36.421

Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2024



Dit wetsvoorstel voorziet in de wijziging Wet inkomstenbelasting 2001 en de Successiewet 1956 en heeft als doel onbedoeld gebruik van het fonds voor gemene rekening (fgr) en het regime voor de vrijgestelde beleggingsinstelling (vbi). Hiermee wordt het gebruik van de regelingen meer in overeenstemming wordt gebracht met de oorspronkelijke doelstelling ervan.

Een evaluatie van het Centraal Planbureau (CPB) naar fiscale regelingen gericht op bedrijfsopvolging laat zien dat er mogelijkheden zijn de bedrijfsopvolgingsregeling in de schenk- en erfbelasting (BOR) en de doorschuifregeling aanmerkelijk belang in de inkomstenbelasting (DSR ab) te verbeteren. Na een vervolgonderzoek zijn acht maatregelen voorgesteld. Daarvan zijn er vijf maatregelen in dit wetsvoorstel opgenomen samen met de op Prinsjesdag 2022 al aangekondigde maatregel om aan derden verhuurd vastgoed niet meer in aanmerking te laten komen voor de BOR en DSR ab. De vijf voorstellen zijn:

  • 1. 
    De BOR wordt aangepast door de vrijstelling van 100% van de goingconcernwaarde van € 1.205.871 (2023) vanaf 2025 op 100% van de goingconcernwaarde van € 1,5 miljoen te stellen en de vrijstelling van 83% boven de € 1,5 miljoen van de goingconcernwaarde te verlagen naar 70%.
  • 2. 
    De 5%-doelmatigheidsmarge voor beleggingsvermogen in de BOR en de DSR ab wordt afgeschaft.
  • 3. 
    Bedrijfsmiddelen die zowel privé als zakelijk worden gebruikt, kwalificeren slechts voor de BOR en DSR ab voor zover deze in de onderneming worden gebruikt;
  • 4. 
    De dienstbetrekkingseis in de DSR ab vervalt.
  • 5. 
    Er wordt een minimumleeftijd van 21 jaar ingevoerd voor de verkrijger bij schenking van een ab voor de DSR ab en voor schenking voor de BOR.

De andere drie van de acht voorgestelde maatregelen zullen in het Belastingpakket 2025 worden opgenomen.

Het wetsvoorstel maakt deel uit van het pakket Belastingplan 2024 c.a.

Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.


Stand van zaken

Het voorstel (EK, A) is op 26 oktober 2023 aangenomen door de Tweede Kamer.

Voor: SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, Fractie Den Haan, PvdA, D66, Lid Omtzigt, ChristenUnie, VVD, CDA, JA21 en BBB.

Tegen: PvdD, SGP, Groep Van Haga, PVV en FVD.

Afwezig: Lid Ephraim en Lid Gündoğan.

De Eerste Kamer heeft het voorstel op 19 december 2023 na stemming bij zitten en opstaan aangenomen.

Voor: OPNL, GroenLinks-PvdA, D66, CDA, Volt, SP, PvdD, VVD, JA21, ChristenUnie, BBB en 50PLUS.

Tegen: SGP, PVV en FVD.

De plenaire behandeling van dit voorstel en de andere wetsvoorstellen van het Pakket Belastingplan 2024 c.a. vond plaats op 11 en 12 december 2023. Een derde termijn vond plaats op 19 december 2023. Tijdens deze debatten zijn 24 moties ingediend.

Op 7 november 2023 vond een openbare technische briefing over de wetsvoorstellen van het Pakket Belastingplan plaats, inclusief de twee betrokken wetsvoorstellen.


Kerngegevens

ingediend

19 september 2023

titel

Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Successiewet 1956 in verband met aanpassingen in een aantal fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten (Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2024)

schriftelijke voorbereiding

inbreng geleverd door

ondertekening

inwerkingtreding

  • 1. 
    Met ingang van 1 januari 2024, met dien verstande dat artikel V, onderdeel A, eerst toepassing vindt nadat artikel 35a, eerste lid, van de Successiewet 1956 bij het begin van het kalenderjaar 2025 is toegepast.
  • 2. 
    In afwijking van het eerste lid treedt artikel I, onderdeel B, in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Documenten

31