Resolutie van het Europees Parlement over de mobiliteit van patiënten en ontwikkelingen in de gezondheidszorg in de Europese
Unie (2004/2148(INI))
Het Europees Parlement
,
– onder verwijzing naar de mededeling van de Commissie - Follow-up van het denkproces op hoog niveau over de mobiliteit van
patiënten en de ontwikkelingen in de gezondheidszorg in de Europese Unie (COM(2004)0301) ("Mededeling van de Commissie over
de mobiliteit van patiënten"),
– gelet op artikel 152 en artikelen 5, 18, 43 en 47 van het EG-Verdrag,
– onder verwijzing naar de mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal
Comité en het Comité van de Regio's -Modernisering van de sociale bescherming voor de ontwikkeling van hoogwaardige, toegankelijke
en duurzame gezondheidszorg en langdurige zorg: steun aan de nationale strategieën door middel van de "open coördinatiemethode
(COM(2004)0304) ("Mededeling van de Commissie over uitbreiding van de open coördinatiemethode"),
– gelet op Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 inzake de bescherming van individuen
bij de verwerking van persoonlijke gegevens en het vrije verkeer van dergelijke gegevens(1)
,
– gelet op de mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en
het Comité van de Regio's - Elektronische gezondheidsdiensten - een betere preventieve gezondheidszorg voor de burgers van
Europa: Actieplan voor een Europese ruimte voor elektronische gezondheidsdiensten (COM(2004)0356),
– onder verwijzing naar de mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité
en het Comité van de Regio's - e
Europe 2002: Kwaliteitscriteria voor websites met medische informatie (COM(2002)0667),
– onder verwijzing naar de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen ("Europees Hof van Justitie") in
de zaken Decker (C-120/95, 28 april 1998), Kohll (C-158/96, 28 april 1998), Geraets-Smits & Peerbooms (C-157/99, 12 juli 2001),
IKA (C-326/00, 25 februari 2003) en Müller-Fauré & van Riet (C-385/99, 13 mei 2003),
– onder verwijzing naar het voorstel van de Commissie voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende
de erkenning van beroepskwalificaties (COM(2002)0119),
– onder verwijzing naar het voorstel van de Commissie voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende
de diensten op de interne markt (COM(2004)0002),
– gelet op zijn resolutie van 15 januari 2003 over de toekomst van de gezondheidszorg en de zorg voor ouderen(2)
en op zijn resolutie van 11 maart 2004 over de gezondheidszorg en de zorg voor ouderen(3)
,
– gelet op artikel 45 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A6-0129/2005),
A. overwegende dat de gezondheidszorg in de EU aan grote veranderingen onderhevig is door ontwikkelingen in de geneeskunde,
de technologie, de e
gezondheid, de zeggenschap van de patiënten en de wetgeving,
B. overwegende dat het E111 systeem voor onvoorziene medische behandeling bij tijdelijk verblijf in een andere lidstaat wordt
vervangen door de Europese Gezondheidskaart, en dat het bureaucratische en restrictieve E22 systeem voor geplande medische
behandeling in een andere lidstaat moet worden vervangen, of grondig gewijzigd,
C. overwegende dat preventie een centraal element van een alomvattend gezondheidsbeleid vormt en dat door systematische preventieve
maatregelen de levensverwachting wordt verlengd, de sociale verschillen bij de wachttijden in de gezondheidszorg worden verminderd,
en de uitbreiding van chronische ziekten wordt verhinderd, hetgeen besparingen op de behandelingskosten mogelijk maakt,
D. overwegende dat het Europees beleid inzake de gezondheidszorg fragmentarisch wordt aangestuurd door arresten van het Europees
Hof van Justitie over de mobiliteit van patiënten en dat tengevolge van het uitbreidingsproces nog gecompliceerder zaken ter
beoordeling aan het Hof zullen worden voorgelegd; overwegende dat het in het belang is van zowel de patiënten als de overheid
dat er onverwijld een duidelijke beleidskoers en procedures worden overeengekomen en ingevoerd,
E. overwegende dat de belangrijkste verantwoordelijkheid voor de organisatie, de financiering en de verlening van gezondheidsdiensten
en medische zorg bij de lidstaten ligt, terwijl de Europese Unie een taak heeft op het gebied van volksgezondheid, bevordering
van de volksgezondheid, onderzoek en tijdige diagnostisering alsook een rol op het gebied van de grensoverschrijdende mobiliteit,
F. overwegende dat er meer duidelijkheid geschapen moet worden om patiënten, zorgverleners, budgetbeheerders en verzekeraars
in staat te stellen de grensoverschrijdende en transnationale gezondheidszorg te doorgronden en hieraan deel te nemen,
G. overwegende dat er grote logistieke, administratieve, culturele en klinische uitdagingen verbonden zijn aan het opzetten
van een consistent, veilig en toegankelijk kader voor patiëntenmobiliteit in de EU,
H. overwegende dat de systemen voor gezondheidszorg in de Europese Unie berusten op de beginselen van solidariteit, gerechtigheid
en universaliteit, opdat in geval van ziekte aan eenieder een passende en kwalitatief hoogstaande zorg wordt gegarandeerd,
ongeacht inkomen, vermogen of leeftijd,
I. overwegende dat de mobiliteit van patiënten een gecompliceerde zaak is vanwege de verschillen in de nationale gezondheidszorgsystemen
en traditionele praktijken, maar dat dit geen beletsel mag vormen voor het zoeken naar oplossingen voor de moeilijkheden op
het gebied van coördinatie en doelmatigheid die de gebruikers van deze zorg ondervinden en voor het streven naar verbetering
van de dienstverlening,
1. juicht de mededeling van de Commissie over de mobiliteit van patiënten en de daarin uiteengezette ideeën over structurering
van de samenwerking in de gezondheidszorg toe;
2. benadrukt, met inachtneming van het prioritair belang van de instandhouding van een openbare gezondheidszorg met een onbeperkte
algemene toegankelijkheid, dat de Europese Unie snel een samenhangend beleid moet ontwikkelen inzake de mobiliteit van patiënten
in het licht van de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen en het verslag van het denkproces op
hoog niveau over de mobiliteit van patiënten en de ontwikkelingen in de gezondheidszorg in de Europese Unie, en richtsnoeren
moet vastleggen ten behoeve van patiënten, zorgverleners en financieringsinstanties; is van oordeel dat de patiënt die aan
een levensbedreigende aandoening lijdt tenminste het recht en de mogelijkheid moet hebben op een tijdige behandeling in een
andere lidstaat, indien die behandeling in zijn/haar eigen land niet of niet binnen een redelijke periode beschikbaar is;
3. is van oordeel dat de nauwere samenwerking tussen de lidstaten, zo nodig gecoördineerd door de Commissie, zich moet concentreren
op de concrete vraagstukken van het grensoverschrijdend gebruik van de gezondheidszorg; daarbij moet op gepaste wijze rekening
worden gehouden met aspecten van de regionale samenwerking en de in de grensregio's opgedane ervaringen; hiermee kunnen oplossingen
gevonden worden die zijn afgestemd op de behoeften van de bevolking; concrete ervaringen kunnen naar voren worden gebracht
bij wijze van modellen voor "best practices";
4. is van mening dat het vraagstuk van de mobiliteit van patiënten in een afzonderlijk Commissievoorstel moet worden behandeld
en dat de dienstenrichtlijn zich moet concentreren op mobiliteit van diensten en niet op mobiliteit van patiënten, maar dat
de dienstenrichtlijn een oproep aan de Commissie zou moeten bevatten om binnen zes maanden na de inwerkingtreding ervan een
voorstel in te dienen over mobiliteit van patiënten; is verder van oordeel dat dit voorstel gebaseerd zou moeten zijn op de
werkzaamheden van de Groep op hoog niveau inzake gezondheidsdiensten en gezondheidszorg en met name een kader moet bevatten
met richtsnoeren voor patiënten, gezondheidswerkers en beheerders van gezondheidszorgbudgetten, alsmede voorstellen inzake
voorlichting aan patiënten, bescherming van patiënten en vertrouwelijkheid;
5. betreurt het dat de mededeling van de Commissie over de mobiliteit van patiënten geen tijdpad voor maatregelen bevat, noch
een compromis over een geïntegreerd beleid inzake de mobiliteit van patiënten;
6. is van oordeel dat de methode van open coördinatie het geschiktste kader vormt voor het aanpakken van de problematiek van
de mobiliteit van patiënten, zonder dat daarnaast de intergouvernementele samenwerking wordt uitgesloten voor onderwerpen
die onder de bevoegdheid van de gezondheidszorgdiensten van de lidstaten vallen;
7. is van mening dat de richtsnoeren het volgende moeten inhouden: procedures voor de verkrijging van behandeling, informatiebronnen
over zorgverleners en medische faciliteiten, regelingen voor de vergoeding van zorg, regelingen voor reizen en hulp bij taalproblemen,
regelingen voor voortzetting van behandeling, nabehandeling, herstel en revalidatie voor of na terugkeer, klachten en daarmee
samenhangende procedures, alsmede bijzondere zorg voor ouderen en gepensioneerden; is van oordeel dat de mechanismen voor
het betalen voor de zorg uniform en onpartijdig zouden moeten zijn, om te voorkomen dat er ongelijkheden optreden of dat bepaalde
patiënten worden benadeeld;
8. acht het wenselijk de grensoverschrijdende samenwerking te bevorderen die verband houdt met het verstrekken van een doelmatige
en urgente zorg, vooral in het geval van ongevallen, chronische ziekten of ernstige aandoeningen of allergieën;
9. juicht de mededeling van de Commissie toe over uitbreiding van de "open coördinatiemethode" tot de gezondheidszorg en langdurige
zorg en ziet uit naar de tenuitvoerlegging die moet zorgen voor een mechanisme voor de structurering van de samenwerking tussen
de lidstaten met specifieke doelstellingen en regelmatige herzieningen;
10. wenst een overkoepelende wetenschappelijke strategie om de methode van de open coördinatie optimaal te kunnen uitvoeren;
daarvoor is een pan-Europese compatibiliteit van de data vereist, alsmede een centrale index op meta-niveau; onderzocht moet
worden in hoeverre integratie mogelijk is van reeds beschikbare databases;
11. is ingenomen met het werkprogramma voor 2005 dat het DG Gezondheidszorg uit hoofde van het Kaderprogramma voor de gezondheidszorg
heeft opgesteld en stelt vast dat dit programma voorziet in pilootprojecten voor de grensoverschrijdende samenwerking in de
gezondheidszorg, hulp bij de ontwikkeling van deze samenwerking en het vaststellen van de potentiële voordelen en problemen
die aan een dergelijke samenwerking verbonden zijn;
12. beschouwt het gebrek aan vooruitgang op het gebied van patiëntenvoorlichting als een ernstige bedreiging van de ontwikkeling
van de gezondheidszorg in de EU en in het bijzonder voor het realiseren van mobiliteit voor de patiënten; verzoekt de Commissie
en de Raad dringend een kader voor concrete patiëntenvoorlichting voor te stellen;
13. bekritiseert het dat een afweging van de rechten en plichten van patiënten - zoals die in het denkproces werd aanbevolen
- tot op heden niet heeft plaatsgevonden en dringt er bij Raad en Commissie op aan om onmiddellijk hiervan werk te maken;
dringt bij de lidstaten aan op opstelling van een patiëntenwet of patiëntenhandvest, waarin aan de patiënten ondermeer de
volgende rechten worden toegekend:
-
het recht op een passende en gekwalificeerde medische zorg door gekwalificeerd medisch personeel,
-
het recht op begrijpelijke, vakkundige en passende informatie en raadgeving door de arts,
-
het recht op zelfbestemming na grondige voorlichting,
-
het recht op documentatie van de behandeling en inzage in deze documentatie door de patiënten,
-
het recht op vertrouwelijkheid en databescherming,
-
het recht op het indienen van klachten,
-
de garantie dat men zonder voorafgaande instemming niet zal worden onderworpen aan enige vorm van observatie of medische
proefneming;
14. denkt dat de lidstaten weliswaar beter in staat zijn om binnen de lidstaat duidelijke patiëntenvoorlichting met betrekking
tot hun eigen gezondheidszorgsysteem op te zetten, dat dit echter de Commissie niet moet beletten om gemeenschappelijke kernelementen
vast te stellen voor de informatie van patiënten door een gids op te stellen voor de gezondheidsdiensten, en de rechten en
de plichten van de patiënt, de te ontvangen behandeling en bijzonderheden over de terugbetaling van kosten vast te leggen;
15. dringt er bij de Commissie op aan om, met inachtneming van de nationale regels, te werken aan een harmonisering van de procedures
voor restitutie van gemaakte kosten, zoals bepaald wordt enerzijds in Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement
en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels(4)
, die zich in de Gemeenschap verplaatsen, en anderzijds in de arresten van het Hof van Justitie, teneinde de patiënten meer
rechtzekerheid te verschaffen met betrekking tot de terugbetaling van de door hen gemaakte kosten;
16. doet een beroep op de Commissie om uiterlijk op 1 januari 2007 een reeks richtsnoeren over de kernrechten van de patiënt
op mobiliteit vast te stellen; is van mening dat deze moeten worden ondersteund door nationale richtsnoeren, welke binnen
een jaar nadien door de lidstaten moeten worden opgesteld;
17. is van oordeel dat aan de mobiliteit van patiënten prioriteit moet worden verleend bij de opstelling van richtsnoeren voor
de verstrekking van gezondheidszorg in een andere lidstaat dan die waaruit de patiënt afkomstig is, alsook voor de verstrekking
van urgente gezondheidszorg wanneer er geen mogelijkheid bestaat die onmiddellijk te verlenen in de staat waaruit de patiënt
afkomstig is;
18. acht het noodzakelijk dat er tussen de lidstaten regels voor het voorschrijven van medicijnen en voor het uivoeren van recepten
worden overeengekomen, maar ook voor de vergoeding van de uitgaven voor medicijnen die door patiënten in een andere lidstaat
worden verricht, teneinde de mobiliteit van patiënten tussen de lidstaten te vergemakkelijken;
19. spoort de Commissie aan termijnen vast te leggen voor de verzameling en evaluatie van gegevens over de bestaande grensoverschrijdende
mobiliteit van patiënten en dringt er bij de Commissie op aan om de resultaten van de studies daarover zo spoedig mogelijk
te publiceren; wijst nogmaals op het belang van evaluatie van en uitwisseling van ervaringen met grensoverschrijdende overeenkomsten
zoals Euregioprojecten;
20. dringt aan op een verslag van de Commissie over de aard en de omvang van medisch toerisme en de mate waarin dit momenteel
wordt vergoed door ziekenfondsen en de particuliere verzekeringssector of wordt betaald uit eigen zak;
21. verzoekt de Commissie en de lidstaten om uiterlijk in juni 2007 een verslag voor te leggen met kwantitatieve gegevens over
de mobiliteit van patiënten en de diensten die door bezoekers en onderdanen genoten zijn, zowel in het kader van de publieke
gezondheidszorg als in dat van de particuliere zorg;
22. dringt er bij de lidstaten op aan om het in het kader van de Groep op goog nveau voor Gezondheidszorg en Medische Behandeling"
aangekondigde duidelijke en transparante kader voor het recht op gebruikmaking van grensoverschrijdende gezondheidszorg binnen
de gestelde termijn in te dienen;
23. steunt ten stelligste de inspanningen tot verbetering van kennis en wetgeving inzake de mobiliteit van beroepskrachten die
werkzaam zijn in de medische en sociale zorg; herinnert de Commissie eraan dat in de richtlijn over de erkenning van beroepskwalificaties
efficiënte mechanismen moeten worden opgenomen om een hoge mate van veiligheid voor de patiënt te garanderen;
24. onderkent de inspanningen om een register voor de gehele EU op te stellen van artsen en andere beroepskrachten in de medische
en gezondheidszorg die geschorst of geroyeerd zijn wegens incompetentie of verkeerde behandeling; is van oordeel dat dit toegankelijk
moet zijn voor patiënten en personen die gezondheidsdiensten kopen en dringt bij de Commissie aan op regelmatige voortgangsverslagen;
25. wijst op het potentiële risico van een 'braindrain' uit de nieuwe lidstaten naar lidstaten die hogere salarissen bieden,
en de daaruit voortvloeiende bedreiging van de capaciteit en de kwaliteit van hun eigen gezondheidszorgsystemen; meent dat
een bescheiden mate van patiëntenmobiliteit een rem kan zetten op deze emigratie; stimuleert daarom onderzoek naar de mogelijke
effecten van een toegenomen mobiliteit van patiënten op dergelijke ontwikkelingen, alsook onderzoek naar de toekomstige behoefte
aan beroepskrachten in de gezondheidszorg en het aanbod via de hogere beroepsopleidingen in de EU;
26. benadrukt dat het vrije verkeer van patiënten ook een prikkel voor de nationale gezondheidszorg vormt om aan de hoogste beschikbare
normen te voldoen en de patiënten door de kwaliteit van de eigen dienstverlening ervan af te brengen een behandeling in het
buitenland te zoeken;
27. juicht de inspanningen toe om te komen tot Europese referentiecentra en de potentiële positieve effecten hiervan voor de
behandeling van zeldzame ziektes; erkent dat patiënten die aan een zeldzame ziekte of aandoening lijden vaak grotere steun
behoeven bij het vinden van toegang tot dergelijke specialistische zorg; wenst dat de oprichting van Europese referentiecentra
niet beperkt wordt tot zeldzame ziekten, maar uitgebreid wordt tot alle ziekten waarvoor een bijzondere bundeling van ressources
en vakkennis vereist is; benadrukt dat de Europese referentiecentra behalve bij de behandeling van deze ziekten ook een belangrijke
rol moeten hebben bij het verstrekken van een "tweede mening" en bij de bijscholing van specialisten;
28. wijst erop dat extra financiële middelen noodzakelijk zullen zijn voor de ondersteuning van een netwerk van referentiecentra;
29. is van oordeel dat de gemeenschappelijke benutting van capaciteiten, in het bijzonder bij gespecialiseerde vormen van gezondheidszorg,
een belangrijke bijdrage kan leveren bij de verhoging van de effectiviteit van de gezondheidszorg;
30. merkt op dat in een onderzoek van de Universiteit van York naar Britse patiënten die zich in het buitenland lieten behandelen
87% van de patiënten verklaarden dat zij hiertoe hadden besloten vanwege het vooruitzicht van langere wachttijden in Engeland
voor het verkrijgen van een behandeling; denkt niettemin dat de grote meerderheid van patiënten de voorkeur geeft en zal blijven
geven aan behandeling zo dicht mogelijk bij de eigen woonplaats;
31. is ingenomen met de toezegging van de Commissie om de bestaande wet ter bescherming van persoonsgegevens te handhaven; wijst
op het belang van een efficiënte en veilige methode voor de uitwisseling van dossiers van patiënten tussen lidstaten;
32. is ingenomen met de mededeling van de Commissie over een "actieplan eGezondheid", en onderkent dat de toegang tot en de kwaliteit
en efficiency van gezondheidsdiensten kunnen worden verbeterd door informatie- en communicatietechnologieën, in het bijzonder
Internet, ook al bestaat ook de mogelijkheid dat de ongelijkheid wordt vergoot als gevolg van de 'digitale kloof'; benadrukt
dat er kwaliteitscriteria moeten worden ingevoerd voor websites over gezondheidszorg; erkent de rol die medische en psychiatrische
zorg op afstand kunnen spelen bij de zorgmogelijkheden voor patiënten en vermindering van de noodzaak tot mobiliteit van patiënten;
is van mening dat ook rekening moet worden gehouden met de ongelijke positie van ouderen en analfabeten;
33. spoort de Commissie aan de invoering van de Europese Gezondheidskaart in de lidstaten te begeleiden om te waarborgen dat
lidstaten het publiek heldere en begrijpelijke informatie verschaffen over het gebruik van de kaart;
34. verzoekt de Commissie te overwegen of de Europese Gezondheidskaart als basis moet worden gebruikt voor het bevorderen van
een gemeenschappelijke aanpak van de identificatie van de patiënt, en voor het ontwikkelen van nieuwe functies zoals een dossier
voor medische noodgevallen, in overeenstemming met het door de Europese Raad van Sevilla van 21 en 22 juni 2002 goedgekeurde
actieplan eEurope 2005
;
35. verzoekt de Commissie om een voorstel uit werken voor het opnemen, in gemeen overleg tussen de belanghebbenden, op de Europese
Gezondheidskaart van niet alleen verzekeringstechnische, maar ook medische gegevens van de patiënten, ten einde de mobiliteit
van patiënten over de lidstaten te vergemakkelijken en hen tegelijkertijd een passende toegang te verlenen tot de medische
zorg die hun gezondheidstoestand vereist;
36. verzoekt de Commissie om na te denken over de vraag hoe de Europese Gezondheidskaart beter kan worden afgestemd op de behoeften
van gepensioneerden uit een bepaalde lidstaat die tijdelijk in een andere lidstaat woonachtig zijn of verblijven;
37. merkt dat er echter met betrekking tot mogelijke nieuwe functies van de Europese gezondheidskaart een solide gegevensbescherming
moet worden verzekerd en dat bij de gegevens die worden vermeld op de kaart en de informatie die wordt uitgewisseld tussen
bevoegde instanties rekening moet worden gehouden met de bestaande bepalingen inzake gegevensbescherming;
38. juicht de oprichting toe van de Groep op hoog niveau binnen de Commissie, evenals die van een op ambtenarenniveau bijeen
komende Groep voor de Gezondheidszorg binnen de Raad; verzoekt de Commissie en de Raad om het Parlement regelmatig op de hoogte
te stellen van de activiteiten van deze groepen; dringt erop aan dat het Parlement om de zes maanden een verslag ontvangt
van de Groep op hoog niveau;
39. meent dat de veiligheid van de patiënt van cruciaal belang is bij de ontwikkeling van een efficiënt gezondheidsbeleid in
de EU; erkent dat er een nauwe samenwerking nodig is met de World Alliance for Patient Safety van de WHO; spoort de Groep
op hoog niveau inzake gezondheidsdiensten en medische zorg ten stelligste aan zo vroeg mogelijk in 2005 voorstellen in te
dienen voor een Europees netwerk voor de veiligheid van de patiënt;
40. benadrukt dat bij de planning en uitvoering van beleidsmaatregelen op andere gebieden rekening moet worden gehouden met overwegingen
met betrekking tot de gezondheidszorg en veiligheid van de patiënt; betreurt de frictie die zich af en toe voordoet tussen
de interne markt en de doelstellingen van de gezondheidszorg; meent dat de gezondheid van de burgers een absolute voorwaarde
is voor de prestaties en het concurrentievermogen van de Europese economie;
41. benadrukt dat de patiënt als subject een sleutelrol speelt in het gehele systeem, omdat hij een natuurlijk belang heeft bij
zijn eigen gezondheid en bij de kwaliteit en toegankelijkheid van de gezondheidszorg, die aan hem wordt verleend, waarbij
de kosten van de zorg door hem gedekt worden, ofwel rechtstreeks, ofwel door middel van een ziektekostenverzekering of de
belastingen; om die redenen heeft de patiënt het volle recht op alle informatie over de aan hem verleende zorg en over zijn
gezondheidstoestand en ook een volledig recht om te beslissen of hij van de gezondheidszorg gebruik wil maken;
42. meent dat er behoefte is aan een netwerk met relevante informatie voor patiënten, zorgverleners en managers in de hele EU;
is daarom ingenomen met de oprichting van een EU-gezondheidszorg-portal door de Commissie en hoopt dat dat portal - zoals
gepland - vanaf het eind van 2005 operationeel zal zijn;
43. onderschrijft dat de burgers rechtzekerheid moeten krijgen met betrekking tot hun rechten en plichten als patiënt met betrekking
tot medische zorg en vergoeding van kosten in een andere lidstaat;
44. benadrukt de noodzaak tot opstelling van een Handvest van de rechten van patiënt, dat ondermeer ook de kwestie van de mobiliteit
van de patiënt moet omvatten;
45. verzoekt de Commissie richtsnoeren op te stellen met een duidelijke omschrijving van begrippen als "tijdig", "standaardpraktijken",
"vergelijkbare kosten", "klinische zorg", "omvangrijke ambulante zorg" en "ambulante zorg van geringe omvang" en een maximale
uniformiteit tussen de lidstaten te verzekeren met betrekking tot de vereisten van voorafgaande toestemming en de interpretatie
van het begrip "vanuit medisch oogpunt gerechtvaardigde wachttijd";
46. benadrukt dat grensoverschrijdende gezondheidszorg mag worden verleend indien deze absoluut nodig is of omdat er tijdelijk
onaanvaardbare wachttijden zijn voor behandeling; meent dat de lidstaten verantwoordelijk blijven voor het bestaan van een
openbare gezondheidszorg die berust op het beginsel van een algemene en onbeperkte toegang, waardoor een grootschalige mobiliteit
van patiënten overbodig zal zijn;
47. wijst erop dat de behandelingsvoorwaarden patiënten met lage inkomens niet mogen discrimineren, zodat zij bijvoorbeeld niet
de volledige behandelingskosten hoeven te betalen alvorens deze worden vergoed;
48. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen
van de lidstaten.
PB L 166 van 30.4.2004, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 631/2004 van het Europees Parlement
en de Raad (PB L 100 van 6.4.2004, blz. 1).