Parlementair jaar 2018/2019, 33e vergadering
Aanvang: 09.30 uur
Sluiting: 16.34 uur
Status: gecorrigeerd
Voorzitter: Broekers-Knol
Tegenwoordig zijn 72 leden, te weten:
Aardema, Andriessen, Van Apeldoorn, Atsma, Baay-Timmerman, Backer, Van Bijsterveld, Bikker, Binnema, Bredenoord, Brinkman, Broekers-Knol, Bruijn, De Bruijn-Wezeman, Peter van Dijk, Diederik van Dijk, Don, Duthler, Engels, Ester, Faber-van de Klashorst, Fiers, Flierman, Ganzevoort, Gerkens, Gout-van Sinderen, Van Hattem, Ten Hoeve, Huijbregts-Schiedon, Jorritsma-Lebbink, Van Kappen, Niek Jan van Kesteren, Ton van Kesteren, Klip-Martin, Knapen, Knip, Koffeman, Köhler, Kok, Kox, Kuiper, Lintmeijer, Lokin-Sassen, Martens, Meijer, Nagel, Nooren, Oomen-Ruijten, Overbeek, Postema, Reuten, Van Rij, Rinnooy Kan, Rombouts, Schaap, Schalk, Schnabel, Schouwenaar, Sent, Sini, Van der Sluijs, Stienen, Van Strien, Strik, Teunissen, Van de Ven, Verheijen, Vink, Vlietstra, De Vries-Leggedoor, Wever en Van Zandbrink,
en de heer Rutte, minister-president, minister van Algemene Zaken, en mevrouw Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
De voorzitter:
Bij de opening van deze vergadering wil ik toch even memoreren dat het in mijn lange lidmaatschap van deze Kamer van achttien jaar nog nooit eerder is voorgekomen dat er, op de dag van het afscheid van de leden vanwege een nieuwe Kamer, nog plenair gedebatteerd is. Voor minister Schouten hebben we alle registers opengetrokken en vandaag debatteren we over de fosfaatrechten. Ik zeg er heel streng bij dat ik omstreeks 11.30 uur maar uiterlijk 11.45 uur, wat de staat van het debat ook is, zal afhameren. Dan sluit ik het af en dan is het klaar. Ik vraag dus van iedereen een wijze zelfbeperking. Ik sluit gewoon af mid sentence van wie dan ook.
Ik deel aan de Kamer mee dat het volgende lid zich heeft afgemeld:
Ruers, wegens bezigheden elders.
Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.
Aan de orde is de behandeling van:
-
-het wetsvoorstel Wijziging van de Meststoffenwet in verband met tijdelijke verhoging van het afromingspercentage bij overgang van een fosfaatrecht (35208).
De voorzitter:
Aan de orde is de wijziging van de Meststoffenwet in verband met tijdelijke verhoging van het afromingspercentage bij overgang van het fosfaatrecht. Ik heet de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van harte welkom in de Eerste Kamer voor — wat ik zojuist zei — het laatste debat. Ik zou bijna zeggen dat wij strijdend ten onder gaan, maar we gaan niet ten onder. We eindigen deze zittingsperiode wel echt strijdend met het laatste debat dat deze Kamer in deze samenstelling voert.
De beraadslaging wordt geopend.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan mevrouw Faber.
Mevrouw Faber-van de Klashorst i (PVV):
Dank u, voorzitter. Ondanks dat de Nederlandse zuivelproducten wereldfaam genieten en de Nederlandse melkveehouderij van zeer hoog niveau is, wordt de melkveehouderij dikwijls weggezet als een soort milieucriminelen. Ten onrechte wordt een groot deel van het zogenaamde klimaatprobleem bij hen op het bordje geschoven. De sector gaat gebukt onder allerlei ingewikkelde regels die voor een normaal mens niet meer te volgen zijn. Met de Klimaatwet in de hand zal de politieke elite niet schromen om de strop rond de veehouderij nog verder aan te trekken. Het lijkt er wel op of de Brusselse vriendjes van de Nederlandse veehouderij af willen. Recentelijk hebben we ook gezien dat Brussel genadeloos de innovatieve pulskorvisserij de nek omdraaide.
Voorzitter. Strenge regelgeving rond mestproductie wordt ingezet om de veestapel zo veel mogelijk binnen de perken te houden en in te perken. Zo is op 1 januari 2018 een stelsel van fosfaatrechten in werking getreden om de fosfaatproductie voor de melkveehouderij onder het plafond van 84,9 miljoen kilo te houden. Op 2 juli 2015 werden fosfaatrechten uitgedrukt in kilo's fosfaat toegewezen aan een bedrijf op basis van de hoeveelheid melkvee aanwezig op dat bedrijf en de excretrieforfaits. Dit lijkt te werken, want de fosfaatproductie ligt in het eerste kwartaal van 2019 op 76,9 miljoen kilo, dus ruim onder het plafond. In de praktijk is er dus niets aan de hand. Bij de toewijzing van het aantal fosfaatrechten is op dat moment, in 2018, zelfs nog een generieke korting toegepast van 8,3%. Dit was omdat in eerste instantie bij de toewijzing 4,5 miljoen te veel aan rechten was toegekend. Daarvan is 7,3% gebruikt om weer onder het plafond te komen en er was 1% reserve voor afgifte van knelgevallen. Dus er zou niets aan de hand moeten zijn.
Echter, de minister heeft haar papieren niet op orde en krijgt het aan de stok met de Europese Commissie. Die wil de regering natuurlijk te vriend houden, zeker nu na de verkiezingen de stoelendans voor de Brusselse banen weer is begonnen. Nu blijkt dat de minister zelf te veel rechten heeft uitgegeven. Hoe dat is ontstaan is niet echt duidelijk. Dit zou komen door gehannes met rechten voor vleesveehouders die dan weer wel, dan weer niet en nu weer wel onder het fosfaatstelsel vallen. Het is om horendol van te worden. Om dit te corrigeren moet de melkveesector rechten inleveren. Dit zou gaan om 1 miljoen rechten, waarvan 0,6 miljoen geeneens zijn toebedeeld aan de melkveehouderij. Om een grote stap te maken, is de minister begonnen met de fosfaatbank te plunderen. Daar ligt 420.000 kilo aan rechten. Dit plunderen zal doorgaan totdat de fosfaatrechten weer onder het sectorplafond zijn beland. Zo wordt er zomaar een streep gezet door eerder gemaakte afspraken. Deze afgeroomde rechten in de fosfaatbank zouden immers ten goede komen aan jonge, startende boeren en zouden dienen ter bevordering van het grondgebonden werken, maar deze minister lapt deze afspraak aan de laars omdat het zo nu even beter uitkomt. Vervolgens wil de minister het afromingspercentage voor de overdracht van rechten van 10% naar 20% verhogen. Bij het verkopen van rechten verliest de verkoper dus geen 10%, maar 20% van de rechten. Boeren die willen stoppen, moeten dikwijls nog een schuld afbetalen aan de bank. Een extra afroming van 10% is een forse financiële tegenvaller voor hun oudedagvoorziening. Kortom, met dit voorstel dupeert de minister zowel de startende als de stoppende boeren in de melkveehouderij.
Voorzitter. Deze manier van handelen staat in schril contrast met de manier van handelen tegenover andere bedrijfstakken, zoals bijvoorbeeld de producenten van goedkope stookolie waarin chemisch afval wordt verwerkt, afkomstig van de hele wereld. Bijna de helft van de mondiale zeevloot, 22.000 schepen, komt speciaal naar Rotterdam om goedkoop te tanken om vervolgens het afval van gemiddeld 100.000 liter stookolie per schip per dag de lucht in te blazen. Dit kan allemaal door het ontbreken van adequate regelgeving. We zien wel vaker dat de overheid met twee maten meet. Terwijl grote olieproducenten zoals Shell met heel veel zaken wegkomen, staan wij hier te bakkeleien over de fosfaatboekhouding van de minister. Nu wil de minister, die zelf een teveel aan fosfaatrechten heeft uitgegeven, de melkveehouderij laten bloeden, terwijl de melkveehouders de productie van fosfaat keurig 8 miljoen kilo onder het sectorplafond houden. Hierdoor komt de verlenging van derogatie niet in gevaar. Derogatie gaat namelijk om productie en niet om rechten. De PVV-fractie vindt het dan ook onaanvaardbaar dat de minister nu het probleem bij de melkveehouderij op het bordje schuift.
Voorzitter. De minister geeft aan dat het teveel aan rechten overschrijding van de fosfaatproductie in de hand kan werken. In theorie klopt dat, maar in de praktijk is dat nu niet aan de orde. De minister heeft zélf de boel niet op orde. Waarom wordt er niet voor gekozen om bijvoorbeeld het teveel aan uitgegeven rechten terug te kopen? Het ministerie heeft immers zelf te veel rechten uitgegeven. Graag een reactie van de minister. Als de minister van Financiën 680 miljoen kan uittrekken om KLM te redden, moet het toch ook mogelijk zijn om 1 miljoen fosfaatrechten terug te kopen om onze melkveehouders te helpen. Toch? Of zijn onze melkveehouders minder belangrijk voor de bv Nederland?
Tot zover. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Faber. Ik geef het woord aan de heer Reuten.
De heer Reuten i (SP):
Voorzitter. Namens de SP-fractie dank ik de minister voor de woorden in de nota die wij zaterdag aan het eind van de middag ontvingen. Helaas gaven deze, op enkele uitzonderingen na, nauwelijks antwoorden op de vragen van mijn fractie in het verslag. Een spoedbehandeling betekent dat er snel en hard gewerkt moet worden. Ik heb dit als szp'er naar vermogen gedaan en ik zou dat ook kunnen verwachten van de minister en haar ambtenaren — een szp'er, voorzitter, is een senator zonder personeel. De onbeantwoorde vragen maken dat ik vragen en de context daarvan uit het verslag moet herhalen. Dat maakt de plenaire behandeling onnodig lang.
Ik bespreek drie onderwerpen: ten eerste de maximalisering van de melkveehouderijproductie in de context van de milieuontwrichting, ten tweede de zorgwekkende uitstoot van fosfaat — maar ten minste evenzeer die van stikstof — en ten derde de twee instrumenten ter beperking van de fosfaatuitstoot. Ten slotte geef ik een samenvatting en een appreciatie van het voorstel. Wanneer ik in het vervolg spreek over "de memorie", dan bedoel ik de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel en met "de nota" doel ik op de nota naar aanleiding van het verslag Eerste Kamer bij dit voorstel.
Voorzitter. Mijn eerste onderwerp betreft de brede context van het wetsvoorstel: de maximalisering van de melkveehouderijproductie en de gebrekkige inperking van de daarmee gepaard gaande stikstof- en fosfaatuitstoot en de verdere ontwrichting van het milieu, waaronder het klimaat, de biodiversiteit en de waterhuishouding. In aanleg gaat het uiteindelijk hierom. Meer in het bijzonder gaat het om de uitstoot van stikstof en fosfaat bij de mestproductie van de veehouderij en om de daarbij vigerende normen, in dit wetsvoorstel specifiek de normen voor de melkveehouderij.
In het algemeen zou te verwachten zijn dat de landbouwsector de eerste is die zich de genoemde ontwrichtingen aantrekt en evenzeer dat de minister van Landbouw en Natuur dit zou doen. Daarentegen lijkt dit wetsvoorstel, net als eerdere in de reeks, gericht op het bereiken van maximalisering van productie die nog net toelaatbaar is bij de stikstof- en fosfaatnormen van de Europese Unie en bij de Nederlandse uitzonderingspositie boven die normen, terwijl Nederland die uitzonderingsnormen overschrijdt. Ik vraag de minister van LNV waarom zij toestaat dat de Nederlandse veehouderijsector bij het mitigeren van de genoemde milieuontwrichtingen helemaal achteroploopt in plaats van voorop. Het gaat daarbij ...
De voorzitter:
Half twaalf!
De heer Reuten (SP):
Ik wil graag nog deze zin toevoegen, dat is belangrijk. Het gaat daarbij net zoals bij bovenstaande om het gemiddelde. Er zijn zeker ook veel melkveehouders die zich de genoemde ontwrichtingen wél aantrekken.
De voorzitter:
Mevrouw Faber.
Mevrouw Faber-van de Klashorst i (PVV):
Dank u, voorzitter. De heer Reuten heeft het erover dat de sector de normen zou overschrijden, maar ze zitten met de fosfaten toch gewoon onder het sectorplafond qua productie? Ze houden zich toch gewoon aan de regels? Dus hoezo is er een overschrijding?
De heer Reuten (SP):
Het geldt in elk geval niet voor de stikstofuitstoot, en dat is essentieel in de Nitraatrichtlijn. Ik ga dat straks toelichten in het volgende deel van mijn betoog.
De voorzitter:
Mevrouw Faber.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ik wil toch wel even inhaken op dat stikstof. Iedereen weet dat stikstof heel moeilijk te meten is. Daarom heeft men dat ook gekoppeld aan de fosfaten.
De heer Reuten (SP):
Goed, dat neem ik voor kennisgeving aan.
Vervolgens vraag ik hoe de minister de voortgaande ontwrichting waar ik het zonet over had, in het kader van artikel 21 van de Grondwet plaatst. Dat artikel stelt: "De zorg van de overheid is gericht op de bewoonbaarheid van het land en de bescherming en verbetering van het leefmilieu." De Grondwet vraagt dus verbetering van het leefmilieu. Dit wetsvoorstel beoogt een aanscherping van de instrumenten uit het zogenaamde stelsel van fosfaatrechten voor de melkveehouderij. Dit achten de leden van de SP-fractie niet verkeerd, maar het lijkt allemaal minimalistisch en eerst en vooral gericht op het behoud van derogatie, dus productie boven de algemene EU-normen. Erkent de minister dit?
Bij voldoende zorg voor het milieu zal een voorstel voor een spoedwet zoals de onderhavige niet nodig zijn. Ik reken dit de regering en daarmee de minister van Landbouw en haar ambtsvoorgangers aan. Het zou de minister sieren om zich met het oog op genoemde milieuontwrichtingen ervoor in te zetten de Nederlandse uitzonderingspositie, de derogatie, spoedig te beëindigen, een termijn te noemen voor de volledige beëindiging en voorts via aflopende plafonds de stikstof- en fosfaatuitstoot verder terug te brengen tot neutrale niveaus. Circulaire landbouw kan daarbij een belangrijke rol vervullen.
Voorzitter. Mijn tweede onderwerp gaat in op de omvang van de stikstof- en fosfaatuitstoot waarbij de minister slechts stuurt op de laatste. De memorie stelt dat in februari 2019 het sectorplafond fosfaatrechten voor de melkveehouderij werd overschreden. Dat wil zeggen een overschrijding van zelfs de Nederlandse uitzonderingspositie. Ik citeer: "De totale hoeveelheid fosfaatrechten in de markt bepaalt de maximale fosfaatproductie door melkvee die in een kalenderjaar mogelijk is. Indirect wordt ook de maximale stikstofproductie hiermee begrensd." In de nota wordt de laatste zin herhaald. Wat betreft de stikstofproductie merk ik op dat van de fosfaatproductie mogelijk begrenzing uitgaat, maar dat beide niet parallel lopen. In het verslag toonde ik een grafiek van de stikstof- en fosfaatuitstoot op basis van CBS-cijfers van 15 februari 2019 waaruit blijkt dat de stikstofuitstoot vooral na 2012 sterk toeneemt ten opzichte van de fosfaatuitstoot. Pas daarna zag ik recentere CBS-cijfers van afgelopen 27 mei over 2018 die een nog grotere discrepantie tonen. De aangepaste grafiek staat in de schriftelijke tekst van mijn betoog.
In feite is de toename van de stikstofuitstoot minstens zo zorgelijk als die van fosfaat. Voor het totaal van de veehouderijsector kwam deze in 2018 met 506 miljoen kilogram uit boven het voor derogatie relevante ijkjaar 2002; toen 504 miljoen kilogram. Vanaf 2012 komt dit voornamelijk op het conto van de melkveehouderijsector. In feite is vanaf de eerste derogatie in 2006 de Nederlandse veehouderijuitstoot onder regie van de regering steeds op het randje in plaats van milieuverbeterend ver daaronder. Gevraagd naar de ten opzichte van fosfaat disproportionele stikstofuitstoot stelt de nota: "Eén van de belangrijkste redenen van de hogere stikstofexcretie in 2018 zijn de extreme weersomstandigheden, waardoor sprake is van een hoog stikstofgehalte in het ruwvoer." Maar indien dit de belangrijkste reden zou zijn, dan zouden alle weeromstandigheden vanaf 2012 extreem moeten zijn geweest. Ik stel de vraag daarom opnieuw.
Opnieuw stel ik ook de in de nota onbeantwoorde vraag of de minister de toename vanaf 2012 zorgelijk acht en, zo ja, wat zij eraan gaat doen.
Voorzitter. Ik kom bij mijn derde onderwerp: de afweging van de twee instrumenten ter beperking van fosfaatuitstoot en de keuze die de minister maakt. De stikstofuitstoot valt, zoals bij het voorgaande onderwerp aangegeven, buiten de directe reikwijdte van het wetsvoorstel. Volgens de memorie zijn er onder de huidige wet in beginsel twee beperkingsinstrumenten, namelijk enerzijds een generieke korting op de afgegeven fosfaatuitstootrechten en anderzijds een verhoging van de korting bij overdracht van fosfaatuitstootrechten. In melkjargon noemt de wet de laatste korting "afroming".
Uit de memorie blijkt dat de minister nogal onomwonden kiest voor een verhoging van de afroming van 10% naar 20%. De argumentatie voor deze keuze is nogal beperkt en, zoals ik hieronder zal aangeven, nogal gebrekkig wat de afweging tussen de twee alternatieven betreft. De keuze voor de afroming lijkt een uitgangspunt. Ik citeer het begin van de memorie: om te voorkomen dat in de toekomst een generieke korting moet worden opgelegd "verhoogt dit wetsvoorstel het afromingspercentage dat wordt toegepast bij de overgang van fosfaatrechten van 10% naar 20%."
Meer specifiek schrijft de minister over de generieke korting: "Het toepassen van een generieke korting houdt in dat het fosfaatrecht van alle niet-grondgebonden landbouwers wordt verlaagd. Circa 50% van de melkveehouders is grondgebonden. Dit betekent dat op een groot deel van de bedrijven het aantal stuks melkvee zal moeten worden teruggebracht, ook indien deze bedrijven niet zijn gegroeid sinds 2015, met alle gevolgen van dien voor het toekomstperspectief van het bedrijf en de inkomsten van de landbouwer."
Dit kan zo zijn, maar de relevante kwestie is, gegeven het doel van dat wetsvoorstel, om welk percentage melkveeteruggang het bij extra generieke korting zal gaan en tot welk percentage teruggang het alternatief van verhoging van de afroming leidt. Kan de minister deze vraag beantwoorden? Dat is een essentiële vraag, waardoor het antwoord daarop essentieel zal zijn. Vanwege de te verwachten prijsverhoging van verhandelde fosfaatrechten onder het extra afromingsalternatief zouden eveneens veehouders kunnen worden getroffen die sinds 2015 niet zijn gegroeid.
Voorts stuurt het alternatief van extra afroming via de zogenoemde latente fosfaatruimte op maximalisering van de productie bij het geldende plafond. Klimaat, biodiversiteit en waterhuishouding zijn daarmee niet gediend. Ik merk nog op dat de minister in de nota de generieke korting afwijst omdat "alle veehouders waarvoor de korting geldt hun veestapel moeten reduceren, waardoor meer dieren naar de slacht zullen worden gebracht of zullen worden geëxporteerd. Dit wil ik vanuit het oogpunt van dierenwelzijn voorkomen."
Dit siert de minister, maar wederom is de kwestie welke de verschillen zijn onder de twee alternatieven en daartoe moet de minister de voorgaande vraag beantwoorden.
Dan is er nog de kwestie van de omvang van de groep die getroffen wordt door het ene of het andere instrument. De gehele groep niet-grondgebonden bedrijven, 50% van het totaal, moet een generieke korting dragen. Dezelfde groep, 50% van het totaal, moet in het alternatieve geval fosfaatrechten verkrijgen tegen een hogere prijs dan thans. De aantallen transacties waardoor zij die verkrijgen — de memorie en de nota gaan daarop in — zijn volgens mij niet relevant. Ik ben het eens met het Raad van State-advies dat zonder precieze cijfers — die blijken te ontbreken — niet vast te stellen is in welk van de twee gevallen deze niet-grondgebonden melkveehouders hun veestapel meer of minder moeten reduceren vanwege bedrijfseconomische redenen.
Daarmee vervalt het belangrijkste argument van de minister om te kiezen tegen een generieke korting. Een belangrijk cijfer dat ontbreekt, zo blijkt uit de nota, is het percentage van de generieke korting dat nodig zou zijn om hetzelfde te bereiken als de voorgestelde extra afromingskorting. Dat de moeite niet genomen is om dit generieke kortingspercentage te berekenen, lijkt mij een geval van tunnelvisie.
In de brief van 2 juni aan de Eerste Kamerleden suggereert een agrarisch makelaar dat een generiek kortingspercentage van 0,5% tot 0,8% als alternatief voor de extra afromingskorting van 10% het beoogde doel zou bereiken. Ik kan dit onvoldoende beoordelen, maar vermoedt de minister dat het om een dergelijke orde van grootte gaat? Kan zij bij een ontkennend antwoord aangeven aan welke orde van grootte wij dan wel moeten denken?
Ten aanzien van de verhoging van het afromingspercentage en het effect daarvan op de prijs van fosfaatrechten verwacht de minister dat door de maatregel de hoeveelheid verhandelde fosfaatrechten met 1% afneemt. Zij verwacht tevens dat dit een beperkt effect heeft op de prijs. Dat zijn allemaal verwachtingen. Het kan een beperkt effect hebben, maar het kan ook een meer dan beperkt effect hebben. Dat is namelijk afhankelijk van hoe dringend aankopers die rechten nodig hebben. Even verder in de nota noemt de minister de verwachte afname van de hoeveelheid verhandelde fosfaatrechten bij het verhoogde afromingspercentage niettemin aanmerkelijk. Volgens haar is het voldoende om het aantal rechten onder het plafond te brengen. In de brief van 1 juni aan onze Kamer schrijven twee sectororganisaties, NMV en DDB: "De maatregel van de minister — 20% afroming in plaats van 10% — kan niet effectief zijn: de kilo's fosfaat die beschikbaar komen door afroming bij transacties in fosfaatrechten liggen veel lager dan de kilo's fosfaat die de minister zegt vóór het einde van dit jaar nog te moeten korten."
Voorzitter. Tot slot geef ik een samenvatting van mijn betoog en een appreciatie van het wetsvoorstel. Het voorstel is een aaneenrijging van veronderstellingen en onzekerheden die moeten leiden tot één conclusie, namelijk de verhoging van de afromingskorting. Die leidt echter tot een onzeker resultaat. Een generieke korting biedt zekerheid. Daarvoor heeft de minister dit wetsvoorstel niet nodig, want de bestaande wet geeft haar de mogelijkheid daartoe. De onzekerheden betreffen met name de dieren die volgens de minister bij een generieke korting vervroegd naar het slachthuis moeten. Dat is het belangrijkste argument van de minister tegen een generieke korting. Maar de extra afromingskorting sluit deze kwalijkheid niet uit. De minister geeft geen vergelijkende kwantitatieve onderbouwing van haar voorkeur, die dus gebaseerd is op drijfzand. Dit leidt mij tot het ongevraagde advies aan de minister om het wetsvoorstel in te trekken en de bestaande wet te gebruiken voor een extra generieke korting.
Het voorgaande deel van mijn appreciatie gaat uit van de premissen van het wetsvoorstel die binnen de derogatie- en staatssteunlimieten zijn gericht op maximalisering van de productie van de melkveehouderij, en zo op de gebrekkige inperking van de daarmee gepaard gaande stikstof- en fosfaatuitstoot. Daarentegen vergt de grondwettelijke bescherming en verbetering van het milieu, inclusief het klimaat en de biodiversiteit, een radicaal ander beleid, waaronder het zo snel mogelijk afbouwen van de derogatie. Daartoe roep ik de minister op.
Voorzitter. Ik zie uit naar de bondige antwoorden van de minister op de zeven vragen die ik stelde.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Reuten. Ik wens de minister daarmee alle sterkte toe. U weet het: de deadline is 11.30 uur, voor ons allemaal hier.
Ik geef het woord aan de heer Ten Hoeve.
De heer Ten Hoeve i (OSF):
Voorzitter. Het fosfaatprobleem met in zijn kielzog het nitraatprobleem, inclusief de falende PAS-regeling, blijft ons achtervolgen. Daarvoor hoeven we het niet eens te hebben over alle problemen met mestfraude en mestverwerkingsfraude. We moeten nu weer constateren dat het aantal fosfaatrechten voor de melkveesector zo ver gegroeid is dat het geen garantie meer biedt dat de fosfaatproductie onder het sectorplafond kan blijven. Dat is voor de minister natuurlijk een flinke tegenvaller, waardoor zij gedwongen is om een oplossing te zoeken, want niemand wil straks van de ene dag op de andere de derogatie verliezen. Maar elke oplossing levert natuurlijk tegenstand op. Ik heb er ook wel begrip voor dat de minister gekozen heeft voor de oplossing die nog het makkelijkste lijkt te implementeren en die de gevolgen nog het meest lijkt te spreiden. Het gaat dus om de oplossing die het minste pijn lijkt te doen: het verhogen van het afromingspercentage bij de overdracht van de fosfaatrechten. Maar natuurlijk roept die maatregel wel verontwaardiging op.
De keuzemogelijkheden zijn beperkt: deze afromingsmaatregel of een generieke korting voor de niet-grondgebonden melkveehouders of, zoals gesuggereerd wordt, het opkopen van fosfaatrechten door de overheid. Die laatste mogelijkheid lijkt niet voor de hand te liggen omdat het gezien kan worden als staatssteun. Bovendien: misschien is het ook wel redelijk dat het probleem van de sector ook binnen de sector opgelost wordt.
Zoals gezegd, de afroming bij overgang van rechten lijkt de makkelijkste oplossing en ook de oplossing die het makkelijkst te verkopen is. Toch roept deze keuze, en niet voor de eerste keer, de vraag op waar we nu eigenlijk mee bezig zijn. De minister heeft tot tevredenheid van bijna iedereen kringlooplandbouw benoemd als het doel waarop het landbouwbeleid zich moet richten. Dat zou moeten betekenen dat alle beleidsmaatregelen die genomen worden daar ook aan moeten bijdragen. Zonder op het doel gerichte maatregelen halen we dat niet. Maar de werkelijkheid is naar mijn gevoel dat we blijven hangen in crisismaatregelen die de kool en de geit sparen, de hele sector in gelijke mate treffen en dus niets bijdragen aan bereiken van het gestelde doel. Kringlooplandbouw zal toch een hoge mate van grondgebondenheid in de veeteeltsector moeten betekenen. Ik hoop dat de minister dat met mij eens is.
De bedoeling om de afgeroomde fosfaatrechten in de fosfaatbank op te slaan en dan ten goede te laten komen aan de grondgebonden veehouderij is, voor zover ik dat kan zien, het enige beleidsvoornemen dat erop gericht is om die grondgebondenheid te stimuleren. Die fosfaatbank wordt nu en voorlopig gebruikt om het teveel aan rechten op te schonen en er worden ook geen maatregelen voorzien om hier op termijn compensatie voor te bieden. Is de minister het met mij eens dat wij dus opnieuw bezig zijn met crisismaatregelen die geen bijdrage of zelfs een negatieve bijdrage leveren aan het bereiken van het doel van kringlooplandbouw? Op die vraag is de minister ook in haar schriftelijke beantwoording niet ingegaan.
Voorzitter. Ondank dat ik, zoals ik al zei, niet helemaal zonder begrip ben voor de keuze die de minister heeft gemaakt, zou ik haar toch willen vragen of het langzamerhand geen tijd wordt dat wij in onze maatregelen niet meer de makkelijkste weg kiezen, maar een duidelijke keuze maken. Als we dat zouden willen, ligt dan een generieke korting op de niet-grondgebonden veehouderij niet veel meer voor de hand?
Voorzitter. Ik hoor graag de reactie van de minister.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Ten Hoeve. Ik geef het woord aan de heer Binnema.
De heer Binnema i (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. We bespreken vandaag een op het oog eenvoudig en beperkt wetsvoorstel, zeker wanneer we afgaan op het aantal woorden, het aantal pagina's of het aantal artikelen in de Meststoffenwet dat wordt gewijzigd. Ten dele is het de schijn die bedriegt, want er gaat een wereld achter schuil van sectorplafonds, het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn, het fosfaatrechtenstelsel en de derogatiebeschikking van de Europese Commissie. Bovendien gaat er een wereld achter schuil van melkveehouders die keuzes moeten maken, misschien wat sneller dan gedacht en misschien wat ingrijpender dan gedacht, over de toekomst van hun bedrijf.
Anderszins merken we in de zowel de memorie van toelichting alsook in de beantwoording van de vragen uit zowel Eerste als Tweede Kamer dat de regering probeert het voorstel telkens tot deze eenvoud en beperking terug te brengen. Geen beschouwingen over de grote effecten van fosfaat en stikstof voor natuur en milieu of de effecten van de grote veestapel voor de biodiversiteit. Het gaat om afspraken over maximaal toegestane productie van fosfaat en stikstof. Het gaat over de vraag hoe onder het sectorplafond te blijven. De rekensom is snel gemaakt: 85,8 miljoen kilo is meer dan 84,9 miljoen kilo en dat moet nog in 2019 op orde worden gebracht.
Kan de minister allereerst nog eens voor ons verhelderen waarom voor 20% is gekozen? Is het inderdaad niet veel meer dan de rekensom die zegt dat in 2018 bij 10% 0,4 miljoen kilo fosfaatrechten is afgeroomd dit bij een verdubbeling van het percentage tot een verdubbeling van die afroming tot ongeveer 0,8 miljoen kilo zal leiden en wellicht meer? Er wordt verwezen naar het toch wat abstracte begrip "latente ruimte" en de veronderstelling dat boeren die stoppen of afbouwen de niet-benutte rechten gaan overdragen. Er wordt aangenomen dat het prijseffect van een hoger afromingspercentage beperkt is. Daar staat een andere veronderstelling tegenover dat dit percentage de handel in fosfaatrechten minder aantrekkelijk maakt, maar dat naar verwachting er niet significant minder fosfaatrechten worden verhandeld. Tot slot wordt ook aangenomen dat maar een klein deel van de transacties door het aankondigingseffect versneld zal plaatsvinden om nog van de 10% gebruik te kunnen maken. Dat zijn wel erg veel verwachtingen en veronderstellingen. Daar volg ik de heer Reuten van de SP in. Vandaar de vraag aan de minister hoe groot zij de kans acht dat de rechten onder het plafond komen met deze verhoging en hoe groot zij de kans acht over enige tijd weer naar de Kamer te moeten met een voorstel om naar 25% of 30% te gaan. Hierbij merken we op dat de route terug naar 10% wel via koninklijk besluit kan worden bewandeld, maar een verdere verhoging eigenlijk om een nieuwe wetswijziging lijkt te vragen.
Een andere aanname is dat de lasten van een hoger afromingspercentage over een grotere groep landbouwers worden verdeeld dan de lasten die bij een generieke korting horen. Bij die laatste variant worden de fosfaatrechten van alle niet-grondgebonden melkveehouders verlaagd. De korting heeft in elk geval als duidelijk voordeel dat er grote zekerheid is dat de fosfaatrechten onder het plafond zullen komen. Kan de minister nog eens duidelijk schetsen wat in haar ogen de belangrijkste nadelen zijn van een generieke korting? Dan doel ik niet op de meer kwantitatieve maatstaf van het aantal landbouwers dat het betreft; daarover is de beantwoording relatief helder. Waar het mij om gaat, is hoe verhoging van het afromingspercentage enerzijds en generieke korting anderzijds zich tot elkaar verhouden als twee typen beleidsinstrumenten of beleidsinterventies, zo u wilt. Wat zijn de verwachte effecten van beide maatregelen en hoe zijn voor beide ook aspecten van legaliteit en uitvoerbaarheid gewogen?
De kilogrammen fosfaat die worden afgeroomd kunnen worden gebruikt om jonge, grondgebonden landbouwers ontheffing te verlenen van het fosfaatrechtenstelsel. Het kabinet heeft echter vorig jaar besloten de fosfaatbank vooralsnog niet open te stellen. Uit de schriftelijke beantwoording klinkt eigenlijk door dat dit ook niet snel te verwachten is. Bovendien klinkt de boodschap enigszins dubbel: enerzijds wordt gesteld dat door verhoging van 10% naar 20% openstelling eerder mogelijk wordt. Anderzijds gaat door amendering in de Tweede Kamer vrijwel direct na het reduceren van de rechten tot net onder het plafond het percentage weer terug naar 10%. Is de minister met GroenLinks van mening dat dit de bedoeling en de inzet van de fosfaatbank ondermijnt en een dubbel signaal afgeeft aan de grondgebonden boeren die hopen ooit van deze fosfaatbank gebruik te kunnen gaan maken? Ook hier graag een reactie op.
Tot slot. Vorige week bij het debat over het verbod op asbestdaken meende ik voor de laatste keer hier te hebben gestaan voor een plenair debat. Met dank aan deze minister, die dit wetsvoorstel met grote spoed door beide Kamers behandeld wilde hebben, kwam er onverwacht nog een debat bij. Gezien de aard van dit voorstel en ook de framing door het kabinet, zou je kunnen zeggen, is de nadruk nu in het debat komen te liggen op technische aspecten als de verhouding tussen fosfaatrechten en fosfaatproductie, de in te schatten effecten van deze afroming en de keuze voor een verhoging van 10% naar 20%. Uiteindelijk is het interessanter en uitdagender wanneer de bredere vraag naar het toekomstperspectief van de landbouw aan de orde is, vragen naar de haalbaarheid en wenselijkheid van de kringlooplandbouw en de overeenkomstige en strijdige belangen van landbouw, natuur en milieu, waarnaar ook de heer Reuten verwees. Dat zijn vragen die deze minister, zo heb ik zelf ook mogen ervaren tijdens mondelinge overleggen en tijdens het debat over de landbouwbegroting, zeker niet uit de weg gaat. Ik wens mijn opvolger dan ook veel mooie debatten met deze minister toe. U mag erop rekenen dat GroenLinks zich — zowel als het over landbouw gaat als wanneer het over heel veel andere onderwerpen gaat — kritisch en radicaal zal blijven opstellen, maar ook constructief en afgewogen. Want de toekomst van de landbouw blijft ons allen boeien.
Wij kijken uit naar de beantwoording van de minister.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Binnema. U was niet de enige die vorige week dacht dat het debat over asbest uw laatste debat was. U heeft vandaag bovendien een debat mogen voeren op uw verjaardag, en ook nog eens een kroonjaar, 40. Uw leven begint nu pas!
Ik geef het woord aan de heer Van Zandbrink.
De heer Van Zandbrink i (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Aansluitend op uw laatste mededeling: felicitaties aan collega Binnema. Dat is inderdaad een prachtige leeftijd en het begin van een mooie periode.
De voorzitter:
Dat kunnen we uit ervaring zeggen, hè?
De heer Van Zandbrink (PvdA):
Ja, dat kan ik uit ervaring zeggen.
Voorzitter. Ruim vier jaar geleden is in deze Kamer het wetsvoorstel Verantwoorde groei melkveehouderij behandeld. Een aantal van u was toen ook hier aanwezig in het debat. Aanleiding was de beëindiging van de melkquotering waarmee decennialang indirect de omvang van de melkveestapel was vastgelegd. Die melkquoteringsregels waren eenvoudig en robuust. Het voorliggende wetsvoorstel maakt onderdeel uit van de mestregelgeving die volgde op het opheffen van de melkquotering. Het kenmerkt zich door gedetailleerde regels. Die gaan gepaard met hogere lasten voor boeren, maar zeker ook voor de overheid. Die gedetailleerde regelgeving is ook een bron voor mestfraude.
De leden van de Partij van de Arbeid hebben de afgelopen periode voortdurend aandacht gevraagd voor de prikkels die leiden tot die mestfraude. Het rapport daarover is door de minister keer op keer toegezegd, maar tot op heden niet ontvangen. Dit is temeer relevant omdat ook de Europese Commissie er naar onze inschatting veel waarde aan hecht dat de aanpak van de mestfraude wordt versterkt. Kan de minister toelichten waarom zij die toezegging niet is nagekomen? En wat is de relevantie van dit rapport voor een vruchtbaar overleg met de Europese Commissie? De conclusies van dat frauderapport zijn relevant voor het beoordelen van het voorliggende wetsvoorstel. Verondersteld mag worden dat grondgebonden melkveehouderij minder fraudeprikkels kent dan veehouderij die niet grondgebonden is. Kan de minister daarop een reflectie geven? En welke betekenis geeft de minister aan grondgebondenheid bij dit wetsvoorstel en, doorkijkend naar de toekomst, bij de voorgestane herziening van de mestregelgeving? En wat is de betekenis daarvan voor de kringlooplandbouw?
Voorzitter. Vastgesteld moet worden dat het wetsvoorstel dat thans voorligt, wederom een detailregel toevoegt en een detailregel wijzigt. Recente ontwikkelingen als juridische uitspraken maken dat nodig. Het stelsel kent geen stootkussen om dergelijke nieuwe ontwikkelingen op te vangen. Er rest slechts één weg en dat is een wetswijziging. Grote beweeglijkheid in wetgeving is om verschillende redenen niet gewenst. Dat brengt ons bij de vraag of de minister bereid is om bij de beoogde herziening van het stelsel van mestregels te verkennen op welke wijze een stootkussen kan worden opgenomen zodat nieuwe ontwikkelingen niet direct hoeven te leiden tot een wijziging in de regelgeving.
