Eerste Kamer aanvaardt wetsvoorstel voor opzegging sociale zekerheidsverdrag met Marokko



De Eerste Kamer heeft dinsdag 16 februari na een debat met minister Asscher (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) de Goedkeuring van het voornemen tot opzegging Algemeen Verdrag en Administratief Akkoord inzake sociale zekerheid met Marokko aanvaard. De fracties van SGP, ChristenUnie, VVD, CDA, D66 en PVV stemden voor. De fracties van PvdA, GroenLinks, SP stemden tegen. De fracties van 50PLUS, PvdD en OSF waren afwezig. 

Met dit voorstel vraagt de regering goedkeuring van het voornemen tot opzegging van het op 14 februari 1971 te Rabat tot stand gekomen Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko (Tractatenblad 1972, nr. 34), en het op 3 november 1972 te Rabat tot stand gekomen Administratief Akkoord betreffende de wijze van toepassing van het Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko (Tractatenblad 1973, nr. 130).

Afkoelen, opschorten of een Salomonsoordeel

Senator Schrijver (PvdA) gaf aan dat zijn fractie in hoge mate betreurt dat de gesprekken tussen Marokko en Nederland over verdragsaanpassing zijn afgebroken. Schrijver noemde het inhoudelijke akkoord dat de regeringen van Marokko en Nederland in het najaar hebben bereikt een "rechtvaardig compromis dat op evenwichtige wijze recht doet aan de belangen van beide landen alsmede van de uitkeringsgerechtigden". Nu dit akkoord gesneuveld is, wil de regering volgens Schrijver "met stoom en kokend water" goedkeuring verwerven voor de opzegging van het gehele verdrag. De senator stelde voor om een afkoelingsperiode in te lassen en af te spreken wel voorlopige toepassing te geven aan het akkoord tussen de twee regeringen. Indien Marokko niet bereid is op korte termijn voorlopige toepassing overeen te komen, kan eenzijdige opschorting van (een deel van) het bilaterale verdrag overwogen worden als alternatief voor opzegging van het hele verdrag. Tot slot wees Schrijver op de mogelijkheid van het instellen van scheidsrechterlijke commissie die een bindende beslissing - een Salomonsoordeel - over het geschil over de toepassing en uitleg van het verdrag zou kunnen geven.

Geen geringe kwestie

Senator Ester (ChristenUnie) stelde dat het eenzijdig opzeggen van een verdrag geen geringe kwestie is, zeker als het gaat om een land gaat waarmee veel Nederlanders zich verbonden voelen. Marokko heeft volgens Ester echter een onacceptabele eis gesteld door te bepalen dat het verdrag ook moest gelden voor het Westelijke deel van de Sahara. De senator betoogde dat Nederland de onderhandelingen correct heeft gevoerd. Ester gaf aan dat zijn fractie bezorgd is over de verdere gang van zaken. Hij vroeg of er nog rek zit in de opstelling van Marokkaanse zijde en of deze eis verwacht kon worden. Verder vroeg hij of het opzeggen van dit verdrag wordt 'overruled ' als Nederland het associatiebesluit van de EU met Marokko bekrachtigt. Tot slot vroeg hij of de regering kan toezeggen dat er een serieus voorlichtingstraject komt over dit onderwerp, gericht op de Marokkaanse gemeenschap in Nederland.

Internationale courtoisie

Senator Van de Ven (VVD) stelde dat Nederland internationaal haar traditie en reputatie als hoeder van de internationale rechtsorde hoog heeft te houden. Nederland dient de misstand in het verdrag uit 1972 te corrigeren in overeenstemming met het internationale verdragsrecht zoals neergelegd in het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht. Van de Ven: "Naar het oordeel van mijn fractie heeft Nederland zich met meer dan de benodigde internationale courtoisie ingezet om te komen tot een aanpassing van dit verdrag met Marokko." De senator noemde het onaanvaardbaar dat Marokko toch wil vasthouden aan het verdrag. Tot slot wees Van de Ven er op dat zijn fractie betreurt dat er bij de totstandkoming van de Wet raadgevend referendum is nagelaten om in artikel 5 de ratificatie en opzegging van internationale verdragen ook uit te sluiten van het raadgevend referendum.

Financieel en geopolitiek belang

Senator Oomen-Ruijten (CDA) stelde dat de onderhandelingen tussen de Nederlandse en Marokkaanse regering in principe tot een goed resultaat hebben geleid. De senator stelde vast dat Nederland niet het enige land is dat beperkingen stelt aan de export van kinderbijslag en vroeg of ook in omringende landen wordt gestopt met deze export. Het opzeggen van het verdrag levert volgens Oomen een structurele besparing op. Er moeten echter ook kosten voor controles worden gemaakt. Het EU-Marokko associatiebesluit is volgens Oomen ook van toepassing op het Westelijke deel van de Sahara, hoewel dit niet staat opgeschreven. Zij vroeg waarom Nederland dit toch principieel afwijst. Oomen vroeg verder of het financiële belang bij het opzeggen groter is dan het geopolitieke belang. Tot slot betoogde zij dat hoewel Marokko een belangrijke partner is voor de opvang van vluchtelingen, het goed is om de druk op de ketel te houden.

Direct opzeggen

Senator Kok (PVV) betoogde dat dat de ratio achter het woonlandbeginsel en beperking van de export van kinderbijslag nodeloos is ondergesneeuwd in alle opgeworpen juridische obstakels. Voorop dient te staan dat uitkeringen niet buiten de EU worden geëxporteerd. Kinderbijslag en kindgebonden budget zijn volgens de senator uitsluitend bedoeld voor de ondersteuning van ouders waarvan de kinderen in Nederland wonen. De senator betoogde dat de minister te lang is blijven hangen in de modus van een brede en zorgvuldige afweging. Kok pleitte ervoor dat de Nederlandse regering onmiddellijk alle onderhandelingen en gesprekken met de Marokkaanse regering over dit onderwerp beëindigt.

Goede samenwerking

Senator Strik (GroenLinks) betoogde dat goede samenwerking met Marokko van groot belang is, gezien de strategische ligging en het grote aantal Nederlanders van Marokkaanse afkomst. Zij noemde het opzeggen van het verdrag aanmatigend. Dit is volgens de senator niet het onvermijdelijke gevolg van de - overigens onacceptabele - eis om het verdrag ook te laten gelden voor het Westelijk deel van de Sahara. De senator betoogde dat haar fractie er nog niet van overtuigd is dat er geen andere optie buiten opzegging is. Strik stelde dat het opzeggen van het verdrag de bestaande rechten niet wegneemt en slechts draait om enkele tientallen nieuwe gevallen per jaar. Het opzeggen heeft bovendien nog andere nadelen, zoals het wegvallen van vermogenscontroles. Het grootste nadeel is de verslechterde relatie met Marokko. Strik betoogde dat het verstandiger was geweest om te wachten met opzeggen van het verdrag totdat het EU-associatiebesluit met Marokko in werking is getreden.

Nationale trots

Senator Schnabel (D66) betoogde dat het opzeggen voorkomen had moeten worden en hoogstwaarschijnlijk als gevolg heeft dat de relaties tussen Nederland en Marokko langdurig verslechteren. Schnabel vroeg of het juist is dat bij invoering van het Associatiebesluit EU-Marokko vrijwel alleen de export van kinderbijslag en kindgebonden budget gestaakt kan blijven worden. Hij betoogde dat het om kleine aantallen en lage bedragen gaat, met name in de Westelijke Sahara. Het behoud van de eigen eer en het behalen van het morele gelijk levert volgens de senator weinig op. Schnabel: "Als Marokko en Nederland bereid zouden zijn minder de nationale trots dan het belang van de eigen burgers en van goede onderlinge betrekkingen te laten gelden, zou er toch een oplossing voor dit over en weer gemaakte probleem gevonden moeten kunnen worden."

