De Eerste Kamer heeft dinsdag 31 oktober een motie aangenomen die concludeert dat het Digitaal Stelsel Omgevingswet en het juridische stelsel van de Omgevingswet nog steeds te grote uitvoeringsproblemen kennen om per 1 januari 2024 verantwoord over te gaan tot invoering.

De fracties van GroenLinks-Pvda, OPNL, SP, PvdD, JA21, BBB, 50PLUS stemden voor de motie, de fracties van SGP, D66, CDA, Volt, PVV, FVD, VVD en ChristenUnie stemden tegen. Minister De Jonge van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties die voor een interpellatiedebat naar de Eerste Kamer was geroepen, zei dat hij de motie niet kan en ook niet wil uitvoeren. De stemming over het wetsvoorstel heeft al plaatsgevonden en de Kamer kan de stemming niet met een motie herroepen, zei De Jonge.

Tegenstanders van de motie wezen hun collega's erop dat gemeenten, provincies en waterschappen hebben aangegeven het wel werkbaar te vinden. Uitstel is volgens hen onverantwoord. De indieners zeggen dat het staatsrechtelijk inderdaad zo is dat de wet is aangenomen, maar met een voorwaardelijk 'ja'. De minister heeft toezeggingen gedaan dat het goed zal komen, maar als nu blijkt dat dat niet zo is, dan hoort de Eerste Kamer met deze motie te komen, aldus de voorstanders van de motie.


Motietekst

De gehele tekst van de motie-Kluit c.s.:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het tot de kerntaken van de Eerste Kamer hoort om te toetsen op uitvoerbaarheid van wetgeving en de Eerste Kamer in de aanloop en sinds het debat over de Invoeringswet Omgevingswet regelmatig haar zorgen heeft geuit over de uitvoeringskwaliteit en de toegankelijkheid van het Digitaal Stelsel Omgevingswet voor zowel burgers als bedrijven;

overwegende dat belangrijke adviesorganen, zoals het adviescollege ICT en Raad van State, hebben gewaarschuwd voor de gevolgen van invoering met onvoldragen systemen;

overwegende dat uitstel van de invoeringsdatum via een normaal koninklijk besluit (kb) zonder parlementaire betrokkenheid kan worden bereikt;

overwegende dat een onbekend deel van de gemeenten nog niet voldaan heeft aan minimale voorwaarden, zoals omzetting van alle relevante APV's naar de Omgevingswet, begrijpelijke toepasbare regels in het Omgevingsloket (DSO), of vastgesteld participatiebeleid;

overwegende dat een aanzienlijk deel van de decentrale overheden cápaciteitsgebrek heeft waardoor er grote zorgen zijn over het behalen van de kortere maximale beslistermijnen onder de Omgevingswet;

constaterende dat de Eerste Kamer meerdere voorwaardelijke moties heeft aangenomen en toezeggingen heeft gekregen waaraan niet is voldaan betreffende de minimale uitvoeringskwaliteit bij inwerkingtreding;

constaterende dat hierdoor grote risico's kunnen ontstaan voor de rechtsbescherming en rechtszekerheid van burgers en bedrijven in Nederland;

concludeert en spreekt uit dat het DSO en het juridische stelsel van de Omgevingswet nog steeds te grote uitvoeringsproblemen kennen om per 1 januari 2024 verantwoord over te gaan tot invoering;

verzoekt het kabinet op de kortst mogelijke termijn

  • 1. 
    met de koepels van decentrale overheden in gesprek te gaan over deze uitspraak van de Eerste Kamer;
  • 2. 
    binnen 2 weken, middels een brief, terug te koppelen over de conclusies die kabinet en koepels hieraan verbinden en de kamer te informeren over het vervolg;
  • 3. 
    en in deze brief gespecificeerd in te gaan of, en hoe, er wordt voldaan aan de minimale eisen die decentrale overheden zelf hebben gesteld aan de invoeringsdatum van de Omgevingswet.

Kluit (GroenLinks-PvdA)

Van Langen (BBB)

Janssen (SP)

Van der Goot (OPNL)

Nicolaï (PvdD)

Fiers (GroenLinks-PvdA)

Kemperman (BBB)

Van Rooijen (50PLUS)

Nanninga (JA21)


Deel dit item: