Interpellaties over covid-19-beleid



De Eerste Kamer heeft dinsdag op verzoek van de fracties van PVV en PvdD de ministers De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) en Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) geïnterpelleerd over twee aspecten van het beleid met betrekking tot de aanpak van covid-19.

Senator Van Hattem vroeg minister De Jonge waarom een door de Kamer op 27 oktober jl. aangenomen motie van zijn hand bij de behandeling van de coronaspoedwet over het vooraf vastleggen van concrete toetsbare indicatoren bij maatregelen in de aanpak van covid-19 niet of niet tijdig was uitgevoerd. Senator Nicolaï (PvdD) voelde minister Grapperhaus aan de tand over een eveneens door de Kamer aangenomen motie van zijn hand over de situatie van uit het buitenland terugreizende mensen die niet tijdig een negatieve coronatest kunnen overleggen en daardoor vast kunnen komen te zitten.

Tekortschietende informatievoorziening aan het parlement

Van Hattem (PVV) sprak van tekortschietende en uitblijvende informatievoorziening vanuit het kabinet. De Eerste Kamer heeft een half jaar moeten wachten op antwoord hoe het kabinet de motie dacht te gaan uitvoeren. Herhaalde verzoeken om informatie en rappels leverden niets op, aldus Van Hattem, terwijl het kabinet op grond van artikel 68 van de grondwet toch een inlichtingenplicht heeft naar het parlement. Duidelijkheid over de gehanteerde indicatoren was des te dringender omdat het kabinet ondertussen wel wetvoorstellen aan het parlement voorlegde, aldus Van Hattem. De senator noemde het verweer van het kabinet dat met de zogenoemde routekaart en het openingsplan de motie zou zijn uitgevoerd, onvoldoende. "Waarom niet bij elk voorstel een duidelijker en concreter inzicht gegeven in de indicatoren, zoals de motie vraagt?" aldus Van Hattem.

Minister De Jonge was het niet eens met de conclusie dat de motie niet zou zijn uitgevoerd, maar moest wel erkennen dat de toelichting hoe het kabinet meende aan de motie gevolg te hebben gegeven in een brief aan de Kamer "te summier" was geweest. De Jonge wees er op dat het kabinet besluiten neemt op basis van (epidemiologische) cijfers, maar dat het belang van de afzonderlijke indicatoren kan wisselen met de omstandigheden. De cijfers over ziekenhuisopnames zijn het meest bepalend, maar moeten worden gezien in relatie met de toenemende vaccinatiegraad. En: "We leunen in afnemende mate op besmettingscijfers", aldus De Jonge. Bij elk voorstel wordt iedere keer opnieuw aan de hand van cijfers besloten.

Van Hattem repliceerde dat dat cijfers op zich niks zeggen: het zijn nog geen indicatoren. "Het zegt niks over de waarde die aan de cijfers wordt toegekend. Wat zijn de wegingsfactoren? Dat is essentieel om te kunnen toetsen. Alle gegevens op het dashboard geven daar onvoldoende inzicht in", aldus de PVV-senator. Ook senator Kluit (GroenLinks) wees nog eens op het belang van toetsbare criteria en vroeg de minister welke stappen hij gaat zetten, bijvoorbeeld bij alleenstaande ouderen. Senator Van Dijk (SGP) vroeg hoe het kan dat het kabinet de avondklok binnenkort afschaft terwijl er nu meer mensen in het ziekenhuis en op de intensive care liggen dan toen de avondklok werd ingevoerd.

De Jonge over informatievoorziening aan parlement: "Het is even een volkoren boterham, maar dan heeft u ook wat"

Minister De Jonge gaf in tweede termijn aan dat indicatoren in de loop van de tijd anders worden gewogen en dat daarom nu wel met avondklok gestopt kan worden. "Ziekenhuisopnames waren in januari aanleiding voor de avondklok, maar dat is nooit de enige indicator. Bescherming is minstens zo belangrijk en die is er steeds meer; de mate van vaccineren is nog veel belangrijker", aldus De Jonge. Bij hetzelfde aantal ziekenhuisopnames was de situatie in januari "hartstikke griezelig" en nu is er in combinatie met andere zaken minder reden tot zorg andere zaken. Waar Van Hattem vond dat zijn motie niet werd uitgevoerd en hij de ratio achter de kabinetsbesluiten een "black box" noemde, ontkende de minister dat sprake is van gebrekkige informatievoorziening aan het parlement: "We handelen in de geest van de motie-Van Hattem. Alles staat in brieven aan de Kamers. Het is even een volkoren boterham - vaak zijn de brieven door de 90 pagina's heen - maar dan heeft u ook wat", aldus minister De Jonge.

Gevolgen overmacht bij niet kunnen testen in het buitenland

Senator Nicolaï (PvdD) hield minister Grapperhaus in het interpellatiedebat over zijn motie voor dat vervoerders niet schriftelijk zijn ingelicht over de wens van de Kamer dat de toetsing van iemand die door omstandigheden bij vertrek naar Nederland geen negatieve test kan overleggen in Nederland door de autoriteiten na binnenkomst in Nederland en niet in het buitenland dient plaats te vinden. De praktijk dat vervoerders op het spoor of in de luchtvaart alleen mensen mogen meenemen met een negatief testresultaat, noemde Nicolaï in strijd met de Kamermotie. Hij vroeg de minister of die alsnog bereid is de regeling zodanig aan te passen dat duidelijk is dat toegang in vliegtuig of trein niet kan worden geweigerd indien door overmacht - bijvoorbeeld vanwege spoed of ontbreken van testfaciliteiten - iemand geen negatieve testuitslag kan overleggen en zo'n schrijven aan de vervoerders te sturen. Nicolaï wilde ook weten hoeveel mensen door de vervoerders inmiddels geweigerd zijn. Senator Recourt (PvdA) noemde de motie "vrij helder en goed vaststelbaar" en vroeg de minister eveneens waarom die niet is uitgevoerd.

Minister Grapperhaus verwees in zijn reactie naar een hardheidsclausule waardoor iemand in overmacht dag en nacht contact op kan nemen met het ministerie van Buitenlandse Zaken dat vervolgens toestemming kan geven iemand toch te laten vervoeren. Die regeling is ook mondeling toegelicht aan vervoerders. Volgens Grapperhaus wordt er in de praktijk niet of nauwelijks gebruik van gemaakt. De minister gaf ook aan dat hij de motie niet kan uitvoeren op de wijze zoals de Kamer wil: "De toets in Nederland is te laat. Als diegene al in Nederland is, kan die niet de slurf terug ingeduwd worden. Dat heb ik eerder ook al gezegd."

Senator Nicolaï noemde het in reactie hierop "bizar" dat de minister nu verklaarde dat hij de motie niet op deze wijze kon uitvoeren, terwijl hij de motie bij de stemming destijds "oordeel Kamer" had gegeven.



Deel dit item: