Kamer pleit voor aanpak schijnzelfstandigheid



De Eerste Kamer debatteerde maandag 20 mei met minister Wouter Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het wetsvoorstel Arbeidsmarkt in balans dat als doel heeft de kosten- en risicoverschillen tussen contractvormen te verminderen. Het kabinet wil dat flexibel werk wordt gebruikt waar de aard van het werk erom vraagt en niet alleen omdat het een kostenvoordeel oplevert. Een meerderheid van de Kamer verzocht de minister om voor de zomer met aanvullende voorstellen tot aanpak van schijnzelfstandigheid te komen.

De meeste Kamerleden uitten in het debat kritiek op het wetsvoorstel. Die richtte zich met name op de verhouding tussen zogenoemde payrolling en uitzendorganisaties, op de aanpassing van het ontslagrecht en op het verlengen van het gebruik van tijdelijke contracten met één jaar (van twee naar drie jaar), de zogenaamde ketenregeling. Ook toonde de Kamer zich bezorgd over het zogenoemde waterbedeffect: verlichting door een maatregel op één plek kan leiden tot nieuwe knelpunten elders, met name schijnzelfstandigheid. Bijna alle woordvoerders gaven aan dat de beantwoording door de minister van groot belang zal zijn bij de finale afweging van het wetsvoorstel.

Tijdens het debat zijn twee moties ingediend. De eerste motie, van senator Schalk (SGP), verzocht de regering te formaliseren dat ontslag als gevolg van werkweigering in verband met gewetensbezwaar kan worden uitgesloten van de cumulatiegrond. De tweede motie, van de senatoren Van de Ven (VVD) en Oomen-Ruijten (CDA), verzocht de regering voor de zomer van 2019 te komen met de uitvoering van voorstellen voor nieuw ZZP-beleid. De minister liet bij beide moties het oordeel aan de Kamer.

Op verzoek van ChristenUnie-senator Ester zegde minister Koolmees toe uiterlijk vrijdag 24 mei, 12.00 uur, met een 'spoorboekje' te komen waarin hij de samenhang van dit wetsvoorstel met alle overige toekomstige voorstellen voor de arbeidsmarkt uiteenzet.

De Eerste Kamer stemt dinsdag 28 mei over het wetsvoorstel en de ingediende moties.

Over het wetsvoorstel

Het wetsvoorstel Arbeidsbalans in in Balans wijzigt Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs, de Wet financiering sociale verzekeringen en enige andere wetten. Het voorstel beperkt negatieve effecten van specifieke vormen van flexibele arbeid, zoals onzekerheid over werk en inkomen en afwenteling van kosten en risico's, of maakt deze duurder en daardoor onaantrekkelijker. Ook beoogt het voorstel het aangaan van een vast contract aantrekkelijker te maken voor werkgevers, zodat voor werkenden meer perspectief op zekerheid ontstaat. Om dit te bereiken worden voorstellen gedaan om de wetgeving op het terrein van flexibele arbeid en het ontslagrecht te herzien. Bovendien wordt het aanbieden van een vast contract aantrekkelijker gemaakt door de WW-premie voor vaste contracten lager vast te stellen dan voor tijdelijke contracten.

Impressie van het debat

Senator Ester (ChristenUnie) miste in het wetsvoorstel een integrale beleidsvisie en -aanpak. Nederland is met twee miljoen flexibele werknemers koploper in Europa. Volgens Ester zijn met name laagopgeleide werknemers de dupe van de flexibilisering van de arbeidsmarkt. De ChristenUnie-senator noemde het goed dat flexibele arbeid duurder wordt gemaakt en vaste arbeid goedkoper, maar vroeg zich wel af of het wetsvoorstel eigenlijk niet te laat komt. Ester vroeg de minister een feitelijk onderbouwing van de veronderstelling in het wetsvoorstel dat verlenging van de periode van tijdelijke contracten tot meer vaste contracten leidt. De ChristenUnie is blij met de uitzondering die wordt gemaakt voor oproepkrachten in het onderwijs en de agrarische sector, maar wilde wel van de minister weten wat de status van die uitzonderingsbepaling is. Met payrolling blijft de ChristenUnie moeite houden: "We kunnen niet accepteren dat payrolling wordt ingezet om te concurreren op arbeidsvoorwaarden", aldus Ester.

PvdA-senator Sent constateerde dat de arbeidsmarkt uit balans is en dat daarbij de flexibiliteit ongelijk is verdeeld. De groei van het aantal zzp'ers en tijdelijke krachten drukt de groei van de lonen. Bij payrolling is het zeer aannemelijk, aldus Sent, dat payrollorganisaties zullen proberen de overeenkomst vorm te geven als een uitzendovereenkomst om zo de nieuwe regelgeving te omzeilen. Sent had ook liever de evaluatie van de Wet werk en zekerheid - die over een half jaar wordt verwacht - afgewacht, voordat de conclusie werd getrokken dat aanpassing van de ketenregeling (van maximaal twee naar maximaal drie jaar tijdelijk contract) niet of onvoldoende werkt. Wat de PvdA-fractie verbaast is dat invallers in het basisonderwijs uitgezonderd zijn van de ketenregeling als zij een zieke docent vervangen. Dit heeft tot gevolg dat de werknemersbescherming in het basisonderwijs beperkter is dan in andere sectoren, aldus de PvdA-senator. Zij vindt het wetsvoorstel ook een gemiste kans omdat de minister niet van de gelegenheid gebruik maakt om zowel de betaalbaarheid van het pensioenstelsel als de oneerlijke concurrentie op de arbeidsmarkt aan te pakken.

Senator Nagel (50PLUS) maakte zich grote zorgen over de positie van ouderen op de arbeidsmarkt. In dit wetsvoorstel wordt volgens hem hun positie op het gebied van ontslagrecht onderuitgehaald. Volgens Nagel rammelt het wetsvoorstel aan alle kanten: "Aantoonbaar wreekt zich bij deze wet de slordige, niet systematische en weinig samenhangende voorbereiding, geen goede arbeidsmarktanalyse, geen overleg met betrokkenen en hun organisaties." De 50PLUS-senator verzocht om die reden de minister het wetsvoorstel aan te houden. Zo niet, dan zal zijn fractie tegen het wetsvoorstel stemmen.

D66-senator Rinnooy Kan constateerde dat de minister niet anders kon dan schroevendraaier ter hand te pakken om enkele nijpende problemen op de arbeidsmarkt meteen aan te pakken. Een aantal zorgen van de D66-fractie is inmiddels weggenomen in de antwoorden van de minister tijdens de schriftelijke voorbereiding op het plenaire debat. Wel is Rinnooy Kan teleurgesteld dat werkgevers en werknemers zich niet hebben kunnen verenigen rondom dit wetsvoorstel. Hij stelde vast dat effectiviteit en efficiëntie van het wetsvoorstel lastig te voorspellen zijn. De D66-senator vroeg de minister of het klopt dat bij de transitievergoeding de pensioenregeling ontbreekt die wel in kantonrechtersformule zat. Met betrekking tot de payroll-sector had hij ook nog zorgen. De grens tussen die sector en de uitzendorganisaties wordt ervaren als existentiële bedreiging voor het voortbestaan van de payroll-bedrijven. Rinnooy Kan vroeg de minister of hij deze zorgen deelde.

Senator Schalk (SGP) vroeg de minister of dit wetsvoorstel wel het gewenste effect zal sorteren. Voor de SGP is nog onduidelijk hoe de plannen zo in elkaar grijpen dat er een betere balans op de arbeidsmarkt zal ontstaan. Daarnaast, constateerde Schalk, ligt er alleen nog een voorstel voor de aanpak van het verschil tussen flexibel en vast werk, terwijl de regering nog druk is met de twee andere maatregelen. De SGP maakt zich onder andere zorgen over de zogenoemde open ontslaggrond, met name door het invoeren van de cumulatiegrond die het combineren van diverse ontslaggronden weer mogelijk maakt. Senator Schalk wilde verder van de minister weten of door het invoeren van de cumulatiegrond voor ontslag het evenwicht juist niet verstoord wordt. "Is de minister bereid paal en perk te stellen aan de cumulatie, bijvoorbeeld door een maximum van aan te voeren gronden?" zo vroeg de SGP-senator.

VVD-senator Van de Ven noemde het waterbed-effect een principiële kwestie. De VVD-fractie constateerde dat het wetsvoorstel geen flankerende maatregelen kent om de verschuiving van flexcontracten naar uitzend- of zzp-contracten tegen te gaan. Van de Ven vroeg de minister daarnaast toe te lichten waarom de maatregelen nu al moeten worden ingevoerd en niet gewacht kan worden tot de evaluatie van de Wet werk en zekerheid over een half jaar. Verder vroeg hij een onderbouwing voor de uitbreiding van de ketenregeling (maximale duur tijdelijke contracten) van twee naar drie jaar. Ook vroeg Van de Ven een toezegging aan de minister dat 'uitzenden' niet automatisch leidt tot een herkwalificatie in 'payrolling'.

