31.387

Wet rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman



Dit wetsvoorstel voegt een aantal regelingen op het gebied van de rechtspositie van leden van de Raad van State, de leden van de Algemene Rekenkamer, de Nationale Ombudsman en de substituut-ombudsmannen samen tot één nieuwe wet. De secundaire aanspraken worden geregeld via één Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB). Door deze stroomlijning van de regelgeving wordt een bijdrage geleverd aan de vermindering van de regeldruk.

Met dit voorstel wordt de rechtspositie op dezelfde manier geregeld als voor bewindspersonen.

Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.


Stand van zaken

Schriftelijke voorbereiding
Eerste Kamer
Afkondiging
Staatsblad(en)

Het voorstel is op 9 oktober 2008 zonder beraadslaging en zonder stemming aangenomen door de Tweede Kamer. De Eerste Kamer heeft het voorstel op 4 november 2008 als hamerstuk afgedaan.

De wet is opgenomen in Staatsblad 494 van 4 december 2008


Kerngegevens

ingediend

18 maart 2008

titel

Regeling van de rechtspositie van de vice-president van de Raad van State, de staatsraden en de staatsraden in buitengewone dienst, alsmede van de president en de overige leden van de Algemene Rekenkamer, alsmede van de Nationale ombudsman en de substituut-ombudsmannen (Wet rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman)

schriftelijke voorbereiding

ondertekening

inwerkingtreding

  • 1. 
    Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
  • 2. 
    Indien deze wet in werking treedt vóór 1 april 2009, vervalt artikel 11, eerste lid, met ingang van 1 april 2009.
  • 3. 
    Indien deze wet in werking treedt vóór 1 april 2009, treedt, in afwijking van het eerste lid, artikel 11, tweede lid, in werking met ingang van 1 april 2009.
  • 4. 
    Indien deze wet in werking treedt na 31 maart 2009, vervalt artikel 11, eerste lid.

Documenten

7