Ook de inzet van andere wetgeving kan een rol vervullen als stootkussen. De Omgevingswet, die ook invulling geeft aan de zorg van de overheid voor de kwaliteit van de leefomgeving, kent een rijk gevulde instrumentenkoffer. Dit in tegenstelling tot het voorliggende wetsvoorstel, dat, zoals verschillende sprekers hebben gememoreerd, slechts twee bijsturingsknoppen kent. De vraag aan de minister is dan ook of zij bereid is om bij de beoogde herziening van het mestbeleid te verkennen op welke wijze de Omgevingswet en haar instrumenten behulpzaam kunnen zijn bij het realiseren van de doeleinden die met dit wetsvoorstel worden beoogd.
Ik kom op een punt dat ook al door anderen is genoemd. Om dit wetsvoorstel te laten werken, is een levendige overdracht van fosfaatrechten nodig. Verwacht de minister voldoende overdracht van fosfaatrechten op korte termijn, in 2019? Want dat is immers het doel. En waarop is die verwachting gebaseerd? Mocht de handel onverhoopt kleiner zijn, wat is daarvan dan het gevolg? Een volgende wetswijziging? Heeft de minister daarover overleg gevoerd met de Europese Commissie?
Ten slotte. Het voorliggende wetsvoorstel is het gevolg van afspraken zoals die zijn vastgelegd in het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn, waaraan net ook al is gerefereerd. Bij het schriftelijk overleg hierover stelde de minister dat forse ingrepen vereist zullen zijn om de beoogde waterdoelen in 2027 te bereiken. Het verkleinen van de melkveestapel is daarbij voor ons een te overwegen maatregel, ook omdat dit fraudeprikkel verlaagt. Sommigen achten deze maatregel ongewenst omdat die leidt tot een ongewenste verlaging van de bijdrage van de veehouderij aan het bruto nationaal product. Voor de Partij van de Arbeid is dat echter niet het enige economische getal dat belangrijk is. Een fatsoenlijk inkomen voor de boer die continueert, is zeker zo belangrijk. Biedt een kleinere melkveestapel perspectief op een fatsoenlijk inkomen voor die continuerende boer? Zo ja, onder welke voorwaarden? Dat zijn voor ons belangrijke vragen. Is de minister bereid om deze vragen te verkennen bij de voorbereiding van het volgende actieprogramma Nitraatrichtlijn?
Voorzitter, terug naar december 2014, toen we hier de wet Verantwoorde groei melkveehouderij behandelden. We keken terug op een periode waarin de regels voor de omvang van de melkveestapel eenvoudig en robuust waren. Laat dat een inspiratiebron zijn voor de toekomstige mestregelgeving.
Wij zien uit naar de beantwoording van de minister.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Zandbrink. Ik geef het woord aan de heer Schalk.
De heer Schalk i (SGP):
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Ook ik wil natuurlijk beginnen met felicitaties voor de heer Binnema.
Mevrouw de voorzitter. De fractie van de SGP heeft begrip getoond voor de spoed waarmee de minister deze wet Wijziging van de Meststoffenwet wil behandelen. Vandaar dat het versnelde proces gesteund werd. Desondanks leefden er bij de fractie van de SGP vragen bij het wetsvoorstel, met name ten aanzien van de cijfermatige en juridische onderbouwing. Concreet had de fractie van de SGP behoefte aan een heldere cijfermatige duiding per diercategorie. Daarnaast vroeg mijn fractie om een nadere juridische duiding van de oproep van de Europese Commissie om de hoeveelheid fosfaatrechten onder het melkveefosfaatplafond te brengen. Beide elementen zijn voor mijn fractie van belang om tot een afgewogen oordeel over het voorliggende wetsvoorstel te komen.
Welnu, mevrouw de voorzitter, ik dank de minister voor de snelle beantwoording, maar moet daarbij aangeven dat de antwoorden niet zo gedetailleerd waren als wenselijk. Anderzijds is mij intussen wel duidelijk geworden dat de minister toezeggingen heeft gedaan in de Tweede Kamer, met name als het gaat om cijfermateriaal, maar ook om vertrouwelijk met de Tweede Kamer te delen wat de onderliggende motieven vanuit Europa waren. Is de minister bereid deze gegevens ook te delen met deze Kamer?
Mevrouw de voorzitter. Het gaat hier om complexe materie. In het fosfaatdebat zien we verschillende aanvliegroutes en registratiesystemen door elkaar heen lopen die een helder zicht vertroebelen. Fosfaatrechten worden toebedeeld op basis van de categorieën 100, 101 en 102 van de Meststoffenwet. Daar zit niet alleen melkvee bij, maar ook vleesvee. Bij de jaarlijkse berekening van de fosfaatproductie ten behoeve van de vergelijking met het melkveefosfaatplafond blijft jongvee voor de vleesproductie helemaal buiten beschouwing. Bij de fosfaatrechten wordt gekeken naar de I&R-gegevens, dus de gegevens over de identificatie en de registratie van de dieren. Bij de productieberekeningen komt ook de jaarlijkse mei-telling om de hoek kijken. Ik heb de indruk dat snel langs elkaar heen gepraat wordt. Dat helpt niet voor goede besluitvorming, verantwoording en controle.
Een concreet voorbeeld. De minister kwam eind vorig jaar met een mooie tabel waarin aangegeven wordt dat 85,7 miljoen kilogram aan fosfaatrechten is uitgegeven. De afroming 2018 is hiervan al afgetrokken. Daarvan zit 0,8 miljoen kilogram bij zoogkoeienbedrijven. De fosfaatproductie van deze bedrijven valt in principe niet onder het melkveefosfaatplafond. Als je dit weer van die 85,7 aftrekt, zit je al op het melkveefosfaatplafond van 84,9 miljoen kilo. Kortom, dit alles kan tot verwarring leiden. Om de verwarring te vermijden zou het voor de toekomst nuttig kunnen zijn als de minister meer inzicht kan geven in hoe de verschillende systemen, zoals enerzijds de fosfaatproductieberekeningen en het melkveefosfaatplafond en anderzijds de fosfaatrechtentoedeling, zich tot elkaar verhouden. Kan de minister dit toezeggen? En, zo ja, op welke termijn zou dit inzicht aangeleverd kunnen worden? Een heldere toezegging op dit punt kan mijn fractie helpen bij de besluitvorming over deze spoedwet.
Mevrouw de voorzitter, een laatste punt. Het lijkt erop dat Europa niet afrekent op onze gerealiseerde fosfaatbesparingen, maar op de uitgegeven rechten. Daardoor is er eigenlijk geen positieve prikkel. Of sterker nog, het lijkt of alle maatregelen die boeren nemen, inclusief positieve innovatieve oplossingen die bedacht worden, geen enkel resultaat hebben bij de beoordeling, omdat niet de besparing, maar de uitgegeven rechten tellen. Klopt deze observatie? Hoe is dat in de toekomst om te buigen? Ik zie uit naar de reactie van de minister.
Mevrouw de voorzitter, ik constateer dat ik een tijdsreductie van één minuut heb bereikt.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Schalk. U heeft gelijk, en dat is winst vandaag: één minuut sneller dan waarvoor u ingeschreven had. Ik geef het woord aan de heer Koffeman.
De heer Koffeman i (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. "Afromen" is wel een heel wrang woord als het gaat om fosfaatrechten. Een korte terugblik in de tijd laat zien dat de spoedbehandeling van vandaag niet nodig was geweest als voorgaande kabinetten eerder maatregelen hadden getroffen tegen de ongebreidelde groei van de veehouderij in Nederland. Al in 2015 was voor iedereen die zijn ogen niet sloot duidelijk dat er een dijkdoorbraak was op het gebied van melk- en mestoverschotten. Met het vervallen van het melkquotum konden boeren hun melkproductie uitbreiden zonder dat hun een strobreed in de weg gelegd werd. Staatssecretaris Dijksma van de PvdA kwam er niet uit met coalitiegenoot VVD en koos voor een vlucht naar voren met een AMvB die aan duidelijkheid veel te wensen overliet. Mijn fractie heeft een vergeefse poging gedaan die AMvB te stuiten. 15 senatoren of 30 leden van de Tweede Kamer waren voldoende geweest om de uitbreidingscriteria voor de melkveesector bij wet te regelen, maar het gebeurde niet.
Nederlandse melkveehouders produceerden in 2015 al ruim 12 miljard kilo melk, bijna 57 miljard kilo poep en 14,4 miljard kilo broeikasgassen. In ruil daarvoor kregen ze jaarlijks 400 miljoen subsidie van de EU, een volkomen scheefgegroeide situatie. Aanhakend bij het romantische beeld van een koe in de wei organiseerde de politiek grondgebonden melkveehouderij. Maar die grondgebondenheid bleek een dode letter. Die grond mocht ver van de boerderij liggen, zelfs in Duitsland of in België, zodat controle op de mestafzet feitelijk onmogelijk werd. Die controle was er al nauwelijks. Volgens ingewijden uit de sector werd toen al 30% tot 40% van de mest frauduleus verwerkt. Het doel van de Melkveewet was te komen tot gereguleerde groei van de melkveehouderij binnen gestelde randvoorwaarden. De laatste twee jaar voor de beëindiging van het quotum heeft een groep melkveehouders aanzienlijk meer gemolken dan hun melkquotum toestond. Ze namen de te betalen superheffing voor lief. Voor een liter melk kregen ze €0,39 en moesten ze €0,27 superheffing betalen: niet erg profijtelijk, dus was er kennelijk een ander oogmerk voor. Op die manier werd alvast een fosfaatpositie ingenomen voor de tijd na het melkquotum.
Die strategie is dubbel beloond. In de Melkveewet werd uitgegaan van een fosfaatreferentiedatum van eind 2013, waarmee de extrafosfaatpositie werd gelegaliseerd. In de AMvB van 2015 werd ook nog eens de overschrijding van 2014 gelegaliseerd. Er werd op geen enkele wijze nagegaan of en, zo ja, hoeveel fosfaat er in 2013 en in 2014 boven de gebruiksnorm werd geproduceerd. Het was mogelijk dat een melkveehouder heel ver boven de gebruiksnorm uitkwam en geen extra grond hoefde aan te wenden omdat hij zijn uitbreiding van productie voor november 2014, tegen de regels in, had gerealiseerd. Een vergelijkbare collega die netjes had gewacht en vergelijkbaar wilde uitbreiden, was gedwongen grond bij te kopen. Daarmee creëerde het kabinet rechtsongelijkheid binnen de sector. De cowboys werden in de watten gelegd. Hoe meer de fosfaatnorm werd overschreden, hoe minder er hoefde te worden betaald.
Doel was om met 9% meer koeien 20% meer melk te produceren. Topsport, wordt dat in de sector genoemd. Het zijn de koeien die de prestatie moeten leveren waar ze niet voor beloond maar gestraft worden. Het is een blessuregevoelige topsport. Een kwart van het Nederlandse melkvee heeft uierontstekingen en meer dan de helft heeft pootproblemen. We weten via de Gezondheidsdienst voor Dieren al jaren dat bij vaarzen de tepels letterlijk van de uiers vallen. Er is een toename van ernstige diarree onder het melkvee. De levensduur van koeien blijft steken op gemiddeld drieënhalve lactatieperioden. Het zijn allemaal blessures, pijn en ongemakken voor de koe en voor de kalveren, die direct na de geboorte worden afgevoerd.
Reageerde de sector eerst blij op de AMvB, vervolgens kwamen er grote zorgen over de uitvoering op individuele bedrijven, was er nauwelijks toezicht op de verwerking van fosfaat en was er kans dat de toch al massale ontduiking van de wet nog veel groter zou worden, omdat boeren wel willen uitbreiden maar niet met het Europees fosfaatprobleem willen breken.
Voorzitter. We weten dat de uitbreiding in de veehouderij tot een enorme ontwrichting leidt op het gebied van natuur, milieu en klimaat. Meer melk leidt tot meer fosfaat, meer stikstof en meer broeikasgassen. Om te voldoen aan de Vogel- en Habitatrichtlijn hanteert Nederland de Programmatische Aanpak Stikstof. Die bestaat uit twee onderdelen: minder stikstof veroorzaken en de gevolgen ervan in de natuur herstellen. Boeren hebben luchtwassers op hun stallen geplaatst en uit de natuur wordt stikstof actief verwijderd door te maaien en te plaggen. Maar ondanks die maatregelen is de hoeveelheid stikstof in de natuur niet gedaald. Milieuorganisaties concluderen daaruit dat de PAS niet werkt en dus geen basis kan zijn om natuurvergunningen te verlenen. Ze hebben honderden verleende vergunningen aangevochten, tot aan de Raad van State, en die heeft het Europees Hof gevraagd of de Nederlandse PAS kan dienen als instrument om te voldoen aan de Europese richtlijnen. Het Europees Hof antwoordde vorig jaar dat een land zo'n aanpak mag hanteren, mits wetenschappelijk is bewezen dat hij werkt. Dat laatste is in Nederland niet het geval.
Voorzitter. Zachte heelmeesters maken stinkende wonden. Wanneer komt de minister met een visie waarin ze de Kamer duidelijk maakt wat er allemaal niet meer kan op het gebied van fosfaat en stikstof in de veehouderij? Wanneer komt ze met een serieus voorstel ten aanzien van wat binnen die beperkingen nog wel kan? Op het ministerie is toch gewoon kennis aanwezig over de milieudoelen en de natuurdoelen waarbinnen we moeten blijven, zeker na de heldere uitspraken van het Europees Hof en de Raad van State? We weten wat de ruimte op de lange termijn is. Iedereen die zegt dat boeren recht hebben op duidelijkheid, moet gewoon de hand in eigen boezem steken, want die duidelijkheid wordt niet gegeven. Is de minister bereid om te komen met een afrekenbare middellange termijnvisie tot 2030, wanneer de klimaatdoelen gerealiseerd moeten zijn? Daarin mag de veehouderij met haar gevolgen voor stikstof, fosfaat en klimaat niet ontbreken. Graag een reactie van de minister. Ik overweeg een motie op dit punt.
Het fosfaatrechtenstelsel kwam al te laat. Er werd voor gekozen om de sector eerst helemaal de vrije hand te laten. De sector is alle perken te buiten gegaan en heeft 160.000 gezonde, vaak drachtige koeien geofferd op het altaar van de economie. Alleen wanneer er integraal beleid gemaakt wordt, wordt voor iedereen duidelijk dat we met een veel kleinere sector verder moeten. Op die manier voorkomen we dit soort debatten, dit soort reparatievoorstellen. Het dweilen met de kraan open, het verspillen van melk, kunnen we dan eindelijk een halt toeroepen.
De Raad van State is kritisch over dit wetsvoorstel en voelt meer voor een generieke korting. Kan de minister meer helderheid geven: waarom zijn er te veel rechten uitgegeven en aan wie? Kan de minister in een brief duidelijk maken om welke knelgevallen en bezwaarmakers het gaat? Die informatie ontbrak in de antwoorden tot nu toe. Kan de minister aangeven hoe wij de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven moeten duiden dat er 300.000 fosfaatrechten alsnog moeten worden toegekend aan vleesveehouders die nu nog buiten het sectorplafond melkvee vallen tenzij de vleesveehouders de rechten verkopen aan melkveehouders? Wat doet deze wetswijziging om dat probleem te voorkomen?
Voorzitter. Mijn fractie neigt, afhankelijk van de antwoorden van de minister, ernaar om deze slordige reparatie te steunen, maar wij stellen vast dat het breien is aan een trui die niets gaat worden. We stellen ook vast dat deze reparatie onnodig was geweest als regeren ook op het ministerie van LNV vooruitzien zou hebben betekend. Ik hoor graag van de minister of en op welke wijze zij bereid is te komen met een integrale toekomstvisie waarop zij kan worden aangesproken en die verdere reparaties als deze overbodig maakt.
Dank u wel. Voorzitter, weer anderhalve minuut gewonnen.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Koffeman. Ik geloof dat nu iedereen bezig is om minuten te winnen.
Wenst een van de leden nog het woord in eerste termijn? Dat is niet het geval.
Minister, bent u in de gelegenheid om direct te reageren op de vragen van de Kamer? Ja. Zo gaan wij nog meer minuten winnen. Dan geef ik nu het woord aan de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
Minister Schouten i:
Dank u wel, voorzitter. Omwille van de tijd zal ik efficiënt beginnen met de antwoorden op de gestelde vragen, maar niet zonder een heel groot woord van dank voor de bereidheid van uw Kamer om dit wetsvoorstel op deze bijzondere dag en dan ook nog met deze snelheid te behandelen. Dat heb ik echt enorm gewaardeerd. Het onderstreept ook uw betrokkenheid bij alles wat de landbouw aangaat. Die heb ik de afgelopen anderhalf jaar ook zelf mogen ervaren. Het feit dat u hier zit en dit wetsvoorstel nog wil behandelen, onderstreept dit nog een keer.
Ik wil ook graag van de gelegenheid gebruikmaken om de heer Binnema van harte te feliciteren. Ik kan beamen dat het leven echt begint bij veertig. U gaat een mooie tijd tegemoet.
Mevrouw Faber stelt dat er te veel rechten zijn uitgegeven en dat er een oplossing is, namelijk: u kunt de rechten zelf terug kopen. Waarom gebeurt dat niet? De opkoop van fosfaatrechten is niet mogelijk. De toekenning van fosfaatrechten is door de Europese Commissie beoordeeld als geoorloofde staatssteun. Maar de Europese Commissie geeft ook aan dat het aantal rechten moet worden teruggebracht tot onder het plafond, juist omdat het staatssteun is. Deze rechten opkopen door het Rijk zou betekenen dat nieuwe, en ditmaal ongeoorloofde staatssteun zou worden verleend. Overigens bepaalt de Meststoffenwet ook dat fosfaatrechten tussen bedrijven kunnen worden verhandeld. U kunt veel vinden van de Staat, maar wij zijn bij mijn weten geen bedrijf, ook niet op basis van de wet, en ik kan die rechten dus niet opkopen. Vandaar dat die route niet bewandeld is.
De heer Reuten had een uitvoerig betoog met veel beschouwingen. Ik heb geprobeerd om zijn vragen terug te brengen tot ongeveer drie blokken. Ik zal proberen die te beantwoorden. Ten eerste vraagt de heer Reuten een beschouwing op aan de ene kant de Nederlandse veehouderijsector en aan de andere kant mijn taak en plicht om te zorgen voor wat in artikel 21 van de Grondwet staat: de bewoonbaarheid van het land en de bescherming en verbetering van het leefmilieu; eigenlijk de verhouding daartoe. Artikel 21 van de Grondwet geeft inderdaad aan dat de zorg van de overheid is gericht op de bescherming van het milieu. Die taak neem ik ook serieus. Uiteraard, zou ik bijna zeggen, maar dat voel ik ook intrinsiek. Het fosfaatrechtenstelsel geeft hier juist invulling aan; ik hoop net als andere onderdelen van het mestbeleid. Overigens is het milieu dan ook niet het enige punt waar de overheid zich op richt. Er is hier natuurlijk altijd sprake van een belangenafweging en dat is ook het debat dat wij hier in deze Kamer voeren.
Ik deel de opinie van de heer Reuten dat je moet ingrijpen als er sprake is van ontwrichting. Hij stelt dat dit wetsvoorstel enkel is gericht op het behoud van de derogatie. Dat betwist ik, want het doel van het wetsvoorstel is juist om de hoeveelheid fosfaatrechten in de melkveehouderij terug te brengen onder het sectorale plafond. Dat is het plafond waardoor kan worden geborgd dat de fosfaatproductie het plafond niet kan overschrijden. Daar was het ooit ook allemaal om begonnen. De verhoging van het afromingspercentage — het wetsvoorstel dat hier nu voorligt — is niet gericht op maximalisering van de productie, maar hoeft tegelijkertijd ook niet te leiden tot een lagere fosfaatproductie dan is toegestaan. De wetgever heeft een plafond vastgesteld. Daar moet iedereen zich aan houden. Daar hoort een hoeveelheid rechten bij en het doel van het wetsvoorstel is om die rechten in overeenstemming te brengen met de hoeveelheid die is toegestaan.
Het borgen van het productieplafond heeft milieu- en waterkwaliteit tot doel. Dat staat ook inderdaad in het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn, waar de heer Reuten naar verwees. Het behoud van de derogatie is een indirect doel, zou je kunnen zeggen. Het is geen doel op zich met dit wetsvoorstel, maar om die derogatie te behouden, worden er wel allerlei voorwaarden gesteld door de Europese Commissie. Ik wil ook wel zeggen dat het behoud van derogatie van belang is. Het ziet op de aanwending van mest en niet op de productie van mest. Doordat wij bepaalde landschappelijke kwaliteiten hebben, kunnen wij ook meer mest op bepaalde grond toestaan. Daar wordt nadrukkelijk naar gekeken. Bijvoorbeeld, als 80% grasland is, telt dit mee bij de vaststelling van de hoeveelheid dierlijke mest die mag worden aangewend op het land. Overigens is dit ook uit milieuoogpunt verantwoord en, in de woorden van de heer Reuten, niet ontwrichtend. Wij houden goed bij hoe bijvoorbeeld de waterkwaliteit is bij derogatiebedrijven en wij zien dat er een goede naleving plaatsvindt, juist doordat er strenge voorwaarden aan worden gesteld.
Mevrouw Faber-van de Klashorst i (PVV):
Ik heb nog een vraag over de derogatie. Derogatie gaat om productie en dit wetsvoorstel gaat over het aantal rechten. Dus in feite staat dit toch gewoon los van elkaar?
Minister Schouten:
Derogatie gaat sec over de aanwending van mest en niet over de productie ervan.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Maar dan staat derogatie ...
De voorzitter:
Mevrouw Faber.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Pardon, voorzitter. Ik denk: ik moet snel zijn, want wij hebben niet zo veel tijd. Nu ben ik even van mijn à propos.
De voorzitter:
Excuus, excuus daarvoor, mevrouw Faber.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Dan staat die derogatie in feite gewoon los van dit wetsvoorstel.
Minister Schouten:
Sec gezien heeft de derogatie niet direct te maken met dit wetsvoorstel. Dit wetsvoorstel is erop gericht om te voldoen aan de eisen die aan Nederland zijn gesteld ten aanzien van de productie, waarbij inderdaad de productie lager is dan het plafond, maar ook aan de hoeveelheid rechten die vanuit Europa is toegestaan en die wij mochten uitgeven. Die rechten hebben een waarde en daarom zegt de Europese Commissie dat dit staatssteun is. Je geeft iets gratis weg wat daarna een tamelijk hoge waarde begint te krijgen. Dat mag tot een bepaalde grens, want anders geef je staatssteun. Dit wetsvoorstel beoogt de hoeveelheid rechten in overeenstemming te brengen met de hoeveelheid die de Europese Commissie heeft toegestaan. Dat de Europese Commissie in totaliteit zal bekijken hoe Nederland zich houdt aan de afspraken die voor het hele fosfaatproductiedossier gelden, kan ik niet ontkennen. De heer Reuten heeft, ten tweede, vragen over de stikstofuitstoot en ook over de verhouding tussen fosfaat en stikstof. Hij citeert wat ik heb gezegd, dat een van de belangrijkste redenen voor de hogere stikstofexcretie in 2018 de extreme weersomstandigheden zijn. Hij vraagt mij of ik de toename van de stikstofproductie sinds 2012 niet zorgelijk acht en ook wat ik daaraan ga doen. De fosfaat- en de stikstofproductie door de melkveesector zijn afhankelijk van verschillende factoren, zoals de melkproductie per koe, het totale aantal gehouden dieren en ook de rantsoensamenstelling.
De heer Reuten stelt ook terecht vast dat de stikstofproductie door de melkveesector sinds 2012 is gestegen. De genoemde factoren hebben daar echt op verschillende manieren invloed op gehad. Vooral het aantal dieren en de voersamenstelling zijn hierbij van belang. Het aantal dieren is rond de afschaffing van het melkquotum in 2015 toegenomen — het is hier ook gememoreerd door heel wat leden — maar is met de invoering van het fosfaatrechtenstelsel juist weer afgenomen. Op basis van de dieraantallen zou men dus een afname van de stikstofproductie in de laatste jaren verwachten. Immers, tussen 2012 en 2015 groeide de omvang van de melkveestapel, daarna is die weer gedaald, in 2017 zelfs fors door het fosfaatproductieplan.
Een andere factor is de rantsoensamenstelling. Melkkoeien krijgen doorgaans voor het grootste deel ruwvoer, aangevuld met mengvoer. Op de samenstelling van het mengvoer heeft een boer enige invloed. Men kan kiezen voor een lager gehalte stikstof, eiwit en fosfor, om daarmee de stikstof- en fosfaatexcretie te drukken. Wij hebben gezien dat dat bij fosfaat de laatste jaren tamelijk succesvol is geweest, want de fosfaatproductie is behoorlijk lager geworden. Dat is ook voor een groot deel te wijten aan het rantsoen. En ook het aandeel stikstof in het mengvoer is gedaald, maar veel minder dan de fosfor. Op de samenstelling van het ruwvoer heeft een boer veel minder invloed en daarbij is hij ook mede afhankelijk van weersinvloeden. Ruwvoer bestaat immers uit gras, hooi en snijmaïs. Snijmaïs bevat een lager gehalte fosfor en eiwit, maar daarvan is de oogst de laatste jaren relatief laag. Deels is dat door extreme weersomstandigheden — denk aan de droogte van het afgelopen jaar — en deels ook door een lager areaal. Als gevolg van de warme en droge omstandigheden in de zomers van 2017 en vooral 2018 zijn de stikstofgehaltes in het kuilgras juist zeer hoog. Doordat kuilgras en gras een groot deel van het rantsoen uitmaken, heeft dit de laatste jaren ook veel invloed gehad op de stikstofproductie. Deze is dan ook gestegen, ondanks het gedaalde aantal koeien in 2017 en 2018. Dat zijn dus tegengestelde bewegingen.
De weersomstandigheden hebben niet tot gevolg gehad dat het aandeel fosfor in het ruwvoer is gestegen. Dat verklaart dus ook voor een belangrijk deel dat fosfaat- en stikstofproductie de laatste jaren uiteen zijn gaan lopen. Bij fosfaat hebben de weersomstandigheden nauwelijks een invloed gehad, bij stikstof zeker wel. Samengevat, de groei in de stikstofexcretie is de laatste jaren vooral te wijten aan de rantsoensamenstelling, terwijl de jaren daarvoor het gegroeide aantal dieren van invloed was.
Overigens is dat ook precies de reden waarom ik met de Europese Commissie afspraken heb gemaakt dat bij de definitieve cijfers over de fosfaat- en de stikstofexcretie gerekend mag worden met de gemiddelde ruwvoersamenstelling van de voorgaande vijf jaren, met weglating van de twee meest extreme jaren, want anders zou telkens dat laatste jaar heel erg bepalend zijn in de vaststelling van de gemiddelde stikstofproductie. Deze afspraak dempt het effect ook van de weersinvloeden op de fosfaat- en de stikstofexcretiecijfers. De definitieve cijfers voor 2018 worden nog vóór de zomer door het CBS opgeleverd. In mijn brief van 24 mei jongstleden heb ik de Tweede Kamer geïnformeerd over het overleg dat ik ook met de sectororganisaties heb gehad over de hoge stikstofproductie, want ik onderken met de heer Reuten dat dat te hoog is en dat dat dus naar beneden moet. Dat heeft ook geleid tot een sectoraanpak om de stikstofproductie omlaag te brengen. Deze aanpak richt zich ook onder andere op bewustwording bij de boer en het sturen via het voerspoor, bij mengvoer en voor zover dat kan ook bij ruwvoer.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ik hoef niet een hele uitleg te hebben van de minister, maar ik zou toch wel graag een toezegging van de minister willen hebben betreffende het meten van stikstof. Want het is toch wel bekend dat het meten van stikstof heel moeilijk is, omdat het vaak in de vorm van ammoniak is en dat is een vluchtig gas. Dus heeft de minister de methode voorhanden hoe gemeten wordt? Dat is ons niet helemaal duidelijk. Zo ja, zou ze dat kunnen sturen naar deze Kamer?
Minister Schouten:
Voorzitter. De stikstofcijfers worden elk jaar door het CBS opgeleverd. Dat is een onafhankelijke instantie. Ik ga niet zelf over de berekeningen van de hoeveelheid stikstof. Dat wil de Europese Commissie ook niet. Die wil gewoon een onafhankelijke instantie die dit vaststelt. Als mevrouw Faber wil weten hoe die vastgesteld worden, kan ik kijken of ik een brief kan sturen waarin dat helemaal uiteengezet wordt, als dat aan haar vraag voldoet.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Heel graag.
Minister Schouten:
Voorzitter. Dan wil ik een brief sturen met een onderbouwing hoe het stikstof gemeten wordt.
De heer Reuten i (SP):
Het wetsvoorstel stuurt op de fosfaatuitstoot en verwacht dat dan de stikstofuitstoot meebeweegt. Dat blijkt niet zo te zijn, als je kijkt naar de cijfers vanaf 2012. Je ziet van 2012 tot 2018 vrijwel een rechtopgaande, afwijkende lijn ten opzichte van de fosfaatuitstoot. Daar komt nog bij dat inderdaad in de laatste twee jaar de omvang van de hoeveelheid melkvee is afgenomen. Dat maakt het des te merkwaardiger.
De voorzitter:
Wat is uw vraag, meneer Reuten?
De heer Reuten (SP):
Er zou mijns inziens meer gestuurd moeten worden op de stikstofuitstoot. De vraag is of de minister dat ook vindt.
Minister Schouten:
Ik heb geprobeerd net enigszins omstandig uit te leggen waar dat verschil in zit, dus inderdaad dat het aantal dieren ten opzichte van 2015 is afgenomen, maar dat de weersomstandigheden dus ook weer van invloed zijn op de rantsoensamenstelling en dat dat daardoor ook een effect geeft op stikstof, meer dan op fosfaat. En ik heb net aangegeven dat ik ook met de sectororganisaties afspraken heb gemaakt dat zij zich er ook meer voor in gaan zetten. Dus ik denk dat ik de vraag van de heer Reuten al heb beantwoord, want de urgentie wordt gevoeld. Laat ik het zo zeggen.
Dan heb ik een derde blokje vragen van de heer Reuten. Dat gaat meer over de onderbouwing en ook waarom ik voor een afromingspercentage kies en niet voor een generieke korting, in combinatie met wat dan de hoogte van de generieke korting zou moeten zijn als we die zouden toepassen. De heer Reuten vraagt of het klopt dat het ongeveer 0,8% zou zijn als we een generieke korting zouden toepassen.
Ik schat in dat het kortingspercentage dat nodig zou zijn om de totale hoeveelheid fosfaatrechten terug te brengen onder het sectorplafond voor de melkveehouderij — dan hebben we het over ongeveer 500.000 kilo aan fosfaatrechten — inderdaad rond de 0,8% zou liggen.
Ten tijde van de toerekening is ruim 24 miljoen kilo fosfaatrechten toebedeeld aan grondgebonden bedrijven, maar ik beschik nu niet over het cijfer hoeveel fosfaatrechten op dit moment in het bezit zijn van grondgebonden bedrijven. Er wordt gehandeld en er wordt niet precies een vinkje bij gezet of dat naar een grondgebonden bedrijf of een niet-grondgebonden bedrijf gaat.
Maar laat ik die 24 miljoen dan als uitgangspunt nemen voor de berekening van uw vraag. Als de verdeling qua rechten nog hetzelfde is, zouden niet-grondgebonden bedrijven circa 62 miljoen kilo fosfaatrechten bezitten. Als er van deze 62 miljoen rechten ongeveer 500.000 rechten gekort moeten worden, dan kom je dus inderdaad op die 0,8 uit. Maar hierin wordt niet meegenomen — dat wil ik wel benadrukken — dat daarbij ook bedrijven zitten met een relatief laag fosfaatoverschot. Daarbij kunnen de hoeveelheid af te romen rechten en ook het kortingspercentage oplopen als gevolg van bijvoorbeeld de juridische procedures die op dit moment nog lopen.
De heer Reuten (SP):
Ik zou het graag even scherp krijgen. In plaats van de toename van het afromingspercentage van 10% naar 20% zouden we hetzelfde kunnen bereiken door een generieke korting van ongeveer 0,8%.
Minister Schouten:
Ik heb net aangegeven dat ik op dit moment niet de exacte cijfers heb over de hoeveelheid fosfaatrechten die de grondgebonden en niet-grondgebonden bedrijven bezitten. Maar op basis van de uitgifte destijds van het aantal fosfaatrechten aan grondgebonden bedrijven en niet-grondgebonden bedrijven zou dit een percentage kunnen zijn.
Maar dan komt de vraag: waarom zou je dan niet kiezen voor een nieuwe generieke korting? Dat was meer de principiële vraag van de heer Reuten en overigens ook van een aantal andere leden. Als we dat zouden doen, zou dat tot gevolg hebben dat alle veehouders waarvoor de korting geldt, hun veestapel moeten reduceren, ook de bedrijven — dat wil ik nogmaals benadrukken — die helemaal niets hebben bijgedragen aan het groeien van de sector. Bedrijven die niet gegroeid zijn, wier aantal dieren dus niet is toegenomen, zouden ook door deze korting weer geraakt worden. Misschien zou een korting van 0,8% beperkt zijn, maar het heeft voor een individuele melkveehouder wel degelijk effect op zijn bedrijfsvoering. Een ander gevolg — dat heb ik ook aangegeven in de beantwoording — zou dan zijn dat die dieren bijvoorbeeld naar de slacht worden afgevoerd. We hebben in 2017 het fosfaatreductieplan gezien. We hebben, denk ik, allemaal nog de beelden erbij van hoeveel dieren er toen afgevoerd moesten worden. Dat is voor mij — ik zeg het maar enigszins populair — een schrikbeeld. Ik wil niet dat doordat wij nu een maatregel nemen, allerlei dieren weer massaal naar de slacht gebracht moeten worden.
Als we een generieke korting op alle bedrijven toepassen, zullen de meeste bedrijven direct een dier moeten afvoeren. Maar door te kiezen voor dit stelsel, voor afroming, maak je gebruik van de aanwezige latente ruimte. Met andere woorden, een boer gaat een recht verkopen op het moment dat hij ruimte over heeft, en niet omdat hij het moet. Hij heeft ruimte over. Hij heeft dat fosfaatrecht niet nodig en kan dat verkopen. Daar hoeft niet een dier voor afgevoerd te worden. Dat is het punt waarop wij gaan afromen. Het heeft dus niet direct effect op de hoeveelheid dieren die hij al dan niet kan blijven houden.
De heer Reuten (SP):
Mij dunkt dat je niet naar de verkoper van die rechten moet kijken maar naar de aankoper. Te verwachten is dat door het wetsvoorstel de prijs van de rechten omhooggaat. Melkveehouders zullen dus gedwongen zijn om rechten te kopen tegen een hogere prijs. Daarbij is de kans net zo groot als bij de 0,8% generieke korting dat er vee afgevoerd moet worden, dat er vee naar het slachthuis moet. Het gaat om de vergelijking tussen de twee: hoeveel dieren moeten er naar het slachthuis bij de generieke korting van 0,8% en hoeveel dieren moeten er naar het slachthuis bij de verhoging van de afroming tot 20%?
Minister Schouten:
Als er echt een exacte onderbouwing is van de hoeveelheid dieren ... Ik probeer het nog een keer aan te geven. Stel dat een boer een deel van de fosfaatrechten niet nodig heeft, ofwel omdat hij stopt met zijn bedrijf, ofwel omdat hij gewoon ruimte over heeft. Hij gaat die rechten verkopen. Die heeft hij op dat moment niet nodig, dus het hoeft niet meteen te leiden tot het naar de slacht brengen of het exporteren van de koeien. Dat punt grijpen wij aan om te zorgen dat de hoeveelheid rechten afneemt. Als je kiest voor een generieke korting, geldt waarschijnlijk in de meeste gevallen meteen het effect dat boeren dieren weg moeten doen. Dat is het verschil tussen de twee systemen. Bij allebei heeft het invloed op de prijs, want uiteindelijk gaan we naar schaarste toe. Dat zijn de economische wetten: op het moment dat iets schaarser wordt — in allebei de gevallen is dat zo — gaat de prijs omhoog. Dat is het geval bij een generieke korting, want de overblijvende rechten worden dan duurder. Dat geldt ook op het moment dat we gaan afromen. Dat heeft dus niets te maken met het soort stelsel. Dat heeft te maken met het toenemen van de schaarste.
Dan was er ook nog de vraag: op hoeveel meer bedrijven, op hoeveel meer melkveehouders zou de afroming dan wel de generieke korting neerslaan? We hebben gezien dat de groep landbouwers die in 2018 betrokken was bij een transactie groter is dan de groep niet-grondgebonden melkveehouders. Het ging om 12.115 versus 11.500 melkveehouders. We denken dat het effect een klein beetje meer gedempt wordt als je het met een algemene afroming doet in plaats van met een generieke korting.
Voorzitter. Ik hoop dat ik daarmee de vragen van de heer Reuten heb beantwoord.
De heer Ten Hoeve vraagt of ik het ermee eens ben dat kringlooplandbouw grondgebondenheid betekent en dat het niet openstellen van een fosfaatbank dus ook effect heeft op het al dan niet sneller grondgebonden worden van de sector. Het primaire doel van het fosfaatrechtenstelsel is natuurlijk te zorgen dat de productie, hoe dan ook, onder het fosfaatplafond blijft. Maar het klopt ook dat het stelsel via de fosfaatbank grondgebondenheid moet gaan stimuleren. Ik wil de fosfaatbank heel graag zo snel mogelijk openstellen. Dat zou echt mijn ideaal zijn. Maar daarvoor moet het aantal rechten wel onder het plafond zijn. Dan ontstaat er ook ruimte voor maatregelen die juist het toekomstperspectief voor die sector stimuleren. Door dit zo snel mogelijk voor elkaar te hebben, ontstaat er juist ruimte om die fosfaatbank weer te gaan vullen, om te zorgen dat rechten uitgegeven kunnen worden, ook aan jonge grondgebonden boeren.
De heer Ten Hoeve vraagt ook: is het niet tijd om niet meer de makkelijkste weg te kiezen? Is een generieke korting bij niet-grondgebonden boeren nu niet een beter uitgangspunt? Ik heb net ook bij de heer Reuten proberen aan te geven dat een generieke korting toepassen echt gevolgen heeft, ook voor bedrijven die helemaal niets hebben bijgedragen aan het doen groeien van de veestapel. Het puur niet-grondgebonden zijn zou dan hetgeen zijn waardoor zij gekort worden. Dat element vind ik dus wel kwetsbaar. Het is ook wel zwaar voor de betreffende melkveehouders. Plus, we grijpen nu aan bij de ruimte die over is, die in de markt komt, in plaats van dat het echt gelijk effect heeft op bijvoorbeeld het aantal dieren dat naar de slacht moet worden afgevoerd.
De heer Ten Hoeve i (OSF):
Ik begrijp die redenering heel goed. Het probleem blijft natuurlijk dat, als je zou kiezen voor het radicaal stimuleren van grondgebondenheid door de andere methode te kiezen, je de mensen ontziet die niet bijdragen aan het fosfaatoverschot. Dat zou die keuze impliceren: grondgebondenheid draagt niet bij aan het fosfaatoverschot.
Minister Schouten:
Het fosfaatoverschot heeft meerdere redenen. Het gaat erom dat je je eigen mest kan afzetten op je eigen grond. Dat is dan natuurlijk inderdaad de regel. Ik heb net aangegeven dat ik op korte termijn de implicaties wel heel heftig vind voor alle boeren, ook degenen die niet aan het fosfaatoverschot hebben bijgedragen. Dat vind ik wel een afweging, waarbij ik heb gekozen voor de afroming en niet voor de generieke korting.
Ik meen dat ik daarmee de vragen van de heer Ten Hoeve heb beantwoord.
Dan kom ik bij de vragen van de heer Binnema. Hij vraagt: waarom is er gekozen voor 20%? Is dat wel voldoende? Wat gebeurt er straks als het niet voldoende blijkt te zijn? Hij gaf een soort overzicht van alle aannames die erin zitten. Dat onderken ik. Ik onderken dat er veel op basis van aannames in staat. Dat komt ook omdat het nog een jonge markt is. We zijn een goed jaar bezig en het is best lastig om in te schatten wat precies de onderbouwing is van alle zaken die gevraagd worden. Daardoor wordt de voorspelbaarheid beperkt.
We hebben gekeken naar de handel in 2018, maar ook naar de ervaring met de dierrechtenstelsels die we al wat langer hebben. Dat laat zien dat de meeste handel aan het eind van het jaar plaatsvindt. Dat hebben we vorig jaar ook gezien ten aanzien van het fosfaatrechtenstelsel. In 2018 is in totaal 420.000 kilo fosfaat met een percentage van 10% afgeroomd. Ik verwacht wel dat het in 2019 wat minder zal zijn dan in 2018, omdat in 2018 de hele markt zich nog moest gaan zetten. De boeren waren bezig om te kijken hoeveel rechten zij hadden, gezien de omvang van hun veestapel. Zij waren daarin hun weg nog aan het zoeken. Omdat ik verwacht dat er nu wat minder gehandeld zal worden, verwacht ik ook dat een percentage van 10% niet voldoende zal zijn. Dan is de vraag op welk percentage je gaat zitten. Daarbij telt het volgende mee. Als je een te hoog percentage kiest, vindt er op een gegeven moment geen handel meer plaats. Als je iets verkoopt en je weet dat een zo hoog percentage wordt afgeroomd, zal je andere wegen zoeken om daarmee om te gaan, dan wel helemaal niet meer gaan handelen. Je zoekt ook een soort van evenwicht: niet te hoog om te zorgen dat de handel niet stilvalt, maar wel zo hoog dat we het geplande aantal rechten uit de markt kunnen halen. Ik onderken dat er in zekere mate sprake is van aannames.
De heer Binnema vraagt of ik het ermee eens ben dat het niet openstellen van de fosfaatbank het doel van de grondgebondenheid ondermijnt. Ik heb al bij de beantwoording van de vragen van de heer Ten Hoeve aangegeven dat grondgebondenheid belangrijk is. Daarom wil ik graag dat de fosfaatbank snel opengesteld kan worden. We moeten ervoor zorgen dat we het aantal rechten terugbrengen naar wat we mogen uitgeven. Dan kan die fosfaatbank open.
De heer Binnema vraagt of we deze maatregel niet langer kunnen toepassen zodat er meer rechten naar de fosfaatbank gaan. Kunt u het niet op 20% houden, als ik het zo vrij mag vertalen? Het doel van dit wetsvoorstel is een tijdelijke maatregel. De wetgever — daar bent u ook onderdeel van — heeft destijds bij de invoering van ons fosfaatrechtenstelsel bepaald dat we 10% zouden moeten afromen voor de fosfaatbank. Dit wetsvoorstel is er niet op gericht om het fundamentele debat over de vraag hoeveel rechten we naar de fosfaatbank brengen opnieuw te openen. Dit wetsvoorstel is er puur op gericht om zo snel mogelijk onder het plafond te komen. Daarom kies ik nu niet voor een verdere verhoging van het afromingspercentage.
De heer Binnema vroeg ook naar de belangrijkste nadelen van de generieke korting. Ik heb net proberen aan te geven dat een generieke korting ertoe kan leiden dat dieren naar de slacht moeten worden gebracht. De korting kan neerslaan bij bedrijven die helemaal niets hebben bijgedragen aan het doen groeien van de omvang van de veestapel. Daarom is gekozen voor een afromingspercentage.
U vroeg ook naar de uitvoerbaarheid en de legaliteit. De regeling is uitvoerbaar. We doen dit ook met de huidige 10%. Deze verhoging leidt niet tot een enorme toename van de problemen met de uitvoerbaarheid bij RVO. Ze weten wat ze moeten doen, want dat doen ze al ruim een jaar. De legaliteit heb ik juist proberen te onderbouwen met dit wetsvoorstel en met het debat dat we daarover voeren.
Dan het toekomstperspectief. Ik zie er ook erg naar uit om met de opvolger van de heer Binnema te debatteren over de toekomst van de landbouw, ook in relatie tot de natuur en de leefomgeving. Dit is een onderwerp dat wel enige tijd in de belangstelling zal blijven staan. Het gaat ook over heel wezenlijke zaken. Het gaat over onze primaire levensbehoeften, ons voedsel, en over de natuur waarvan we mogen genieten, maar die ook van levensbelang is.
Ik kom bij de vragen van de heer Van Zandbrink. Hij vroeg waarom de Kamer het rapport over de mestfraude van de CDM nog steeds niet heeft. Ik neem aan dat hij het rapport over de afschrikwekkende werking van de boetes bedoelt. Het opstellen van het rapport heeft meer tijd gekost dan we hadden gehoopt en verwacht. Het streven is om het nog voor de zomer aan de Kamer te doen toekomen. Eind juni rapporteer ik over de voortgang van de versterkte handhavingsstrategie aan de Europese Commissie. De Europese Commissie wordt daar ook nauw bij betrokken of in meegenomen. Als wij dat niet zouden doen, zouden zij ons daar wel toe oproepen.
Dan de grondgebondenheid, een meer principieel punt van de heer Van Zandbrink. We moeten volgens hem in de herziening van de mestregelgeving meer naar de grondgebondenheid toe. We moeten de keuzes durven te maken om meer die kant op te gaan. Ik heb net aangegeven dat grondgebondenheid een belangrijk aspect is van het hele mestbeleid. We hebben allerlei gesprekken gevoerd in het land. We zijn nu de richting aan het bepalen in verband met de vraag hoe die herziening vormgegeven kan worden. Het stimuleren van kringlooplandbouw is een van de doelen die we daarmee nastreven. Ik zou bijna zeggen: uiteraard. We zien nu juist dat het elkaar soms tegenwerkt en dat is niet productief. Aan het eind van het jaar probeer ik de richting aan te geven in verband de vraag hoe wij denken handen en voeten te kunnen geven aan de herbezinning. Eenvoud van het stelsel is daarbij een van de aannames. De heer Van Zandbrink gaf aan dat fraude een belangrijk aspect is. Een eenvoudiger stelsel helpt vaak ook om fraude te voorkomen, maar het dient ook de uitvoerbaarheid voor de landbouwers. Die vragen zich soms af hoe zij hier allemaal wijs uit kunnen worden. Als we daarin de goede stappen zetten, hebben wij voor de toekomst echt een stelsel waarmee we de goede doelen kunnen dienen.
De heer Van Zandbrink vraagt of ik verwacht dat er voldoende overdracht zal plaatsvinden. Zo ja, waar is die verwachting dan op gebaseerd? Ik heb net al tegen de heer Binnema gezegd dat het een jonge markt is. Het is lastig te voorspellen. We hebben gekeken naar de handel van vorig jaar en de ervaringen met de dierrechtenstelsels. We hebben gezien dat vorig jaar 420.000 kilo was afgeroomd met 10%. Ervan uitgaande dat er minder gehandeld zou worden, hebben wij dat percentage hoger vastgesteld. We gaan de voortgang nauwlettend in de gaten houden. In de brief heb ik aangegeven dat ik, als het onvoldoende blijkt te zijn, niet uitsluit dat een verdere verhoging noodzakelijk is. Vooralsnog gaan we kijken wat de 20% betekent voor de afroming van het aantal rechten.
Is de Europese Commissie hiermee akkoord? De inschatting van de Europese Commissie is dat een verhoging van het afromingspercentage geen goedkeuring van haar vereist. Met andere woorden: dit wetsvoorstel hoeft niet ook nog weer langs de Europese Commissie.
De heer Van Zandbrink vraagt of het behulpzaam is om bij de herziening van het mestbeleid ook te kijken naar de Omgevingswet. We zijn bezig met het vaststellen van de contouren voor een toekomstig mestbeleid. Ik zal daarbij bekijken welke instrumenten daaraan dienstbaar kunnen zijn. Ik zal ook kijken welke mogelijkheden de Omgevingswet daarbij biedt. Ik kan dat niet op voorhand zeggen, maar ik ben bereid om daarnaar te kijken.
Dan de meer principiële vraag over de verkleining van de veestapel. Die verkleining kan een gevolg zijn van keuzes die worden gemaakt. Dat heb ik ook altijd aangegeven. Het is echter geen doel in zichzelf. Het gaat ook in die volgorde. Ik denk dat we echt moeten bekijken wat de juiste maatregelen voor de toekomst van onze landbouw zijn, wat die betekenen en waar dat uiteindelijk toe leidt. Dat zijn natuurlijk ook de stappen die we in ons beleid altijd doorlopen.
Ik hoop dat ik daarmee de vragen van de heer Van Zandbrink heb kunnen beantwoorden.
De heer Koffeman i (PvdD):
De minister zegt dat de verkleining van de veestapel geen doel in zichzelf is. Misschien kan ze dat iets nader verduidelijken, want tal van adviesorganen van de regering hebben gezegd: de veestapel moet kleiner. Bedoelt de minister, als ze zegt dat het geen doel in zichzelf is, dat we dat niet gaan doen? Of bedoelt ze dat we het altijd moeten zien in relatie tot bepaalde doelstellingen? Kan ze in dat geval die doelstellingen wat nader duiden?
Minister Schouten:
Als ik zeg dat het een gevolg is van keuzes die we maken, dan bedoel ik dat op die manier. Dus het is niet zo dat we eerst zeggen dat verkleining van de veestapel het doel is en ons vervolgens afvragen wat daarvoor moet gebeuren. Nee, het doel is dat wij ons aan bepaalde normen moeten houden. We zijn ook aan het bekijken hoe het bijvoorbeeld met de leefbaarheid zit; ik memoreer de warme sanering van de varkenshouderij. De leefomgeving en de leefbaarheid zijn ook belangrijke aspecten. Dat zijn de doelen die we stellen. Daarbij gaan we kijken welke mogelijkheden we hebben en welke middelen nodig zijn om dat te realiseren.
De voorzitter:
Meneer Van Zandbrink, voor u een vraag stelt: ik waarschuw alvast iedereen, ook de minister. Het is kwart over elf. We hebben ook nog een tweede termijn. Ik heb gezegd half twaalf. Ik ben bereid om het te rekken tot kwart voor twaalf, maar dan is het echt afgelopen.
Meneer Van Zandbrink.
De heer Van Zandbrink i (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. De minister zegt dat de verkleining van de veestapel geen doel in zichzelf is. Op dat punt kunnen we van mening verschillen, maar los daarvan, mijn vraag ging over de effecten van de maatregelen die u neemt. Die maatregelen kunnen leiden tot een verkleining van de veestapel. Welke consequenties heeft dat voor het inkomen van de boer die continueert? Daar ging het om, los van de vraag of het wel of geen doel in zichzelf is. Wat is het effect van de maatregelen die nu genomen worden en wellicht in de toekomst genomen gaan worden. De vraag was: wilt u die verkenning doen? Daarmee wil ik niet aangeven dat u er op voorhand mee instemt dat dat het doel van die studie is. Het gaat erom dat we die kennis krijgen.
De voorzitter:
De vraag is duidelijk.
De heer Van Zandbrink (PvdA):
Laten we het denken alsjeblieft niet stilzetten.
Minister Schouten:
Deze discussie heb ik al vaker met de heer Van Zandbrink gehad. Wij hebben een commissie ingesteld die kijkt naar verdienmodellen voor de boeren. Die commissie staat onder leiding van nu nog gedeputeerde, straks oud-gedeputeerde mevrouw Maij. Een heel scala aan wetenschappers en praktijkmensen is daarbij betrokken. Zij kijken heel goed hoe de verdienmodellen van de boer er in de toekomst uitzien. Je kijkt dan natuurlijk ook naar de verschillende modellen. De opdracht is niet om te kijken naar het verdienmodel als de veestapel kleiner wordt, zeg ik er nadrukkelijk bij. Maar er wordt wel bekeken wat de toekomstscenario's voor de landbouw zijn. Waar liggen bijvoorbeeld bepaalde markten, hoe ontwikkelen die zich en welk verdienmodel hoort daarbij? Daar zijn we juist al naar aan het kijken, want we kunnen hier allerlei maatregelen nemen, maar als die er uiteindelijk toe leiden dat de boer het qua inkomen niet kan of de investering niet terugverdiend krijgt, zijn we niet het probleem aan het oplossen. Dan zijn we vooral de boer aan het klemzetten. Daarnaast zijn wij ook bezig met maatregelen voor de positie van de boer in de keten; ik hoop daarover binnenkort een wetsvoorstel naar uw Kamer te sturen. Daarbij bekijken we ook hoe we de positie en daarmee het verdienvermogen van de boer kunnen verbeteren. Ik denk dat we dus al een aantal trajecten hebben ingezet om antwoord te krijgen op de vraag hoe dat verdienmodel er in de toekomst uitziet.
De heer Schalk vraagt mij ...
De voorzitter:
Ik geef u tot vijf voor half twaalf voor het antwoord in eerste termijn.
Minister Schouten:
Ja. Dat gaat me lukken.
De voorzitter:
Dan heb ik een kwartier tweede termijn van de Kamer en krijgt u vijf minuten voor uw tweede termijn. Dan is het kwart voor twaalf.
Minister Schouten:
Prima. Dat gaat mij lukken, denk ik — hoop ik.
De heer Schalk van de SGP vraagt mij een aantal toezeggingen te doen. Ik verklap alvast dat ik die graag doe, maar ik zal ook toelichten hoe ik dat doe. Ten eerste vraagt hij of de documenten die aan de Tweede Kamer zijn toegezegd — de cijfermatige onderbouwing en het vertrouwelijk ter inzage leggen van de juridische onderbouwing, namelijk de vraag van de Europese Commissie om een aantal rechten naar beneden te krijgen — hier ook toegezegd kunnen worden. Ja, volmondig ja. Ik zal zorgen dat die documenten ook voor uw Kamer ter beschikking komen.
Het tweede verzoek ging over de vergelijking tussen de verschillende systemen. De heer Schalk geeft terecht aan dat het echt een complex dossier is. Het is ingewikkeld. Er spelen veel variabelen mee. Het gaat over vleesveekoeien, melkvee, het melkveeplafond, de fosfaatrechten, het fosfaatplafond ... Ik begrijp dat veel cijfers en categorieën niet altijd bijdragen aan de helderheid van het stelsel. Ik wil u toezeggen dat ik dit op korte termijn nog op schrift zet, dat ik de relaties tussen die zaken uiteenzet en dat ik dit uw Kamer toestuur. Ik zal proberen dat voor de zomer te doen. Hopelijk ligt er dan een duidelijke brief.
De heer Schalk vraagt ook wat ik ga doen aan het verschil tussen al die zaken, omdat hier geen goede prikkel van uitgaat voor de boeren. In de berekening van de hoeveelheid fosfaatrechten die veehouders nodig hebben, maken we gebruik van forfaits. Die representeren een gemiddelde waarde, voor bijvoorbeeld een melkkoe bij een bepaalde melkproductie. Dat zijn gemiddeldes, aannames, omdat je het nog een beetje eenvoudig wilt houden. De boeren zijn de afgelopen jaren qua fosfaat efficiënter gaan produceren. Daardoor zijn die forfaits niet meer actueel. Daar heb ik het ook in de Tweede Kamer over gehad. Ik heb de Tweede Kamer toegezegd dat ik haar in september informeer hoe ik deze forfaits per 1 januari wil gaan aanpassen, zodat ze meer in lijn met de werkelijkheid komen. Als uw Kamer dat wil, kan ik u deze cijfers ook toezenden, zodat u daar ook kennis van kunt nemen.
Ik hoop dat ik daarmee de vragen van de heer Schalk heb beantwoord.
Tot slot de vragen van de heer Koffeman. Hij vraagt mij wanneer ik met een integrale visie op de toekomst van de landbouw kom, waarin we ons ook meer op fosfaat en stikstof richten. Voor fosfaat en stikstof hebben we nu de sectorale plafonds en het nationale plafond, zodat de productie van mest geen negatieve invloed heeft op het milieu en de waterkwaliteit als we daaronder blijven. In het kader van de herbezinning op het mestbeleid bekijken we met alle stakeholders meer fundamenteel waar we heen willen met het mestbeleid. Ik denk dat we bij die bezinning op het mestbeleid ook de visie op fosfaat en stikstof wat breder gaan trekken. De integrale toekomstvisie heb ik, naar ik meen, gepresenteerd ten aanzien van de kringlooplandbouw. We zijn nu bezig met het opstellen van het realisatieplan. Ik had uw Kamer al toegezegd dat ik dat hiernaartoe zal zenden. Dan kunnen de leden van uw Kamer kennisnemen van de plannen die wij maken om de weg naar kringlooplandbouw in te zetten. Ik had het al toegezegd, maar ik zal ook het realisatieplan over kringlooplandbouw aan uw Kamer doen toekomen. Dat gaat dan ook over de middellangetermijnvisie, zoals de heer Koffeman dat noemt. We presenteren het realisatieplan. Daarin kunt u nagaan welke acties we allemaal gaan ondernemen.
De voorzitter:
Meneer Koffeman, ik blijf naar die klok kijken ...
De heer Koffeman (PvdD):
Ik wil de minister vragen of ze ook bereid is om de effecten van de veehouderij op het klimaatprobleem mee te nemen in zo'n integrale visie.
Minister Schouten:
De heer Koffeman weet dat het kabinet bezig is met het opstellen van een klimaatakkoord. Daarmee maken we landbouw en landgebruikers een van de onderdelen van het klimaatakkoord. Daarin gaan we ook maatregelen benoemen en nemen met het oog op het milieu.
De heer Koffeman vraagt ook naar de gevolgen van de CBb-uitspraak ten aanzien van het vleesvee. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft op 16 april 2019 drie uitspraken gepubliceerd over fosfaatrechten voor jongvee. Het CBb heeft geoordeeld dat de uitleg die de beleidsregel geeft een beperking is van het begrip "melkvee" zoals opgenomen in de Meststoffenwet. Daarom, zo zegt het CBb, kan ook jongvee ouder dan 1 jaar dat niet bestemd is om een kalf te krijgen, melkvee zijn in de zin van de Meststoffenwet. Mijn inschatting is nu dat de uitspraak van het CBb tot gevolg heeft dat er in totaal ongeveer 300.000 kilogram aan fosfaatrechten extra moeten worden toegekend aan vleesveehouders. Dat betreft overigens wel een afgebakende groep. Men moest in 2015 dat vee hebben. Het is dus niet zo dat het nog toeneemt. Extra rechten moeten slechts voor een deel van het jongvee worden toegekend dat door vleesveehouders werd gehouden ten tijde van de peildatum, zoals ik net heb aangegeven. De uitspraak van het CBb betekent ook dat opnieuw onduidelijk is welk jongvee onder het begrip "melkvee" valt zoals opgenomen in de Meststoffenwet en daarmee wat de reikwijdte van het fosfaatrechtenstelsel is. Om daarover voor de toekomst duidelijkheid te geven ben ik voornemens de wet aan te passen overeenkomstig de beleidsregel. We gaan het dus borgen. In de tussentijd zal de Meststoffenwet worden gehandhaafd op basis van de beleidsregel. We zijn dus de door het CBb geconstateerde lacune aan het dichten. Er komen nog behoorlijk wat rechten op de markt, vandaar mede de noodzaak voor dit wetsvoorstel.
Voorzitter, ik meen dat ik hiermee alle vragen heb beantwoord, ook die van de heer Koffeman.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan zal ik heel snel zeggen dat we nu zijn toegekomen aan de tweede termijn van de kant van de Kamer. Ik geef het woord aan mevrouw Faber.
Mevrouw Faber-van de Klashorst i (PVV):
Dank u, voorzitter. Ik bedank de minister voor de antwoorden. Mij rest nog één vraag. In totaal is er 1 miljoen te veel aan rechten uitgegeven, waarvan 0,6 miljoen niet is toegewezen aan de melkveehouderij. Maar daar worden ze wel teruggehaald. Dat lijkt een overheveling tussen sectoren. Is de minister het eens met deze veronderstelling?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Faber. Ik geef het woord aan de heer Reuten. Ik hoop dat u het net zo snel kan doen als mevrouw Faber.
De heer Reuten i (SP):
Voorzitter. De minister heeft mijn vragen beantwoord, en wel op zeer efficiënte wijze. Misschien moeten we meer spoeddebatten hebben, voorzitter. Ik wil benadrukken dat ze dat bovendien op aangename wijze gedaan heeft.
Ik constateer dat de minister erkent dat er vele onzekerheden en aannames zijn rond de besluiten voor afroming in plaats van het alternatief van een generieke korting.
Ik wil graag één vraag nader gespecificeerd zien: het aantal dieren dat vervroegd naar de slacht moet bij de twee alternatieven. Dat is een lastig te beantwoorden vraag, dat begrijp ik wel, maar ik zou het graag toch iets nader gespecificeerd zien, dus bij een generieke korting van 0,8% dan wel een extra afroming van 10% à 20%.
Het eerste deel van mijn betoog ging over het brede kader van het wetsvoorstel. Ik ondersteun de motie die heer Koffeman daarover dadelijk gaat indienen.
Ten slotte. Ik zal de antwoorden van de minister op mijn vragen voorleggen aan mijn fractie. Naar aanleiding daarvan zullen wij in het kader van onze commentaren in eerste termijn ons standpunt over het wetsvoorstel bepalen.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Reuten. Top, u heeft nog tweeënhalve minuut over; helemaal geweldig! Ik geef het woord aan de heer Ten Hoeve.
De heer Ten Hoeve i (OSF):
Voorzitter. Ik bedank de minister voor haar heel heldere uiteenzettingen. Ik blijf bij het gevoel dat als wij nu niet onmiddellijk beginnen met het nemen van radicale maatregelen in het voordeel van de grondgebonden sector, wij de zaak weer op de lange baan schuiven, en het wordt toch al een proces van heel lange adem. Laten we alsjeblieft vlug beginnen!
De minister kiest niet voor een generieke korting, omdat daarmee ook bedrijven worden getroffen die niet hebben bijgedragen aan de groei. Dat is op zich wel juist, maar daarmee kiezen we toch weer tegen de sector, die helemaal geen bijdrage levert aan het fosfaatoverschot. Ik blijf ongelukkig met de keuze.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Ten Hoeve. Ik geef het woord aan de heer Binnema.
De heer Binnema i (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Ook van onze kant dank voor de beantwoording van de minister. Dank ook voor de felicitaties van zowel de minister als de collega's. Er is al weer meer aandacht geweest voor mijn verjaardag dan mij lief is. Ik probeer altijd te negeren dat er zoiets bestaat als verjaardagen.
Maar ter zake. De minister bevestigt — dat werd ook door de heer Reuten gezegd — dat het om aannames gaat. We hopen dat 20% het percentage is dat de markt voldoende in beweging brengt. Maar het risico blijft dat er te weinig handel is en dat we het uiteindelijk toch niet op deze manier gaan redden. Wellicht zal er een later moment zijn, al evaluerend, onderweg en monitorend, dat het percentage toch hoger moet worden. In die zin merken we op dat de voorbereiding van het debat, het debat van vandaag en de toelichting enigszins geleden hebben onder de haast en spoed die nodig was. Je zou een echte afweging willen maken van de voor- en nadelen van dit afromingspercentage en de generieke korting, maar die zijn niet in de volle breedte verkend. Bij de vergelijking tussen de generieke korting en het afromingspercentage gaat het met name over de uitvoerbaarheid en legaliteit. In de memorie wordt vooral het afromingspercentage op deze aspecten toegelicht.
Tegelijkertijd constateren wij dat dit wetsvoorstel het gewenste mogelijk zou kunnen maken, namelijk met de fosfaatrechten onder het sectorplafond komen. Dat betekent dat wij niet buitengewoon enthousiast zijn of erg overtuigd, maar dat we wel denken dat deze stappen nu nodig zijn. Om die reden zal ik mijn fractie ook een positief advies geven over dit wetsvoorstel.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Binnema. Ik geef het woord aan de heer Van Zandbrink.
De heer Van Zandbrink i (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil de minister bedanken voor de toezeggingen en de toelichting.
Kort en goed blijft er één punt over: de grondgebondenheid. Heb ik goed begrepen dat de minister in haar beantwoording stelde dat ze er geen zicht op heeft of de handel in fosfaatrechten ertoe leidt dat de grondgebondenheid toeneemt of afneemt? Als dat het geval is, wil ik de minister vragen of zij dat zou willen volgen, zodat we dat bij de herziening van het meststelsel kunnen meenemen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Zandbrink. Ik geef het woord aan de heer Schalk.
De heer Schalk i (SGP):
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Ook natuurlijk mijn dank aan de minister voor de beantwoording, maar ook voor de glasheldere toezeggingen die zij heeft gedaan. Op alle drie mijn vragen heeft zij toegezegd een en ander naar de Kamer te doen toekomen. Met name de tweede toezegging, die ging over het meer inzicht geven in de verschillende systemen, om het maar heel kort te verwoorden, helpt mij geweldig om uiteindelijk met een positief advies naar mijn fractie te gaan rondom de wet die voorligt.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Schalk. Ik geef het woord aan de heer Koffeman.
De heer Koffeman i (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. Ik wil de minister bedanken voor het beantwoorden van onze vragen. Ik ben zeer overtuigd van de oprechte bedoelingen van de minister om het probleem dat voorligt op te lossen. Ik ben er ook van overtuigd dat die goede bedoelingen ook bij ambtsvoorgangers aanwezig waren. Die goede bedoelingen hebben echter tot nu toe niet tot een integrale aanpak geleid die echt toereikend is om de problemen het hoofd te bieden zoals die zich elke opnieuw voordoen.
Nog eventjes over de beantwoording van de vragen. Ik heb aan de minister gevraagd of zij meer helderheid kan geven waarom er te veel rechten zijn uitgegeven en aan wie. Ik heb gevraagd of de minister in een brief duidelijk kan maken om welke knelgevallen en bezwaarmakers het gaat. Daar krijg ik graag nog een antwoord op.
Ik heb naar aanleiding van de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven erop gewezen dat de fosfaatrechten die zijn toegekend aan vleesveehouders, nu nog buiten het sectorplafond melkvee vallen, tenzij die vleesveehouders de rechten verkopen aan melkveehouders. Wat doet deze wetswijziging om dat probleem te voorkomen? Dat aspect heb ik gemist in de beantwoording van de minister.
Dan heeft de minister toegezegd dat er een aantal onderzoeken loopt om de stikstof-, fosfaat- en klimaatproblemen in kaart te brengen die samenhangen met de veehouderij, maar ik denk dat er op dit moment meer dan dat nodig is. Om die reden wil ik graag een motie indienen die vraagt om een integraal beleidsplan met afrekenbare doelen, want daaraan heeft het echt ontbroken de afgelopen jaren. Ik denk dat dit de komende tijd heel hard nodig is, zeker ook omdat de klimaateffecten van de veehouderij nog steeds niet goed worden meegewogen om in 2030 belangrijke doelstellingen te halen.
De voorzitter:
Door de leden Koffeman, Reuten, Binnema, Overbeek, Ten Hoeve en Van Zandbrink wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de vigerende wetgeving op het gebied van veehouderij en mestbeleid onvoldoende soelaas biedt bij het beteugelen van de stikstof- en fosfaatuitstoot en bij het bijdragen aan het behalen van de klimaatdoelen waarvoor Nederland zich gesteld ziet;
overwegende dat het Europese Hof heeft uitgesproken dat Nederland te weinig doet tegen te veel stikstof in de natuur;
overwegende dat incidentele wetgeving op het gebied van de afroming van fosfaatrechten onvoldoende uitzicht biedt op structurele oplossingen;
verzoekt de regering te komen met een integraal beleidsplan voor de veehouderij met afrekenbare doelstellingen op het gebied van fosfaat, stikstof en klimaateffecten, waarin ook het behalen van de klimaatdoelen voor 2030 wordt betrokken,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt letter D (35208).
Dank u wel, meneer Koffeman.
Ik geef het woord aan de minister, als zij in staat en bereid is om direct te antwoorden. U heeft tien minuten.
Minister Schouten i:
Dank u wel, voorzitter. Dank ook voor de inbreng van uw Kamer, de gestelde vragen en de ingediende motie. Ik begin met de vraag van mevrouw Faber of er een overheveling plaatsvindt tussen de sectoren. Ik bepleit bij de Europese Commissie dat de rechten voor het vleesvee niet zouden moeten meetellen onder het melkveeplafond. Dat is het gesprek dat wij nu hebben en dat is ook nadrukkelijk de inzet van Nederland, zodat er inderdaad geen rechten van het vleesvee gaan meetellen onder het melkveeplafond. Ik kan overigens niet voorkomen dat er handel plaatsvindt tussen deze twee sectoren. Dus iemand die vleesvee heeft, kan het verkopen aan de melkveehouderij.
De heer Koffeman i (PvdD):
Daar schetst de minister meteen een lastig probleem. Als die vleesveerechten worden verkocht aan de melkveehouderij, dan hebben we ze niet meegeteld, maar in de werkelijkheid tellen ze wel mee, althans, ze veroorzaken wat we wilden voorkomen.
Minister Schouten:
Dit gaat, denk ik, over de vraag die de heer Koffeman specifiek heeft gesteld. Daar kom ik nog op terug. Dit was puur de vraag of er overheveling plaatsvindt tussen deze twee sectoren. Dit ging over het toedelen van het vleesvee onder het melkveeplafond. Ik heb mijn inzet op dat punt richting Europa gemeld.
Mevrouw Faber-van de Klashorst i (PVV):
De minister geeft aan dat zij haar inzet meldt bij de Europese Commissie, maar ik heb nog steeds de vraag of er nu 0,6 miljoen rechten van de ene naar de andere sector worden overgeheveld.
Minister Schouten:
Nee.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ik zie dat er 1 miljoen rechten uit de markt moeten worden gehaald, waarvan 0,6 miljoen niet zijn toegewezen aan de melkveehouderij, maar ze worden daar wel teruggehaald.
Minister Schouten:
Er zijn rechten toegekend aan vleesvee en er zijn rechten toegekend aan melkvee. De vraag is nu of de rechten die aan het vleesvee zijn toegekend, ook meetellen bij het melkveeplafond. Ik heb aangegeven wat mijn inzet is richting Europa. Ik kom nog op de vraag van de heer Koffeman wat wij doen met die extra toegedeelde rechten vanwege de uitspraak van het CBb. Ik geef nu al bijna het antwoord. Ik kan niet voorkomen dat er handel plaatsvindt tussen die twee stelsels.
De voorzitter:
Geef het antwoord nu maar meteen.
Minister Schouten:
Hij vraagt: hoe voorkomt u dat? Dat kan ik niet voorkomen. Ik kan niet voorkomen dat daarin wordt gehandeld. Dat onderstreept nogmaals de urgentie van dit wetsvoorstel om te voorkomen dat we met het melkveeplafond te hoog zitten qua aantallen rechten.
De heer Reuten vroeg nogmaals of ik het aantal dieren kan onderbouwen dat mogelijk vervroegd naar de slacht gaat bij een generieke korting versus een extra afroming. Ik heb net aangegeven dat ik dat niet kwantitatief kan onderbouwen. Dat heeft te maken met de individuele keuze die een boer maakt; hij kan bijvoorbeeld ook kiezen voor export. Ik heb aangegeven dat afroming aangrijpt bij de latente ruimte die er is, dus bij hetgeen een boer overheeft en zelf niet nodig heeft. Daarmee wordt de kans kleiner dat het direct tot gevolg heeft dat het tot slacht leidt. Maar ik kan dit niet kwantificeren of met cijfers helemaal exact onderbouwen.
Ik heb gehoord wat de heer Ten Hoeve heeft gezegd. Hij is ongelukkig met de keuze. Ik heb ook gehoord wat zijn onderbouwing daarvan is. Ik heb ook aangegeven waarom ik de keuze heb gemaakt zoals ik die heb gemaakt.
Ik dank de heer Binnema. Hij geeft aan dat er een bredere beschouwing nodig is. Ik denk dat wij die ook zullen gaan geven, maar dit wetsvoorstel ziet er echt op dat wij qua rechten onder het plafond komen dat ons is toebedeeld.
De heer Van Zandbrink sprak over de grondgebondenheid. Hij vraagt daarbij of die toeneemt of afneemt. Mag de vraag nog even worden herhaald, voorzitter, want ik heb het niet helemaal goed opgeschreven?
De heer Van Zandbrink i (PvdA):
De vraag is of de overdracht van fosfaten een beweging is van grondgebonden bedrijven naar niet-grondgebonden bedrijven of andersom. Ik heb begrepen dat u dat niet weet. Als ik dat goed heb begrepen, wilt u dat dan alstublieft in kaart brengen?
Minister Schouten:
Het klopt dat ik nu niet precies weet hoeveel rechten er nu bijvoorbeeld van een grondgebonden bedrijf naar een niet-grondgebonden bedrijf worden verhandeld. Dat houden wij niet op deze manier bij. Wij monitoren wel de grondgebondenheid in het kader van de grondgebonden groei melkveehouderij. Dat houden wij generiek wel in de gaten, maar het echt real time volgen waar een recht naartoe gaat, van bedrijf A naar bedrijf B, en daarbij de vraag of bedrijf A een grondgebonden bedrijf is en bedrijf B niet of wat dan ook, is lastig omdat de mate van grondgebondenheid dan steeds per bedrijf moet worden vastgesteld. Dat maakt het uitvoeringstechnisch behoorlijk complex. We meten dus wel de mate van grondgebondenheid, maar de precieze handel tussen die twee niet. Ik vind dat qua complexiteit ook nog wel een klus. Ik zou daar ook niet toe willen overgaan. De heer Schalk dank ik voor de overweging die hij aan zijn fractie wil voorleggen. Ik zeg hem dus ook toe dat ik de informatie zal sturen, zoals ik dat al heb gedaan in de eerste termijn.
De heer Koffeman vroeg hoeveel rechten aan welke categorieën zijn verstrekt. Ik heb al laten weten dat circa 600.000 kilogram fosfaatrechten zijn toegekend aan de vleesveehouders. Hiervan zijn circa 140.000 kilogram rechten ingeleverd, ook vanwege de vrijstellingsregeling die wij hebben ingesteld. Daarom zijn er circa 460.000 rechten toegekend aan de vleesveehouders. Dat zal oplopen met de 300.000 kilo als gevolg van de CBb-uitspraak die ik net heb aangegeven.
De heer Koffeman vraagt ook of ik meer helderheid kan geven over onderbouwing van de cijfers. Waar zijn ze nou allemaal aan toegekend en waaraan niet? Het gaat om initiële toekenningen plus de gevolgen van bezwaar en beroep. Onder andere als gevolg van extra informaties die door landbouwers zijn aangeleverd, toen werd vastgesteld hoeveel rechten er moesten zijn, konden landbouwers hun zienswijze nog geven of zij op meer rechten recht hadden naar hun mening of niet. Dat heeft toen tot de vaststelling van het aantal rechten geleid. Later kwamen er toch nog meer landbouwers die zeiden: ik heb meer recht op rechten door bepaalde omstandigheden. Zij hebben kunnen aantonen dat dat zo is. Daardoor zijn meer rechten initieel toegekend.
Het is een groot stelsel waarin we nog steeds bezig zijn dat goed in te voeren. Bezwaar en beroep loopt op dit moment ook nog, dus die gevolgen kan ik niet allemaal van tevoren inschatten. Ik vind het heel ver gaan om dat nu per se per diercategorie helemaal in kaart te brengen. Dat is echt veel werk, als ik daar al helemaal exact alles inzichtelijk kan maken. Dus ik heb nu in hoofdlijnen aangegeven waar die cijfers door komen, de redenen waarom er meer zijn toegekend. Maar ik vind het wel ver gaan om dat helemaal uitgesplitst per brief toe te gaan kennen.
De heer Koffeman vraagt ook naar vleesvee voor melkvee. Ik kan niet voorkomen dat daar inderdaad die handel plaatsvindt. Vandaar ook de urgentie voor dit wetsvoorstel.
Dan de motie van de heer Koffeman. Hij vraagt om een integraal beleidskader ten aanzien van fosfaat, stikstof en klimaat en daarbij ook het klimaatakkoord te betrekken. Ik heb aangegeven dat ik binnenkort met het realisatieplan voor de LNV-visie kom. Dat zal zeer binnenkort zijn, waarbij ik inzet op het sluiten van kringlopen. We hebben daarnaast het klimaatakkoord, wat ook nog binnenkort tot een afronding zal komen. Ik meen dat we daarmee ook al voldoende visies hebben neergezet en ook actieplannen of realisatieplannen die daarbij horen. In dat licht ontraad ik deze motie.
De voorzitter:
Heel kort, meneer Koffeman.
De heer Koffeman (PvdD):
Ik vind het bijzonder dat de minister in de motie allerlei zaken ziet waar ze al mee bezig is. Het enige wat de motie meer vraagt, is om daar een integraal beleidskader van te maken en het te voorzien van afrekenbare doelstellingen. Dan zegt de minister: ik ontraad de motie. Dat ontgaat mij enigszins. Waar zit het probleem voor de minister? Wil ze geen afrekenbare doelstellingen? Of wil ze geen integraal beleidskader? Want de onderdelen zijn al in bewerking, begrijp ik.
Minister Schouten:
Ik ben blij dat uw Kamer mij altijd aanspoort om mijn werk te doen, maar als ik mijn werk al doe, dan hoeft de Kamer daar niet nog een keer een motie voor in te dienen.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Koffeman.
De heer Koffeman (PvdD):
Het blijkt dat tot op heden uw ambtsvoorgangers hun werk ook gedaan hebben, maar er waren steeds geen afrekenbare doelstellingen. Dát is de reden dat we hier vandaag met spoed staan voor wéér een reparatiewet. Dus wat ik wil met deze motie is voorkomen dat we elke keer nieuwe reparatiewetgeving krijgen, maar dat er een integraal beleidskader is met afrekenbare doelstellingen. Kennelijk wil de minister daar niet aan.
Minister Schouten:
We hébben doelstellingen ten aanzien van fosfaat; de hoeveelheid fosfaatproductie die mag plaatsvinden, de hoeveelheid stikstofproductie die mag plaatsvinden. We zijn bezig met het inrichten van de maatregelen die we hebben geïdentificeerd voor landbouw en landgebruik in het kader van het klimaatakkoord en de megatonnen CO2 die dat moet opleveren. Dus ja, ik meen dat we dit doen, dan wel in werking hebben. Dan zie ik niet waarom ik dat nog een keer extra zou moeten gaan aanzetten.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik kom tot afhandeling van het wetsvoorstel. Wenst een van de leden stemming over het wetsvoorstel? Dat is het geval. Dan stel ik voor dat er vanmiddag wordt gestemd over het wetsvoorstel. Tevens wordt er vanmiddag ook gestemd over de ingediende motie.
Daartoe wordt besloten.
De vergadering wordt van 11.48 uur tot 12.45 uur geschorst.
De voorzitter:
Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.
Ik deel aan de Kamer mee dat het Presidium van de Tweede Kamer en het College van Senioren besloten hebben om de huidige delegaties in de parlementaire assemblees nog drie maanden na het aantreden van de nieuwe Eerste Kamer in functie te laten, waarna de nieuwe delegaties worden benoemd. Dat zal kort na het zomerreces gebeuren.
Aan de orde is de behandeling van:
-
-het wetsvoorstel Wijziging van de Wet wapens en munitie in verband met de Richtlijn (EU) 2017/853 van het Europees parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 mei 2017 tot wijziging van Richtlijn 91/477/EEG van de Raad inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens (PbEU 2017, L 137/22) (34984);
-
-het wetsvoorstel Wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, de Jeugdwet en enkele andere wetten ter verbetering van patiëntgerichte zorg en het opnemen van een wettelijke regeling voor het inzagerecht in het medisch dossier van een overleden patiënt (34994);
-
-het wetsvoorstel Wijziging van de Scheepvaartverkeerswet, de Havenbeveiligingswet en de Wet voorkoming verontreiniging door schepen ter (aanvullende) implementatie van de richtlijnen (EU) 2017/2109 en 2010/65/EU in verband met een noodzakelijke wettelijke grondslag voor de verwerking van persoonsgegevens (35121).
Deze wetsvoorstellen worden zonder beraadslaging en zonder stemming aangenomen.
De voorzitter:
Verlangt iemand aantekening?
De voorzitter:
De leden van de fracties van de PvdD en de PVV wordt conform artikel 121 van het Reglement van Orde aantekening verleend dat zij geacht willen worden zich niet met het wetsvoorstel Wijziging van de Wet wapens en munitie in verband met de Richtlijn (EU) 2017/853 van het Europees parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 mei 2017 tot wijziging van Richtlijn 91/477/EEG van de Raad inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens (PbEU 2017, L 137/22) (34984) te hebben kunnen verenigen.
Stemming Verwijdering asbest en asbesthoudende producten
Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Wet milieubeheer (verwijdering asbest en asbesthoudende producten) (34675).
(Zie vergadering van 28 mei 2019.)
De voorzitter:
Ik heb de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, die namens de regering bij de stemmingen aanwezig is, reeds welkom geheten.
Hebben alle leden de presentielijst getekend? Dat is kennelijk het geval.
Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen vooraf.
De heer Aardema i (PVV):
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Onze fractie heeft kennisgenomen van de brief van de staatssecretaris waarin met name de ingangsdatum van de wet drie jaar naar achteren wordt geschoven. Daarmee stel je het weliswaar uit en dat geeft een beetje ruimte, maar het hele wetsvoorstel blijft wat ons betreft disproportioneel en er zitten nog meer losse eindjes aan, wat onze fractie ertoe brengt om tegen dit wetsvoorstel te stemmen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Aardema. Mevrouw Klip.
Mevrouw Klip-Martin i (VVD):
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Allereerst wil ik de staatssecretaris nogmaals namens de leden van de VVD-fractie bedanken voor haar uitvoerige schriftelijke en mondelinge beantwoording van onze vragen. Die dank geldt ook voor haar bereidheid, ook in de brief van vandaag, om meer ruimte in tijd te scheppen. Dit heeft de leden van de VVD-fractie echter niet kunnen overtuigen van de uitvoerbaarheid en de handhaafbaarheid van het beoogde beleid met betrekking tot het verbod op het voorhanden hebben van asbesthoudende dakbedekking. De leden van mijn fractie delen het uiteindelijke doel, maar zijn het niet eens met de manier waarop dit via het voorliggende wetsvoorstel zou moeten worden bereikt. Daarbij spelen met name de te krappe marktsituatie en de financiële randvoorwaarden een grote rol voor ons. Het gaat ons om een risicogericht traject met een integraal pakket van coherente maatregelen, middelen en arrangementen dat draagvlak oplevert en dus uitvoerbaar is. Om die reden zal de VVD-fractie tegen het wetsvoorstel stemmen.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Klip. Ik kijk naar de linkerzijde. Mevrouw Baay.
Mevrouw Baay-Timmerman i (50PLUS):
Voorzitter. 50PLUS had grote twijfels over dit wetsvoorstel, inhoudende een verbod op asbestdaken. Ook na het debat bleven vele vragen onbeantwoord. In de vanmorgen ontvangen brief van de staatssecretaris zijn een aantal belemmeringen voor mijn fractie weggenomen, zoals door de termijnverlenging van het verbod naar 2028, de verzilverlening voor minder draagkrachtige gepensioneerden, vrijstelling van het heffingsvermogen voor AOW-gerechtigden, meefinanciering van astbesthoudende gevelplaten uit het fonds en de toezegging om in nader overleg te treden met TNO over de 35 m2-grens. Gelet op deze toezeggingen kan 50PLUS voor dit wetsvoorstel stemmen.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Baay. Ik kijk naar links en ik kijk naar rechts. Mevrouw Fiers.
Mevrouw Fiers i (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. De Partij van de Arbeid is voorstander van het bevorderen van versnelde sanering van asbestdaken. Het voorliggende wetsvoorstel voldoet echter niet aan de vereisten van proportionaliteit, met name omdat de gezondheidseffecten van de invoering van een verplichte sanering van asbestdaken beperkt zijn in vergelijking met autonome sanering. Daartegenover staan de enorme kosten van minimaal 1,6 miljard euro voor het verplicht saneren van alle asbestdaken, die als gevolg van dit wetsvoorstel voor de verplichte einddatum betaald moeten worden door de eigenaren. En dan hebben ze nog geen nieuw dak. De Partij van de Arbeid zou graag een goede stimuleringsregeling zien voor het saneren van asbestdaken. Daarin voorziet dit wetsvoorstel niet. Wij zullen daarom tegenstemmen.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Fiers. Meneer Binnema.
De heer Binnema i (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Ook wat GroenLinks betreft dank aan de staatssecretaris voor de brief van vanochtend, voor de eerdere uitgebreide schriftelijke beantwoording en voor de beantwoording in het debat van vorige week. Het heeft ons tot de conclusie gebracht dat een verbod een geëigend en proportioneel middel is om de problematiek die hier aan de orde is aan te pakken. Wat ons betreft was de datum van 31 december 2024 ook een goede datum geweest, maar wij kunnen ons eventueel vinden in een uitstel. Wij denken dat deze maatregelen nodig zijn, gezien de slachtoffers en gezien de gezondheidsconsequenties die asbest nog steeds met zich meebrengt. Wij zullen daarom ook voor dit wetsvoorstel stemmen.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Binnema. Meneer Kuiper.
De heer Kuiper i (ChristenUnie):
Voorzitter. Mijn fractie zal, alles afwegende, voor het wetsvoorstel stemmen. Het verbod op asbestdaken is al in 2015 afgekondigd. Het veld heeft daar ook al op gereageerd. De gezondheidsrisico's zijn bekend en wij allen weten dat deze daken moeten worden vervangen. De brief van de staatssecretaris heeft weer nieuwe toezeggingen gebracht. De belangrijkste daarvan is de verschuiving van de termijn, in sommige gevallen zelfs naar 2030. Wij vinden het belangrijk dat er nu een wettelijk kader komt voor dit verbod en wij zullen de wet steunen.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Kuiper. Meneer Atsma.
De heer Atsma i (CDA):
Mevrouw de voorzitter. De CDA-fractie heeft lang gewikt en gewogen. Uiteindelijk hebben we vooral gekeken naar de effectiviteit van het wetsvoorstel. Daar zijn vraagtekens bij en daar zijn zekerheden over bij verschillende deskundigen. We hebben vragen gesteld over de haalbaarheid en de betaalbaarheid, ook in relatie tot de proportionaliteit. We hebben ten slotte ook vragen gesteld over de handhaafbaarheid van dit wetsvoorstel. En dat alles heeft ertoe geleid dat de CDA-fractie tegen het wetsvoorstel zal stemmen.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Atsma. Mevrouw Duthler.
Mevrouw Duthler i (Fractie Duthler):
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Mijn fractie onderschrijft het einddoel van dit wetsvoorstel, namelijk een asbestvrije leefomgeving. De minister heeft aangegeven dat het verbod niet op 31 december 2024 maar op 1 januari 2028 zal ingaan, met de mogelijkheid voor gemeenten om uitstel te verlenen tot en met 2030. Huishoudens krijgen daarmee meer tijd zich voor te bereiden op het verbod. Dit verbetert de haalbaarheid en betaalbaarheid. Asbest moet toch een keer de wereld uit. Mijn fractie zal daarom voor het wetsvoorstel stemmen.
De voorzitter:
Dank u wel. Meneer Van Dijk.
De heer Diederik van Dijk i (SGP):
Dank u, voorzitter. Zo veel stemverklaringen, dat werkt een beetje aanstekelijk. Ook vanaf deze kant dank aan de staatssecretaris voor haar brief. Het uitstel wat daarin wordt aangegeven, is natuurlijk een mooie geste, maar doet geen recht aan alle kritiekpunten die in het debat zijn gewisseld. Qua strekking, qua karakter blijft het wetsvoorstel in onze ogen volstrekt disproportioneel. Daarom stemmen we tegen dit wetsvoorstel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Dijk. Nu de heer Ten Hoeve en dan de heer Kox.
De heer Ten Hoeve i (OSF):
Voorzitter. Ik heb hier nog de tekst die ik heb opgesteld naar aanleiding van de discussie van vorige week met de conclusie: te veel onduidelijke gevolgen en eigenlijk ook niet zo'n heel duidelijke noodzaak in alle gevallen voor zulk rigoureus ingrijpen. Maar het asbestprobleem moet wel uit de wereld. Het zou beter zijn de deadline te verschuiven. De staatssecretaris is daar in voldoende mate aan tegemoetgekomen, lijkt mij. Het lijkt mogelijk om in 2028 met uitloop naar 2030 het fonds op poten te zetten en daar goed gebruik van te maken. Ik zal voor de wet stemmen.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Ten Hoeve. Meneer Kox.
De heer Kox i (SP):
Mevrouw de voorzitter, bij afwezigheid van Bob Ruers een stemverklaring van mij. Asbest Doodt was de titel van een rapport dat wij begin jaren negentig als SP produceerden. Asbest doodt nog steeds elk jaar honderden mensen. Ik ken geen dodelijker milieuschandaal dan de aanwezigheid van asbest in onze samenleving. Het parlement zou alles moeten doen om zo snel mogelijk af te komen van het product dat eigenlijk beter nooit uit de grond gehaald had kunnen worden. Het afstemmen van deze wet lijkt mij een buitengewoon slecht signaal. Ik vind het buitengewoon treurig dat het zover moet komen. Mijn fractie zal voor deze wet stemmen.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Kox. Ik kijk nog even rond of er nog meer leden zijn die een stemverklaring willen afleggen. Dat is niet het geval.
We stemmen bij zitten en opstaan.
In stemming komt het wetsvoorstel.
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de ChristenUnie, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, de OSF, de SP, D66 en Fractie Duthler voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de fracties van de SGP, de VVD, de PvdA, het CDA en de PVV ertegen, zodat het is verworpen.
Stemming Vereiste van ingezetenschap voor wethouders en gedeputeerden
Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Gemeentewet en de Provinciewet in verband met de verruiming van de bevoegdheid van de raad en provinciale staten om ontheffing te verlenen van het vereiste van ingezetenschap voor wethouders en gedeputeerden (34807).
(Zie vergadering van 28 mei 2019.)
De voorzitter:
Ik geef gelegenheid tot het afleggen van een stemverklaring vooraf.
Mevrouw Huijbregts.
Mevrouw Huijbregts-Schiedon i (VVD):
Voorzitter. Het ingezetenschap is naar de mening van de VVD in alle bestuurslagen een dragend principe van onze vertegenwoordigende democratie. Het voorliggende voorstel beoogt raden en Staten een pragmatische handreiking te bieden in de vrijstellingsprocedure hierop door de bestaande restricties weg te nemen en de afweging ongeclausuleerd op provinciaal en lokaal niveau te laten. Naar de mening van mijn fractie wordt hierdoor het woonplaatsvereiste op decentraal niveau impliciet opgeheven, zonder dat er een besluit en een debat over de consequenties van deze ongeclausuleerde vrijstelling voor het functioneren van het lokaal bestuur en provinciaal bestuur aan vooraf is gegaan. De leden van de VVD zullen dan ook tegen het voorstel stemmen.
De voorzitter:
Dank wel, mevrouw Huijbregts.
Ik kijk even rond of er nog meer stemverklaringen zijn. Dat is niet het geval.
We stemmen bij zitten en opstaan.
In stemming komt het wetsvoorstel.
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SGP, de ChristenUnie, de PvdA, GroenLinks, de OSF, D66 en Fractie Duthler voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de fracties van de VVD, het CDA, de PvdD, 50PLUS, de SP en de PVV ertegen, zodat het is verworpen.
Stemming Wet gebruik van passagiersgegevens voor de bestrijding van terroristische en ernstige misdrijven
Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Regels ter implementatie van richtlijn (EU) 2016/681 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 over het gebruik van persoonsgegevens van passagiers (PNR-gegevens) voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken en vervolgen van terroristische misdrijven en ernstige criminaliteit (PbEU 2016, L 119) (Wet gebruik van passagiersgegevens voor de bestrijding van terroristische en ernstige misdrijven) (34861).
(Zie vergadering van 27 mei 2019.)
De voorzitter:
Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen vooraf.
Meneer Van de Ven.
De heer Van de Ven i (VVD):
De VVD heeft niet deelgenomen aan het plenaire debat over de Wet gebruik passagiersgegevens. Dat heeft een reden. Het Hof van Justitie EU heeft op 26 juli 2017 een bindend advies uitgebracht over de ontwerp-Passenger Name Record- of PNR-overeenkomst tussen de Europese Unie en Canada. Het Europese Hof achtte die ontwerp-PNR-overeenkomst op onderdelen onverenigbaar met de door het EU-handvest over grondrechten gewaarborgde eerbiediging van het privéleven en de bescherming van persoonsgegevens. De PNR-richtlijn en het wetsvoorstel Wet gebruik passagiersgegevens bevatten op belangrijke punten vrijwel identieke bepalingen als de ontwerp-PNR-overeenkomst van de EU met Canada. Bij een rechtsgang van een belanghebbende is de vermoedelijke uitkomst dat de PNR-richtlijn op onderdelen onverbindend is en dat daarmee ook de Wet gebruik passagiersgegevens op onderdelen onverbindend is. De VVD-fractie is echter met de regering van oordeel dat Nederland verplicht is om de EU-PNR-richtlijn om te zetten in nationale wetgeving. De leden van de VVD-fractie zullen dus voor het wetsvoorstel Wet gebruik passagiersgegevens stemmen.
Dank u zeer.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van de Ven. Meneer Koffeman.
De heer Koffeman i (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. Schuldig tot het tegendeel wordt bewezen. Met dit wetsvoorstel wordt iedere vliegtuigpassagier beschouwd als een potentiële crimineel of terrorist. De database waar de gegevens in worden opgeslagen vormt bovendien een potentiële goudmijn, niet alleen voor hackers, maar ook voor overheidsdiensten. Het gevaar van function creep ligt op de loer. Ik ben het zeer met collega Van de Ven eens dat het vergelijkbare PNR-verdrag tussen de EU en Canada in 2017 door het Europese Hof van Justitie ongeldig verklaard is vanwege strijd met het recht op privacy. Dat is voor mijn partij aanleiding om tegen de wet te stemmen.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Koffeman. Mevrouw Strik.
Mevrouw Strik i (GroenLinks):
Ja, voorzitter. Ik had gehoopt in de bankjes te kunnen blijven zitten en mij helemaal aan te kunnen sluiten bij de stemverklaring van de VVD-fractie. Alleen hun conclusie is toch net anders dan de onze. Ik sluit mij helemaal aan bij de verklaring van de heer Van de Ven dat deze richtlijn bijna zeker onverbindend zal worden verklaard door het Hof van Justitie. Het is dan ook heel vreemd om nu als Kamer welbewust in te stemmen met de implementatie die daarmee ook strijdig zal zijn met ons handvest. Je zou nog kunnen redeneren dat je moet implementeren en dat er vervolgens een procedure moet plaatsvinden bij het Hof. Alleen het Hof kan het vernietigen. Maar dan stuit onze fractie op het feit dat de richtlijn niet alleen minimaal wordt geïmplementeerd, maar ook dat daar bovenop nog meer wordt geïmplementeerd, namelijk de intra-EU-vluchten die helemaal geen verplichting van de richtlijn zijn. Dat is voor ons des te meer reden om te zeggen dat wij hier niet mee gaan instemmen.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Strik. Meneer Kox.
De heer Kox i (SP):
Mevrouw de voorzitter, ik sta hier bij ontstentenis van Bob Ruers. Een wetsvoorstel aannemen dat strijdig is met Europees recht en dat daar waarschijnlijk bij een volgende juridische procedure op zal botsen? En dan in een Kamer van heroverdenking zeggen dat we een wet die niet deugt moeten uitvoeren van Europa, hoewel dat strijdig is met Europese wetgeving, omdat implementeren ja of ja betekent? Dat kan ik mij niet indenken. Mijn fractie zal dus tegen dit wetsvoorstel stemmen.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Kox. Ik kijk even verder rond. Zijn er nog andere leden die een stemverklaring willen geven? Mevrouw Fiers.
Mevrouw Fiers i (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Deze wet dient een belangrijk doel, namelijk de bestrijding van terrorisme en zware criminaliteit. Wel heeft de fractie van de PvdA twijfels over de proportionaliteit. Vliegverkeer betreft immers maar 10% van alle reisbewegingen. In het debat heeft de minister de verwachte effectiviteit van deze nieuwe opsporingsmogelijkheid benadrukt. Wij houden twijfel, maar het belang van de bestrijding van terrorisme en zware criminaliteit weegt zwaarder. De fractie van de PvdA acht het verstandig dat de minister voorafgaand aan de invoering duidelijke regels stelt aan het maximumaantal foutmarges bij het inzetten van algoritmes. Dit geeft een duidelijk kader voor de uitvoering, maar de minister vindt dit niet nodig. Wij blijven van mening dat voorkomen beter is dan genezen en roepen de minister op om dit alsnog te overwegen.
Alles afwegend zal de PvdA vóór het wetsvoorstel stemmen.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Fiers. Ik kijk nogmaals rond ...
We stemmen bij zitten en opstaan.
In stemming komt het wetsvoorstel.
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SGP, de ChristenUnie, de VVD, de PvdA, het CDA, 50PLUS, de OSF, D66, de PVV en Fractie Duthler voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de fracties van GroenLinks, de PvdD en de SP ertegen, zodat het is aangenomen.
Stemming Tijdelijke verhoging afromingspercentage bij overgang van een fosfaatrecht
Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Meststoffenwet in verband met tijdelijke verhoging van het afromingspercentage bij overgang van een fosfaatrecht (35208).
(Zie vergadering van heden.)
De voorzitter:
Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen vooraf.
Meneer Reuten.
De heer Reuten i (SP):
Voorzitter. Om teruggang te bereiken van de hoeveelheid fosfaatuitstoot door de melkveehouderij, heeft de regering in beginsel twee instrumenten. Het wetsvoorstel kiest voor een van de twee, zonder de effecten van de twee kwantitatief tegen elkaar af te wegen. De effecten van de keuze van de regering zijn bovendien zeer onzeker, terwijl dit voor het alternatief minder geldt. Voor het alternatief van de zogenoemde generieke korting heeft de regering dit wetsvoorstel niet nodig. Daarnaast laat dit wetsvoorstel de verdere ontwrichting van het milieu, waaronder het klimaat, de biodiversiteit en de waterhuishouding, onverlet. Een en ander heeft de SP-fractie doen besluiten tegen het wetsvoorstel te stemmen, met niettemin alle respect voor de minister.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Reuten. Ik geef het woord aan de heer Ten Hoeve.
De heer Ten Hoeve i (OSF):
Voorzitter. De minister heeft natuurlijk gelijk dat de hoeveelheid in omloop zijnde fosfaatrechten zover moet worden teruggebracht dat er geen risico meer bestaat dat de fosfaatproductie in de melkveehouderij boven het sectormaximum komt. Het was beter geweest als daarvoor eerder effectief beleid was gemaakt voor het bereiken van wat nu intussen geldt als de doelstelling voor onze landbouw, kringlooplandbouw. In de veehouderij betekent dat in ieder geval een hoge mate van grondgebondenheid. Crisismaatregelen met een over de hele sector gelijke uitwerking brengen dat niet dichterbij. Met alle begrip voor de heel moeilijke positie van de minister vind ik toch dat wij nu maatregelen zouden moeten nemen die het doel dichterbij brengen. Deze maatregel schuift het naar mijn overtuiging juist verder weg. Ik zal daarom tegen dit wetsvoorstel stemmen.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Ten Hoeve. Meneer Schalk.
De heer Schalk i (SGP):
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Mijn fractie heeft geworsteld met dit wetsvoorstel. Nu heeft de minister toegezegd om inzicht te geven in hoe verschillende systemen, zoals enerzijds de fosfaatproductieberekeningen en het melkveefosfaatplafond en anderzijds de fosfaatrechtentoedeling, zich tot elkaar verhouden. Ik kan me voorstellen dat de meeste luisteraars dit moeilijk kunnen volgen. Dat is nou exact de reden dat mijn fractie deze toezegging heeft gevraagd, om zo meer grip te krijgen op deze complexe materie, vooral ook in de toekomst. De minister heeft royaal toegezegd om dat reeds voor de zomer aan de Kamer te sturen. Dat helpt mijn fractie om voor deze wet te stemmen.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Schalk. Ik kijk nog even rond. Zijn er nog andere Kamerleden die een stemverklaring wensen af te leggen? Dat is niet het geval.
Wij stemmen bij zitten en opstaan.
In stemming komt het wetsvoorstel.
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SGP, de ChristenUnie, de VVD, de PvdA, het CDA, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, D66 en Fractie Duthler voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de fracties van de OSF, de SP en de PVV ertegen, zodat het is aangenomen.
Stemming motie Tijdelijke verhoging afromingspercentage bij overgang van een fosfaatrecht
Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij het debat Tijdelijke verhoging afromingspercentage bij overgang van een fosfaatrecht,
te weten:
-
-de motie-Koffeman c.s. over een integraal beleidsplan voor de veehouderij (35208, letter D).
(Zie vergadering van heden.)
De voorzitter:
Wenst een van de leden een stemverklaring over de motie af te leggen? Dat is niet het geval.
We stemmen bij zitten en opstaan.
In stemming komt de motie-Koffeman c.s. (35208, letter D).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, de OSF en de SP voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de SGP, de ChristenUnie, de VVD, het CDA, D66, de PVV en Fractie Duthler ertegen, zodat zij is verworpen.
Ik kom op wetsvoorstel 35007, Wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 in verband met een wijziging van de rentemaatstaf voor de lening hoger onderwijs. Ik deel de leden mee ...
Er wordt wat gereageerd. Dit was ook wel een beetje een cliffhanger, toch?
Ik deel de leden mee dat ik gisteren besloten heb om wetsvoorstel 35007, Wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 in verband met een wijziging van de rentemaatstaf voor de lening hoger onderwijs, van de stemmingslijst van heden te verwijderen. Reden hiervoor is dat de Kamer op 3 juni jongstleden een brief (35007, G) heeft ontvangen van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Hierin informeert de minister de Kamer dat de ministerraad besloten heeft om de Koning te verzoeken de minister te machtigen tot intrekking van genoemd wetsvoorstel. De minister heeft de Koning inmiddels verzocht om een machtiging tot intrekking van het wetsvoorstel. Beide Kamers der Staten-Generaal worden op een later tijdstip geïnformeerd over de intrekking.
Dit heeft u goed tot u laten doordringen.
Ik schors de vergadering nu voor een kort ogenblik en verzoek de leden in de zaal te blijven.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Aan de orde is het onderzoek van de geloofsbrieven (Uitbrengen van rapporten van de Geloofsbrieven van benoemde leden der Staten-Generaal).
De voorzitter:
Aan de orde is het onderzoek van de geloofsbrieven van de nieuw benoemde leden der Kamer.
Ik deel aan de Kamer mee dat door mij op grond van artikel 4, tweede lid, Reglement van Orde van de Eerste Kamer, zijn benoemd tot leden van de commissie tot onderzoek van de geloofsbrieven van de benoemde leden der Kamer in groep I: de heer Van Kappen (voorzitter), mevrouw Meijer en mevrouw Vink.
In groep I zijn in alfabetische volgorde opgenomen: de heer J.J. Atsma, de heer H.A. Berkhout, mevrouw I.A. Bezaan, mevrouw M.H. Bikker, mevrouw M.M. de Boer, de heer P.B. Cliteur, de heer F.J.M. Crone, de heer D.J.H. van Dijk, de heer H. Doornhof, de heer P.H.J. Essers, de heer P. Ester, de heer R.R. Ganzevoort, de heer G. Gerbrandy, de heer R. J. van Gurp, de heer O.J. Hermans, de heer T.U. Hiddema, mevrouw J.C. Huizinga-Heringa, mevrouw F. Karimi, de heer A.J.M. van Kesteren, de heer N.J.J. van Kesteren, de heer S.M. Kluit, de heer H.P.M. Knapen, de heer R.A. Koole, de heer L.P. van der Linden, mevrouw A. Nanninga, mevrouw J.E.A.M. Nooren, mevrouw M.G.H.C. Oomen-Ruijten, mevrouw G. Prins, de heer J. Recourt, de heer T.W. Rietkerk, de heer A.G.J.M. Rombouts, de heer P. Schalk, mevrouw E.M. Sent, mevrouw G.V.M. Veldhoen, de heer M.J. Verkerk, mevrouw M.L. Vos, de heer J.W.E. de Vries, de heer L.F.A.M. van Wely.
Ik deel aan de Kamer mede dat de reeds ingekomen missiven van de voorzitter van het centraal stembureau en de geloofsbrieven van eerdergenoemde leden in groep I inmiddels in handen zijn gesteld van de commissie tot onderzoek van deze geloofsbrieven. Het is mij gebleken dat de commissie haar taak reeds heeft verricht.
Ik geef derhalve het woord aan de heer Van Kappen, voorzitter van de commissie, tot het uitbrengen van rapport.
De heer Van Kappen i, voorzitter van de commissie:
Dank, voorzitter. De commissie die de geloofsbrieven van de benoemde leden van de Kamer in alfabetische volgorde opgenomen in groep I heeft onderzocht, heeft de eer te rapporteren dat de geloofsbrieven en de daarbij ingevolge de Kieswet overgelegde bescheiden van de volgende personen in orde zijn bevonden: de heer J.J. Atsma te Surhuisterveen, mevrouw I.A. Bezaan te Blaricum, mevrouw M.H. Bikker te Gouda, mevrouw M.M. de Boer te Amsterdam, de heer P.B. Cliteur te Amsterdam, de heer F.J.M. Crone te Leeuwarden, de heer D.J.H. van Dijk te Benthuizen, de heer H. Doornhof te Nijkerk, de heer P.H.J. Essers te Loon op Zand, de heer P. Ester te Baarn, de heer R.R. Ganzevoort te Utrecht, de heer G. Gerbrandy te Grou, de heer R. J. van Gurp te Tilburg, mevrouw J.C. Huizinga-Heringa te Heerenveen, mevrouw F. Karimi te 's-Gravenhage, de heer A.J.M. van Kesteren te Groningen, de heer N.J.J. van Kesteren te Katwijk, de heer S.M. Kluit te Utrecht, de heer H.P.M. Knapen te Amsterdam, de heer R.A. Koole te Oegstgeest, de heer L.P. van der Linden te Barendrecht, mevrouw A. Nanninga te Amsterdam, mevrouw J.E.A.M. Nooren te Linschoten, mevrouw M.G.H.C. Oomen-Ruijten te Maasbracht, mevrouw G. Prins te Nieuwkoop, de heer J. Recourt te Haarlem, de heer T.W. Rietkerk te Kampen, de heer A.G.J.M. Rombouts te 's-Hertogenbosch, de heer P. Schalk te Veenendaal, mevrouw E.M. Sent te Nijmegen, mevrouw G.V.M. Veldhoen te Amsterdam, de heer M.J. Verkerk te Hoensbroek, mevrouw M.L. Vos te Amsterdam, de heer J.W.E. de Vries te Amsterdam, de heer L.F.A.M. van Wely te Oss.
Het rapport van de commissie is neergelegd ter Griffie, ter inzage voor de leden. De commissie adviseert de Kamer voornoemde personen als leden van de Kamer toe te laten, bij de heer P.B. Cliteur te Amsterdam en de heer L.P. van der Linden te Barendrecht onder het voorbehoud dat zij uiterlijk vrijdag 7 juni 2019 het originele gewaarmerkte afschrift van gegevens uit de Basisregistratie Personen overleggen, waaruit hun Nederlanderschap blijkt.
De commissie heeft geconstateerd dat de volgende benoemde personen die benoeming niet hebben aangenomen: de heer H.A. Berkhout te Strovolos (Cyprus), de heer O.J. Hermans te Maastricht, de heer T.U. Hiddema te Amsterdam. De Kamer hoeft over toelating van voornoemde personen dan ook geen beslissing te nemen.
Mevrouw de voorzitter, dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Kappen. Mevrouw Strik?
Mevrouw Strik i (GroenLinks):
Even een puntje in reactie op de verklaring over de geloofsbrieven. Wij zijn voor genderneutraliteit, maar zolang dat nog niet geregeld is, zou ik toch even willen corrigeren dat Kluit een mevrouw is en geen meneer. Misschien is dat wel belangrijk voor de Handelingen.
De voorzitter:
Ik ben blij dat u dat zegt, want in alle stukken die wij hier hebben, staat "de heer S.M. Kluit", maar het moet zijn "mevrouw S.M. Kluit". Heel goed. Dank u wel. Op dat punt wordt het verslag van de woorden van de voorzitter van de commissie voor de geloofsbrieven nummer I aangepast. Maar ik dank in ieder geval de heer Van Kappen voor het uitbrengen van het rapport en ik dank de commissie in haar geheel voor het verrichten van haar taak.
Ik stel aan de Kamer voor het advies van de commissie te volgen en het rapport in de Handelingen te doen opnemen.
Daartoe wordt besloten.
(Het rapport is opgenomen aan het eind van deze editie.)
De voorzitter:
Ik deel voorts aan de Kamer mee dat door mij op grond van artikel 4, tweede lid, Reglement van Orde van de Eerste Kamer, zijn benoemd tot leden van de commissie tot onderzoek van de geloofsbrieven van de benoemde leden der Kamer in groep II: mevrouw Van Bijsterveld (voorzitter), de heer Kuiper en de heer Postema.
In groep II — ik hoop dat zich hierbij geen geslachtelijke problemen gaan voordoen — zijn in alfabetische volgorde opgenomen: mevrouw M.A.M. Adriaansens, de heer E.B. van Apeldoorn, de heer A.L.E. Arbouw, mevrouw M.H.H. Baay, de heer J.P. Backer, de heer W.T. van Ballekom, mevrouw M.A. de Blécourt-Wouterse, mevrouw A.L. Bredenoord, de heer J.A. Bruijn, mevrouw R.G. de Bruijn-Wezeman, de heer E. van der Burg, de heer B.O. Dittrich, mevrouw M.H.M. Faber, de heer P.M.L. Frentrop, mevrouw P.W. Geerdink, mevrouw A.M.V. Gerkens, de heer A.W.J.A. van Hattem, mevrouw A.C. van Huffelen, de heer R.A. Janssen, mevrouw A. Jorritsma-Lebbink, mevrouw T. Klip-Martin, de heer N.K. Koffeman, de heer M.J.M. Kox, de heer H.J. Meijer, de heer P. Nicolaï, de heer H. Otten, de heer H.J. Pijlman, de heer M.J. van Rooijen, de heer R.J. Rooken, mevrouw D. Rookmaker, de heer P. Rosenmöller, de heer P. Schnabel, mevrouw C.P.W.J. Stienen, de heer G.A. van Strien, mevrouw C. Teunissen, de heer C.C.M. Vendrik, de heer R. Wever.
Ik deel aan de Kamer mede dat de reeds ingekomen missiven van de voorzitter van het centraal stembureau en de geloofsbrieven van eerdergenoemde leden inmiddels in handen zijn gesteld van deze commissie tot onderzoek van deze geloofsbrieven. Het is mij gebleken dat de commissie haar taak reeds heeft verricht.
Ik geef derhalve het woord aan mevrouw Van Bijsterveld, voorzitter van de commissie, tot het uitbrengen van rapport.
Mevrouw Van Bijsterveld i, voorzitter van de commissie:
Voorzitter. De commissie die de geloofsbrieven van de benoemde leden van de Kamer in alfabetische volgorde opgenomen in groep II heeft onderzocht, heeft de eer te rapporteren dat de geloofsbrieven en de daarbij ingevolge de Kieswet overgelegde bescheiden van de volgende personen in orde zijn bevonden.
Mevrouw M.A.M. Adriaansens te Blaricum, de heer E.B. van Apeldoorn te Haarlem, de heer A.L.E. Arbouw te Prinsenbeek, mevrouw M.H.H. Baay te Blaricum, de heer J.P. Backer te 's-Gravenhage, de heer W.T. van Ballekom te Lasne, België, mevrouw M.A. de Blécourt-Wouterse te Bosch en Duin, mevrouw A.L. Bredenoord te Utrecht, de heer J.A. Bruijn te Wassenaar, mevrouw R.G. de Bruijn-Wezeman te Oss, de heer E. van der Burg te Amsterdam, de heer B.O. Dittrich te Amsterdam, mevrouw M.H.M. Faber te Hoevelaken, de heer P.M.L. Frentrop te Bloemendaal, mevrouw P.W. Geerdink te Groningen, mevrouw A.M.V. Gerkens te Haarlem, de heer A.W.J.A. van Hattem te Vinkel, mevrouw A.C. van Huffelen te Utrecht, de heer R.A. Janssen te Wassenaar, mevrouw A. Jorritsma-Lebbink te Almere, mevrouw T. Klip-Martin te Dalen, de heer N.K. Koffeman te Vierhouten, de heer M.J.M. Kox te Tilburg, de heer H.J. Meijer te Zwolle, de heer P. Nicolaï te Amsterdam, de heer H. Otten te Amsterdam, de heer H.J. Pijlman te Groningen, de heer M.J. van Rooijen te Oegstgeest, mevrouw D. Rookmaker te Hattem, de heer P. Rosenmöller te Driebergen-Rijsenburg, mevrouw C.P.W.J. Stienen te 's-Gravenhage, de heer G.A. van Strien te Arcen, mevrouw C. Teunissen te 's-Gravenhage, de heer C.C.M. Vendrik te Amsterdam, de heer R. Wever te Heerlen.
Het rapport van de commissie is neergelegd ter Griffie, ter inzage van de leden. De commissie adviseert de Kamer voornoemde personen als leden van de Kamer toe te laten.
De commissie heeft geconstateerd dat de volgende benoemde personen die benoeming niet hebben aangenomen: de heer R.J. Rooken te Muiderberg en de heer P. Schnabel te Zeist. De Kamer hoeft over de toelating van voornoemde personen dan ook geen beslissing te nemen.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Ik dank mevrouw Van Bijsterveld voor het uitbrengen van het rapport en de commissie voor het verrichten van haar taak. Ik stel aan de Kamer voor het advies van de commissie te volgen en het rapport in de Handelingen te doen opnemen.
Daartoe wordt besloten.
(Het rapport is opgenomen aan het eind van deze editie.)
De voorzitter:
Ik constateer dat vijf personen die door het centraal stembureau, zijnde de Kiesraad, benoemd zijn verklaard, die benoeming niet hebben aangenomen. Voor de volledigheid herhaal ik de namen. Het betreft de heer H.A. Berkhout te Strovolos (Cyprus), de heer O.J. Hermans te Maastricht, de heer T.U. Hiddema te Amsterdam, de heer R.J. Rooken te Muiderberg en de heer P. Schnabel te Zeist. Het centraal stembureau zal in hun plaats vijf andere personen benoemd verklaren. Over hun toelating zal volgende week de nieuwe Kamer besluiten.
Ik schors de vergadering een heel kort moment en verzoek de leden in de zaal te blijven.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Aan de orde is het afscheid van de huidige Kamer.
De voorzitter:
Aan de orde is het afscheid van de vertrekkende leden. Ik heet de minister-president van harte welkom in de Eerste Kamer.
Kamerleden. Collega's. De plenaire vergadering van de Eerste Kamer der Staten-Generaal van vandaag is de laatste in de parlementaire periode 2015-2019. En naar mijn weten is het in ieder geval de laatste twintig jaar niet voorgekomen dat op de laatste vergaderdag van een zittingsperiode ook daadwerkelijk nog een plenair debat plaatsvond. Vandaag was dat het geval.
Op 27 mei jongstleden vonden de verkiezingen voor de Eerste Kamer plaats. Volgende week, op 11 juni, wordt de nieuwe Kamer beëdigd. Maar liefst 44 leden van deze Kamer keren niet terug in de nieuwe Kamer. De Kamer verliest veel kennis, ervaring, visie en denkkracht, maar mag zich verheugen in de komst van nieuwe senatoren die evenals hun voorgangers geworteld zijn in de samenleving en hun kennis, ervaring, ambities en idealen meebrengen in dit huis.
Elke Kamerwisseling stelt de continuïteit van het werk van de fracties, de commissies, de interparlementaire delegaties en de Kamer als geheel op de proef. Dat is inherent aan verkiezingen. Dat vervolgens de wetgevende en controlerende arbeid van de Kamer gewoon doorgaat, is een teken van de vitaliteit, het vernieuwend vermogen, maar vooral de continuïteit en stabiliteit van onze parlementaire democratie.
Alvorens de 44 collega's die afscheid nemen — en dan reken ik mijzelf gemakshalve mee — individueel met een enkel woord toe te spreken, wil ik kort een aantal zaken aanstippen die in de nu afgelopen Kamerperiode belangrijk zijn geweest.
Veel cijfermateriaal over het aantal behandelde wetsvoorstellen, moties, interpellaties, schriftelijke vragen en toezeggingen is terug te vinden op de website van de Eerste Kamer. Ik zal u daar nu niet mee lastigvallen. Wel wil ik een aantal kerncijfers geven. Zo zijn de afgelopen periode 1.136 wetsvoorstellen behandeld. Zeven keer heeft de Kamer een wetsvoorstel verworpen — misschien is het aardig voor de minister-president om te weten dat in mijn tekst nog "vijf keer" staat, maar we hebben er net twee afgewezen — en elf keer kwam de regering met een novelle. Tien keer trok de regering een wetsvoorstel in. Afgelopen paar weken was een record met drie ingetrokken wetsvoorstellen. Nu hoort u de minister-president al zeggen: we zijn heel positief bezig geweest!
Minister Rutte i:
Nou, mooi is dat.
De voorzitter:
De politieke ontwikkelingen in ons land hebben de afgelopen jaren vanzelfsprekend ook een effect gehad op deze Kamer en op de manier waarop er naar de Kamer wordt gekeken. Aan het begin van deze Kamerperiode, in juni 2015, had het kabinet-Rutte II geen meerderheid in de Eerste Kamer. Dat veranderde na de vorming van kabinet-Rutte III in oktober 2017: het nieuwe vierpartijenkabinet kreeg een meerderheid van slechts één zetel. Met de Eerste Kamerverkiezingen van vorige week heeft het kabinet opnieuw een minderheid in deze Kamer. Mijn persoonlijke opvatting is dat dit geen probleem hoeft op te leveren. Het dwingt het kabinet — en dat vind ik winst — wetsvoorstellen nog grondiger te doordenken en zo deugdelijk mogelijk te motiveren. Is die overgekomen, minister-president? Ik zie dat dit het geval is.
Afgelopen periode hebben wij ervaren dat de Eerste Kamer kennelijk een gewaardeerde kweekvijver of opstap is naar andere functies in de politiek of het openbaar bestuur. Wopke Hoekstra, lid voor het CDA, werd de nieuwe minister van Financiën. De fractievoorzitter van D66, Thom de Graaf, werd de nieuwe vicevoorzitter van de Raad van State. Nico Schrijver, PvdA-fractie, Frank de Grave, VVD-fractie, en Marijke Vos, GroenLinks-fractie, werden benoemd als Staatsraad. Pauline Krikke, VVD-fractie, werd burgemeester van Den Haag en Bob Ruers, lid voor de SP, werd lid van Gedeputeerde Staten in Limburg. In 2017 vertrokken tevens vijf Kamerleden tussentijds naar de nieuw gekozen Tweede Kamer.
Het is op zich goed om te zien dat de leden van de Eerste Kamer kennelijk brede waardering genieten. Het bleef deze Kamerperiode namelijk niet bij deze twaalf vertrekkende leden; in totaal zijn 22 leden tussentijds uit de Kamer vertrokken. 22 van de 75! Dat deden zij om verschillende en valide redenen weliswaar, maar het zijn er wel veel, té veel wat mij betreft. Dat is, naar mijn oordeel, geen goed signaal aan de kiezer.
In de Jaarberichten 2015 tot en met 2018 van de Eerste Kamer is alle informatie over de wetgevende arbeid van de Kamer te vinden. Het Jaarbericht 2018-2019, dat eind 2019 verschijnt, geeft informatie over het afgelopen zittingsjaar. Vaststaat dat de Kamer in de Kamerperiode 2015-2019 wederom een groot aantal opvallende debatten heeft gevoerd. Ik doe een kleine, willekeurige greep uit de reeks: het wetsvoorstel Elektriciteitswet en Gaswet, het wetsvoorstel Wijziging van de Mediawet, het wetsvoorstel Kwaliteitsborging voor het bouwen, het wetsvoorstel Associatieakkoord tussen Oekraïne en de Europese Unie, het wetsvoorstel over de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en de recente wetsvoorstellen Verwijdering asbest en asbesthoudende producten, Klimaatwet en Wijziging van de rentemaatstaf voor de lening hoger onderwijs. De meeste aandacht ging, ook in de samenleving, echter uit naar het wetsvoorstel voor het opnemen van een actief donorregistratiesysteem, de Donorwet, en het wetsvoorstel Intrekking van de Wet raadgevend referendum. In al deze gevallen leidde de behandeling tot intense debatten, waarin de Kamer ernaar streefde de kwaliteit van de wetsvoorstellen in brede zin te beoordelen.
Voor volgers van constitutionele ontwikkelingen bood deze parlementaire periode ook voldoende interessante casus. Ik noem slechts het kiesrecht van de eilandsraden in Caribisch Nederland, waar de gekozen kiescolleges dit jaar voor het eerst deel hebben genomen aan de verkiezingen voor de Eerste Kamer, en het wetsvoorstel in tweede lezing om de benoeming van de commissaris van de Koning en de burgemeester uit de Grondwet te halen.
De afgelopen Kamerperiode heeft de Eerste Kamer ook aandacht gevraagd voor de veranderende relatie tussen politiek en samenleving. Als gevolg daarvan hebben de Eerste en Tweede Kamer gezamenlijk in 2016 de regering verzocht een staatscommissie in te stellen die het functioneren van het parlementaire stelsel onderzocht. De staatscommissie parlementair stelsel is in 2017 onder leiding van oud-minister en oud-commissaris van de Koning Johan Remkes aan haar werkzaamheden begonnen en bracht in december 2018 haar rapport uit. Daarin werd het nut van de rol van de Eerste Kamer in ons staatsbestel bevestigd. De officiële kabinetsreactie op het rapport laat nog op zich wachten. Zodra die er is, zal ook deze Kamer zich over de inhoud van het rapport buigen, maar dan in de nieuwe samenstelling.
De Kamer besloot in 2016 tevens de eigen werkwijze te onderzoeken. De Tijdelijke Commissie Werkwijze Eerste Kamer onderzocht hoe de Kamer haar wetgevende en controlerende taak kan versterken. De Eerste Kamer heeft bijna alle conclusies en aanbevelingen van de commissie overgenomen. Dit leidde tot aanpassingen van het Reglement van Orde.
De Eerste Kamer stelde in de afgelopen Kamerperiode nog een tweede tijdelijke commissie in, namelijk de Tijdelijke commissie uitwerking gedragscode integriteit. Deze presenteerde op 16 april 2019 een voorstel voor een gemeenschappelijke Gedragscode integriteit voor Eerste Kamerleden. Het Reglement van Orde van de Kamer kent thans een verwijzing naar de Gedragscode integriteit Eerste Kamer.
In de afgelopen vier jaar hebben we stilgestaan bij twee belangrijke historische ontwikkelingen uit de Nederlandse parlementaire en constitutionele geschiedenis. In 2015 vierden beide Kamers gezamenlijk het 200-jarig bestaan van de Staten-Generaal als een tweekamerstelsel met een bijzondere verenigde vergadering in de Ridderzaal en met een open dag voor het publiek.
Het afgelopen anderhalf jaar vierden we de verwezenlijking van het algemeen kiesrecht 100 jaar geleden. Dit was de uitkomst van de ingrijpende grondwetswijziging van 1917, die het fundament legde voor het algemeen kiesrecht zoals we dat nu kennen. De grondwetswijziging van 1917 maakte het mogelijk dat de Eerste Kamer op 10 juli 1919 het initiatiefwetsvoorstel-Marchant kon aanvaarden, waardoor ook vrouwen actief en daarmee algemeen kiesrecht kregen.
Het eerste halfjaar van 2016 bekleedde Nederland het voorzitterschap van de Europese Unie. De Staten-Generaal hebben in dat halfjaar de parlementaire dimensie verzorgd. Gedurende het voorzitterschap organiseerden de Eerste en Tweede Kamer zes conferenties voor collega-parlementariërs uit de lidstaten van de Europese Unie. Dit waren vier terugkerende conferenties en twee themaconferenties. Ook vonden in dat kader ontmoetingen plaats met de leden van de Europese Commissie en de voorzitters van de fracties in het Europees Parlement. Bij dezen dank ik de minister-president nog één keer voor het feit dat hij tijdens de conferenties is ingesprongen toen mevrouw Mogherini niet kon komen. Hij liet de ministerraad toen later beginnen, zodat hij bij ons een verhaal kon houden voor alle aanwezige buitenlandse gasten.
In haar controlerende rol met betrekking tot de Europese Unie besteedt de Eerste Kamer veel aandacht aan de transparantie en de democratische legitimiteit van het Europese wetgevingsproces en in het bijzonder de openbaarheid van Raadsdocumenten. De Kamer richtte zich lange tijd steeds tot de Nederlandse regering. In de afgelopen twee jaar trokken de Eerste en Tweede Kamer gezamenlijk op richting de Europese instellingen met het verzoek om concrete maatregelen te treffen ten aanzien van de bevordering van transparantie in het Europese wetgevingsproces.
Een dossier dat de afgelopen periode veel aandacht heeft gevergd, nóg vergt en ook nog zal vergen, betreft de renovatie van het Binnenhof. Ik zal u vandaag niet lastigvallen met alle bijzonderheden van dat dossier, maar vaststaat dat ook de nieuwe Kamer hieraan nog een aardige kluif zal hebben.
In ons werk als Kamerleden is goede ondersteuning onontbeerlijk. Die komt van een kleine Griffie van betrokken, enthousiaste en deskundige medewerkers, die de afgelopen periode voortreffelijk werk hebben geleverd.
(Geroffel op de bankjes)
De voorzitter:
Tot en met september 2018 gebeurde dat nog onder leiding van Griffier Geert Jan Hamilton. Hij heeft zich bescheiden opgesteld op het balkon.
(Applaus)
De voorzitter:
Wij zijn hem veel dank verschuldigd. Inmiddels is de leiding van de Griffie alweer driekwart jaar in handen van Remco Nehmelman en is de dienstverlening van een onverminderd hoog niveau.
(Applaus)
De voorzitter:
Een griffierswisseling is voor alle betrokkenen, maar vooral voor de medewerkers van de Griffie beslist geen sinecure. Ik meen uit naam van u allen te spreken — u hoeft niet nog een keer te klappen, hoor! — wanneer ik de beide Griffiers én alle medewerkers van harte dankzeg voor de professionele ondersteuning en de grote toewijding in de afgelopen periode.
(Applaus)
De voorzitter:
Nog twee zinnen en dan hadden jullie allemaal mogen klappen! Ook zij hebben een belangrijke bijdrage geleverd aan het plezierige en ontspannen werkklimaat in onze senaat. Ik wil daarbij ook Gerben en zijn staf niet vergeten. Dank voor jullie culinaire ondersteuning!
(Applaus)
De voorzitter:
Collegae, ik kom toe aan het afscheid van de individuele leden. Vandaag nemen 44 leden, inclusief ikzelf, afscheid van de Eerste Kamer. Dat is een fors aantal. In 2015, bij de laatste Kamerwisseling, waren dat er 35. Een groot aantal van u heeft er zelf voor gekozen om hun lidmaatschap te beëindigen. Bij een aantal anderen dwingt helaas de uitslag van de verkiezingen tot een vertrek. Ik zal in alfabetische volgorde bij ieder van de vertrekkende leden kort stilstaan, in het besef dat ik daarmee eenieder ongetwijfeld tekortdoe. Helaas is onze tijd vandaag beperkt.
Ik begin met Max Aardema. Het zal niet de eerste keer zijn dat u in gezelschap en op lijstjes als eerste aan bod komt. Als je achternaam met een a begint en bovendien met twee a's, is dat negen van de tien keer het geval, schat ik zo in.
In oktober 2017 bent u beëdigd als lid van de Eerste Kamer voor de PVV, eerst als tijdelijke vervanger van Martin van Beek en later als zijn opvolger, nadat hij op 26 augustus 2018 was overleden. U hield uw maidenspeech op 19 december 2017 in het debat over de opslag van duurzame energie. Daarin hield u een pleidooi tegen de stijging van de tarieven voor energieopslag en met name tegen de haast die de regering volgens u had met de behandeling van het wetsvoorstel. De Kamer kwam niet toe aan de reflectie waar zij zo bekend om staat, betoogde u.
U was onder meer lid van de commissie voor Justitie en Veiligheid. Gezien uw achtergrond bij de Politie Noord-Nederland als coördinator van het crisisteam in Drachten, was het niet verwonderlijk dat u lid werd van die commissie. U refereerde nog aan uw werk bij de politie tijdens uw laatste debat, vorige week in deze zaal. De Kamer debatteerde met staatssecretaris Van Veldhoven van Infrastructuur en Waterstaat over de verwijdering van asbest en asbesthoudende producten. Bij die gelegenheid verwees u naar uw ervaringen met de verspreiding van asbestdeeltjes na grote boerderijbranden en sprak u uw zorgen daarover uit.
Toen u lid werd van de Eerste Kamer, bent u vrijwillig op non-actief gesteld bij de politie. De functies van ambtenaar en Eerste Kamerlid zijn nu eenmaal onverenigbaar. Nu zult u terugkeren bij uw werkgever. Gezien uw regionale worteling — u bent ook Statenlid voor de PVV in Friesland — zal dat waarschijnlijk een rimpelloze overgang zijn.
In een interview met de Leeuwarder Courant sprak u over de wens van de PVV om de Eerste Kamer af te schaffen. Ja! U vergeleek de Eerste Kamer daarin met een beer: "Als je met de beer vechten wilt, dan moet je eerst met de beer in de kooi". Hopelijk is het gevecht u niet slecht bevallen.
Margo Andriessen. U was ruim acht maanden lid van deze Kamer. U had reeds een lange staat van dienst in het maatschappelijk leven, onder andere als voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Vrijwillige Euthanasie. In maart 2018 bent u voor het eerst gekozen als volksvertegenwoordiger en werd u lid van de stadsdeelcommissie Amsterdam-Noord, niet wetende dat u enkele maanden later, op 25 september 2018, een tweede volksvertegenwoordigende functie zou bekleden als lid van de Eerste Kamer voor de D66-fractie.
Als lid van de commissie voor Justitie en Veiligheid in deze Kamer keerde u als jurist terug bij uw vakgebied. Uw eerste debat in deze zaal ging over de wijziging van de Opiumwet, in het bijzonder de verruiming van de sluitingsbevoegdheid van drugspanden. U refereerde in dat debat over de aanpassing van artikel 13b van de Opiumwet aan de bijnaam van deze wet, de Wet Damocles. Deze wetswijziging maakt het immers mogelijk voor een burgemeester een drugspand te sluiten, waarmee het spreekwoordelijke zwaard van Damocles boven hen hangt. Op dezelfde dag had u overigens een tweede plenaire inbreng, die u begon in het Engels, omdat het een wetsvoorstel betrof over de instelling van het Netherlands Commercial Court.
Tijdens het debat over de majesteitsschennis in maart 2019 diende u voor het eerst een motie in, die vervolgens ook door een meerderheid van de Kamer werd gesteund. Op uw voorstel zal daarom in het vervolg bij wetsvoorstellen met betrekking tot het strafrecht nadrukkelijker worden gekeken of het een ingrijpende wijziging betreft, zodat — op grond van het Statuut van het Koninkrijk — de regering verplicht is vooraf ook overleg te voeren met de drie landen in het Caribisch deel van het Koninkrijk.
Sophie van Bijsterveld. U bent sinds 2007 lid van de Eerste Kamer. Samen met uw collega Pia Lokin-Sassen vormde u het staatsrechtelijk geweten van de CDA-fractie. Als bijzonder hoogleraar religie, rechtsstaat en samenleving, hetgeen u tijdens uw Kamerlidmaatschap werd, onderbouwde u uw betogen met behulp van historische en theoretische ontwikkelingen. Naar ik begrijp staat u bij de collega's aan de overkant, de Tweede Kamer, bekend als "professor Sophie". Het is een rake typering: u bent consciëntieus, principieel en een stevige jurist. Bij u tellen voor alles de inhoudelijke argumenten en u bent vasthoudend in het bediscussiëren ervan. Ik denk niet dat al uw opposanten daar altijd even blij mee waren, anderzijds is dat wel een kerntaak van ons werk.
In de afgelopen parlementaire jaren was u tevens lid van de begeleidingscommissie staatscommissie parlementair stelsel. De staatscommissie heeft op 13 december 2018 haar rapport uitgebracht. De kabinetsreactie op het rapport laat nog op zich wachten, zoals ik al vermeldde. Ik vermoed zomaar dat u daarover graag in debat was gegaan, maar ik ben ervan overtuigd dat u het vanaf de zijlijn met grote interesse zult blijven volgen.
Uw interesse lag niet alleen in het Europese deel van het Koninkrijk, maar ook het Caribische deel kon op uw warme belangstelling rekenen. In januari 2019 was u vicevoorzitter van de delegatie van de Staten-Generaal naar het Interparlementair Koninkrijksoverleg, waaraan u vele jaren hebt deelgenomen. Uw inzet is ook daar altijd groot geweest. Zo pleitte u in 2013 voor ontvlechting van de verkiezingen voor de eilandsraden en de kiescolleges voor de BES-eilanden. De minister zegde toe met een notitie te komen. Hieruit kwam voort het, door deze Kamer in 2018 aangenomen, wetsvoorstel dat de vorming van die kiescolleges regelt. Daarmee is de Kieswet gewijzigd. 20 maart jongstleden zijn de kiescolleges op de BES-eilanden voor het eerst gekozen om te stemmen over de samenstelling van de Eerste Kamer die volgende week aantreedt.
Tot slot vermeld ik uw belangstelling voor het kiesrecht, dat van vrouwen in het bijzonder. Van 2017 tot en met 2019 vieren we dat het algemeen kiesrecht voor mannen én vrouwen 100 jaar geleden werd bewerkstelligd. Vorig jaar verscheen daarom uw boek "Wat komen jullie hier doen?". Het gaat over de ontwikkeling van het vrouwenkiesrecht van 1883 — het moment waarop Aletta Jacobs verzocht om registratie in het kiesregister — tot 2018, in het bijzonder binnen de confessionele partijen. Tijdens de presentatie van uw boek zei u, volledig terecht, dat de echte doorbraak de Grondwetsherziening van 1917 was, waarmee de weg werd vrijgemaakt voor de invoering van het actief kiesrecht voor vrouwen en de vervolmaking van het algemeen kiesrecht in 1919.
Harmen Binnema. U bent vandaag acht maanden en twee dagen Kamerlid. Maar bovendien: u bent vandaag jarig en viert tevens een kroonjaar. Van harte gefeliciteerd!
(Applaus)
De voorzitter:
Een week na uw beëdiging hield u al uw maidenspeech, tijdens het debat over de minimalisering van de gaswinning in Groningen. U heeft zich bijzonder snel ingewerkt op dat dossier en op andere dossiers, zoals de Omgevingswet en de Klimaatwet. Dat ging u heel goed af, hetgeen niet verbazingwekkend is gezien uw carrière in de wetenschap. U dwong daarmee in die korte tijd bij velen in deze Kamer respect af.
Het Kamerlidmaatschap is overigens niet uw eerste politieke functie. U was daarvoor van 2003 tot 2011 acht jaar Statenlid in Noord-Holland. Die ervaring heeft u, als politicoloog aan de Universiteit Utrecht, met andere auteurs verwerkt in het onlangs verschenen zeer lezenswaardige boek over provinciale politiek: Provinciale politiek: de provincies democratisch getoetst.
In uw maidenspeech bij het debat over de minimalisering van de gaswinning in Groningen uitte u uw twijfel over de mate waarin onder andere de veiligheid van de Groningers vooropstond in het wetsvoorstel. U vergeleek het wetsvoorstel met een puzzel, waarbij men leert te beginnen met de randjes en vervolgens het binnenste deel opvult. Dit voorstel leverde naar uw mening slechts de stukjes voor de randen, het binnenste deel werd volgens u nog niet ingevuld.
Elco Brinkman. Uw naam is onlosmakelijk verbonden met de politieke partij waarvoor u al sinds 1982 actief bent: het Christen-Democratisch Appèl. In uw jaren als minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur was u al regelmatig in deze zaal, maar dan achter de regeringstafel. In juni 2011 nam u voor het eerst plaats in de groene bankjes; u werd meteen ook fractievoorzitter van uw partij in de Eerste Kamer. In uw maidenspeech op 25 oktober 2011 riep u Den Haag op kritisch naar zijn eigen optreden te kijken. Die oproep gold zowel het kabinet als het parlement. Het was een terugkerend thema in uw bijdragen in deze Kamer.
In de periode van september 2012 tot maart 2017 opende u als fractievoorzitter van het CDA, als toen grootste oppositiepartij, de jaarlijkse Algemene Politieke Beschouwingen. In uw inbrengen tijdens deze Algemene Politieke Beschouwingen klonk ieder jaar uw langdurige politieke en bestuurlijke ervaring door. Dat ging vaak in bloemrijk taalgebruik, met treffende metaforen. Als ik er één mag citeren uit de laatste Algemene Politieke Beschouwingen, waarin u zich tevreden toont over de staat van Nederland — ik vraag alle leden om even heel goed op te letten: "Somberheid mag dus niet de eerste selfie zijn die we schieten van dit totaalbeeld aan collectieve inspanningen". Ik knipper even met mijn ogen. U keek met dit understatement, want het was een understatement, terug naar de meer dan vier decennia dat u actief was bij de Haagse Machten: uw woorden.
Uw bijdragen beperkten zich niet tot algemene beschouwingen. U schuwde ook de harde, doelgerichte politiek in uw bijdragen niet. Zo verzocht u de regering tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen in 2015 in een door de gehele oppositie gesteunde motie om de Justitiebegroting te heroverwegen en aanvullende investeringen te doen op het gebied van Veiligheid en Justitie. De Eerste Kamer nam de motie aan en de aanvullende investeringen kwamen er. Ik maak er met mijn handen een gebaar bij om aan te geven dat het misschien nog wel meer had mogen zijn.
Ook uw bijdragen in het College van Senioren mogen niet onvermeld blijven. Uw inbreng heb ik steeds als zeer waardevol ervaren, onder meer omdat u altijd weer aandacht vroeg voor aspecten die wellicht net wat onderbelicht waren gebleven.
Vorige maand verschenen uw vuistdikke memoires Bouwen en bewaren, nadat u al in de zomer van 2018 bekendmaakte geen kandidaat te zijn voor een derde termijn in de Eerste Kamer. Een kloek werk en zeer waardevol voor de geschiedschrijving van de Nederlandse politiek.
René Dercksen. In de eerste jaren van uw lidmaatschap van deze Kamer was u met name betrokken bij energieonderwerpen. U sprak zich in de debatten altijd stevig uit over het energiebeleid, met name over windmolens. Uw eerste debat, in 2015, ging ook over het wetsvoorstel Windenergie op zee. U maakte op niet mis te verstane wijze in duidelijke taal korte metten met de plannen. U noemde het de "wet subsidie naar zee dragen". Deze heldere en directe stijl, gecombineerd met een vasthoudende interruptietechniek, kenmerkt uw manier van debatteren. U maakte het menig bewindspersoon — ik denk in het bijzonder aan de toenmalige minister Kamp wiens rechtlijnige benadering zich zichtbaar slecht verdroeg met uw verbale salvo's — niet makkelijk.
Deze vasthoudende benadering hanteerde u ook tijdens de behandeling van het inmiddels ingetrokken wetsvoorstel Modernisering speelcasinoregime, dat de privatisering van Holland Casino beoogde te regelen. U riep de minister op zich meer in te zetten voor bescherming van de werkgelegenheid van de medewerkers van Holland Casino. Om die reden was u kritisch op het voorstel. Om een vergelijkbare reden, beschermen van de veiligheid van het personeel op koopvaardijschepen, toonde u zich hartstochtelijk voorstander van het initiatiefwetsvoorstel ter bescherming van de koopvaardij.
De laatste jaren bent u vooral actief geweest op de terreinen justitie en veiligheid, waarbij u op dezelfde wijze de standpunten van de PVV naar voren heeft gebracht. U pleitte in die debatten, op de voor u kenmerkende vasthoudende wijze, vooral voor zwaarder en langer straffen. Sinds januari 2017 bent u bovendien voorzitter van de commissie voor Immigratie en Asiel/JBZ-Raad.
U bent vier jaar geleden lid van de Eerste Kamer geworden, nadat u sinds 2011 al lid van Provinciale Staten van Utrecht voor de PVV was. Daar werd u fractievoorzitter en ook na de recente verkiezingen voor Provinciale Staten bent u opnieuw voorzitter van de PVV-fractie geworden. Ongetwijfeld zet u uw heldere toon van debatteren voort in de Statenzaal van Utrecht.
Peter van Dijk. Vier jaar geleden sprak ik u ook toe, omdat u toen niet zou terugkeren. Wat wij toen nog niet wisten, was dat u sneller dan gedacht zou terugkeren in verband met zwangerschapsvervanging voor een fractiegenoot. Na die tijdelijke vervanging in het najaar van 2015 kwam u in maart 2017 opnieuw in de Kamer.
U bent sinds 2011 actief voor de PVV, eerst als Statenlid en tevens voorzitter van de PVV-fractie in Zeeland. Eveneens in 2011 kwam u voor het eerst in de Eerste Kamer. Overigens bent u al veel langer politiek betrokken. Zo was u in de jaren tachtig van de vorige eeuw bijna negen jaar lang gemeenteraadslid voor het CDA in uw geboorteplaats Goes.
In de Kamer heeft u zich met name beziggehouden met binnenlandse zaken. Uw maidenspeech hield u bij het wetsvoorstel Huurverhoging op grond van inkomen. U besloot uw inbreng met een persoonlijke noot. Uw woning staat namelijk ruim 11 centimeter uit het lood. U bent een echte "scheefwoner", zoals u destijds aangaf.
In het debat over de hervorming in de volkshuisvesting toonde u zich warm pleitbezorger voor het niet langer mogelijk maken van het ontplooien van commerciële nevenactiviteiten door woningcorporaties, corporatiebestuurders en toezichthouders. Terug naar de kerntaken van bouwen, verhuren en beheren waarbij de belangen van huurders en woningzoekenden vooropstaan. Voor hen zette u zich in.
Hans-Martin Don. "Om voor een solidaire samenleving te strijden." Als één van de hoofdpersonen in onze nieuw film "De Eerste Kamer in beeld" legt u uit waarom u lid bent geworden van de Eerste Kamer: om voor een solidaire samenleving te strijden. En precies zo hebben wij u de afgelopen vier jaar leren kennen, als SP-Eerste Kamerlid in Den Haag en als directeur reclassering bij het Leger des Heils.
U bent een geëngageerd, rustig en optimistisch Kamerlid met een immer positieve uitstraling. Op u kon de griffie ook altijd een beroep doen tijdens evenementen waarbij het publiek graag in gesprek gaat met Eerste Kamerleden, zoals op Open Monumentendagen. Vol passie sprak u met bezoekers over het werk van Eerste Kamerleden en het gebouw.
Als prominent lid van de commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft u zich hard gemaakt voor onderwerpen op deze terreinen, en dan met name de zorg. Het mag dan ook niet verbazen dat uw maidenspeech de kwaliteit van de zorg betrof. Voor u — en met u de andere zorgwoordvoerders — was de behandeling in 2018 van de Wet zorg en dwang en de donorwet binnen het tijdsbestek van twee maanden een politiek hoogtepunt. Bij de Wet zorg en dwang lukte het u negen toezeggingen te ontlokken aan de minister, onder andere over een sluitende aanpak voor personen met verward gedrag en het inzichtelijk maken van dwangmaatregelen per ggz-instelling.
U zei tijdens het plenaire debat over de donorwet dat, ik citeer: "iets doen voor een ander met het besef dat we allemaal in een situatie terecht kunnen komen waardoor wij plotseling de ander zijn, de kern is". Ongetwijfeld blijft dat in de toekomst ook de kern van uw werk bij het Leger des Heils.
Anne-Wil Duthler. "Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst," waren uw eerste woorden in deze zaal, tijdens het debat op 18 december 2007 over het wetsvoorstel Gedragsbeïnvloeding jeugdigen. Die uitspraak was voor velerlei uitleg vatbaar en zo bedoelde u het ook. U was toen al enkele maanden in verwachting van uw zoon en had letterlijk de jeugd in uw schoot. Daarmee was u voor zover bekend ook het eerste Kamerlid dat een kind kreeg tijdens haar lidmaatschap van de Eerste Kamer. Haya van Someren ging u daarin ruim veertig jaar eerder al voor, maar dat was in de Tweede Kamer.
U bent twaalf jaar geleden lid geworden van de Kamer voor de VVD en verlaat deze Kamer als onafhankelijk lid van de fractie-Duthler. Daar is al genoeg over gezegd en geschreven. Als Kamerlid combineerde u grote inzet met scherpzinnigheid en vasthoudendheid. In de Kamer was u bijna zes jaar een zeer gewaardeerd voorzitter van de commissie voor Justitie en Veiligheid. Ook maakte u deel uit van de begeleidingscommissie Staatscommissie parlementair stelsel, die tot stand kwam naar aanleiding van een motie van uw hand uit 2016. In deze motie sprak de Eerste Kamer als haar mening uit: de regering te verzoeken een Staatscommissie in te stellen die een antwoord geeft op de vraag of het parlementair stelsel voldoende toekomstbestendig is.
De voorgenomen deelname van Nederland aan een Europees Openbaar Ministerie heeft de gemoederen in deze Kamer erg beroerd vanwege de rechtsstatelijke gevolgen. In het debat met de minister van Justitie en Veiligheid roerde u met anderen stevig de trom. U wist de meerderheid van de Kamer te overtuigen uw motie aan te nemen waarin u de regering verzocht de Kamer ten aanzien van elke eventuele uitbreiding van het mandaat van het Europees Openbaar Ministerie, op welk moment in de toekomst dan ook, eerst te consulteren.
Als bestuurskundige en jurist bent u gespecialiseerd in onderwerpen op het snijvlak van bestuur, recht en ICT. Uw fascinatie voor de invloed van technologie op de samenleving en in het bijzonder de rechtsstaat is ook uw drijfveer in uw werk in de Kamer. In het laatste beleidsdebat over de Staat van de Rechtsstaat sprak u dan ook onder andere uw zorgen uit over de moeizame gang van zaken bij de digitalisering van de rechtsspraak. In uw praktijk als advocaat zet u uw werk op dit onderwerp ongetwijfeld voort.
Hans Engels. Toen u in 2004 net was beëdigd zei toenmalig Voorzitter Timmerman-Buck dat het niet zozeer de vraag was of, maar eerder wanneer u lid zou worden van de Eerste Kamer. Zij doelde daarmee op uw cv, dat destijds geen twijfel liet bestaan over uw betrokkenheid bij bestuur en politiek. Inmiddels bent u in anciënniteit het op twee na oudste Kamerlid en heeft u in de afgelopen bijna vijftien jaar in deze Kamer met een geheel eigen wijze van optreden ruimschoots blijk gegeven van de u toegedachte betrokkenheid bij bestuur en politiek. Die eindigt vandaag niet, want u blijft als waarnemend burgemeester van Loppersum onderdeel van het openbaar bestuur.
Tijdens uw Kamerlidmaatschap bent u tweemaal voorzitter van de D66-fractie in deze Kamer geweest. De eerste keer was dat van een tweemansfractie, de tweede maal van een fractie bestaande uit tien personen, na het vertrek van Thom de Graaf naar de Raad van State.
Daarnaast was u acht jaar voorzitter van de commissie voor Binnenlandse Zaken, maakte u deel uit van de Tijdelijke commissie Werkwijze Eerste Kamer en — welhaast als vanzelfsprekend — van de begeleidingsgroep Staatscommissie parlementair stelsel. Ook was u in 2013 voorzitter van de Commissie voorbereiding plenaire behandeling wetsvoorstellen regentschap en ouderlijk gezag minderjarige Koning, waarvoor het parlement op 3 december 2013 in Verenigde Vergadering bijeenkwam.
De meeste aandacht als Kamerlid kreeg u zonder twijfel tijdens het debat in de zomer van 2018 over de afschaffing van het raadgevend referendum, niet in de laatste plaats door de jarenlange positieve opstelling van uw partij ten aanzien van dit onderwerp. U liet zich echter door de daaropvolgende voorspelbare kritiek geenszins uit het veld slaan en onderging de aandacht op de voor u typerende rustige en tegelijkertijd relativerende wijze.
U bent naast Kamerlid voor D66 ook staatsrechtsgeleerde. Dit kwam tot uitdrukking in de motie die u indiende in 2012, waarin u de regering verzocht te komen met een voorstel om een algemene bepaling in de Grondwet op te nemen waarin wordt uitgedrukt dat Nederland een democratische rechtsstaat is. De motie werd aangenomen. De regering diende vervolgens een voorstel in dat wij ruim een jaar geleden in deze Kamer behandelden én aanvaardden. De eerste lezing zit er dus op. De tweede lezing zult u buiten de Kamer moeten afwachten, maar het lijdt geen twijfel dat u dat met belangstelling zult doen. En ja, met een relativerende kwinkslag.
Mary Fiers. Op 3 april 2018 bent u lid van de Eerste Kamer geworden. U heeft een achtergrond in de zorg. Sinds 2014 bent u directeur van het Groen Ontwikkelfonds Brabant. Uw politieke carrière begon u als gemeenteraadslid voor de PvdA in Eindhoven en later als wethouder wonen en ruimte in het college van B en W, samen met uw collega Don, die vandaag toevallig ook afscheid neemt.
Bepaalde onderwerpen liggen u na aan het hart en dat laat u dan ook blijken, in woord en gebaar. Zo droeg u tijdens het debat over de rechtspositie van transgender- en interseksepersonen eerder dit jaar een sjaal met regenboogkleuren; niet mis te verstaan voor de goede verstaander. Hiermee zette u de lijn voort waarmee u een jaar geleden uw eerste stappen in deze Kamer zette. U hield toen tijdens uw maidenspeech bij de wijziging van de Warmtewet een persoonlijk verhaal aan de hand van de postcode van uw geboorteplaats. Het kenmerkt uw stijl: via vorm naar de inhoud. U bent daar in het afgelopen jaar niet aflatend mee doorgegaan. Door middel van onder andere Twitter en Instagram heeft u mensen met interesse in de politiek een inkijkje gegeven in — in uw woorden — "de wondere wereld van de Eerste Kamer" en de Kamer met eigentijdse middelen zo ook weer een beetje dichter bij de samenleving gebracht.
De griffie kon ook altijd een beroep op u doen bij open dagen. Zo was u een van de deelnemende senatoren aan Open Monumentendag en afgelopen maart nog tijdens de open dag ter gelegenheid van de viering van 100 jaar algemeen kiesrecht. Ook was u zeer betrokken bij ons onderwijsproject Derde Kamer. U heeft daarover zelf les gegeven en tevens leerlingen gecoacht tijdens het finaledebat in deze zaal. Ik hoop dat u ook buiten deze "wondere wereld" op uw eigen, authentieke wijze doorgaat met uw werkzaamheden voor het Groen Ontwikkelfonds Brabant.
Anne Flierman. Bijna tien jaar bent u lid geweest van de Eerste Kamer voor het CDA, op twaalf dagen na. Sinds 2015 was u lid van de Huishoudelijke Commissie van de Eerste Kamer, als eerste ondervoorzitter. U heeft een actieve bijdrage geleverd aan het bestuur van de Kamer. Als voorzitter kon ik op u rekenen.
In de vorige Kamerperiode was u voorzitter van de commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Toen u in 2013 voorzitter werd van de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie legde u het voorzitterschap neer, omdat u hecht aan het scheiden van belangen. Dat tekent uw manier van werken, zowel professioneel als politiek.
Uw maidenspeech hield u bij het wetsvoorstel Fusietoets in het onderwijs dat zich richt op de schaalvergroting in het onderwijs. U hield daarbij een pleidooi om de menselijke maat en subsidiariteit niet uit het oog te verliezen. U kon daarvoor putten uit uw eigen ervaring als docent geschiedenis, als ambtenaar op het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en als voorzitter van het college van bestuur van de Universiteit Twente.
In de Eerste Kamer specialiseerde u zich op de terreinen economie, volksgezondheid en infrastructuur. Uw cv op de website biedt een uitvoerig en lezenswaardig overzicht van het grote aantal plenaire debatten dat u in uw Kamerperiode heeft gevoerd. Daarbij springen die over de Omgevingswet en de Elektriciteits- en Gaswet er zeker uit. U debatteerde altijd vanuit de inhoud en gebaseerd op argumenten in uw kenmerkende rustige stijl, met het voor mij zo bekende loopje: welhaast verontschuldigend, maar tegelijk vasthoudend en toch wel op weg naar de interruptiemicrofoon.
Met uw voorzitterschap van de Tijdelijke Commissie Werkwijze Eerste Kamer gaf u nogmaals uw visitekaartje af. U was de drijvende kracht achter onder meer de poging van de commissie om een beschrijving te geven van de politieke cultuur van en in de Eerste Kamer. Zoals het is omschreven in het rapport: "De cultuur en de daarmee samenhangende mores dragen bij aan het ordelijke verloop van de gedachtewisseling met de regering, het debat in de Kamer en de wijze waarop deze tot besluitvorming komt, kortom aan de processen in de Eerste Kamer." Hierin klinkt uw visie op de invloed van cultuur op organisaties door.
De griffie van de tijdelijke commissie herinnert zich goed dat u haar uitnodigde om kritisch te zijn ten aanzien van uw eigen ideeën. U zocht tegenspraak op. U zult dat ongetwijfeld blijven doen in uw werk voor de NVAO en andere onderwijs- en zorginstellingen waarbij u betrokken bent.
Marion Gout-Van Sinderen. U heeft de eer vandaag het kortst zittende lid van deze Kamer te zijn. Op 12 maart bent u beëdigd, op 21 mei hield u uw maidenspeech en vandaag, 4 juni, neemt u afscheid. Letterlijk een bliksemcarrière om een plotselinge vacature in de D66-fractie te vullen. U deed dat enthousiast en constructief. Met uw achtergrond in het openbaar bestuur, onder meer op verschillende departementen, bij de provincie Zuid-Holland en bij ProRail, bracht u veel ervaring mee naar de Kamer en had u specifieke inbreng in de portefeuilles die u overnam van uw voorgangster, in de commissies voor Financiën, Economische Zaken en Klimaat/Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Uw maidenspeech hield u twee weken geleden bij de behandeling van het wetsvoorstel Versnelling woningbouw en facilitering duurzame ontwikkeling. Daarin refereerde u zelf ook aan het moment van uitspreken: "Het is voor mij een eer om vandaag bij het scheiden van de markt mijn maidenspeech te mogen houden over onderwerpen die mij na aan het hart liggen." U stopt vandaag als Kamerlid, maar daarmee eindigt uw politieke loopbaan niet. U blijft gemeenteraadslid in Wassenaar. Veel succes!
Henk ten Hoeve. Met een onderbreking van één Kamerperiode was u tussen 2003 en nu bijna twaalf jaar het gezicht van de Onafhankelijke Senaatsfractie. U sprak zich onlangs in een interview nog uit tegen de toename van het aantal moties en het vragen om afschriften van brieven aan de Tweede Kamer. "Dat is niet onze rol, dat is niet onze taak," zei u over de Eerste Kamer.
Als voorman van de Onafhankelijke Senaatsfractie zette u zich steeds opnieuw in voor de regionale vertegenwoordiging, of het nu uw eigen Friesland was, of de Catalanen die zich per referendum wilden afscheiden van Spanje. In 2011 stelde u zelfs in het Fries vragen aan staatssecretaris Zijlstra over zijn voornemen om niet meer met de provincie Fryslân, maar met de stad Groningen over cultuur te onderhandelen. Hij antwoordde u overigens in het Nederlands.
U was een geducht en scherp debater, altijd op de inhoud gericht. Dat verdient extra waardering voor een lid van een eenmansfractie. U koos welbewust uw momenten, waarbij u zich vooral in debatten over Europa met een grote mate van deskundigheid liet horen. Tijdens de Algemene Europese Beschouwingen in 2016, eveneens ten tijde van het Nederlands voorzitterschap van de Europese Unie, hield u een warm pleidooi voor méér Europese samenwerking. U stelde dat "Europa meer kan dan wij kunnen en dat welbegrepen eigenbelang meer gediend is met Europese solidariteit dan met nationalistisch gemotiveerd isolement."
Uw inzet voor culturele minderheden, het Europa van de regio's en het lokale belang was de rode draad in uw Kamerwerk, evenals de nadruk die u legde op regionale en lokale identiteit. Dat geldt ook voor die van de Nederlanders in het Caribisch deel van het Koninkrijk, in het bijzonder Saba. U gaat vanavond terug naar Stiens en blijft zich vanuit daar zeer zeker inzetten voor de regio. Ik winskje jo alle sukses yn dit! Ik weet niet of dat mooi was, maar volgens mij is het wel Fries.
Helmi Huijbregts-Schiedon. Evenals de meeste andere burgemeesters en oud-burgemeesters onder de Kamerleden was u actief lid van de commissie voor Binnenlandse Zaken, waarin veel onderwerpen aan bod komen die het werkterrein van de burgemeester in Nederland bestrijken. De voorzitter van de commissie BZK — meneer Engels, thans overigens zelf waarnemend burgemeester — verontschuldigde zich tegenover gastsprekers tijdens een mondeling overleg weleens voor "al die burgemeesters". Tegelijk hebben burgemeesters wel goed zicht op de samenleving en de uitvoeringspraktijk, een belangrijk aspect waar de Eerste Kamer wetgeving mede op toetst.
U bent sinds 12 juni 2007 lid van de Eerste Kamer — sinds 2011 ook vicefractievoorzitter van de VVD — en heeft de afgelopen twaalf jaar een groot aantal debatten over diverse wetsvoorstellen gevoerd. Uw benadering in die debatten is vaak een prettige pragmatische, zonder veel omhaal van woorden. Zo verwees u tijdens de eerste lezing van het debat over het uit de Grondwet halen van de benoeming van de commissaris van de Koning en de burgemeester in 2015, maar ook bij de tweede lezing in 2018, naar Thorbecke: "Als Thorbecke dit al 170 jaar geleden een overbodig grondwetsartikel vond, is het natuurlijk een beetje vreemd dat we er met z'n allen 170 jaar over gedaan hebben om het te wijzigen." Ja, dit klopt, want het is uit de Handelingen.
Een nogal aandachttrekkend staatsrechtelijk onderwerp waarover u het woord voerde was — in 2014 — de invoering van de Wet raadgevend referendum en in 2018 de intrekking ervan. Uw fractie was destijds geen voorstander van de invoering van het raadgevend referendum en zag zich bevestigd in de praktijk van het gebruik van dit instrument. De fractie was daarom voorstander van de intrekkingswet. Volgens u getuigde het van moed om te constateren dat het verwachte effect dat burgers door de referenda weer het gevoel zouden krijgen gehoord te worden, in de praktijk is uitgebleven en dat de wet zelfs een averechtse werking had gekregen.
Uw inzet beperkte zich niet tot de behandeling van wetsvoorstellen, ook aan bredere vraagstukken in de Kamer heeft u uw bijdrage geleverd. Zo was u lid van de Tijdelijke commissie Werkwijze Eerste Kamer en heel recent was u voorzitter van de Tijdelijke Commissie Uitwerking Gedragscode integriteit. De overhandiging van het voorstel van die commissie leek uw laatste plenaire optreden te worden, althans dat memoreerde u bij die gelegenheid. Inmiddels voerde u afgelopen week nog het woord over het wetsvoorstel Woonplaatsvereiste wethouders en gedeputeerden.
De voorbeeldige manier waarop de Tijdelijke Commissie Uitwerking gedragscode integriteit te werk is gegaan binnen het tijdsframe dat wij hier in de Kamer met elkaar hadden afgesproken, is mede te danken aan uw voorzitterschap.
Frank van Kappen. Ik probeerde u even na te doen, want u heeft altijd een luide stem, maar ik kan dat niet goed. U sprak natuurlijk altijd de troepen toe op het exercitieveld.
U was in de Kamer dé autoriteit op het gebied van defensie en veiligheid. Dit mag gezien uw achtergrond als generaal-majoor buiten dienst van het Korps Mariniers geen verrassing heten. Maar toch: gezag moet je ook verdienen, en dat doet u, zowel binnen als buiten de Kamer. U was regelmatig "buitengaats" als lid van de Parlementaire Assemblee van de OVSE en van de Parlementaire Assemblee van de NAVO, twee zeer belangrijke interparlementaire fora op buitenlands- en veiligheidsgebied. Van die laatste, de Parlementaire Assemblee van de NAVO, bent u een halfjaar geleden zelfs vicevoorzitter geworden.
In uw bijdragen aan debatten over de stand van de krijgsmacht, bijvoorbeeld tijdens uw maidenspeech in 2008, waarschuwt u voor de negatieve gevolgen van ontwikkelingen, zoals terrorisme en geopolitieke verschuivingen, die in hoog tempo onze wereld veranderen op het terrein van het internationale veiligheidsklimaat. Dat was elf jaar geleden; uw woorden hebben helaas een voorspellende waarde gekregen. Dat is voor u nooit reden geweest om bij de pakken neer te gaan zitten, u bleef zich onvermoeibaar inzetten voor het op een verstandige wijze omgaan met deze veranderingen en het waarschuwen voor en het bestrijden van de bedreigingen. Voor u bijvoorbeeld ook een reden om bij herhaling te pleiten voor meer investeringen in defensie.
Het Caribisch deel van ons Koninkrijk had uw bijzondere belangstelling. U kent de regio goed omdat u daar in uw militaire verleden heeft gediend. U maakte vanuit de Eerste Kamer deel uit van het Interparlementair Koninkrijksoverleg — het zogenoemde IPKO — als lid van de Eerste Kamercommissie voor Koninkrijksrelaties. Begin 2008 vond een veelbewogen IPKO plaats op Curaçao. U wist de kalmte te bewaren door de delegatie een halve dag elders onder te brengen, namelijk door een bezoek aan de Koninklijke Marine te regelen. Daarna konden de verschillende delegaties gekalmeerd weer verder overleggen. De-escalatie.
Binnengaats was u in de vorige periode voorzitter van de commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking. In die hoedanigheid was u aanwezig bij een aantal bijzondere ontvangsten van buitenlandse gasten, onder wie president Xi Jinping van de Volksrepubliek China. Met uw internationale optreden, in het bijzonder op het gebied van defensie, gaf u ook in de Eerste Kamer invulling aan de wapenspreuk van het Korps Mariniers: Qua Patet Orbis. Zo wijd de wereld strekt.
En nu ik het daar toch over heb: mijn broer diende onder u op Curaçao als reserveofficier der mariniers. Het was heel bijzonder dat ik, veertig jaar later, het jongere zusje, uw coach was binnen de VVD-fractie voor het Eerste Kamerwerk.
Menno Knip. Evenals collega Van Kappen bent u uw carrière begonnen in de krijgsmacht, namelijk als ritmeester der cavalerie. U maakte de overstap naar het zogenoemde burgerleven, eerst als ambtenaar op het ministerie van Financiën, later als bestuurder onder meer als burgemeester van Almelo.
Sinds 2010 bent u lid van de Eerste Kamer waar u zich hebt beziggehouden met veiligheid en politie, en financiën. Van de commissie voor Financiën bent u sinds september 2018 ook voorzitter. U was bij uw aantreden overigens geen onbekende op het Binnenhof: als ritmeester der cavalerie — volgens mij zijn het de Huzaren van Sytzama — heeft u te paard meegereden in de parade op Prinsjesdag. Dat was telkens weer een huzarenstukje — letterlijk een huzarenstukje — van paarden én berijders, gelet op de smalle doorgangen op het Binnenhof. Net als in de politiek vraagt dat beleid en controle.
Gezien uw achtergrond verbaast het niet dat u zowel op financiën als op veiligheid het woord voerde voor de VVD-fractie. Uw maidenspeech hield u bij de Wijzigingswet financiële markten 2010. De kredietcrisis van enkele jaren eerder had geleid tot dit voorstel en u pleitte, indachtig de kredietcrisis, voor vormen van preventief toezicht op helder omschreven beleggingsproducten, om zo herhaling te voorkomen. In uw woorden: "Markten moeten vrij zijn om zich te ontwikkelen door innovatie. Marktmeesters met goed gereedschap horen daarbij." Bij de behandeling van het wetsvoorstel Kansspelen op afstand maakte u een karikatuur van de zogenaamde preventieladder om aan te tonen dat u niet overtuigd was dat die het juiste middel was om gokverslaving via een website aan te pakken.
Uw Kamerlidmaatschap is wellicht het best te typeren met een vergelijking met uw hobby vliegen. U zei daarover eens: "Een van de plezierige aspecten van vliegen is dat je overzicht hebt. Visie ontwikkelt. Dat je weet waar je naar toe wilt en hoe je daar wilt komen." Ook als Eerste Kamerlid had u het overzicht, was u goed voorbereid, en wist u waarover u sprak. En bovenal deed u dat alles met een aantrekkelijk relativeringsvermogen.
Frank Köhler. U bent vier jaar geleden lid van de Eerste Kamer geworden, maar u was bij uw komst met uw elfjarige ervaring in de Amsterdamse politiek bepaald geen onbeschreven blad. In de Eerste Kamer heeft u zich als woordvoerder voor de SP op met name het gebied van financiën en belastingen onvermoeibaar ingezet voor de sociaal zwakkeren en beoordeelde u wetten met oog voor sociaaleconomische gevolgen van belastingwetgeving. Naast de vaste-commissielidmaatschappen was u ook lid van de Tijdelijke Commissie Uitvoering Gedragscode, integriteit die twee maanden geleden haar advies heeft uitgebracht.
Ook uw betrokkenheid bij het onderwerp wonen en huren, en uw grote kennis van de woningcorporaties zijn niet onopgemerkt gebleven. Tijdens het debat over de Modernisering huurcommissie en introductie verhuurderbijdrage vroeg u de minister waarom er onderscheid nodig was tussen de bevoegdheden van de huurcommissies in de gereguleerde sector en in de geliberaliseerde sector. Voor u was in dat debat, maar ook in het algemeen, essentieel dat mensen dezelfde mogelijkheden zouden krijgen om een geschil voor te leggen aan een huurcommissie.
In uw maidenspeech, bij het Pakket Belastingplan 2016, vatte u uw overtuiging als volgt samen: "De SP wil de tendens naar steeds grotere ongelijkheid keren door de belastingen naar draagkracht te heffen en de sterkste schouders de zwaarste lasten te laten dragen." Ik dacht dat we een progressief belastingstelsel hadden, maar OK. Ook in één van uw laatste inbrengen in de Kamer, bij de Wet arbeidsmarkt in balans, vroeg u aandacht voor die groepen op de arbeidsmarkt die door tijdelijke contracten de dupe kunnen worden van te veel flexibilisering. Het is daarom niet moeilijk te voorspellen dat uw afscheid van deze Kamer voor u zeker geen afscheid zal zijn van uw permanente inzet voor de samenleving.
Kees Kok. Sinds oktober 2012 was u lid van de Eerste Kamer voor de PVV, terwijl uw politieke carrière anderhalf jaar eerder was begonnen met het lidmaatschap van Provinciale Staten van Flevoland. Met uw ambtelijke achtergrond bij onder meer het ministerie van Financiën, het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds, de Uitvoerinstelling Sociale Zekerheid voor Overheid en Onderwijs bracht u een waaier van ervaring op financieel gebied mee naar de Eerste Kamer. Het was daarom ook niet verwonderlijk dat u lid werd van de commissies voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid en voor Financiën en dat u voor uw fractie het woord voerde over met name sociale zekerheid en pensioenwetgeving.
Bij het wetsvoorstel Herziening export kinderbijslag sprak u uw maidenspeech uit, waarin u pleitte voor een snelle afbouw van export van kinderbijslag en vergelijkbare uitkeringen. In uw laatste plenaire bijdrage, tijdens de behandeling van het initiatiefwetsvoorstel Verdringingstoets, waarschuwde u voor incidentenpolitiek. U zei dat voorkomen moet worden dat allerlei incidenten te direct vertaald worden in gelegenheidsoplossingen die een beperkt doel hebben en voorbijgaan aan een fundamentele herijking of evaluatie van de Participatiewet, de Wet Werk en zekerheid en de Quotumwet.
U ging in uw bijdragen bepaald niet over één nacht ijs en nam de vaak zeer uitgebreide informatie van de bewindslieden bij de wetsvoorstellen zeer grondig tot u. De informatiedossiers die de griffie voorbereidt, werden door u altijd grondig gelezen, waarbij uw interesse in de Europese dossiers opviel. U stond in positieve zin bekend als dossiervreter en kon om die reden ook niet makkelijk verrast worden. Vanuit deze werkwijze maakte u echt werk van de controlerende functie van deze Kamer ten opzichte van de regering, een belangrijke taak van de Kamer.
Roel Kuiper. In 2007 werd u lid van de Eerste Kamer voor de ChristenUnie en in 2011 werd u fractievoorzitter, als opvolger van Egbert Schuurman. Sinds 2015 bent u voorzitter van het college van bestuur van de Theologische Universiteit Kampen, na al vele jaren werkzaam te zijn in de wetenschap. Zo was u directeur van de wetenschappelijke bureaus van de ChristenUnie en een van haar voorgangers, de RPF. U was bijzonder hoogleraar reformatorische wijsbegeerte aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en sinds 2013 buitengewoon hoogleraar Christelijke identiteit in maatschappelijke praktijken in Kampen.
Tijdens uw maidenspeech over de hervorming van de Europese verdragen die uiteindelijk een halfjaar later leidde tot het Verdrag van Lissabon, hield u een doorwrocht pleidooi voor versterking van de parlementaire controle omdat, in uw woorden: "daar waar macht is, moet tegenmacht zijn". Deze door u als noodzakelijk geziene versterking van de rol van het parlement zou een rode draad blijken te worden in uw verdere activiteiten door de jaren heen in de Eerste Kamer. Dat gebeurde met de u kenmerkende en vasthoudende inzet om ook resultaat te behalen.
Uw meest in het oog springende wapenfeit daarbij is zonder twijfel het rapport dat de Parlementaire Onderzoekscommissie Privatisering/Verzelfstandiging Overheidsdiensten in 2012 onder uw bezielende voorzitterschap heeft opgesteld. In het onderzoek naar de besluitvorming met betrekking tot de privatisering en verzelfstandiging van overheidsdiensten, toen inmiddels een omstreden onderwerp, werden hoofdrolspelers uit verschillende sectoren gehoord. Maar het werd geen politiek onderzoek, compleet met afrekeningen. Integendeel, het doel van een dergelijk parlementair onderzoek moest volgens u zijn dat het parlement toont dat het een lerend vermogen heeft en zich bekommert om de kwaliteit, aard en uitkomst van parlementaire besluitvorming. En dat schreef u ook op.
"Verbinding verbroken", het onderzoeksrapport van de commissie, wordt met enige regelmaat aangehaald in plenaire debatten, maar ook buiten de Eerste Kamer. U geeft er nog regelmatig interviews over. Het onderwerp raakte en raakt een snaar in de samenleving. Zelf schreef u een boek naar aanleiding van het onderzoek, getiteld De terugkeer van het algemeen belang, dat u het motto meegaf van Thorbecke: "Regeren is niet een bijzondere wil, maar de wet van het geheel tot aanzijn brengen". Het citaat illustreert de manier waarop u de afgelopen twaalf jaar invulling heeft gegeven aan uw Kamerlidmaatschap: het algemeen belang voorop.
In 2015 ontving u de PrinsjesPrijs tijdens het Prinsjesfestival voor uw inzet, doortastendheid en bijzonder scherpe geest, die u tot een waardevol hoeder van de kernwaarden van de Nederlandse democratie maken, aldus het juryrapport. Ik kan dat alleen maar beamen.
Frits Lintmeijer. U was bij uw aantreden in 2015 in de Eerste Kamer politiek geen onbeschreven blad omdat u kort daarvoor vier jaar wethouder in Utrecht was geweest. Uw debuut in de Kamer was twee weken na de beëdiging van de huidige Kamer. Op 23 juni 2015 hield u uw maidenspeech bij de behandeling van het wetsvoorstel Bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast, Voetbalwet in de volksmond. Uw fractie had daarbij grote twijfels, met name ten aanzien van artikel 5 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Uiteindelijk stemde de GroenLinksfractie tegen het wetsvoorstel, terwijl de Tweede Kamerfractie van uw partij voor was. Met recht een knallend debuut.
Uw specialisaties in de Eerste Kamer lagen op het terrein van binnen- en buitenlandse zaken en sociale zaken. Dat vertaalde zich in de lidmaatschappen van onder meer de commissies voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking en voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Bij een van uw laatste plenaire optredens, bij de behandeling van de Verzamelwet Brexit, voltrok zich hetzelfde als bij uw eerste plenaire optreden: uw fractie stemde op uw voorspraak tegen de lijn van de Tweede Kamerfractie in. Ook bij dit wetsvoorstel was de motivering voor uw tegenstem dat de minister de zorgen van uw partij niet had kunnen wegnemen. Hier toonde zich de uiterste consequentie van de onafhankelijke opstelling die Kamerleden dienen te hebben.
Als leider van de Nederlandse delegatie sprak u tijdens de interparlementaire conferentie over het Gemeenschappelijk Europees Buitenlands en Veiligheidsbeleid op Malta over het bestrijden van propaganda. Uw verleden in en uw interesse voor communicatie zullen daar niet vreemd aan zijn geweest. U bepleitte in uw inbreng onder andere de noodzaak van het onderwijzen van de jeugd in mediawijsheid.
Uw loopbaan staat in het teken van de publieke sector. Als u niet zelf een publieke functie bekleedde als wethouder van de gemeente Utrecht, dan was u als adviseur betrokken bij organisaties zoals de Nederlandse Spoorwegen, de Nederlandse Publieke Omroep en de Nederlandse Opera. Ook na uw vertrek uit de Eerste Kamer zult u zich ongetwijfeld blijven inzetten voor de publieke zaak.
Pia Lokin-Sassen. Uw naam viel al eerder toen ik u in één adem noemde met Sophie van Bijsterveld als staatsrechtelijk geweten van de CDA-fractie. In uw geval kan ik daaraan ook toevoegen "als historisch geweten". Als lid van een ware Eerste Kamerdynastie was u namelijk niet het eerste Eerste Kamerlid Sassen: uw vader, betovergrootvader en oudoom gingen u voor. "Enige public spirit past wel in de familietraditie", zei u daarover met het voor u zo kenmerkende gevoel voor understatement.
U bent met een onderbreking van twee jaar sinds 2011 lid van de Eerste Kamer geweest. Op 7 februari 2012 diende u een motie in om een algemeen recht op een eerlijk proces voor een onafhankelijke en onpartijdige rechter in de Grondwet op te nemen. De motie werd met algemene stemmen aangenomen. Na uw vertrek uit de Kamer in 2015 diende de regering het wetsvoorstel tot opnemen van een bepaling over het recht op een eerlijk proces in bij het parlement. Vlak na uw terugkeer in de Kamer in 2017 werd het in eerste lezing in deze Kamer behandeld, waarbij u opnieuw als woordvoerder optrad, en het wetsvoorstel werd met grote meerderheid aanvaard.
Politiek bedrijven betekent soms ook dat als je het niet eens bent met de opvatting van je eigen partij of fractie, je de moed moet hebben om dat te tonen. Zo stemde u als enige van uw fractie tegen het wetsvoorstel over het minimaliseren van de gaswinning uit het Groninger gasveld. De veiligheid van omwonenden is in de aangenomen wet niet langer boven de leveringszekerheid gesteld, zo betoogde u in een ingezonden stuk in het Dagblad van het Noorden.
Naast uw Kamerlidmaatschap publiceerde u actief. Uw biografie op de website van de Eerste Kamer vermeldt twintig publicaties van uw hand. Een bijzondere publicatie is de in 2014 verschenen bloemlezing Bezield staatsrecht, uit het wetenschappelijk werk van oud-CDA-Eerste Kamerlid Alfons Dölle, met wie u een nauwe band had. Ik heb er geen twijfel over dat u na uw vertrek uit de Kamer zult doorgaan met publiceren. Ik kijk alvast reikhalzend uit naar uw boek over voormalig minister-president Ruijs de Beerenbrouck.
Maria Martens. Toen u op 7 juni 2011 lid van de Eerste Kamer voor het CDA werd, had u een tweejarig sabbatical van de volksvertegenwoordiging achter de rug. Van 1999 tot 2009 was u namelijk lid van het Europees Parlement. Sinds 16 juni 2015 bent u voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Mij is verteld dat de commissievergaderingen onder uw voorzitterschap nooit vertraagd zijn dankzij de iPad: zij beginnen altijd stipt op "Apple-time".
Eén van de meest ingrijpende debatten in de afgelopen Kamerperiode en waarschijnlijk ook voor u persoonlijk, was de behandeling van de Donorwet. Die was nipt in de Tweede Kamer aangenomen en leidde vervolgens ook binnen de Eerste Kamer tot een stevige botsing van opvattingen. U voerde toen het woord namens een verdeelde CDA-fractie. Enerzijds zag uw fractie het belang van meer donaties, meer bewuste keuzes en meer registraties, maar anderzijds had een meerderheid van de fractieleden principiële bezwaren tegen het wetsontwerp. Het is dan knap lastig voor een woordvoerder om de opvattingen en vragen van alle fractieleden voldoende aan bod te laten komen, zodat aan iedereen recht wordt gedaan. U heeft zich bijzonder goed van die precaire taak gekweten.
Uw internationale interesse verloochende u ook binnen de Eerste Kamer niet. Zo bent u in de Parlementaire Assemblee van de NAVO voorzitter van één van de vijf vakcommissies, het Science & Technology Committee. In november 2018 sprak die commissie nog over zeer actuele onderwerpen als de dreiging van een terroristische cyberaanval, het borgen van de technologische voorsprong van de NAVO en de Russische bemoeienis met recente verkiezingen in NAVO-lidstaten.
Maar ook binnen uw eigen partij bent u zeer actief. Zo bent u zowel voor als tijdens uw lidmaatschap van het Europees Parlement en de Eerste Kamer betrokken geweest bij vele commissies binnen het CDA, meest recent nog als voorzitter van de selectiecommissie voor de CDA-kandidatenlijst voor de verkiezingen van Provinciale Staten van Gelderland. Ik schat zomaar in dat u ook na uw lidmaatschap van deze Kamer zich zult blijven inzetten voor uw partij.
Persoonlijk memoreer ik nog graag dat ik bijzonder blij was met de manier waarop u, buitengewoon deskundig, converseerde met de aartsbisschop van Praag, kardinaal Duka, toen wij op officieel bezoek waren in Tsjechië. Voor mij was het terra incognita en u kon gelukkig uitvoerig met de aartsbisschop van gedachten wisselen.
Wij gaan de pauze iets vervroegen, want anders is de drank dadelijk warm in plaats van koud. Meta Meijer, je bent de volgende, maar ik sla je nu even over. Ik ga nu even schorsen, want ik wil dit moment aangrijpen om met elkaar een kleine verfrissing te nemen, waarna dadelijk de volgende helft aan de orde komt. Het zijn er namelijk heel veel: 44, u hoort het. Ik doe mijn best om iedereen zo veel mogelijk aandacht te geven, maar ik moet ook tempo houden. Ik wil dus even schorsen voor een kleine verfrissing. Ik heb bedacht dat het misschien wel aardig is om gewoon een glaasje champagne hier midden in de zaal te nemen.
De vergadering wordt van 14.55 uur tot 15.10 uur geschorst.
De voorzitter:
Meta Meijer. Toen u vier jaar geleden lid werd van de Eerste Kamer had u al veel politieke ervaring opgedaan als gemeenteraadslid in Amsterdam en als stadsdeelraadslid in Amsterdam-Oost. U werd voor de SP woordvoerder op de onderwerpen ruimtelijke ordening, milieu en koninkrijksrelaties. In deze functie toonde u grote vastberadenheid in uw strijd voor een betere luchtkwaliteit in de hoofdstad.
Die vastberadenheid zagen wij ook terug in uw werk in de Eerste Kamer. In de commissie voor Koninkrijksrelaties bent u uitgegroeid tot een van de grote pleitbezorgers voor het vaststellen — net als in het Europese deel van het Koninkrijk — van een sociaal minimum voor het Caribisch deel van het Koninkrijk. Ook bij de behandeling van de noodwet voor Sint Eustatius in februari 2018 vroeg u aandacht voor dit onderwerp: "De trieste constatering is dat we nog steeds niet weten wat een aanvaardbaar sociaal minimum volgens de regering is." Verder was u de afgelopen jaren in de Eerste Kamer vooral actief op de terreinen van infrastructuur en omgeving, en binnenlandse zaken.
Eén van uw nevenactiviteiten ín de Kamer is het coachen van leerlingen uit groep 7 en 8 van het basisonderwijs die deelnemen aan het finaledebat van de Derde Kamer. U heeft dat in de afgelopen vier jaar drie keer met veel enthousiasme gedaan.
Samen met uw collega en fractiegenoot Hans-Martin Don deed u dikwijls op dinsdagochtend een rondje langs de kantoren van de griffiemedewerkers, met als groet een variant op de reclame van een bekend reisagentschap: "Goedemorgen, hier zijn Meta en Don." "Meta ... Don", ik herhaal het nog maar eens.
Jan Nagel. De schaker met de zeven politieke levens. Toen u op 7 juni 2011 beëdigd werd als lid van de Eerste Kamer, zult u waarschijnlijk wel hebben teruggedacht aan het moment, 34 jaar eerder, waarop u voor het eerst lid van de Eerste Kamer werd. Van 1977 tot 1983 was u immers Eerste Kamerlid voor de partij van de Arbeid, van 2011 tot nu voor 50PLUS.
In 1978 hield u als PvdA-senator uw maidenspeech bij het debat over de wijziging van de Wet gewetensbezwaren militaire dienst. Uw eerste inbreng als Eerste Kamerlid voor 50PLUS sprak u in 2011 uit bij het wetsvoorstel Verhoging collegegeld langstudeerders. In beide gevallen betrof het een wet die jongvolwassenen aanging. Uw leeftijd was inmiddels wel veranderd, maar onveranderd was daarentegen uw vastberaden manier van spreken, staccato, waarbij de toehoorder de onderstrepingen van de belangrijkste passages bijna kon horen.
Overigens had u tijdens debatten altijd een eigenaardige manier om naar het spreekgestoelte te komen. Nooit rechtstreeks door de zaal, en op het moment dat ik dacht "hij is er niet", dook u links van het rostrum op.
Uw politieke carrière kenmerkt zich door een vasthoudende strijd voor politieke vernieuwing. Eerst binnen de Partij van de Arbeid, waar u tot de Nieuw Linksbeweging hoorde, die ontstond uit onvrede over de conservatieve koers van de partij. Leefbaar Hilversum en later Leefbaar Nederland ontstonden uit onvrede over de gevestigde partijen. En ook 50PLUS was een reactie op de landelijke partijen die zich onvoldoende inzetten voor ouderen.
In de Kamer werkte u de afgelopen jaren onder andere aan vernieuwing van het instituut. Op 29 januari 2013 diende u in het debat over de begroting van de Staten-Generaal een motie in over rechtstreekse verkiezing van de Eerste Kamer. De motie werd verworpen. En tijdens het debat over het rapport van de Tijdelijke Commissie Werkwijze Eerste Kamer diende u een motie in om commissievergaderingen tenminste openbaar te maken via audio. U trok de motie later in, maar het signaal was duidelijk: alle commissievergaderingen moesten op termijn openbaar zijn. En dat signaal is verstaan: in december 2017 is een daartoe strekkend voorstel opgenomen in het Reglement van Orde.
In 2017 sneuvelde het wetsvoorstel dat de naturalisatietermijn van vijf naar zeven jaar wilde verlengen door de tegenstem van de 50PLUS-fractie. U zei in de door u aangevraagde derde termijn van de plenaire behandeling getroffen te zijn door de omvang en de ernst van de problemen die Nederlanders in het buitenland gaan raken als deze wet doorgaat.
De laatste maanden was u wat minder vaak in de Kamer in verband met uw gezondheid. Het was fijn u deze laatste weken weer met regelmaat in de groene bankjes te zien. Over twee weken wordt u 80. Ik vind dat een applaus waard hoor.
(Applaus)
De voorzitter:
De tijd na de Eerste Kamer gaat u gebruiken om een vervolg op uw autobiografie te schrijven. De titel uit 2001 — Boven het maaiveld — geldt onverminderd.
Henk Overbeek. U bent nu tweeënhalf jaar in ons midden als lid van de SP-fractie, en in die tijd heeft u zich als expert op het gebied van de internationale handelspolitiek doen gelden in de debatten met de regering. U liet geen gelegenheid voorbijgaan om de regering rustig doch scherp te bevragen over aanstaande handelsverdragen. Dat heeft alles te maken met uw achtergrond. U was tot 2015 hoogleraar internationale betrekkingen, in het bijzonder de transnationale politiek, aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Ook deed u onderzoek naar internationale regels voor behoorlijk ondernemingsbestuur en internationale economische vraagstukken.
Het debat over de opzegging van het statuut van de VN-organisatie voor Industriële Ontwikkeling (UNIDO) was uw vuurdoop. U verzette zich, met diverse anderen, met verve tegen het voornemen omdat — ik citeer — "UNIDO een waardevolle en belangrijke schakel is om landen in staat te stellen hoger in de waardeketen te opereren". Het wetsvoorstel werd aangehouden en een jaar later, na het aantreden van het kabinet-Rutte III, ingetrokken. Meer recent toonde u zich in een plenair debat een warm en stevig pleitbezorger van de Wet zorgplicht kinderarbeid, waarbij tot het laatst onduidelijk bleef of deze initiatiefwet het zou redden; dat gebeurde uiteindelijk wel.
Als redacteur van verschillende wetenschappelijke tijdschriften over internationale politiek en internationale betrekkingen zult u hoogstwaarschijnlijk ook na uw vertrek uit de Kamer uw beschouwingen over deze onderwerpen voortzetten.
André Postema. Als Groninger in Limburg verenigt u de uitersten van ons land. Geen wonder dat u begin 2017 tot voorzitter van het Benelux-parlement bent gekozen. Van begin 2017 tot en met eind 2018 heeft u die rol met verve vervuld. In deze zaal, maar ook in het Gouvernement in Maastricht, en uiteraard ook in België en Luxemburg, hebben de delegaties van de parlementen van de drie landen onder uw voorzitterschap over uiteenlopende onderwerpen gesproken. U heeft het Benelux-parlement nieuw elan gegeven.
Tijdens uw voorzitterschap van het Benelux-parlement ontstond als gevolg van de perikelen in de Europese Unie over onder meer brexit en de rol van de Unie, in diverse delen van Europa meer aandacht voor deze samenwerkingsverbanden van een beperkt aantal landen. Ook schoven de leden van de parlementen uit de noordelijke landen en de Baltische staten met grote regelmaat aan bij de bijeenkomsten van het Benelux-parlement. In november 2018 ontving u een Baltische onderscheiding voor uw actieve bijdrage aan het stimuleren van regionale samenwerking in Europa.
U bent sinds 2011 lid van de Eerste Kamer voor de Partij van de Arbeid, waarvan in 2018 ook enkele maanden als fractievoorzitter. Tevens was u lid van de Tijdelijke Commissie Werkwijze Eerste Kamer en enkele maanden voorzitter van de commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking. Uw grote kennis van zaken over met name de onderwerpen financiën en Europa bleek uit de debatten over deze onderwerpen. Uw optreden kenmerkt zich, naast een grote kennis van zaken, door een grote vasthoudendheid. Een voorbeeld van dat laatste is de motie die u indiende om bezuinigingen op het onderwijs ongedaan te maken. De motie werd aangenomen, maar het kabinet zag er geen been in. U heeft de minister van Onderwijs vervolgens nog geruime tijd, zij het uiteindelijk tevergeefs, achtervolgd om de motie toch uitgevoerd te krijgen. De aanhouder wint helaas niet altijd.
Tijdens de recente Algemene Europese Beschouwingen, in april 2019, stelde u dat het belangrijk is dat, ondanks de toegenomen welvaart en veiligheid in onder meer de Europese Unie, waakzaamheid geboden is, opdat het goede behouden blijft, en dat het een opgave is om ook nieuwe uitdagingen effectief het hoofd te bieden. Europese samenwerking is volgens u de manier waarop dit het beste kan.
Uw maidenspeech hield u in de vergadering waarin ook de Eerste Kamer-iPad met VergaderApp was gepresenteerd. Mijn voorganger stelde vast dat u uw speech van de iPad aflas, hetgeen tot dat moment nog een doodzonde in de Kamer was. U merkte op dat het wel uw eigen iPad was en dat u er spannende momenten mee had doorgemaakt. U noemde het daarom uw "leitje". De maidenspeech ging overigens van een "leien" dakje, en voor de toekomst wens ik u alle goeds.
Geert Reuten. "Szp'er Reuten", een senator zonder personeel, moet ik eigenlijk zeggen. Vanochtend heb ik dat begrepen van u: "senator zonder personeel" noemt u zich. U bent op twee weken na één jaar lid van de Eerste Kamer, maar niet dan nadat u al eerder, namelijk van 2007 tot 2015, senator was voor de SP. Voor uw fractie bent u onder meer woordvoerder economische zaken en financiën.
Bij de behandeling van de Klimaatwet uitte u stevige kritiek op het feit dat de verankering van parlementaire controle onvoldoende was vastgelegd. In een motie pleitte u er daarom voor dat het vijfjaarlijkse klimaatplan niet alleen aan beide Kamers van de Staten-Generaal wordt overlegd, maar ook hun goedkeuring vergt. Uw motie, die overigens niet werd aangenomen, kwam voort uit de overtuiging dat het klimaatplan langdurig vérstrekkende maatschappelijke gevolgen heeft, of kan hebben, en maximaal gedragen zal moeten worden door de maatschappij, vertegenwoordigd door het parlement. Ook bij de behandeling van het minimaliseren van de gaswinning in Groningen pleitte u voor parlementaire goedkeuring vooraf.
Uw bijdragen in de plenaire debatten waren altijd doorwrocht, dat is nu eenmaal uw wetenschappelijke inslag. Daarbij lardeerde u uw uiteenzettingen rijkelijk met cijfers en statistieken, vooral voor de echte insiders te volgen en steevast vastgelegd in de bekende Reuten-voetnoten. Het leek mij dan ook niet meer dan hoffelijk in deze speech over u naar statistieken te verwijzen. Ik heb daarom uw bijdragen van het afgelopen jaar ook in cijfers samengevat, al heb ik er geen grafiekje van gemaakt. U had negen maal een plenaire inbreng, ontlokte daarin drie toezeggingen en ondertekende vijftien moties. Daarin is de motie van vandaag nog niet meegerekend; het moeten er dus zestien zijn. Ter vergelijking: tussen 2010 en 2015 waren deze aantallen respectievelijk 31, 62 en 81. Ik ben er helaas niet meer aan toegekomen deze cijfers procentueel met elkaar te vergelijken en ik heb ook geen nadere uitwerking in voetnoten, evenmin als — ik zei het al — een grafiekje.
Uit uw gehele optreden, ook in deze Kamer, spreekt dat u een expert bent. Hier in de Kamer betrof dat vooral economische en financiële onderwerpen, buiten de landsgrenzen bent u bekend als Marx-expert. Dit jaar verscheen van uw hand De kleine Marx, waarin u de 2.200 pagina's tellende drie delen van Das Kapital in slechts 80 pagina's wist samen te vatten. Een huzarenstuk!
Marnix van Rij. U bent één van de weinigen aan het Binnenhof die het fiscale oerwoud nog in durft te gaan en zelfs de Belastingdienst de weg kan wijzen hoe er ongeschonden uit te komen. Toen u vier jaar geleden lid werd van de Eerste Kamer voor het CDA werd u als belastingexpert vanzelfsprekend lid van de commissie voor Financiën. U was de CDA-woordvoerder bij de jaarlijkse behandeling van het Belastingplan.
U hield uw maidenspeech tijdens het debat over de voorgestelde belastingmaatregelen. U sprak daarin kritisch over de zorgvuldigheid van het wetgevingsproces, omdat de beide Kamers slechts beperkte tijd kregen voor de behandeling. In uw bijdrage fileerde u vervolgens zorgvuldig elk van de afzonderlijke maatregelen waaruit het Belastingplan bestond. U had uw visitekaartje afgegeven.
Dit jaar herhaalde u dit bij de behandeling van de wet Spoedreparatie fiscale eenheid. Het voorstel was eigenlijk op de hamerlijst geplaatst, maar werd op uw verzoek toch op de agenda van de plenaire vergadering gezet. Er volgde een bijzonder technisch debat, waar zowel de staatssecretaris als u van leken te genieten. Ik vrees eerlijk gezegd de rest van de Kamer niet zo.
In uw maidenspeech refereerde u aan uw eigen uitspraak uit 2000 dat u tegen uw 60ste voor een aantal jaren de senaat in hoopte te gaan. Welnu, dat werd enkele jaren eerder. U heeft de 60 nog niet aangetikt, dat gebeurt pas volgend jaar, maar de Eerste Kamer kunt u nu al van uw bucketlist afstrepen. Ik wens u succes met nieuwe activiteiten.
Alexander Rinnooy Kan. Enthousiast stapte u vier jaar geleden deze Kamer binnen als D66-senator. Ondanks uw grote ervaring in en kennis van het openbaar bestuur, onder meer als voorzitter van de Sociaal-Economische Raad, bleef u nieuwsgierig en geïnteresseerd in de vele onderwerpen die deze Kamer behandelt. U was voorzitter van de commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, hetgeen gezien uw achtergrond niet verwonderlijk is.
Als wiskundige ging u in de Kamer systematisch te werk, gecombineerd met filosofische beschouwingen. Dat uw maidenspeech onderdeel was van de Algemene Financiële Beschouwingen was in dat licht een passend begin. Uw brede interesse en inzetbaarheid bleken ook weer de afgelopen twee weken toen u woordvoerder was bij de debatten over de Arbeidsmarkt in balans en de Wijziging van de rentemaatstaf voor de lening hoger onderwijs.
In de Eerste Kamer heeft u zich ook sterk gemaakt voor de positie van zelfstandigen op de arbeidsmarkt, als onderdeel van uw permanente queeste voor het verbeteren en bij de tijd brengen van de werking van de arbeidsmarkt, ook in relatie tot de internationale ontwikkelingen. U keek en kijkt immers ook graag buiten de landsgrenzen. In uw bijdrage aan het recente debat over de Wet arbeidsmarkt in balans blikte u kort terug op uw loopbaan: "De verleiding is groot dit voorstel te zien als de afronding van een 30 jaar lange betrokkenheid mijnerzijds bij vele politieke inspanningen om de arbeidsmarkt beter te laten functioneren".
Afgelopen herfst verscheen uw boek "Bordjes duiken. Ervaringen van een optimist". U opent de schets van uw leven — een autobiografie mag het geloof ik niet heten — met de constatering dat levenservaring als nuttig resultaat van vele kleine en grote belevenissen niet helemaal een verzinsel is. Ongetwijfeld zult u de komende jaren nog meer belevenissen aan uw levenservaring toevoegen.
Bob Ruers is er niet, maar ik bespreek hem toch. Bij mijn weten is geen Kamerlid zo vaak beëdigd als Bob Ruers in de afgelopen 21 jaar, namelijk vier keer. De eerste keer was op 19 mei 1998 en de laatste keer op 5 februari van dit jaar; en daar tussendoor nog in 2006 en 2011. Er is in dit huis dus al het nodige gezegd over Bob Ruers. Van 1998 tot 2003 was hij bovendien fractievoorzitter van de SP in de Eerste Kamer.
Bob Ruers was een bijzonder deskundig lid van de commissie voor Justitie en Veiligheid. In de debatten over de Staat van de Rechtsstaat en ook over de begrotingen voor het ministerie, toonde hij vasthoudendheid wanneer het de rechterlijke macht aanging. Hij benadrukte met name dat de kwaliteit en de vrijheid van rechters in het geding kwamen als zij te veel in wat hij noemde "een managementmal" werden gegoten.
Als advocaat in schadeclaimzaken werd de heer Ruers expert op het gebied van beroepsziekten, en landelijk bekend door zijn juridische strijd voor mensen die het slachtoffer waren geworden van ziekten veroorzaakt door asbest. Hij promoveerde in 2012 zelfs op het onderwerp. Zijn laatste plenaire bijdrage in de Kamer vond — heel toepasselijk — plaats in het debat over het voorstel Verwijdering asbest en asbesthoudende producten. Dat maakt de cirkel rond. Alhoewel ... De naam van Bob Ruers stond ook bij deze verkiezingen weer op de lijst, op plek 16, dus heel misschien zien we hem een vijfde keer terug.
Sybe Schaap. Er is niet alleen water in de wereld, maar ook een wereld in water, aldus de dertiende-eeuwse Japanse zenleraar Dogen Zenji. Uw wereld is ook in water. In binnen- en buitenland bent u dé autoriteit op het terrein van watermanagement. Met name in de Balkanlanden en in Centraal- en Oost-Europa, maar ook in andere delen van de wereld vertrouwen ze op uw kennis van het water. Dat merkte ik zelf vorig jaar nog toen wij samen Albanië bezochten. Op het programma stond een gesprek met de minister van Landbouw, waarbij we spraken over overstromingen en erosie van enkele grote rivieren in het land. Het omliggende landschap en stukken landbouwgrond werden hierdoor aangetast. U leverde een zeer ter zake kundige bijdrage, die door de Albanese gesprekspartner bijzonder werd gewaardeerd.
In de Eerste Kamer bent u sinds 2007 lid van de VVD-fractie, waar u vanzelfsprekend ook woordvoerder bent op dit onderwerp, maar ook breder op de terreinen landbouw, natuur, Europese Zaken en buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking. Uw maidenspeech ging echter over een geheel ander onderwerp: een wijziging van de Gemeentewet. Uw brede inzetbaarheid heeft ook zeker te maken met uw diverse achtergrond: dijkgraaf, filosoof, publicist, hoogleraar, landbouwer in Nederland en Oekraïne én Eerste Kamerlid. U toonde zich waar nodig een stevig debater. Uitgaande van een degelijke argumentatie ging u het debat met uw collega's en de bewindslieden niet uit de weg. Bijvoorbeeld recent nog over de brexit-wetgeving, de Wet Zorgplicht kinderarbeid en uiteraard over de "never ending story" met betrekking tot de veehouderij en de mestproblematiek.
Meerdere boeken heeft u op uw naam staan over landbouw, filosofie en de rechtsstaat. Tijdens uw Eerste Kamerperiode deed een boek over populisme aardig wat stof opwaaien. Recent heeft u opnieuw een manuscript afgerond. Als publicist, maar ook als bestuurder bij enkele non-gouvernementele organisaties, zult u de politieke ontwikkelingen ongetwijfeld blijven volgen. In de geschiedenis van deze Kamer blijft u voortleven als een betrokken politicus, op wie mensen en de Kamer konden bouwen, met een geheel eigen deskundige en tegelijk markante bijdrage aan het parlementaire werk.
Paul Schnabel. Hoewel u wederom in de nieuwe Kamerperiode zitting zou kunnen nemen in de Eerste Kamer heeft u vanwege reeds aangegane verplichtingen ervoor gekozen van uw plaats af te zien.
Toen u in 2015 lid van de Eerste Kamer voor D66 werd, was u twee jaar eerder gestopt met de baan waarmee u vijftien jaar onlosmakelijk verbonden was: directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau. Uw kennis van de sociologie van onze samenleving én van de klinische psychologie bracht u de afgelopen jaren veelvuldig naar voren in de debatten in deze zaal. Als lid van de commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport deed u dat bijvoorbeeld bij de gezamenlijk behandelde wetten Zorg en dwang. In de drie wetsvoorstellen ging het volgens u steeds om de vraag hoe om te gaan met het gedrag van personen. U stelde dat gedrag ernstig nadeel met zich brengt of heeft gebracht voor de betrokkene en ook heel vaak voor anderen. Daarmee zijn echter niet alle vragen beantwoord. U zei: "Het bijzondere van dat gedrag is dat het vanuit zichzelf niet begrijpelijk is, dat het niet corrigeerbaar is, ook niet door de betrokkene zelf, en dat het eigenlijk meestal ook niet incidenteel blijkt te zijn".
Uw maidenspeech hield u op 8 december 2015 bij de behandeling van de Erfgoedwet. U vroeg in dat debat speciaal aandacht voor het nationale erfgoed in Groningen, zoals herenboerderijen en middeleeuwse kerken die lijden onder de aardbevingen. U riep de regering — regering! — op in het kader van de Erfgoedwet en de restauratie van de getroffen gebouwen te zorgen voor behoud van de historisch gegroeide identiteit.
De afgelopen jaren voerde u uiteenlopende plenaire debatten, bijvoorbeeld over de invoering van een stelsel van fosfaatrechten in de veehouderij. Maar ook, van een geheel andere orde, over veranderingen in de Mediawet, waarbij de toenmalige minister behoorlijk in het nauw kwam. U stelde dat uw fractie erg gehecht is aan een goede governance van de publieke omroep. De sturing van de NPO moest volgens u gevrijwaard zijn van invloeden die de missie en doelstellingen van de publieke omroep instrumenteel kunnen maken voor de behartiging van andere belangen dan het voorzien in hoogwaardig publieke mediadiensten.
U heeft een groot aantal publicaties op uw naam staan. In 2018 verscheen uw meest recente boek: "Met mij gaat het goed, met ons gaat het slecht. Het gevoel van Nederland". Het laat de lezers onder andere zien dat hun leven ook heel anders had kunnen zijn, minder vrij, minder gemakkelijk, wanneer ze elders of eerder geboren waren. De wetenschapper beschrijft, de politicus wil veranderen. U bent beide en dat vinden we terug in uw boek.
Aangezien u alles — lezen, denken, schrijven en spreken — snel doet, zoals dagblad Trouw ooit schreef, kan ik risicoloos voorspellen dat wij in de toekomst meer publicaties van u kunnen verwachten, maar de onverbiddelijke bestseller Handelingen van de Eerste Kamer slaan wij vandaag voor u dicht.
Koos Schouwenaar. In 2011 werd u lid van de Eerste Kamer voor de VVD, nadat u ruim dertig jaar burgemeester was, in achtereenvolgens Venhuizen, Castricum, Maarssen en bij uw aantreden in de Eerste Kamer nog in Middelburg. Toen u in 2012 stopte als burgemeester van de Zeeuwse hoofdstad bleef u — ook als import-Zeeuw — vertegenwoordiger van die provincie. In uw maidenspeech — die u overigens tijdens hetzelfde debat hield als collega-Zeeuw Peter van Dijk — over scheefwonen, zei u: "Ik sta hier namens mijn fractie, maar ook voor Zeeland."
Uw zakelijkheid en relativeringsvermogen maakten uw optredens in de Kamer to the point, zonder opsmuk. Met soms een licht ironische ondertoon zette u uw collega's even op het verkeerde been om zo uw punt te kunnen onderstrepen, bijvoorbeeld door in het debat over het afschaffen van lijstcombinaties te verwijzen naar de eigen positie. "Ik wijs erop dat de VVD binnen de EU zelfs de kleinste grootste partij is; het aloude gezegde "quisque sibi proximus" gaat, althans bij deze discussie, voor de VVD niet op." Einde citaat, daarom vertaal ik het Latijn ook maar even niet.
In het debat over de Wet gedeeltelijk verbod gezichtsbedekkende kleding betoogde u dat het gebruikelijk is in de Eerste Kamer dat bij ieder wetsvoorstel de vraag wordt gesteld of er een probleem is en of dat probleem met dit voorstel wordt opgelost. Het wetsvoorstel beoogde volgens u een einde te maken aan een onzekere situatie, was godsdienstneutraal en voldeed aan de jurisprudentie, waardoor u uw fractie kon adviseren voor het wetsvoorstel te stemmen.
Ook hield u als sportliefhebber van vergelijkingen met bijvoorbeeld voetbal in het debat. Toen ik u eens vroeg om de door u gestarte metafoor met die sport in uw beantwoording los te laten, gaf u zich niet zomaar gewonnen en vroeg u: "En met een andere sport?"
Schouwenaar is al geruime tijd een gangbaar merk aan het Binnenhof. U bent niet de eerste Schouwenaar in deze Kamer; uw moeder, Jo Schouwenaar-Franssen, was tussen 1956 en 1971 tweemaal lid van de Eerste Kamer én in de jaren zestig de tweede vrouwelijke minister — na Marga Klompé — van Nederland, in het kabinet-Marijnen. Ook uw vader was parlementariër, alleen dan aan de overkant, in de Tweede Kamer, voor de PvdA! Wij wachten op de volgende generatie Schouwenaar.
Mohamed Sini. Op 6 december 2016 bent u beëdigd als lid van de Eerste Kamer voor de Partij van de Arbeid. Uw maidenspeech sprak u twee maanden later uit, tijdens het debat over de bekostiging van het levensbeschouwelijk onderwijs. De drijfveer voor uw Eerste Kamerlidmaatschap, zo zei u bij die gelegenheid, was om een bijdrage te leveren aan een samenleving waarin mensen verbonden zijn, een samenleving die mededogen kent en waarin iedereen meetelt.
In de daaropvolgende debatten gaf u op de uw kenmerkende bedachtzame en beknopte wijze steeds blijk van deze drijfveer. Het duidelijkst kwam dit naar voren in het debat over het opnemen van een algemene bepaling in de Grondwet die aangeeft dat de Grondwet de democratische rechtsstaat en de grondrechten garandeert. U gaf aan dat uw fractie het opnemen van deze bepaling steunt, maar dat de PvdA-fractie graag gezien had dat de formulering aangevuld was met de pijler menselijke waardigheid.
In het debat over de intrekking van de Wet raadgevend referendum uitte u kritiek op het onttrekken van de wet zelf aan een raadgevend referendum. Volgens u bevestigde dit het beeld dat de regering niet geïnteresseerd is in de mening van kiezers, en dat ze voornamelijk bang is voor een uitslag waarop ze niet zit te wachten. Dit zal voor velen voelen als een vergroting van de kloof tussen burger en politiek en juist zorgen voor de vervreemding waar deze regering juist zo bang voor is, betoogde u.
Omdat het lidmaatschap van de Eerste Kamer niet verenigbaar was met uw werk als strategisch adviseur van de korpsleiding van de nationale politie bent u tijdelijk op non-actief gesteld. Ik hoop dat u met plezier zult terugkeren bij de nationale politie. Ook in die omgeving kunt u blijven werken aan de voor u zo belangrijke verbonden samenleving.
Dannij van der Sluis. "Ik ga gewoon verder, we laten ons niet gek maken." Het waren bijna de eerste woorden die u in deze zaal uitsprak. Aan het begin van uw maidenspeech, ruim twee jaar geleden, viel namelijk het geluid weg en dit was uw nuchtere reactie.
U kwam in maart 2017 in de Eerste Kamer als opvolger van een van de vier PVV-Kamerleden die na de Tweede Kamerverkiezingen overstaken van Binnenhof 22 naar Binnenhof 2, oftewel van de Eerste naar de Tweede Kamer.
U was toen al, sinds 2011, lid van Provinciale Staten van Noord-Holland, waarvan ook enkele jaren fractievoorzitter voor uw partij. Uw achtergrond ligt, net als geldt voor enkele anderen die vandaag afscheid nemen, bij Defensie, waar u twintig jaar beroepsmilitair bent geweest. In 2001 bent u uitgezonden geweest naar Bosnië. Bij terugkeer heeft u nog enkele burgerfuncties op het ministerie vervuld.
In de Eerste Kamer was u woordvoerder klimaat en energie voor uw fractie. Uw maidenspeech — ik citeerde u daaruit zojuist al — hield u bij het wetsvoorstel inzake de Goedkeuring van de overeenkomst van Parijs over de klimaatdoelstellingen. Gezien uw politieke kleur, was het niet verbazingwekkend dat u zich verzette tegen ratificatie van het akkoord.
Betrokken bij het Kamerwerk en personen, debatteren met enige bravoure en altijd in voor een praatje. Zo hebben de collega's en de griffie u de afgelopen twee jaar leren kennen. We wensen u veel succes voor de toekomst.
Tineke Strik. Sinds 2007 bent u lid van de Eerste Kamer. De afgelopen Kamerperiode was u voorzitter van de GroenLinksfractie. Van 2011 tot 2015 was u bovendien voorzitter van de commissie voor Europese Zaken. Zo lang u lid bent van de Kamer bent u bovendien lid van de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa. Dat kunt u nog drie maanden blijven, om de zaken goed over te dragen. U blijft echter actief in en voor Europa, maar dan straks in het Europees Parlement.
Binnen deze Kamer, maar zeker ook daarbuiten, geldt u als groot expert op Europees asiel- en migratierecht. Niet voor niets bent u binnen de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa lid van de migratiecommissie en schreef u in 2012 een rapport voor de Raad van Europa over de dood van 63 Libische bootvluchtelingen. Tijdens de junisessie van de Assemblee zult u nog een rapport presenteren over "pushback action" door lidstaten, letterlijk het terugduwen van, in dit geval, migranten.
In deze Kamer vroeg u met grote regelmaat aandacht voor het Europees asielbeleid, maar ook recent nog voor het Nederlands migratiebeleid ten aanzien van de Venezolaanse vluchtelingen in het Caribisch deel van het Koninkrijk.
Uw maidenspeech sprak u uit tijdens het debat over de inzet van de regering in de Europese Raad over de herziening van de Europese Verdragen. In uw bijdrage zei u dat u een enthousiaste toon miste over de kansen die Europa te bieden heeft. Dat enthousiasme straalde u toen, en nu nog steeds, juist wél uit als het gaat over Europese samenwerking.
Geruime tijd waren wij samen lid van de commissie voor Justitie (later Veiligheid en Justitie en nu Justitie en Veiligheid). Ik geef een advies aan welke regering hierna ook komt: noem die commissie de "commissie voor Justitie", klaar!
Minister Rutte i:
Wat zei u?
De voorzitter:
Justitie, Justitie, sec!
Vasthoudend, altijd doorvragen en nooit loslaten, zo leerde ik u daar kennen. Toenmalig commissievoorzitter Rob van de Beeten en ik zeiden wel eens tegen elkaar als u doorvroeg over een aan migratie verwant onderwerp: "Ah, stof voor hoofdstuk 6 van het proefschrift."
Alle gekheid op een stokje, het is bewonderenswaardig hoe u al uw functies, aan de Radboud Universiteit, hier in de Eerste Kamer en bij de Raad van Europa, wist te combineren en in 2011 ook nog eens promoveerde op de besluitvorming over asiel- en migratierichtlijnen. Daar voeg ik aan toe het zeer recente preadvies samen met Ashley Terlouw voor de Nederlandse Juristen Vereniging. Dat weet ik, omdat ik het boekje afgelopen vrijdag in de bus heb gekregen.
De gang van Europarlementariër naar Eerste Kamerlid hebben we vaker gezien, bijvoorbeeld met mevrouw Martens en mevrouw Oomen-Ruijten. U volgt echter de andere route: van Den Haag naar Brussel. Gezien uw expertise en werk de afgelopen jaren in de Eerste Kamer en in de Raad van Europa, mag het geen verrassing zijn dat u nu uw politieke strijd voortzet in het Europees Parlement, met aandacht voor de nationale parlementen. De relatie tussen het nationale en Europese niveau gaat u al geruime tijd na aan het hart.
Straatsburg kent u inmiddels op uw duimpje, Brussel zal binnenkort ook geen geheimen meer voor u hebben. Veel succes!
Mart van de Ven. Toen u vier jaar geleden lid werd van de Eerste Kamer voor de VVD bracht u vele jaren ervaring als fiscalist mee. U was onder meer inspecteur bij de Belastingdienst en belastingadviseur en partner bij Ernst & Young. Het was dan ook vanzelfsprekend dat u woordvoerder belastingen en sociale zekerheid voor uw fractie zou worden.
Inmiddels bent u al weer enkele jaren actief als zelfstandig juridisch adviseur, in het bijzonder voor het midden- en kleinbedrijf. De betrokkenheid bij het mkb heeft u ook in uw werk in deze Kamer getoond. Zo vroeg u bij de behandeling van het Belastingplan 2019 specifiek aandacht voor de fiscale positie van de middeninkomens en het midden- en kleinbedrijf. En tijdens het debat over de wet Arbeidsmarkt in balans, twee weken geleden, diende u samen met collega Oomen een motie in waarin de regering verzocht wordt voor de zomer 2019 te komen met de uitwerking van voorstellen voor beleid gericht op een adequate bescherming van zzp'ers aan de onderkant van de arbeidsmarkt en maatregelen gericht op het tegengaan van schijnzelfstandigheid.
Daarnaast is uw vizier op Europa gericht. U bent namelijk leider van de delegatie van de Eerste en Tweede Kamer van de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa. U treedt daar onder meer op als algemeen rapporteur over de begroting van de Raad van Europa. Begin 2018 kreeg u ruime steun van de Assemblee voor een resolutie. Daarin worden lidstaten opgeroepen werk te maken van een stevig juridisch en institutioneel kader, gekoppeld aan betere internationale samenwerking, om zo georganiseerde criminaliteit beter te kunnen bestrijden, bijvoorbeeld door illegale tegoeden te confisqueren. Dit was een succesvolle actie.
Ik ben ervan overtuigd dat u zich zult blijven inzetten voor het midden- en kleinbedrijf, met het oog op Europa. Ik wens u daarbij veel succes.
Lambert Verheijen. Uw naam is in deze Kamer onlosmakelijk verbonden aan de behandeling van de Omgevingswet. Vier jaar geleden werd u beëdigd als Eerste Kamerlid voor de Partij van de Arbeid en vrijwel direct kwam het wetsvoorstel Omgevingswet aan bod. Uw ervaring als gedeputeerde in Noord-Brabant, belast met milieu, ontgrondingen, natuur en landschap, en natuurlijk uw ervaring sinds 2005 als dijkgraaf van Waterschap Aa en Maas, kwamen daarbij zeer goed van pas. Het is niet overdreven om te stellen dat de gehele Kamer hiervan geprofiteerd heeft. Bij een dergelijk complex onderwerp en uitgebreid wetgevingsdossier als de Omgevingswet cum annexis, is het altijd moeilijk het overzicht te bewaren en het juiste spoor te volgen. Ter zake kundige Kamerleden helpen dan enorm. Daarnaast heeft de Kamer in haar geheel veel op dit onderwerp ingezet, in de ondersteuning en in de informatievoorziening, ook van derden.
Uw plenaire bijdragen kenmerkten zich steeds door een opvallende aanpak. Als u tijdens de plenaire behandeling aan het woord was, plaatste u het voorliggende wetsvoorstel steevast in een historische context. Dat heeft wellicht te maken met uw achtergrond in de theoretische sociologie en de sociologische geschiedenis. Zo schetste u tijdens uw maidenspeech bij de Wet natuurbescherming hoe het Natuurbeleidsplan van toenmalig minister Braks 25 jaar eerder de basis vormde voor het Natuurnetwerk Nederland, bedoeld ter verbetering van de milieu- en natuurdoelstellingen in Nederland.
U gebruikte de geschiedenis ook in het debat over de invoering van een stelsel van fosfaatrechten. Door de ontwikkeling van de melkveehouderij en het daarmee gepaard gaande groeiende mestoverschot zette u de discussie over fosfaatrechten in een historisch perspectief.
Als dijkgraaf zult u zich ook na vandaag met hart en ziel blijven inzetten voor goed waterbeheer. Ik wens u daarbij veel succes.
Anita Vink. U kwam in oktober 2018 als tijdelijk Kamerlid voor D66 ter vervanging van Annelien Bredenoord, die met zwangerschapsverlof ging, en u bleef in januari 2019 als opvolger van Herman Schaper. Ondanks uw korte Kamerlidmaatschap heeft u zich snel ingewerkt in het Kamerwerk. Als gemeenteraadslid in Utrecht had u al de nodige politieke ervaring opgedaan die u nu opnieuw kon inzetten. Het feit dat u jurist bent, is voor het Kamerwerk bovendien een degelijke, niet te versmaden achtergrond. Jullie hebben 'm door, hè? Ja? Oké.
In de commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport kon u direct aan de slag met het inmiddels ingetrokken wetsvoorstel Verbeteren toezicht, opsporing, naleving en handhaving in de zorg. Tijdens de behandeling van dat wetsvoorstel hield u ook uw maidenspeech. U sprak daarin uw zorgen uit over de mogelijke aantasting van het medisch beroepsgeheim door dit voorstel, en bovenal over het zonder toestemming van de verzekerde inzien van zijn of haar medisch dossier. Ook was u woordvoerder bij de behandeling van het wetsvoorstel Verduidelijking rechtspositie transgender personen en intersekse personen. In dat debat beschreef en onderschreef u namens uw fractie het doel van de wet, namelijk dat iedereen zichzelf kan zijn en dat discriminatie afneemt.
Als jurist bij de rijksoverheid, om precies te zijn bij P-Direkt, het salarisadministratiesysteen waarbij ook de Eerste Kamer sinds 1 januari 2019 is aangesloten, bent u op non-actief gesteld vanwege onverenigbaarheid van functies. Na deze korte maar intensieve Kamerperiode keert u terug. Ik wens u daarbij alle goeds.
Janny Vlietstra. Vier jaar geleden nam u afscheid van de Eerste Kamer, maar twee jaar later heetten wij u opnieuw welkom als opvolger van Nico Schrijver. Ook in de afgelopen twee jaar waren wij getuige van uw inzet en betrokkenheid, uw hart voor maatschappelijke doelen en cultuur en, niet te vergeten, uw Friese geluid in de Kamer.
U werd lid van de Parlementaire Assemblee van de NAVO en u pakte uw werk in de commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking weer op als vanouds. U bent sinds vorig jaar februari ook voorzitter van die commissie. In die rol heeft u zich ontwikkeld tot een belangrijke factor in de internationale contacten van de Eerste Kamer. U zei daar recent over: "De wereld is groter dan dit Binnenhof." Dat wisten wij nog niet, maar het is wel zo!
Daarnaast werd u, bijna noodgedwongen, woordvoerder justitie en veiligheid voor uw fractie toen de laatste jurist — u weet hoezeer ik dat betreur — de PvdA-fractie verliet. De manier waarop u dat heeft opgepakt, is indrukwekkend. Bovenal merkten we dat u vele jaren ervaring heeft als burgemeester. Dat kwam bij uitstek tot uitdrukking in het debat over de deconstitutionalisering van de commissaris van de Koning en de burgemeester, waarin u met veel verve het PvdA-standpunt bepleitte, de gekozen burgemeester via de gemeenteraad.
Overigens maakte u in dat debat ook om een andere reden indruk. Slechts kort ervoor was u aan uw been geopereerd en u zat aan een aparte stoel gekluisterd met een speciaal tafeltje vóór u. Volgens een krant ging u er met "gestrekt been" in!
(Hilariteit)
De voorzitter:
Greetje de Vries-Leggedoor. De verpersoonlijking van de vaak geroemde Groningse nuchterheid bent u, ook al woonde en werkte u een groot deel van uw leven in Drenthe. Toen u twaalf jaar geleden voor het CDA lid werd van de Eerste Kamer, was u lid van het dagelijks bestuur van het waterschap Hunze en Aa's in de provincie Groningen. Daarvoor was u onder andere gemeenteraadslid in Borger, Statenlid en gedeputeerde in de provincie Drenthe.
In de Kamer bent u sinds 2013 voorzitter van de commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. In de commissie OCW, maar ook in de Kamer als geheel bewaakt u de open en respectvolle tradities en procedures van dit instituut.
Uw maidenspeech hield u in 2007, bij de behandeling van de Wet op het kindgebonden budget. Sinds die tijd heeft u in vele plenaire debatten de degens gekruist met bewindslieden en met uw collega's. In het bijzonder bij het wetsvoorstel Kwaliteitsborging voor het bouwen, dat drie weken geleden na een derde termijn nipt is aangenomen, speelde u als woordvoerder een glansrol. De eerste en tweede termijn van het debat in 2017, toen nog met minister Plasterk, werd door het weekblad voor de bouwnijverheid Cobouw beschreven als "De nacht van Greetje de Vries". Het artikel leest als een spannend jongensboek. "De Vries hield zich koest. Vrouw van weinig woorden, de nuchterheid zelf. Trots? Naar eigen zeggen voerde ze gewoon haar taak uit." Een citaat van Greetje zelf: "De Eerste Kamer toetst op rechtmatigheid, handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid. Dat hebben we gedaan. Ik kan niet in het hoofd van de minister kijken, maar ik vind het wel een verstandige zet van hem dat hij hier nog een nachtje over slaapt". No-nonsense, gewoon bij de kern van het Eerste Kamerwerk blijven. Of zoals ze in Groningen zeggen: "'t Kon minder". Succes, Greetje!
Wouter van Zandbrink, last but not least. Wat ik aan het begin bij de heer Aardema zei, geldt andersom ook voor u: u zult het gewend zijn om vaak als laatste in een lijstje genoemd te worden.
Sinds februari 2018 bent u lid van de Eerste Kamer. Het was echter niet de eerste keer: van 2014 tot 2015 was u ook al Eerste Kamerlid voor de Partij van de Arbeid. De afgelopen periode speelde uw gezondheid u parten, waardoor u een aantal keren niet aanwezig kon zijn. Naar ik begrijp heeft u de meeste behandelingen rondom het Kamerwerk gepland. Dat kenmerkt uw toewijding.
U hield uw maidenspeech op 15 december 2014, over de Wet verantwoorde groei melkveehouderij, een onderwerp dat u na aan het hart ligt, aangezien u bent opgegroeid in de melkveehouderij van uw ouders. U betoogde dat de hiërarchische sturing van de overheid deels plaats heeft gemaakt voor sturing door burgers en bedrijven zelf en dat regelgeving hierop moet aansluiten.
Uw politieke loopbaan ving aan in 2006, toen u benoemd werd als lid van de Gedeputeerde Staten in Zeeland. In deze functie was u belast met de portefeuille kust en landelijk gebied. Een jaar later werd u in Zeeland benoemd als lid van de Provinciale Staten van Zeeland. In deze hoedanigheid sprak u zich openlijk uit tegen het plan om de financiering van de dijkversterkingen over te dragen van het Rijk aan de waterschappen, omdat dit onrechtvaardig zou zijn voor de bewoners van de kustgebieden. U stelde: "Als Nederland niet wordt beschermd door dijken, zijn de andere investeringen zinloos."
Als voorzitter van de Coalitie Delta Natuurlijk, een samenwerkingsverband tussen Zeeland, Zuid-Holland en Noord-Brabant, blijft u zich ook in de toekomst inzetten voor een ecologisch gezonde en veerkrachtige delta. Ik wens u daar veel succes mee.
Waarde collegae, hiermee ben ik aan het eind gekomen van het toespreken van de collega's aan wier lidmaatschap van de Kamer op 10 juni om 24.00 uur een einde komt. Als u denkt dat u nu aan het einde bent gekomen van uw lidmaatschap, is dat dus niet juist. Dat gebeurt op 10 juni, 's nachts om 24.00 uur. Als er enge dingen gebeuren in het land of in de wereld en als we u nodig hebben, dan kunnen we u dus oproepen. Dat geldt ook voor mij.
Het was mij een zeer grote eer en een heel groot genoegen met u allen maar natuurlijk ook met de leden die blijven, samen te mogen werken. Ik heb het enorm gewaardeerd en ik heb vooral het vertrouwen dat u allen in mij heeft gesteld, zeer gewaardeerd. Ik wens u allen alle goeds.
Omdat u weet dat ik een nogal zangerig type ben, spreek ik de woorden van Vera Lynn uit: we'll meet again. Ik ga het niet zingen; rustig maar, geen paniek! We'll meet again; wij ontmoeten elkaar in het GOS, het Genootschap van Oud-Senatoren. Hoi!
(Hilariteit)
De voorzitter:
Nu moet ik eens kijken, moet ik schorsen nu? Nee, we gaan door. Dit is even ingewikkeld, maar dat is niet erg.
Ik deel de Kamer mee dat het Zijne Majesteit de Koning heeft behaagd op grond van de zojuist geciteerde curricula vitae een aantal leden, die voldoen aan de reglementen voor decoraties, een koninklijke onderscheiding toe te kennen. Ik heb de eer die onderscheidingen aan de desbetreffende personen te mogen overhandigen. Daarom vraag ik de volgende leden om zich in het midden van de zaal op te stellen:
mevrouw Van Bijsterveld, de heer Engels, de heer Kuiper, — niet zo langzaam, jongens, come on! — mevrouw Strik en mevrouw De Vries-Leggedoor.
Ik wijs de leden en de overige aanwezigen erop dat er straks na afloop van de vergadering, vanaf omstreeks 17.00 uur, in de Ridderzaal ruimschoots de gelegenheid zal zijn om de gedecoreerden met hun onderscheiding geluk te wensen.
(De bij de onderscheiding behorende versierselen worden door de Voorzitter opgespeld.)
(Applaus)
De voorzitter:
Ik geef nu het woord aan de heer Kox.
De heer Kox i (SP):
Mevrouw de voorzitter. Nu hebt u meer dan 40 gewaardeerde collega's, die deze Kamer gaan verlaten, uitgezwaaid en dan mag ik nog eens meedelen dat het ook onze Voorzitter behaagt haar pij aan de wilgen te hangen en ons, overblijvers en nieuwkomers, verweesd achter te laten. Kan dat allemaal maar zo, vraag ik aan de minister-president. Hij gaat immers over alles en blijft zelf wel altijd, althans dat had ik toch goed begrepen?
(Hilariteit)
De heer Kox (SP):
Maar deze Voorzitter blijft helaas niet. Deze Voorzitter, tegen wie bij de laatste verkiezing geen een van ons het durfde opnemen, in de wetenschap dat het een hopeloze zaak zou zijn. Deze "grande dame van de Senaat", ik citeer de krant van wakker Nederland. Nogmaals in dezelfde krant: "links of rechts, ze lopen allemaal weg met de goedlachse voorzitter". Deze Voorzitter die, voor wat deze Kamer betreft, breed gesteund zou zijn als ze het voorzitterschap nog wat langer had willen voortzetten. En toch gaat deze Voorzitter, die de Voorzitter van ons allemaal geworden is, vertrekken. Dat voelt niet fijn.
Maar als er enige waarheid in de wetmatigheid schuilt dat je op je hoogtepunt moet vertrekken, dan is dit wel het mooiste moment. Als ze straks fysiek weg is, hangt haar getekende portret trots in onze galerij van voorzitters, zodat altoos haar goede geest hier zal blijven rondwaren. En als we weer eens licht depressief denken wat het er toch allemaal toe doet wat we hier doen, zal zij zeggen — ik citeer Opzij: "Politiek is leuk, het lijkt vaak gedoe met moeilijk hier en moeilijk daar, maar ik wil laten zien dat het ook heel leuk kan zijn, en eervol, om een steentje bij te dragen, al is het maar een heel klein beetje".
Zo is het inderdaad een hele mooie taak en een eervol voorrecht om een steentje te mogen bijdragen aan de opbouw en de uitbouw van de democratische rechtsstaat, zoals we dat, na besluit van deze Kamer, voortaan in onze Grondwet gaan verankeren. U memoreerde dat al. De rechtsstaat die gekoesterd en verdedigd moet worden, om jouw woorden in het parlementaire jaarboek van 2015 aan te halen. Daarbij verdienen ook deze wijze woorden uit datzelfde jaarboek aandacht: "Ik ben allergisch voor de terreur van de meerderheid, waarbij de helft plus één steeds zijn mening kan doordrukken; besluiten moeten genomen worden op basis van goede argumenten, niet door powerplay".