Senator Köhler (SP) constateerde aan het begin van zijn betoog dat het - om de arbeidsmarkt weer gezond te maken - hard nodig is om het aantal flexcontracten te laten afnemen ten gunste van het aantal vaste dienstverbanden. Tot hier is de SP-senator dan ook positief over het wetsvoorstel. Volgens Köhler bevat het voorstel ook punten die de rechtspositie van werknemers slechter maken. Het slechtst gemotiveerde voorstel in het wetsontwerp is volgens de SP de ketenregeling waarbij werkgevers weer drie jaar lang tijdelijke contracten kunnen geven, in plaats van de huidige twee jaar. Köhler vroeg de minister toe te zeggen om op dit punt de evaluatie van de Wet werk en zekerheid af te wachten alvorens te besluiten over de wenselijkheid om de periode van de tijdelijke contracten te verlengen.

CDA-senator Oomen-Ruijten stelde dat onderkend moet worden dat met name jongeren, mensen met een minder sterke arbeidsmarktpositie en laagopgeleiden vaak langdurig aangewezen zijn op een flexibel arbeidscontract. Volgens Oomen-Ruijten is het wetsvoorstel in essentie een nadere wijziging van de wet Werk en zekerheid. Ze had liever gezien dat de evaluatie van die wet was afgewacht. De CDA-senator betwijfelde verder of de maatregelen voor de payrollsector een oplossing bieden tegen het concurreren op arbeidsvoorwaarden. Ze vroeg de minister om een toezegging dat hij een oplossing heeft voor het probleem dat na aanbesteding werkzaamheden van het ene naar het andere bedrijf gaan en medewerkers meegaan. In de toekomst zou dat niet kunnen omdat het dan volgens de definitie payrolling is. De CDA-fractie houdt vragen over de uitvoerbaarheid en handhaarbaarheid van het voorstel. Tot besluit riep Oomen-Ruijten de minister op om concreet de rechtspositie van zzp'ers te verbeteren om zo het verwachte waterbedeffect tegen te gaan.

Versoepeling va het ontslagrecht ligt moeilijk bij de fractie van GroenLinks. Senator Ganzevoort vroeg de minister of werkgevers geen nieuwe wegen zullen gaan zoeken om vaste contracten te vermijden. Ook wilde hij weten of het niet logischer zou zijn om de transitievergoeding vast te leggen. Dat vast werk minder vast wordt met dit voorstel is duidelijk, maar wordt flexibel werk ook echt minder flexibel, vroeg de GroenLinks-senator de minister. Volgens Ganzevoort vergroot het wetsvoorstel de tweedeling tussen kwetsbaren en kansrijken. Ganzevoort noemde als voorbeeld dat het sympathiek is dat een oproepkracht het recht krijgt om een last minute oproep te weigeren, maar hij verwacht dat de werkgever die medewerker vervolgens niet meer zal oproepen. Tot slot wilde de GroenLinks-senator van de minister weten hoe hij het recht op gelijke arbeidsvoorwaarden voor payrollers denkt te gaan handhaven.

In zijn beantwoording ging minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid uitgebreid in op de vragen van de Kamer. Hij was zeer duidelijk over de evaluatie van de Wet werk en zekerheid, in het bijzonder de verkorting van de ketenregeling. Hij wil die evaluatie niet afwachten en toch al per 1 januari 2020 de Wet arbeidsmarkt in balans laten ingaan waarmee de ketenregeling wordt verlengd naar drie jaar.

Koolmees noemde payrolling op zich een legitiem instrument. Het wordt problematisch als er minder goede arbeidsvoorwaarden gelden, aldus de minister. Veel bedrijfsorganisaties willen daarom een level playing field. Hij is van mening dat dit wetsvoorstel de situatie van payroll-werknemers verbetert. Ze krijgen bijvoorbeeld recht op een 13e maand. Payrolling zal niet langer goedkoper zijn, en daarom wordt het aantrekkelijker om deze mensen direct in dienst te nemen, aldus Koolmees. Een verbod op payrolling, zoals gesuggereerd door GroenLinks-senator Ganzevoort, overweegt de minister niet.

De minister bleek bereid rekening te houden met de complexe materie van de pensioenregeling en de implementatie ervan met een jaar uit te stellen naar 1 januari 2021. Daarmee komt hij ook de sector tegemoet. Aan de Kamer zegde hij toe het Ontwerpbesluit voor de pensioenregeling over twee weken naar de Kamer te zenden.

Met betrekking tot vragen over de uitvoerbaarheid van de nieuwe wet, liet minister Koolmees weten dat de Belastingdienst en het UWV al maanden bezig met de voorbereiding om alles klaar te hebben op 1 januari 2020.

Koolmees zegde verder toe met een 'spoorboekje' te komen waarin hij de samenhang van dit wetsvoorstel met alle overige toekomstige voorstellen voor de arbeidsmarkt uiteenzet. Die brief stuurt hij uiterlijk vrijdag 24 mei, 12.00 uur, naar de Kamer en kan door de fracties worden meegenomen in de afweging bij hun oordeel over het wetsvoorstel.



Deel dit item: