|
Door het Parlement aangenomen tekstenDonderdag 1 maart 2001 | Definitieve uitgave |
Onderdanen van derde landen die van visumplicht zijn vrijgesteld * (procedure zonder debat)
Ontwerpverordening van de Raad tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld (14191/2000 - C5-0714/2000
- 2000/0030(CNS)
)De ontwerptekst van de Raad wordt als volgt gewijzigd: Ontwerptekst van de Raad | | Amendementen van het Parlement | (Amendement 1)
Overweging 9
|
| (9) | Teneinde voor de transparantie van het stelsel en de voorlichting van de betrokkenen zorg te dragen dienen de lidstaten de overige lidstaten en de Commissie in kennis te stellen van de maatregelen die zij in het kader van deze verordening hebben genomen. Om dezelfde redenen dienen deze inlichtingen tevens in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen te worden bekendgemaakt. |
| |
| (9) | Teneinde voor de transparantie van het stelsel en de voorlichting van de betrokkenen zorg te dragen dienen de lidstaten de overige lidstaten en de Commissie in kennis te stellen van de maatregelen die zij in het kader van deze verordening hebben genomen. Om de beperkingen van het vrije verkeer te minimaliseren is het van essentieel belang dat de procedure en de voorwaarden voor de afgifte van visa door de lidstaten zo soepel en eenvoudig mogelijk zijn en geen buitensporige kosten voor de aanvragers met zich meebrengen.
Om dezelfde redenen dienen deze inlichtingen tevens in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen te worden bekendgemaakt. |
| (Amendement 2)
Artikel 1, lid 2
|
| 2. | Onverminderd artikel 8, lid 2, zijn de onderdanen van de in de lijst van bijlage II opgenomen derde landen van de in lid 1 bedoelde visumplicht vrijgesteld voor een verblijf van in totaal
maximaal drie maanden. |
| |
| 2. | Onverminderd artikel 8, lid 2 zijn de onderdanen van de in de lijst van bijlage II opgenomen derde landen van de in lid 1 bedoelde visumplicht vrijgesteld voor een verblijf van maximaal drie maanden binnen een periode van 12 maanden
. |
| (Amendement 3)
Artikel 1, lid 4, sub b)
|
| b) | in geval van een dergelijke kennisgeving voeren de lidstaten
30 dagen na de kennisgeving de visumplicht voor de onderdanen van het betrokken derde land voorlopig in
, tenzij de Raad tevoren met gekwalificeerde meerderheid van stemmen anders besluit; |
| |
| b) | in geval van een dergelijke kennisgeving zijn alle lidstaten waarvoor deze verordening geldt verplicht om
30 dagen na de kennisgeving de visumplicht voor de onderdanen van het betrokken derde land voorlopig in te voeren
, tenzij de Raad tevoren met gekwalificeerde meerderheid van stemmen anders besluit; de voorlopige invoering van de visumplicht blijft beperkt tot zes maanden; |
| (Amendement 4)
Artikel 1, lid 4, sub d)
|
| d) | de Commissie bestudeert elk verzoek van de Raad of van een lidstaat waarin zij verzocht wordt een voorstel bij de Raad in te dienen tot wijziging van de bijlagen bij deze verordening, teneinde het betrokken derde land in bijlage I op te nemen en uit bijlage II te schrappen; |
| |
| d) | de Commissie bestudeert elk verzoek van de Raad of van een lidstaat waarin zij verzocht wordt een volgens de in de desbetreffende Verdragsbepaling vastgestelde procedure goed te keuren
voorstel bij de Raad in te dienen tot wijziging van de bijlagen bij deze verordening, teneinde het betrokken derde land in bijlage I op te nemen en uit bijlage II te schrappen |
| (Amendement 5)
Artikel 2, inleiding
| In deze verordening wordt onder “visum” verstaan een door een lidstaat verleende machtiging of genomen besluit, vereist
met het oog op: | | In deze verordening wordt onder “visum” verstaan een door een lidstaat verleende machtiging of genomen besluit, met het oog op: | (Amendement 6)
Artikel 2, tweede streepje
|
| - | binnenkomst voor een doorreis over het grondgebied van die lidstaat of van verscheidene lidstaten, met uitzondering van luchthaventransit
. |
| |
| - | binnenkomst voor een doorreis over het grondgebied van die lidstaat of van verscheidene lidstaten, met uitzondering van doorreisvisa voor luchtreizigers
. |
| (Amendement 7)
Artikel 3
|
| 1. | Onverminderd de verplichtingen die voortvloeien uit de op 20 april 1959 te Straatsburg tot stand gekomen Europese Overeenkomst inzake de afschaffing van visa voor vluchtelingen, worden staatlozen en personen met een vluchtelingenstatus visumplichtig indien het derde land waar zij verblijven en dat hun een reisdocument heeft verstrekt op de lijst van bijlage I staat. |
| | Staatlozen in de zin van het Verdrag van New York van 28 september 1954 en erkende vluchtelingen in de zin van het Verdrag van Genève van 28 juli 1951 worden onder dezelfde voorwaarden aan de visumplicht onderworpen of daarvan vrijgesteld als de onderdanen van het derde land waar zij verblijven en dat hun reisdocument heeft verstrekt. |
| 2. | Staatlozen en personen met een vluchtelingenstatus kunnen evenwel van de visumplicht worden vrijgesteld, indien het derde land waar zij verblijven en dat hun een reisdocument heeft verstrekt op de lijst van bijlage II staat. |
| | | (Amendement 8)
Artikel 4, lid 2 bis (nieuw)
| | | 2 bis. Een lidstaat kan vrijstelling van de visumplicht verlenen aan jongeren die deelnemen aan jeugdprogramma's van de Europese Unie. | (Amendement 9)
Artikel 5, lid 1
|
| 1. | Binnen een termijn van tien werkdagen na de inwerkingtreding van deze verordening delen de lidstaten de overige lidstaten en de Commissie de uitzonderingsmaatregelen mede die zij krachtens artikel 4 hebben getroffen. Latere wijzigingen van deze maatregelen worden medegedeeld binnen een termijn van vijf werkdagen. |
| |
| 1. | Binnen een termijn van tien werkdagen na de inwerkingtreding van deze verordening delen de lidstaten de overige lidstaten en de Commissie de uitzonderingsmaatregelen mede die zij krachtens artikel 4 hebben getroffen, alsmede de visumbepalingen die zij krachtens artikel 3 hebben ingesteld voor staatlozen en erkende vluchtelingen
. Latere wijzigingen van deze maatregelen worden medegedeeld binnen een termijn van vijf werkdagen. |
| (Amendement 10)
Artikel 7 bis (nieuw)
| | | Artikel 7 bis Onverminderd artikel 7, lid 2 heeft de onderhavige verordening geen invloed op de verplichtingen van de lidstaten die voortvloeien uit de overeenkomsten van Schengen en de aanverwante overeenkomsten en de op basis van deze overeenkomsten goedgekeurde regelingen welke zijn opgenomen in bijlage A van besluit 1999/435/EG van de Raad tot vaststelling, in overeenstemming met de desbetreffende bepalingen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en het Verdrag betreffende de Europese Unie, van de rechtsgrondslag van elk van de bepalingen of besluiten die het Schengen-acquis vormen1
. __________ 1
PB L 176 van 10.7.1999, blz. 1. | (Amendement 11)
Artikel 8, lid 2, eerste drie alinea's
|
| 2. | Aangaande toepassing van artikel 1, lid 2, voor onderdanen van het in de lijst van bijlage II met een asterisk aangegeven land besluit de Raad evenwel later overeenkomstig artikel 67, lid 3, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap op basis van het in de volgende alinea bedoelde verslag. |
| | Schrappen | Te dien einde verzoekt de Commissie het betrokken land aan te geven tot welke verbintenissen het bereid is op het gebied van illegale immigratie en verblijf, met inbegrip van de repatriëring van uit dat land afkomstige illegaal verblijvende personen, en brengt zij daarvan verslag uit aan de Raad. De Commissie legt de Raad uiterlijk 30 juni 2001 een eerste verslag voor, vergezeld van eventuele aanbevelingen die zij dienstig acht. | | | In afwachting van de vaststelling van de akte houdende bovenbedoeld besluit door de Raad is de in artikel 1, lid 1, vastgestelde visumplicht van toepassing op de onderdanen van dat land. De artikelen 2 tot en met 6 van deze verordening zijn onverkort van toepassing. | | | (Amendement 12)
Bijlage II
| Roemenië* | | Roemenië |
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over de ontwerpverordening van de Raad tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld (14191/2000 - C5-0714/2000
- 2000/0030(CNS)
)
(Raadplegingsprocedure - hernieuwde raadpleging)
Het Europees Parlement,- gezien de ontwerptekst van de Raad (14191/2000), - gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2000) 27(1)
), - gezien het standpunt van het Parlement van 5 juli 2000(2)
, - gezien het gewijzigd voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2000) 577(3)
), - opnieuw geraadpleegd door de Raad overeenkomstig artikel 62, lid 2, sub b) onder i) van het EG-Verdrag (C5-0714/2000
), - gelet op de artikelen 67 en 71, lid 2 van zijn Reglement, - gezien het verslag van de Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken (A5-0056/2001
), 1. hecht zijn goedkeuring aan de aldus gewijzigde Raadstekst; 2. verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen; 3. wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen in de ontwerptekst aan te brengen of deze wil vervangen door een andere tekst; 4. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
(1) |
PB C 177 E van 27.6.2000, blz. 66. |
(2) |
Punt 12 van de aangenomen teksten. |
(3) |
PB C 376 E van 29.12.2000, blz. 1. |
|
|