Dus, mevrouw de Voorzitter, u gaat weg, maar uw goede geest blijft bij ons huizen. Samen met al die andere geesten die in dit deel van het Binnenhof huizen, onder andere die van Johan de Witt, die deze magistrale kamer van de ware vrijheid voor ons liet bouwen en die van Johan van Oldenbarnevelt, wiens vierhonderdste sterfdag we zojuist herdacht hebben en wiens overblijfselen we wellicht bij de aankomende verbouwing van het Binnenhof vinden en op een passende plaats te ruste kunnen leggen. De minister-president heeft zich er al aan gecommitteerd: een land dient immers zijn geschiedenis te eren, niet te negeren.
Over jouw geschiedenis dan. Je bent van 1946, hoewel je in een interview in 2014 zei je hooguit 35 te voelen, wat je nu krap 40 maakt. Jouw vader zorgde ervoor dat je niet naar de middelbare meisjesschool ging, hoewel veel HBS-jongens als ik dat nu juist de hemel op aarde vonden, die voor ons volstrekt onbereikbaar was. Jij mocht naar het gymnasium, het Huygens Lyceum in Voorburg. Daar bedacht je dat je archeoloog wilde worden en dus ging je Nederlands recht studeren. Het kan verkeren, zou Bredero zeggen.
Je afstudeerscriptie deed geen argwaan oproepen: de aansprakelijkheid van de arts. Maar toen je krap een jaar later met Arnoud in het huwelijksbootje stapte, dachten veel mensen toch: wat een gehaaide meid, die Ankie. Voor de outsiders: Arnoud was en is arts. Uit het feit dat beiden nog steeds samen zijn met twee dochters, twee schoonzoons en vijf kleinkinderen blijkt dat Ankie de geloofsbrieven van haar Arnoud heel goed heeft onderzocht, de aansprakelijkheid goed heeft vastgelegd en er met wederzijds voordeel profijt van getrokken heeft.
Je bent trouwens altijd een zelfbewuste vrouw geweest, die het op eigen kracht heeft geklaard. Zoals je ooit in een interview zei: "Er is nooit een vent geweest die zei: jij doet het allemaal zo goed, we gaan eens fijn een baantje voor je bedenken. Nooit. Ik heb het allemaal met mijn blote handen moeten bereiken". Misschien dat je daarom zo blij werd toen president Xi Jinping bij een bezoek, tegenover jou een oud Chinees gezegde aanhaalde dat vrouwen de helft van het heelal vormen. De sterke helft, zou jij zeggen, omdat je het graag hebt over het sterke geslacht als het om vrouwen gaat. En zo is het maar net.
Waar waren we? Geboren, geschoold, getrouwd en natuurlijk gewerkt aan de Universiteit van Leiden. Eerst als wetenschappelijk medewerker, daarna als universitair docent en bovenal de drijvende kracht achter Moot Court, waar je aankomende juristen leerde argumenteren en pleiten. Je bent er een levend monument mee geworden.
En dan de politiek. Op je 23ste lid van de VVD, net als je ouders. Aan een andere partij had je nooit gedacht; best jammer eigenlijk.
(Hilariteit)
De heer Kox (SP):
Dan op 40-jarige leeftijd raadslid voor de VVD in Bloemendaal en in oktober 2001 lid van de Eerste Kamer van de Staten-Generaal voor de VVD. Wel een binnenkomst, tjongejonge. Ik las je maidenspeech er nog eens op na, over de herziening van het procesrecht in burgerlijke zaken. Een betoog dat klinkt als een klok en oogt als een etalage van kennis en dat meteen duidelijk maakte dat niemand met dit nieuwe Kamerlid zou gaan spelen.
Mooi dat je in je maidenspeech al meteen duidelijk maakte dat deze mevrouw niet hield van kletspraat en dikdoenerij. Je hekelde de introductie van het begrip "voorzieningenrechter"; "alsof niet elke rechter voorzieningen treft", zei je tegen minister Korthals. Je vertelde niet blij te worden van het gebruik van vlaggen die ladingen niet dekken, iets wat je in de jaren daarna voortdurend bent blijven benadrukken. Doe maar gewoon, dan doe je gek genoeg, was jou ook toen al op het lijf geschreven.
Ik heb geen spreektijdbeperking, dit keer, dus ik kan wel een slokje water nemen.
(Hilariteit)
De voorzitter:
Wat mij nou zo opvalt, ik heb 44 mensen toegesproken en ik heb geen slok gedronken en bij u is het na twee pagina's al aan de hand.
(Hilariteit)
De heer Kox (SP):
Ik erken gewoon wie de meester is en wie de dienaar is, voorzitter.
Als Kamerlid maakte je deel uit van de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa en je ging ook geregeld naar de COSAC. Dat is geen ruige Rus, maar gewoon de samenkomst van commissies van Europese Zaken van de Europese Unie waar je lid van was, zeg ik ter geruststelling voor Arnoud. Je deed veel debatten en diende zelfs twee moties in. Ja, twee, zowat het gemiddelde van de Tweede Kamer, maar daar dan per dag. Hier hechten we meer aan kwaliteit dan aan kwantiteit, zeggen wij dan fijntjes.
En je deed iets wat in 30 jaar daarvoor niet gelukt was. Je kreeg alle 75 leden, van rechts tot links, mee om gezamenlijk tegen een door de Tweede Kamer aangenomen wetsvoorstel te stemmen, dat ging over de implementatie van een EU-richtlijn inzake financiële-zekerheidsovereenkomsten. Dat kan dus ook gebeuren, zeg ik tegen onze minister-president: 75 stemmen tegen.
Je was een gewaardeerd lid van de commissie voor Justitie en werd er later voorzitter van, hoewel die commissie ook tot jouw tegenzin, zoals je al hebt laten blijken, toen inmiddels "Veiligheid en Justitie" heette en nu "Justitie en Veiligheid". In die functie maakte je indruk als een deskundige, soepele maar evenzeer vastberaden voorzitter, iets wat later bij velen van ons een argument was om in 2013 het kruisje voor jouw naam te zetten, toen je je kandideerde voor het voorzitterschap van onze Kamer. "Ankie Broekers deugt, ze weet van wanten, ze is soepel als het kan en resoluut als het moet", dat werd en wordt nog steeds over jou gezegd, binnen en buiten deze Kamer.
Je was zes jaar lang onze Voorzitter en daarvoor zijn we jou veel dank verschuldigd, beste Ankie. Je hebt hard gewerkt. Kamervoorzitter zijn is zeker geen bijbaantje. Je opereerde in een Kamer waar de regering geen meerderheid had, of slechts een marginale. En in een Kamer die haar eigen problemen had, waarvoor een oplossing gevonden moest worden, zoals een nieuwe gedragscode integriteit. Je moest je bemoeien met wat de grootste verbouwing van het Binnenhof sinds tijden wordt. Je ontving een keur aan buitenlandse bezoekers en ging zelf ook geregeld de grens over om uitleg te geven over onze democratie en de plek van deze bijzondere en best wel ingewikkelde Kamer daarin. Je was er op vrolijke dagen, maar evenzeer op treurige momenten, zoals toen onze collega Willem Witteveen met zijn vrouw en dochter het volstrekt schuldeloze slachtoffer werd van de waanzin die oorlog heet.
Je ging op de koffie bij de Koning en vertelde hem — dat is geheim, maar ik kan het hier zeggen, want we zijn toch onder elkaar — dat je bang was geweest dat je op jouw eerste Prinsjesdag gewoontegetrouw "Leve de Koningin" zou roepen, omdat je tot dan toe alleen nog maar met koninginnen te maken had gehad, waarop onze Koning antwoordde: "Ik ook, mevrouw, ik ook".
(Hilariteit)
De heer Kox (SP):
Bovenal heb je ons allen als voorzitter in gelijke situaties gelijk behandeld. Niemand is door jou voorgetrokken of achtergesteld. Klasse. Een liberaal zoals Onze-Lieve-Heer ze bedoeld had, zeggen ze dan. Je waardeerde het ook als Kamerleden ruimhartigheid betoonden. Je verwijst graag naar die keer toen onze collega Gerrit Holdijk wegens ernstige ziekte niet kon meestemmen over een omstreden wetsvoorstel, de Wet maatschappelijke ondersteuning, en onze collega Tof Thissen daarom besloot óók niet mee te stemmen, hoezeer dat ook gevolgen kon hebben voor het wel of niet aannemen van het wetsvoorstel.
Je bemoeide je als voorzitter nooit met de inhoud van onze debatten, hoe moeilijk dat soms ook was. Ik heb er werk van gemaakt om Beobachter te zijn van het fysiek van onze Voorzitter tijdens debatten; daar kan je een boek over volschrijven.
Een enkele keer meende je toch iets te moeten zeggen, zoals toen we hier na een verhit debat een omstreden voorstel aannamen inzake het toekomstbestendig maken van de publieke mediadienst, een voorstel waarvan door toedoen van deze Kamer en door toezeggingen van de minister de helft nooit in werking zou kunnen treden. Je sprak toen je zorgen uit over deze gang van zaken, citaat: "gezien de staatsrechtelijke positie van deze Kamer". Je vond het duidelijk een geval van eens maar nooit meer.
Je zorgde voor orde en voortgang in deze Kamer en ook voor discipline achter de regeringstafel. Niet opzichtig friemelen met mobiele telefoons of kletsen met elkaar, terwijl een Kamerlid hier zijn best staat te doen, vanaf deze plek. Een vermanende blik kon al wonderen doen. Maar ook vol begrip als een bewindspersoon om een korte pauze vroeg teneinde een opspelende blaas te kalmeren. Dat komt ook voor. Uiteindelijk zijn ministers net mensen.
Hier had ik gedacht dat er wel gelachen zou worden, maar dat is dus niet zo.
(Hilariteit)
De heer Kox (SP):
Minder begripvol was je als je vond dat er veel gepraat maar weinig gezegd werd vanachter die tafel. Dan wilde je nog weleens uitleggen hoe het hier werkte en dat we niet de hele dag tijd hadden. Maar iedereen die deze Kamer met respect behandelde, werd respectvol door jou in en door het debat geholpen. Ook de ministers en staatssecretarissen gaan je missen, nietwaar, meneer de minister-president?
Minister Rutte i:
Absoluut.
De heer Kox (SP):
Mevrouw de voorzitter, beste Ankie. Jij hebt door jouw optreden het aanzien en de bekendheid van dit deel van de Staten-Generaal vergroot, denk ik te mogen zeggen. Bij jouw aantreden verzuchtte Ferry Mingelen: "Wie is Ankie?" Nou, Ferry, jongen, nu weet jij het, met al je collega's: dat is Ankie. En wie is Ferry eigenlijk?
(Hilariteit)
De heer Kox (SP):
O ja, je hebt ook naast alle werk nog hobby's: politiek, geschiedenis, koken, skiën, lezen en zingen. Aansluitend bij die laatste hobby, ik zou het helemaal te gek vinden als we aan het einde van deze vergadering, jouw laatste vergadering, zacht zingend de zaal uit zouden kunnen gaan, onder jouw aanvoering.
De voorzitter:
Chain, chain, chain ...
De heer Kox (SP):
Dat hoort niet, maar het klinkt wel.
Ik rond af. Mevrouw de voorzitter, beste Ankie. Ik hoop en ik denk namens allen te spreken als ik nu zou zingen "zo'ne goeie hebben wij nog nooit gehad" — je had beloofd dat je mee zou zingen. Maar dat ga ik niet doen, want het is hier geen Brabantse kermis.
Mag ik je heel serieus van harte bedanken voor wat jij voor ons, voor deze Kamer, en — zoals jij zegt, wanneer jij andere Eerste Kamerleden hier herinnert — voor wat jij voor de Nederlandse parlementaire democratie hebt gedaan? Dat was niet niks en het is niet ongezien gebleven.
Mag ik als nieuwe nestor alle leden uitnodigen jou te bedanken, maar in jouw woorden: niet dan nadat ik dat als eerste heb gedaan? Je was een dijk van een Voorzitter, mevrouw de voorzitter. Dank je wel.
(Applaus)
De voorzitter:
Mag ik de leden verzoeken om stil te zijn?
(Hilariteit)
De voorzitter:
Het is niet de bedoeling dat ik nu iets ga zeggen, want we moeten verder. Maar ik wil even tegen jullie allemaal, maar vooral tegen Tiny zeggen: je hebt me te veel eer bewezen, maar ik vond het fantastisch wat je gedaan hebt. Dank je wel.
Ik zou nu het woord moeten geven aan de ondervoorzitter, maar ik geef het woord aan de minister-president. Hij moet namelijk om 16.30 uur weg. Minister-president, u heeft het woord.
Minister Rutte i:
Veel dank, voorzitter. Ik vind het echt een grote eer om aanwezig te mogen zijn bij deze bijzondere bijeenkomst. Er zijn prachtige woorden gesproken, door de voorzitter zelf en door Tiny Kox. Mag ik vooral ook zeggen dat ik grote bewondering heb voor de herculische prestatie die u zojuist hebt geleverd door 44 mensen op zo'n persoonlijke manier toe te spreken? Grote, grote klasse.
(Applaus)
Minister Rutte:
Het is veel gezegd: er vindt vandaag een wisseling van de wacht plaats. 44 senatoren keren niet terug, inclusief de voorzitter. Dat is een flinke aderlating. Meer dan 300 jaar aan Eerste Kamerervaring gaat dit pand nu verlaten. Van de tien langstzittende leden blijft er maar één over. Dat is niet niks. Het stemt weemoedig dat zoveel oudgedienden uit de senaat vertrekken, ook voor de regering. Het feit dat zij überhaupt zo'n lange staat van dienst in dit huis konden opbouwen, zegt ook iets over de Eerste Kamer. Deskundigheid, institutioneel geheugen en ervaring staan hier hoog in het vaandel. Dat merk je aan alles. Als ervaringsdeskundige kan ik zeggen dat debatten hier — die ik als staatssecretaris en als premier heb mogen voeren — op de inhoud worden gevoerd, met wederzijds respect en gevoel voor stijl, ook in de afgelopen vier jaar. Dat de doyen van de Eerste Kamer vanuit de Socialistische Partij op deze manier een VVD-senator toespreekt, zegt heel veel. Ik vond het ook prachtig.
De Eerste Kamer vervult haar unieke rol in ons politieke bestel als chambre de réflexion. Dat doet de Eerste Kamer met verve, met weinig politieke hyperventilatie, met een beetje afstand tot de waan van de dag en ook met oog voor het bredere perspectief, al moet het niet te vaak gebeuren dat wetsvoorstellen worden afgestemd.
(Hilariteit)
Minister Rutte:
Mevrouw de voorzitter. Ik vind het bewonderenswaardig dat uw Kamer ook onder de toenemende druk van politisering en publiciteit dat specifieke karakter en de eigenstandige rol heeft weten te behouden. Dat dwingt respect af, binnen en buiten het Binnenhof. Ik wil hier dan ook mijn grote waardering uitspreken voor de leden van de Eerste Kamer, voor hen die weggaan en hen die blijven. Dat doe ik ook namens mijn collega's in het kabinet.
We hebben bijzondere jaren achter de rug, met een minderheid of inderdaad — zoals Tiny Kox net zei — een minimale meerderheid voor het kabinet in de Eerste Kamer. Dat betekent dat we onze plannen moesten onderbouwen. Dat moet natuurlijk altijd, maar als je nergens vast op kunt rekenen moet je dat al helemaal doen. Je moest in debatten ook echt maar kijken of het ging lukken, soms op het scherpst van de snede en altijd op basis van de inhoud.
Ook in de nieuwe samenstelling van de Eerste Kamer, vanaf volgende week dinsdag, heeft het kabinet geen meerderheid — dat gold trouwens ook voor het vorige kabinet — en zullen we dus weer alles uit de kast moeten halen om hier steun te vinden voor onze plannen. Ik weet toevallig dat u, mevrouw de voorzitter, dat eigenlijk prima vindt. U vindt het van groot belang en juicht het toe dat de kwaliteit van het parlementaire proces verder verbetert. Dat gebeurt doordat een regering hier echt haar best moet doen om meerderheden tot stand te brengen. Er zijn geen vanzelfsprekendheden. Ik vermoed dus eigenlijk dat u het kunt waarderen dat de kiezer daarin opnieuw heeft gefaciliteerd. Daar wordt hier en daar in de coalitie anders over gedacht.
Het is aan uw opvolger om dat spannende proces in goede banen te leiden, zoals u dat in de afgelopen jaren met verve hebt gedaan: als scheidsrechter in het debat, objectief en onverstoorbaar, en met een souplesse die een optimale uitwisseling van argumenten mogelijk maakte. De rol van voorzitter zat u vanaf het begin als gegoten, gezegend als u bent met een natuurlijk gezag dat zelfs 74 autonome, eigenwijze senatoren zonder morren accepteren. Ferry Mingelen is net al geciteerd. In 2013 riep hij vertwijfeld uit: "Ankie? Wie is Ankie?" Binnen de kortste keren strekte uw autoriteit zich uit tot ver voorbij de muren van deze zaal en riep de Volkskrant u zelfs uit tot de voorzitter van Nederland. Dat laat weer eens zien dat je de rol van voorzitter niet kunt spelen; dat bén je. Waarom u nou zo'n vanzelfsprekende voorzitter bent, daar kun je legio verklaringen voor proberen te vinden. Daar ga ik het komende halfuur aan besteden.
Nee hoor, zonder gekheid: je kunt het ook houden op wat u daarover zelf heel kernachtig in een interview zei: "Gewoon mezelf zijn, hatsekidee." Dat is misschien wat onorthodox gesteld, maar inclusief het "hatsekidee" is dat in essentie wel waarom u zo gewaardeerd wordt. U bent kundig, autonoom en authentiek en bovendien warm in het persoonlijke contact. Ik spreek dan ook namens iedereen hier als ik zeg, in navolging van Tiny Kox: mevrouw de voorzitter, ontzettend bedankt voor de vele jaren als senator en voor uw zeer kundige voorzitterschap sinds 2013. Als boegbeeld van de Eerste Kamer heeft u zich op alle mogelijke manieren ingezet voor het goed functioneren van de senaat. Daar zijn we u allemaal enorm dankbaar voor.
Uw werk is niet onopgemerkt gebleven; niet onder collega's, niet in de media, maar ook niet ten paleize. Het is mij dan ook een eer u te mogen mededelen dat het Zijne Majesteit de Koning heeft behaagd u te benoemen tot ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Ik wil u vragen naar voren te komen, zodat ik u de bijbehorende versierselen kan opspelden. Op een jurk is dat trouwens altijd erg lastig, maar ik ga het proberen. Ik weet eigenlijk niet of dat hoort bij de senaat, maar in dit geval vind ik een luid applaus daarbij zeer gerechtvaardigd.
(Applaus)
(De bij de onderscheiding behorende versierselen worden door de minister-president opgespeld.)
(Applaus)
De voorzitter:
Dank u wel, minister-president. Het klinkt heel onaardig, maar u bent nu geëxcuseerd. U zit volgens mij op hete kolen.
Minister Rutte:
Ik moet om 16.30 uur weg, dus ik blijf nog even luisteren naar de volgende speech.
De voorzitter:
Oké, dat is prachtig. Dan geef ik nu het woord aan de eerste ondervoorzitter van de Eerste Kamer, de heer Flierman. Hij zal namens de vertrekkende leden het woord tot ons richten.
De heer Flierman i (CDA):
Dank u wel. Mevrouw de voorzitter, meneer de minister-president, collega's, dames en heren. Het is mij een eer om hier vandaag het woord te mogen voeren namens de vertrekkende leden van de Eerste Kamer. Als ik het goed zie, ben ik vandaag de laatste die inhoudelijk het woord voert en daarmee ook degene die u als laatste in deze zittingsperiode van de Kamer mag toespreken. Dat stel ik zeer op prijs. Ik zal het kort houden. Dat doe ik vooral, mevrouw de voorzitter, omdat uwe dienaren mij dat met klem hebben verzocht, maar ook in het besef dat ik zo ongeveer de laatste ben die tussen alle afscheidswoorden en de receptie staat. Men heeft dorst, wil ook wel even met geliefden en persoonlijke vrienden spreken en gelukwensen en dergelijke in ontvangst nemen. Terecht. Kort dus.
Voorzitter. De heer Kox en de minister-president hebben het ook al gedaan, maar laat me u om te beginnen namens alle scheidende senatoren nog eens van harte danken voor uw vriendelijke en persoonlijke woorden. Met deze manier van afscheid nemen onderstrepen wij in deze Kamer de zeer gewaardeerde collegialiteit en samenwerking, over de grenzen van partijen heen. Ik dank ook de minister-president en via hem de leden van dit en het vorige kabinet waarmee wij hebben samengewerkt. Die samenwerking was intensief en constructief, al zal niet elke minister, tot op de dag van vandaag, altijd gelukkig zijn geweest met de uitkomst van de debatten in dit huis. Gelukkig hebben de inhoudelijke verschillen, voor zover ik dat kan overzien, de persoonlijke verhoudingen niet beschadigd. En zo hoort dat ook te gaan in de politiek.
Mevrouw de voorzitter. Namens alle onderscheiden leden wil ik vandaag in het bijzonder dank uitspreken aan Zijne Majesteit de Koning. Ik verzoek u die dank over te brengen. Ik beschouw de onderscheidingen die vandaag zijn verleend altijd als een blijk van erkenning voor het werk dat iemand doet en dat iemand deze dagen hier in de senaat heeft gedaan, door de Koning toekend namens de gehele Nederlandse samenleving. Ik feliciteer allen met deze onderscheiding.
Mevrouw de voorzitter. Vandaag nemen 44 senatoren afscheid, inclusief uzelf. De senator met de minste diensttijd, die we hier niet in dagen maar in jaren tellen, wellicht als symbool van de kortstondigheid van het politieke leven, is mevrouw Gout-Van Sinderen, die de Kamer al na 84 dagen weer gaat verlaten. De meeste diensttijd, voorzitter, hebt u zelf opgebouwd, met op dit moment 6.454 dagen, op ruime afstand gevolgd door de eveneens vertrekkende Hans Engels met 5.383 dagen. De nieuwe senior is Tiny Kox, met 5.838 dagen als ik het goed heb, en als hij het de komende periode volhoudt, dan komt hij op zo'n 7.300 dagen. Maar dat is bij lange na nog niet het record in dit huis. Voor de geïnteresseerden onder u: dat record staat op naam van Jhr. mr. Frans van Eysinga, die van 1850 tot 1894, dus zo'n 44 jaar, lid van de Kamer was, goed voor ruim 16.000 dagen.
(Hilariteit)
De heer Flierman (CDA):
Voorzitter. Dus, mijnheer Kox, als u het record wilt verbeteren, dan moet u nog even volhouden.
Er vertrekken 14 dames en 30 heren en er komen ook 14 dames en 30 heren terug, dus de diversiteit, althans wat betreft man/vrouw blijft onveranderd, 27 dames, 48 heren, en daar is nog ruimte voor verbetering. Die is er ook in andere opzichten, bijvoorbeeld als het gaat om Kamerleden met een niet-Nederlandse achtergrond. Dan is het met de diversiteit in dit huis — ik kijk naar de heer Sini — nog niet zo best gesteld.
Sommigen onder de vertrekkende leden doen dat uit eigen keus, omdat ze vinden dat het goed geweest is, of omdat het aansluit op de regels binnen de eigen partij. Anderen vertrekken eerder dan ze zouden hebben gewild, omdat de kiezer of de eigen partij dat zo heeft beslist. Al naar omstandigheden zullen daarbij gevoelens van trots, tevredenheid, misschien ook wel een beetje opluchting, maar soms ook teleurstelling aan de orde zijn, en een beetje zorg misschien ook wel. Veel mensen zijn geneigd te denken dat het er met het eigen vertrek niet beter op wordt, maar dat is natuurlijk onzin. De wereld draait gewoon door en ook de Eerste Kamer zal in nieuwe samenstelling haar taak weer oppakken.
Wat ons verenigt, is wellicht een gevoel van weemoed en dankbaarheid. Er blijft naar ik hoop een mooie herinnering, die we mogen koesteren. Ieder van ons heeft vanuit eigen perspectief een bijdrage kunnen leveren aan het besturen van ons land. Daarin valt zeker nog het nodige te verbeteren, maar laten we vooral ook beseffen dat er in dit land veel, heel veel gewoon goed gaat en dat Nederland nog altijd een heel gelukkig land is dat we moeten koesteren. We mogen er met zijn allen trots op zijn aan het behoud en aan de ontwikkeling van de kwaliteit van ons land de afgelopen jaren een bijdrage te hebben kunnen leveren.
Het is al gememoreerd. In deze periode zijn 1.132 wetten afgehandeld. Er werden er zeven verworpen en tien ingetrokken, wat betekent dat 1.115 oftewel meer dan 98%, mijnheer de minister-president — er is dus nog geen reden voor zorg, zou ik denken — van de ons voorgelegde wetten wordt aangenomen in dit huis. Daarnaast hebben we ons de afgelopen vier jaar intensief met onszelf en onze werkwijze beziggehouden. Er was een Tijdelijke Commissie Werkwijze, een werkgroep die in het bijzonder naar de toets op de uitvoerbaarheid van wetsvoorstellen keek, er was een commissie Integriteit en de staatscommissie-Remkes, die op instigatie van deze Kamer tot stand kwam. We kunnen daar op zijn minst uit afleiden dat de positie en de werkwijze van de Eerste Kamer discussie en vragen oproept. Een discussie die gaat van de onafhankelijkheid en de positie van de individuele leden tot de positie en de werkwijze van het instituut in formele en praktische zin. Als ik het goed zie, is daarover de afgelopen tijd aanmerkelijk meer gesproken dan in de jaren daarvoor.
En wat moeten wij daar nu uit afleiden? In de eerste plaats dat de Eerste Kamer ertoe doet. De toegenomen, kritische belangstelling betekent naar mijn mening ook dat de lat weer hoger wordt gelegd. Kritische vragen kunnen alleen met gezag worden beantwoord vanuit een instituut dat meer dan voortreffelijk zijn werk doet, datgene waarvoor het is ingesteld, namelijk medewerken aan wetgeving. Het gaat om vertrouwen in het instituut en in ons werk. In zijn vorig jaar verschenen beschouwing over ons staats- en politiek bestel getiteld Groter denken, kleiner doen, wijst Herman Tjeenk Willink op het belang dat politici het vertrouwen van de kiezer moeten behouden. Hij staat niet alleen. Ik heb afgelopen week ook nog eens gelezen in het boek De wet als kunstwerk, van onze oud-collega Willem Witteveen, die in juli 2014 met zijn vrouw en dochter zo tragisch om het leven kwam bij het neerschieten van vlucht MH17. Witteveen, die in zijn boek de tien geboden voor de wetgever vanuit rechtsfilosofisch perspectief beschrijft, constateert ook "… dat in de eigen democratische rechtsstaat de communicatie tussen wetgever en burgers een groot probleem is." Verderop stelt hij: "In de bij ons overheersende interpretatie van het ideaal van een democratische rechtsstaat nemen goede wetten een centrale plaats in."
Daarmee zijn we weer bij zijn tien geboden en bij onze kerntaak, het medewerken aan goede wetgeving. Zo lang de Kamer die kerntaak naar behoren vervult, kan ze naar mijn mening elke discussie over haar positie aan. Ik verwijs ook naar het rapport van de staatscommissie-Remkes die juist vanuit erkenning en waardering voor de wetgevende taak van de Eerste Kamer met voorstellen tot wijzigingen, in haar ogen versterking, van die taak komt.
Aan het eind van dit dankwoord wil ik namens allen ook nog eens de grote waardering uitspreken voor de Griffier en alle medewerkers van de ambtelijke organisatie van de Kamer en allen die daar anderszins actief zijn, van griffier tot bode, medewerkers van catering, communicatie, protocol, inhoudelijke ondersteuning, de plaatsvervangend griffier en zijn drie naaste collega's. Er is nimmer tevergeefs een beroep op hun gedaan en de reacties waren altijd vlot, adequaat en uiterst professioneel. Hulde, hulde, hulde!
(Applaus)
De heer Flierman (CDA):
Voorzitter. Tot slot wil ik graag alle collega's die hier volgende week weer aantreden en alle nieuwe senatoren heel veel succes in hun werk wensen. Zoals gezegd, het werk van de Eerste Kamer staat in de kijker. Ik wens hun toe dat ze zich kunnen en zullen concentreren op de klassieke taken van de Eerste Kamer, de toets van wetten op rechtmatigheid, handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid.
Bij het vorige afscheid, in 2015, haalde senator Holdijk de Romeinse geschiedschrijver Livius aan. Ik kies ter afsluiting een iets lichtvoetiger citaat. Uit mijn tijd bij de gemeente Arnhem heb ik een boekje overgehouden met citaten van de altijd onorthodoxe, tegendraadse en creatieve Loesje. Zij schreef, twintig jaar vóór Tjeenk Willink, ook al: vertrouwen moet je winnen, niet de verkiezingen! Ik wens de nieuwe Kamer namens alle scheidende leden graag toe dat zij zich naar die gedachte zal richten. Dank u wel.
(Applaus)
De voorzitter:
Hartelijk dank, Anne Flierman.
Dan geef ik nu het woord aan de Griffier voor een korte huishoudelijke mededeling.
De heer Nehmelman:
Mevrouw de voorzitter. Dank u wel voor het woord.
Dames en heren. Ik heb een andere spreektekst, maar ik wil eerst even gebruikmaken van deze gelegenheid om nog enkele woorden namens de Griffie tot u te richten. Het was ons ook een waar genoegen om u de afgelopen jaren te dienen, ik heel kort, maar ik heb het vak in de afgelopen maanden zeer goed geleerd, zeker onder deze voorzitter. Daarvoor veel dank. Ik wil iedereen in deze Kamer namens de Griffie heel hartelijk danken voor de zeer plezierige samenwerking de afgelopen maanden en voor een groot aantal de afgelopen jaren.
Het is heel bijzonder om hier te staan, maar het is goed dat ik hier niet vaak sta, want dan zou er iets aan de hand zijn wat niet goed is. Ik heb een aantal mededelingen die voor u van belang zijn. Voor alle vertrekkende leden biedt de Kamer als herinnering een houtskoolprent aan. Hierbij heeft u de keuze uit een afbeelding van de Kamer vanaf de Binnenhofzijde of vanaf de Hofvijverzijde. Beneden in de entreehal staat van beide afbeeldingen een voorbeeld opgesteld. Na afloop van de receptie in de Ridderzaal kunt u een exemplaar van uw keuze meenemen uit de entreehal van de Eerste Kamer.
U bent allen van harte uitgenodigd om na de sluiting van deze vergadering nog even naar de Hall te komen voor de uitreiking van nog een decoratie van mevrouw Marijke Vos. Hier treft u ook uw gast weer aan die nu op de tribune zit. Vervolgens kunt u onder aanwijzingen van personeel van de Kamer met uw gast naar de Ridderzaal. U hoeft niet in de rij te staan door gebruik te maken van de ingang Binnenhof 14A in de rechtertoren van de Ridderzaal.
Ter herinnering aan de afgelopen Kamerperiode is ook een fotoboekje gemaakt. Voor alle leden van de huidige Kamer is er een exemplaar beschikbaar, ook af te halen in de entreehal na de receptie. Ik bied het eerste exemplaar nu aan de Voorzitter aan.
(Applaus)
De voorzitter:
Kamerleden, collega's, wij zijn aan het einde gekomen van deze vergadering. Ik wil nogmaals iedereen buitengewoon hartelijk danken voor wat jullie allemaal hebben betekend voor de Kamer en, eerlijk gezegd, voor de parlementaire democratie in Nederland.
Alle vertrekkende leden krijgen direct na sluiting van de vergadering bloemen uitgereikt, 44 boeketjes dus. Ik wil daarna alle leden uitnodigen voor het maken van een groepsfoto in deze zaal. Als dat is gebeurd, wil ik het College van Senioren vragen om te blijven voor de foto van het College van Senioren. Ook in deze zaal. Dat lijkt toch een goed idee, in deze zaal?
Dan is aan mij de grote eer om na zes jaar — ik heb het met veel plezier gedaan, want ik vind het gewoon leuk, dus ik heb het echt met heel veel plezier gedaan — de vergadering te sluiten. Ik sluit de vergadering.
(Applaus)
Lijst van besluiten en ingekomen stukken
Lijst van besluiten:
De Voorzitter heeft na overleg met het College van Senioren besloten om:
a. de plenaire behandeling van het volgende wetsvoorstel te doen plaatsvinden op 4 juni 2019 (onder voorbehoud):
Wijziging van de Meststoffenwet in verband met tijdelijke verhoging van het afromingspercentage bij overgang van een fosfaatrecht (35208);
b. de plenaire behandeling van de volgende hamerstukken te doen plaatsvinden op 4 juni 2019:
Wijziging van de Wet wapens en munitie in verband met de Richtlijn (EU) 2017/853 van het Europees parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 mei 2017 tot wijziging van Richtlijn 91/477/EEG van de Raad inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens (PbEU 2017, L 137/22) (34984);
Wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, de Jeugdwet en enkele andere wetten ter verbetering van patiëntgerichte zorg en het opnemen van een wettelijke regeling voor het inzagerecht in het medisch dossier van een overleden patiënt (34994);
c. de plenaire behandeling van het volgende hamerstuk te doen plaatsvinden op 4 juni 2019 onder voorbehoud:
Wijziging van de Scheepvaartverkeerswet, de Havenbeveiligingswet en de Wet voorkoming verontreiniging door schepen ter (aanvullende) implementatie van de richtlijnen (EU) 2017/2109 en 2010/65/EU in verband met een noodzakelijke wettelijke grondslag voor de verwerking van persoonsgegevens (35121);
d. de stemmingen over de volgende wetsvoorstellen te doen plaatsvinden op 4 juni 2019:
Wijziging van de Wet milieubeheer (verwijdering asbest en asbesthoudende producten) (34675);
Wijziging van de Gemeentewet en de Provinciewet in verband met de verruiming van de bevoegdheid van de raad en provinciale staten om ontheffing te verlenen van het vereiste van ingezetenschap voor wethouders en gedeputeerden (34807);
Regels ter implementatie van richtlijn (EU) 2016/681 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 over het gebruik van persoonsgegevens van passagiers (PNR-gegevens) voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken en vervolgen van terroristische misdrijven en ernstige criminaliteit (PbEU 2016, L 119) (Wet gebruik van passagiersgegevens voor de bestrijding van terroristische en ernstige misdrijven) (34861);
e. de stemming over het volgende wetsvoorstel te doen plaatsvinden op 4 juni 2019 (onder voorbehoud):
Wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 in verband met een wijziging van de rentemaatstaf voor de lening hoger onderwijs het voorbereidend onderzoek van het volgende wetsvoorstel door de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat/Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit te doen plaatsvinden op 25 juni 2019 (35007);
Machtiging tot oprichting van de Nederlandse financierings- en ontwikkelingsinstelling Invest-NL (Machtigingswet oprichting Invest-NL) (35123).
Lijst van ingekomen stukken, met de door de Voorzitter ter zake gedane voorstellen:
1. het volgende door de Tweede Kamer der Staten-Generaal aangenomen wetsvoorstel:
Wijziging van de Meststoffenwet in verband met tijdelijke verhoging van het afromingspercentage bij overgang van een fosfaatrecht (35208).
Dit wetsvoorstel zal in handen worden gesteld van de desbetreffende commissie;
2. de volgende regeringsmissives:
een, van de minister-president, minister van Algemene Zaken, inzake het verlenen van ontslag aan M.G.J. Harbers als staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (griffienr. 165019);
een, van de minister van Buitenlandse Zaken, ten geleide van de geannoteerde agenda informele Europese Raad van 28 mei 2019 (griffienr. 165044);
een, van de minister van Justitie en Veiligheid, inzake overname taken staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (griffienr. 165019.01);
een, van de staatssecretaris van Financiën, inzake fiscale beleidsagenda 2019 (griffienr. 165052);
een, van de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, inzake beantwoording schriftelijk overleg informele bijeenkomst voor milieuministers, 20-21 mei 2019 (griffienr. 165047);
een, van de minister van Infrastructuur en Waterstaat, ten geleide van de geannoteerde agenda Transportraad 6 juni 2019 (griffienr. 165051);
een, van de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, ten geleide van het verslag informele Cohesieraad 12 april 2019 (griffienr. 165040);
een, van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, inzake stand van zaken uitwerking "Breed Offensief" (griffienr. 165018);
een, van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, inzake geannoteerde agenda Raad WSB 13 juni 2019 (griffienr. 165049);
een, van de minister voor Medische Zorg en Sport, inzake overheveling geneeskundige zorg voor specifieke patiëntgroepen (griffienr. 165042).
De Voorzitter stelt voor deze missives voor kennisgeving aan te nemen. De bijlagen zijn neergelegd op de afdeling inhoudelijke ondersteuning ter inzage voor de leden;
3. de volgende geschriften:
een, van R.P.H., inzake Holland Casino (griffienr. 160759.22).
Dit geschrift wordt van belang geacht voor de leden van de commissie voor Justitie en Veiligheid;
een, van I.V., inzake asbest schuren en daken van huizen (griffienr. 164110.54);
een, Van B.S. te L., inzake verplichting tot het verwijderen van afvaldaken (griffienr. 164110.48).
Deze geschriften worden van belang geacht voor de leden van de commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving;
een, van R.B., inzake stemmen 21 mei over de klimaatwet (34534) (griffienr. 164661.07).
Dit geschrift wordt van belang geacht voor de leden van de commissie voor Economische Zaken en Klimaat/Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;
een, van W.v.O., inzake arbeidsmarkt uit onbalans via eerst experimenten Jeugd- en schoonloon (griffienr. 163365.23).
Dit geschrift wordt van belang geacht voor de leden van de commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
een, van P.B., inzake maatschappelijke hulpverlening ggz, woonbegeleiding (griffienr. 165038);
een, van S.O., inzake HPV-vaccin (griffienr. 165036);
een, van C.W.C., inzake aanklacht ZVK mei 2019 (griffienr. 165037).
Deze geschriften worden van belang geacht voor de leden van de commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
De Voorzitter stelt voor deze geschriften voor kennisgeving aan te nemen.