Opzegging is schadelijk

Senator Wezel (SP) betoogde dat de samenwerking tussen Nederland en Marokko op het terreinen van civielrecht, strafrecht, politietaken, terrorismebestrijding, migratie, defensiesamenwerking, douane- en fiscale samenwerking, handel en ontwikkelingssamenwerking onder druk komt te staan als het verdrag wordt opgezegd. Zij haalde onder meer aan dat door opzegging de gemaakte controleafspraken teniet worden gedaan en de vermogenscontroles in Marokko, nodig voor het vaststellen van het recht op bijstand, niet langer doorgang kunnen vinden. De kans op fraude neemt hierdoor toe. De senator vroeg in hoeverre het de regering waard is om met de opzegging van het verdrag de voorgenoemde risico's te lopen en wat de invloed is van het nieuwe Associatiebesluit tussen de EU. Op grond hiervan ontstaan volgens Wezel voor de meeste Nederlandse uitkeringen immers opnieuw verplichtingen tot export naar Marokko

Onredelijke eisen

Senator Schalk (SGP) stelde dat onredelijke eisen (zoals het van toepassing verklaren van het verdrag op de Westelijke Sahara) niet mogen worden ingewilligd en onrechtmatige handelingen moeten worden afgewezen. Schalk vroeg de minister wel te bevestigen dat opzegging geen consequenties heeft voor mensen die momenteel een uitkering krijgen. Ook vroeg de senator wat er gebeurt met gezinnen die nu vallen onder de exportregeling van uitkeringen, en die na opzegging van het verdrag hun kinderen naar Nederland halen, en vervolgens weer na enige tijd in Marokko laten wonen. Schalk vroeg ook of de samenwerking op het terrein van gedwongen terugkeer wordt bemoeilijkt. Tot slot vroeg de senator of de regering kan inspelen op het feit dat het Associatieakkoord-traject al zes jaar geleden is gestart, eventueel in overleg met de EU-lidstaten die ook rekening houden met de levensstandaard van het land waarnaar wordt geëxporteerd.

Te elfder ure

Minister Asscher (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) stelde dat er meerdere pogingen zij gedaan om het verdrag aan te passen, maar dat er in de huidige situatie geen alternatief is voor opzegging. De minister merkte op dat de eis van het uitbreiden van het verdrag naar het Westelijk deel van de Sahara "te elfder ure" werd gesteld en dat Nederland onmogelijk aan die eis kan voldoen. Dat neemt volgens de minister niet weg dat hij nog steeds bereid is om een deal te sluiten met de Marokkaanse regering, binnen het raamwerk van de afspraken van september. Deze moet dan wel voor 1 juli 2016 rond zijn. Als er in de komende maanden toch overeenstemming met Marokko wordt bereikt, zal de minister het parlement hier onmiddellijk van op de hoogte stellen. Er is op dit moment geen onderhandeling gaande.

De minister merkte op dat een scheidsrechtelijke commissie niet aan de orde is omdat er geen onduidelijkheid is over de toepassing van het verdrag. Voorlopige toepassing van het akkoord kan niet eenzijdig worden geregeld. Eenzijdige opschorting van (een deel van) het verdrag heeft volgens Asscher geen meerwaarde ten opzichte van het beëindigen van het verdrag.  

De minister verwacht niet dat het opzeggen van het verdrag de banden met Marokko zal verbreken, er bestaat immers al 400 jaar een vriendschappelijke relatie tussen de landen. Als het verdrag met Marokko is opgezegd geldt er voor bestaande uitkeringsgerechtigden een overgangsrecht. Het is volgens de minister nog niet zeker wanneer het EU-associatiebesluit in werking zal treden. Met de geschatte besparing van 40 miljoen door het opzeggen van het verdrag is rekening gehouden met de kosten voor extra controle en dalende aanvragen. De administratieve lasten zijn relatief beperkt, ook als het EU-Associatiebesluit in werking treedt. Verder stelde de minister dat de vertegenwoordigers van de Marokkaanse gemeenschap in Nederland steeds op de hoogte zijn gesteld van ontwikkelingen in dit dossier, ook via de Nederlandse ambassade in Rabat.



Deel dit item: