T03246

Toezegging Analyse van de uitspraken van het EHRM over bulkdata en Conventie 108+ (35.242)



De Minister van BZK zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Dittrich (D66) en Nicolaï (PvdD), toe de analyse door het ministerie van BZK van de uitspraken van (de Grote Kamer van) het Europese Hof voor de rechten van de Mens over bulkinterceptie /bulkdata en de Conventie 108+ met de Kamer te delen zodra deze gereed is.


Kerngegevens

Nummer T03246
Status voldaan
Datum toezegging 8 juni 2021
Deadline 1 juli 2022
Verantwoordelijke(n) Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Kamerleden mr. B.O. Dittrich (D66)
prof. mr. P. Nicolaï (PvdD)
Commissie commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen analyse
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
inlichtingen- en veiligheidsdiensten
rechterlijke uitspraak
Kamerstukken Wijziging van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 (35.242)


Uit de stukken

Handelingen I 2020-2021, nr. 40, item 3, blz. 3.

De heer Nicolaï (PvdD):

Voorzitter. De uitspraak van de Grand Chamber van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens erkent overigens de noodzaak van bulkinterceptie. Daar kom ik niet omheen. En daarom zoekt zij bescherming van de burger, vooral in de waarborgen die de overheid wettelijk dient te creëren voor een rechtmatiger optreden van de diensten. Daarin gaat het Hof zeer ver. In dat kader komt de vraag op of de huidige Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, het ontwerp dat vandaag voorligt en ook de voorstellen van de evaluatiecommissie, wel op alle punten voldoen aan de eisen die het Hof in deze baanbrekende uitspreek preciseert.

(…)

Voorzitter. In de Big Brother Watch-zaak geeft het Europees Hof in overweging 3.61.8 stevige waarborgen. Het Hof verlangt dat er een onafhankelijke toezichthouder moet zijn, met — ik citeer — "powers vested in the competent body in addressing instances of non-compliance". Het kan toch niet zijn dat het Hof met het begrip "power" doelt op het doen van aanbevelingen? Met het doen van aanbevelingen die genegeerd kunnen worden, heeft een toezichthouder geen juridische bevoegdheid, geen power om te reageren op inbreuken op wettelijke waarborgen.

Handelingen I 2020-2021, nr. 40, item 3, blz. 8.

De heer Dittrich (D66):

Daar komt nog iets bij. Op 25 mei jongstleden heeft de Grote Kamer van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens uitspraak gedaan in twee zaken over het verwerven en verwerken van bulkdata: de zaak Big Brother Watch tegen het Verenigd Koninkrijk en de zaak van het Centrum för rättvisa tegen Zweden. Het Hof heeft in beide zaken geoordeeld dat grootschalige interceptieprogramma's van bulkdata waardevol en voor de veiligheid van lidstaten van eminent belang kunnen zijn. Maar het Hof verbindt wel voorwaarden aan de toepasbaarheid in verband met de fundamentele rechten, zoals het recht op privacy. Beide uitspraken van het Hof werpen een nieuw licht op de aanbevelingen van de evaluatiecommissie en op het antwoord op de vraag welke waarborgen er moeten zijn wanneer inbreuk op de privacy van burgers wordt gemaakt en welke mate van toezicht daarop gehouden moet worden. We hebben daarover — ik geloof dat collega Nicolaï daar ook al over sprak — een paar dagen geleden een brief ontvangen van professor Dommering, die zelf in de evaluatiecommissie zat. Hij stuurde die brief aan ons in verband met de behandeling van het wetsvoorstel van vandaag. Hij geeft een uitleg aan de uitspraken van het Europees Hof die niet helemaal gedeeld wordt door andere deskundigen. Daarom vraag ik aan de minister of zij naast de aanbevelingen van de evaluatiecommissie een onafhankelijke integrale analyse van de impact van de meest recente jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens onderdeel kan laten zijn van de voorbereidingen en de voorstellen tot wijziging van de wet. Daarbij kan dan meteen de impact van het Verdrag 108+ van de Raad van Europa meegenomen worden, want Nederland gaat dat verdrag ratificeren. Wil de minister ons dat toezeggen? Is zij bereid de bevindingen ervan op korte termijn, bijvoorbeeld in een brief, aan de Eerste Kamer te sturen voorafgaand aan het opstellen van het nieuwe wetsvoorstel, dat we uiteraard hier ook nog ten gronde zullen gaan behandelen. Maar dat zal ongetwijfeld volgend jaar zijn, zoals een collega zei.

Handelingen I 2020-2021, nr. 40, item 8, blz. 7-8.

Minister Ollongren:

In het verlengde daarvan vroegen de heren Nicolaï en Dittrich hoe de uitspraken van die Europese rechters zich verhouden tot de wet en tot eventuele toekomstige wijzigingen. Nou zijn dit hele relevante uitspraken, dat klopt. Ze worden heel uitvoerig bestudeerd. Het zijn trouwens ook behoorlijke stapels papier; de heer Nicolaï is daar denk ik bekend mee. Mijn departement volgt de ontwikkelingen in de jurisprudentie heel nauwgezet, want je moet als departement altijd kijken of er misschien gevolgen zijn voor de taakuitvoering van in dit geval de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, en daarmee ook eventueel voor het wettelijk kader. Dat is dus een logische vraag van de heer Nicolaï. Ik wil heel graag dat de juristen op mijn departement die analyse doen, en ik kan mij heel goed voorstellen dat ik die analyse deel met deze Kamer, als de Kamer daar prijs op stelt. De analyse is nog niet klaar, want die moet echt heel grondig gebeuren.

Ik zou dus zeggen dat dit relevante jurisprudentie is in de verdere aanloop naar het voorbereiden van een wetsvoorstel ter uitvoering van de aanbeveling van de evaluatiecommissie. Ik ben bereid om die analyse met uw Kamer te delen zodra wij op het departement zover zijn. En daarna doorlopen we natuurlijk het hele traject van het opstellen van de wetsvoorstellen, inclusief de consultatiefase. En natuurlijk zal dan, tegen die tijd — ik weet niet wanneer dat is, maar ik ga er eigenlijk helemaal van uit dat dat met een nieuw kabinet zal zijn — de Raad van State er ook naar kijken. Dan komt er dus ook nog dat deskundig juridisch advies overheen.


Brondocumenten


Historie