebied van defensiematerieel. De praktijk op het moment is dat wanneer aanbestedingen in defensiemateriaal van belang zijn voor de nationale veiligheid dat lidstaten zich niet hoeven te houden aan de mededingingsregels van de interne markt. Volgens de Europese Commissie maken lidstaten te veel gebruik van deze uitzonderingsbepaling van artikel 296 EG-verdrag voor aanbestedingen die niet binnen de reikwijdte van de bepaling vallen. De Europese Commissie biedt in deze mededeling haar interpretatie van het artikel zodat de verschillen in de toepassingen van lidstaten kan worden weggenomen. Dit zal de interne markt ten goede komen zodat internationale aanbieders makkelijker toegang krijgen tot nationale markten. De mededeling heeft alleen betrekking op defensie-aanbestedingen in de interne markt. Defensiecontracten met derde landen vallen hier dus buiten. De Europese Commissie baseert haar interpretatie op jurisprudentie van het Europees Hof van Justitie.
Behandelfase Eerste Kamer: behandeling in Eerste Kamer afgerond.
document Europese Commissie
COM(2006)779, d.d. 7 december 2006
commissies Eerste Kamer
beleidsterrein
De commissie voor Europese Samenwerkingsorganisaties besloot op 3 april 2007 dat zij de onderhavige mededeling onder de aandacht wenst te brengen van de commissies Defensie en Economische Zaken.
Op 8 mei 2007 besloten de commissies voor Economische Zaken en Defensie dat zij de inzet van de regering steunen en geen verder actie wensen.
De regering oordeelt in fiche vier positief over de subsidiariteit en proportionaliteit van de mededeling van de Europese Commissie. Volgens de regering kunnen op Europees niveau beter gelijke randvoorwaarden gecreëerd dan op nationaal niveau. Ondanks dat de mededeling niet bindend is, verwacht de regering dat deze mededeling uit zal groeien tot een Europese gedragscode. Volgens de regering zal deze mededeling dan ook leiden tot een aanpassing van nationale aanbestedingsregels op het gebied van defensie.
De regering steunt de opvatting van de Europese Commissie dat de toepassing van artikel 296 EG-verdrag moet worden uitgelegd en dat de toepassingen ervan beperkt moeten blijven zodat de interne defensiemarkt zo goed mogelijk kan functioneren. De regering merkt tegelijkertijd op dat de Europese Commissie de bestaande bevoegdheidsverdeling in acht neemt. De nationale veiligheid is een bevoegdheid van de lidstaten en de Europese Commissie zou in haar controles zo terughoudend mogelijk moeten zijn. Over compensatiebeleid stelt de regering dat zij dit instelt vanwege het ontbreken van een gelijk speelveld op Europees niveau. De regering is van mening dat eventueel Europees beleid over compensatieregelingen in samenhang ontwikkeld dient te worden met het realiseren van het gelijke speelveld op de interne defensiemarkt. De regering stelt dat nationaal compensatiebeleid afgebouwd zou kunnen worden wanneer die gelijke voorwaarden op de interne markt tot stand gebracht zijn.
De mededeling beoogt de reikwijdte van artikel 296 EG-Verdrag voor overheidsopdrachten op Defensiegebied te verhelderen. De Europese Defensiemarkt is nog altijd versnipperd op nationaal niveau. Een belangrijke oorzaak hiervoor is de wijze waarop lidstaten met artikel 296 EG-verdrag omgaan. Op grond van artikel 296 EG-Verdrag kan elke EU-lidstaat maatregelen treffen die hij noodzakelijk acht voor de bescherming van zijn wezenlijke veiligheidsbelangen en die betrekking hebben op de productie van of de handel in militair materieel. Begrippen als 'wezenlijk veiligheidsbelang' zijn echter niet gedefinieerd, waardoor lidstaten in de praktijk soms ruime (ook economische) interpretaties hanteren en het artikel kunnen gebruiken voor bescherming van de nationale industrie.
Defensiecontracten vallen in beginsel onder de regels van de interne markt. Vrijstelling van defensie-opdrachten op het gebied van wapens, munitie en oorlogsmateriaal is mogelijk op grond van artikel 296, lid 1, onder b) van het EG-Verdrag. In de interpretatieve mededeling baseert de Commissie zich op de opvatting van het Europese Hof van Justitie dat een beroep op dit artikel restrictief dient te worden uitgelegd. Het mag geen automatisme zijn bij de verwerving van militaire goederen, diensten of werken. De Commissie geeft haar interpretatie van de drie randvoorwaarden voor toepassing van artikel 296:
-
1.Het moet gaan om overheidsopdrachten voor goederen, diensten of werken, die direct betrekking hebben op de producten op de lijst van de Raad uit 1958 en om materieel dat is ontworpen, ontwikkeld en geproduceerd voor specifiek militaire doeleinden. Materieel dat bestemd is voor zowel militaire als niet-militaire doeleinden (dual use) valt hier niet onder.
-
2.Alleen de bescherming van wezenlijke veiligheidsbelangen van een lidstaat kan het doel zijn dat de vrijstelling rechtvaardigt. Andere belangen, in het bijzonder industriële en economische belangen, kunnen op zichzelf geen vrijstelling op grond van artikel 296 rechtvaardigen. De veiligheidsbelangen van de lidstaten moeten daarnaast ook vanuit een Europees perspectief worden beschouwd. Voorts benadrukt de Commissie dat de bijzonder krachtige formulering ("wezenlijk") de mogelijke vrijstellingen beperkt tot overheidsopdrachten die van het grootste belang zijn voor het militaire functioneren van de lidstaten. De Commissie heeft een checklist gemaakt, waarmee lidstaten van geval tot geval de afweging kunnen maken of een beroep op artikel 296 kan worden gedaan.
-
3.De mededingingsverhoudingen op de civiele markt mogen niet worden verstoord. In het kader van overheidsopdrachten op defensiegebied kan dit volgens de Commissie het geval zijn bij compensatieregelingen.
De Commissie erkent dat het niet aan haar is om een oordeel te geven over de wezenlijke veiligheidsbelangen van de lidstaten en ook niet over hun keuzes bij de verwerving van het militaire materieel om die belangen te beschermen. De Commissie mag echter wel controleren of aan de voorwaarden voor vrijstelling op grond van artikel 296 is voldaan. Tegelijkertijd zal de Commissie haar voorbereidende werkzaamheden voortzetten met het oog op de mogelijke opstelling van een richtlijn voor verwerving van militair materieel waarop artikel 296 niet van toepassing is. In reactie op het Groenboek uit 2004 hebben veel lidstaten verklaard dat de specifieke kenmerken van defensieopdrachten de toepassing van de aanbestedingsrichtlijnen bemoeilijken. Deze initiatieven vormen een aanvulling op de gedragscode van het European Defense Agency (EDA) voor verwervingen van defensiematerieel die wel onder de uitzondering van artikel 296 vallen. De interpretatieve mededeling en een eventuele richtlijn voor defensieopdrachten geven gevolg aan het Groenboek over overheidsopdrachten op defensiegebied.
In de databank EUR-Lex wordt de laatste stand van zaken in de Europese behandeling van het voorstel weergegeven.
In de databank IPEX wordt de behandeling van het voorstel in de diverse (kandidaat) lidstaatparlementen weergegeven.