Resolutie van het Europees Parlement over modernisering van de sociale bescherming en ontwikkeling van kwaliteitszorg (2004/2189(INI))
Het Europees Parlement
,
– gezien de mededeling van de Commissie over modernisering van de sociale bescherming voor de ontwikkeling van hoogwaardige,
toegankelijke en duurzame gezondheidszorg en langdurige zorg: steun aan de nationale strategieën door middel van de "open
coördinatiemethode" (COM(2004)0304),
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 16 februari 2000 over de mededeling van de Commissie - Een gemeenschappelijke strategie
voor de modernisering van de sociale bescherming(1)
,
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 15 januari 2003 over de mededeling van de Commissie over de toekomst van de gezondheidszorg
en de ouderenzorg: de toegankelijkheid, de kwaliteit en de betaalbaarheid waarborgen(2)
,
– gezien de zittingen van de Europese Raad van 20-21 maart 2003 in Brussel en de conclusies van de voorgaande zittingen van
de Europese Raad in Lissabon, Göteborg en Barcelona over gezondheidszorg en langdurige zorg,
– gezien het Witboek van de Commissie over diensten van algemeen belang (COM(2004)0374),
– gezien de mededeling van de Commissie "De sociale dimensie van de strategie van Lissabon versterken: de open coördinatie
stroomlijnen op het gebied van de sociale bescherming" (COM(2003)0261),
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 11 maart 2004 over het voorstel voor een gezamenlijk verslag - Gezondheidszorg en
ouderenzorg: ondersteuning van nationale strategieën voor een hoog niveau van sociale bescherming(3)
,
– gelet op artikel 45 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken en het advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid
en voedselveiligheid (A6-0085/2005),
A. overwegende dat het recht op gezondheid een fundamenteel sociaal recht is, dat is vastgelegd in artikel II-95 van het Verdrag
tot vaststelling van een Grondwet voor Europa(4)
, dat zich nu in de ratificatieprocedure bevindt; verder overwegende dat het Handvest van de grondrechten van de Europese
Unie(5)
het recht van eenieder op toegang tot preventieve gezondheidszorg en op medische verzorging erkent, alsook het recht van ouderen
om een waardig en zelfstandig leven te leiden en om aan het maatschappelijk, cultureel en arbeidsleven deel te nemen,
B. overwegende dat gezondheid een inherente waarde van elk individu is in alle levensstadia en -situaties en een van de basisvoorwaarden
voor zijn of haar actief maatschappelijk functioneren; verder overwegende dat de volksgezondheid een collectieve waarde is
en de instandhouding ervan een van de fundamentele taken van de samenleving,
C. overwegende dat gezondheid door veel factoren wordt beïnvloed, waaronder genetische aanleg, levensstijl en sociale situatie,
en dat gezondheidszorg slechts voor een klein deel (vaak wordt 10% genoemd) aan de algehele gezondheidssituatie van een individu
bijdraagt,
D. overwegende dat vertrouwen in de toegang tot gezondheidszorg, indien nodig, een onmisbare voorwaarde is voor goed maatschappelijk
functioneren van burgers, in alle levensstadia en -situaties,
E. overwegende dat het vrij verkeer van personen, inclusief werknemers, een van de grondbeginselen van de Europese Unie is en
tegelijkertijd een onmisbare voorwaarde voor de verdere ontwikkeling van de afzonderlijke lidstaten en de Unie als geheel,
en dat het vertrouwen van de burger in de beschikbaarheid en de kwaliteit van de gezondheidszorg als resultaat van zijn of
haar mobiliteit tussen de lidstaten kan worden vergroot door de open coördinatie van gezondheidszorgstelsels,
F. overwegende dat het, in het verlengde van de jurisprudentie van het Europees Hof van Justitie, tot meer mobiliteit van patiënten
en gebruikmaking van grensoverschrijdende diensten zal komen, en dat deze ontwikkeling, samen met een vervollediging van de
interne markt, steeds grotere gevolgen voor de nationale gezondheidszorgstelsels zal hebben, maar dat de beginselen en de
doelstellingen daarvan hierdoor niet in gevaar mogen worden gebracht,
G. overwegende dat de Europese ziektekostenverzekeringskaart een geëigend instrument is voor het waarborgen van het vrij verkeer
binnen de EU met het oog op gezondheidszorgbehoeften, niettegenstaande het feit dat de sociale stelsels van de lidstaten onderling
sterk verschillen,
H. overwegende dat het Europees Hof van Justitie meerdere malen het recht van patiënten op vergoeding van de kosten van geneeskundige
behandeling in een andere lidstaat heeft erkend, waarbij het evenwel een onderscheid heeft aangebracht tussen intra- en extramurale
zorg, en de gebruikmaking van dit recht aan bepaalde voorwaarden heeft verbonden, die in het bijzonder voor financieel evenwicht
en sociale zekerheid moeten zorgen, te alle tijde met het oogmerk een hoog niveau van gezondheidsbescherming te garanderen,
I. overwegende dat het Europees Parlement in zijn hogergenoemde resolutie van 11 maart 2004 de lidstaten ertoe aanspoorde om
hun openbare en particuliere zorginstellingen te versterken door gebruik te maken van het hele aanbod dat beschikbaar is in
het land van herkomst van de patiënt,
J. overwegende dat de gezondheidszorgstelsels in de lidstaten stoelen op de beginselen van gelijkheid en solidariteit, die inhouden
dat hoogwaardige gezondheidszorg en langdurige zorg beschikbaar en toegankelijk dienen te zijn voor eenieder, toegesneden
op zijn of haar behoeften, ongeacht leeftijd of middelen,
K. overwegende dat het bevorderen van een hoog niveau van sociale bescherming een van de hoofddoelstellingen van de Unie is
en dat een effectievere samenwerking op het gebied van gezondheidszorg en langdurige zorg bijdraagt tot een duurzame modernisering
van het Europees sociaal model en tot meer sociale cohesie; verder overwegende dat het bij gezondheidszorg en langdurige zorg
om diensten van algemeen belang gaat, waarbij het solidariteitsbeginsel op de eerste plaats behoort te komen,
L. overwegende dat de gezondheidszorgstelsels van de lidstaten, als onderdeel van hun socialezekerheidsstelsels, geconfronteerd
worden met de uitdagingen van nieuwe onderzoeks- en therapeutische technologieën, de vergrijzing (d.w.z. een enorme toename
van het aantal zeer oude en kwetsbare personen, die een op maat gesneden gezondheidsscreening en passende zorg behoeven),
hogere verwachtingen van de burgers en de waarborging van universele toegang tot deze stelsels voor alle burgers,
M. overwegende dat het ouder worden van de personen die in de zorgsector werkzaam zijn in een aantal lidstaten een probleem
is, net als het ouder worden van de grote groep personen die onbetaald zorg aanbieden,
N. overwegende dat nieuwe diagnose- en therapeutische technologieën niet alleen de financiële stabiliteit van de gezondheidszorgstelsels
in gevaar brengen, maar vooral zorgen voor nieuwe mogelijkheden en hoop in de permanente strijd van de mens tegen ziekten
en ouderdom; dat evenwel mede rekening gehouden moet worden met de toenemende armoede onder ouderen,
O. overwegende dat preventie de doeltreffendste en effectiefste vorm van gezondheidszorg is en dat betaalbare, hoogwaardige,
voor eenieder toegankelijke preventieve zorg tot een verlenging van de gemiddelde levensduur, een lagere ziektefrequentie
en lagere ziektekosten leidt, en bijdraagt tot de duurzame betaalbaarheid van de gezondheidszorg,
P. overwegende dat, hoewel de meerderheid van de ouderen gezond en zelfstandig leeft, een groot aantal van hen toch met ziekten
en handicaps kampt en derhalve behoefte heeft aan hoogwaardige, geïntegreerde sociale en gezondheidsdienten met een passende
geriatrische (d.w.z. multidisciplinaire en holistische) screening, hetgeen de enige maatregel is die handicaps kan terugdringen,
alsook onnodige langdurige zorg voor de leden van deze groep kan voorkomen,
Q. overwegende dat alles wat met de gezondheid te maken heeft de burger-patiënt als middelpunt heeft; dat hij de gezondheidszorg
aangeboden krijgt en daarvoor betaalt, hetzij direct, hetzij indirect in de vorm van een verzekering of belastingen; verder
overwegende dat de burger met name belang heeft bij beschikbaarheid, toegankelijkheid, geëigendheid en kwaliteit van de zorg
en daarom over volledige informatie en het recht op vrije keuze moet beschikken met betrekking tot de mogelijkheden en het
gebruik van gezondheidszorg,
R. overwegende dat de kwaliteit van gezondheidszorg voornamelijk afhankelijk is van het opleidingsniveau en van het niveau van
permanente bijscholing van de personen die in de gezondheidszorg werkzaam zijn, alsook van geëigende arbeids- en arbeidsbeschermingsvoorwaarden,
de beschikbaarheid van hoogwaardige onderzoeks- en therapeutische technologieën, het niveau van organisatie van gezondheidsdiensten,
de kwaliteit van de communicatie en de uitwisseling van informatie tussen de zorgaanbieders en de patiënt,
S. overwegende dat er, gezien de enorme toename van het aantal kwetsbare ouderen, urgent behoefte bestaat aan de ontwikkeling
en bevordering van gerontologisch en geriatrisch onderwijs, zowel in 'undergraduate', als in 'postgraduate' opleidingsprogramma's,
teneinde alle professionals in de gezondheidszorg uit te rusten met de specifieke kennis en vaardigheden die nodig zijn om
deze groep betere en meer geëigende zorg te geven,
T. overwegende dat het Europees programma van communautaire actie op het gebied van de volksgezondheid (2003-2008) een geïntegreerde
benadering van het gezondheidsbeleid en van gezondheidszorg biedt, onder andere gebaseerd op gezondheidsbevordering en primaire
preventie, op het voorkomen van risico's voor de gezondheid, op de integratie van een hoog niveau van gezondheidsbescherming
in de definitie en tenuitvoerlegging van alle sectoriële beleidsmaatregelen en op het aanpakken van sociale ongelijkheid als
bron van gezondheidsproblemen,
U. overwegende dat de gezondheidszorg - net als economie - een zeer belangrijke tak van de wetenschap en onderzoek is; overwegende
dat het een uitermate groot gebied van wetenschappelijke ontwikkeling en onderzoek vormt, alsook voor concrete toepassing
in het dagelijks leven van de resultaten van wetenschappelijke studie en onderzoek; overwegende dat de gezondheidszorg, als
economische sector, veel arbeidsplaatsen en een aanzienlijke economische waarde oplevert,
V. overwegende dat er, naast fundamenteel onderzoek, daadwerkelijk behoefte bestaat aan klinisch onderzoek, dat aandacht besteedt
aan de huidige gezondheidsproblemen van de groter wordende groep kwetsbare ouderen en gericht is op het ontwikkelen van nieuwe
behandelmethoden voor het aanbieden van de meest effectieve en efficiënte zorg, aldus bijdragend aan een grotere kwaliteit
van leven,
W. overwegende dat de gezondheidszorg nauw samenhangt met economische groei en duurzame ontwikkeling en dan ook niet alleen
als een kostenfactor gezien moet worden, maar ook als een productieve investering die realiseerbaar is door een doeltreffend
beleid op dit terrein,
X. overwegende dat samenwerking op het gebied van gezondheidszorg deel uitmaakt van de totstandbrenging van een gezonder Europa
en dat de verwezenlijking hiervan voornamelijk de taak van de lidstaten is; overwegende dat voor de verbetering en ontwikkeling
van een kwalitatief hoogstaande, toegankelijke en duurzame gezondheidszorg uitwisseling van ervaringen tussen de lidstaten
nodig is; overwegende dat de gezondheidszorg een duidelijke rol in de Lissabon-strategie dient te krijgen;
Y. overwegende dat thuiszorg, die verzorging in de eigen vertrouwde omgeving mogelijk maakt, steeds populairder wordt en dat
deze vorm van zorg een zinvolle aanvulling is op intramurale zorg, en een belangrijke dienst is met een groot werkgelegenheidspotentieel,
Z. overwegende dat in de mededeling van de Commissie over de Agenda voor het sociaal beleid (COM(2000)0379) wordt aangegeven
dat de invoering van een socialegezondheidsverzekering een essentieel element is geweest van de hervormingen in de gezondheidszorg,
en het feit wordt onderstreept dat zeven van de tien nieuwe lidstaten de voorkeur geven aan een op een verzekering gebaseerd
systeem, in plaats van een op een belasting gebaseerd systeem,
1. stelt vast dat de Commissie - onder andere binnen het kader van de open coördinatiemethode - nationale en, waar van toepassing,
lokale overheden wil steunen bij het ontwikkelen en hervormen van de gezondheidszorg, en verlangt in dit verband dat ten volle
rekening wordt gehouden met de absolute soevereiniteit van de nationale, respectievelijk lokale overheden ten aanzien van
de opzet, en met name de verschillende financieringssystemen, van de gezondheidszorg, zodat zij gemeenschappelijk gedefinieerde
doelstellingen voor het moderniseren van de socialezekerheidsstelsels kunnen verwezenlijken;
2. wijst erop dat bij het proces van de open coördinatiemethode noch de bevoegdheden van de lidstaten op het gebied van de sociale
bescherming uitgehold mogen worden, noch voorbij mag worden gegaan aan het subsidiariteitsbeginsel; is van mening dat elke
lidstaat ook in de toekomst zelf moet beslissen op welke wijze gemeenschappelijk gedefinieerde doelstellingen voor het moderniseren
van de socialezekerheidsstelsels moeten worden verwezenlijkt;
3. dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan om bij de vaststelling van gemeenschappelijke doelstellingen en indicatoren
meer rekening te houden met het belang van preventie en gezondheid;
4. bekritiseert dat de geplande opzet van coördinatie van de gezondheidssector, in het bijzonder door de koppeling van de databanken,
de administratieve capaciteiten van de lidstaten duidelijk te boven gaat; stelt voor dat de gegevensverzameling voorlopig
slechts voor enkele bijzonder relevante sectoren moet gelden;
5. is verheugd over het besluit van de Raad om de open coördinatiemethode op het gebied van de gezondheidszorg en langdurige
zorg toe te passen; bevestigt zijn steun voor de drie basisdoelstellingen, te weten toegang voor eenieder tot gezondheidszorg
(ongeacht inkomen en/of vermogen), kwaliteit en betaalbaarheid op de lange termijn; roept de lidstaten op deze prioriteiten
expliciet te maken en universele toegang zonder onevenredig lange wachtlijsten te garanderen en wijst erop dat het een permanente
taak moet zijn deze doelstellingen met elkaar in overeenstemming te brengen; is van mening dat het recht van de burger op
equivalente gezondheidszorg in elke lidstaat versterking behoeft; roept de lidstaten op de nodige maatregelen te nemen om
ervoor te zorgen dat deze rechten worden geëerbiedigd, en dat met name toeristen niet tegen hun zin en in weerwil van hun
rechten gedwongen worden een beroep te doen op dure privé-zorg;
6. dringt er bij de lidstaten op aan actief iets te doen om in te spelen op de gezondheidsbehoeften van de armste leden van
de samenleving en aan hun toegang tot gezondheidszorg; wijst op het feit dat universele dekking gebaseerd moet zijn op solidariteit
en een veiligheidsnet moet vormen tegen armoede en sociale uitsluiting, met name ten behoeve van personen met een laag inkomen
en personen van wie de gezondheidssituatie intensieve, langdurige of dure zorg behoeft, inclusief palliatieve zorg en stervensbegeleiding;
7. betreurt het dat de Commissie de modernisering van de sociale bescherming op het terrein van de gezondheidszorg enkel en
alleen vanuit de eisen van het stabiliteitspact benadert; betreurt het dat de Commissie in haar tekst niet ingaat op de ontwikkeling
van de uitgaven in de verschillende sectoren van de gezondheidszorg (behandeling, verpleging enz.) en al evenmin op de impact
van preventie in de verschillende lidstaten;
8. deelt de opvatting dat de gezondheidszorgstelsels in de Unie met gemeenschappelijke uitdagingen worden geconfronteerd in
de vorm van de geneeskundig-technische vooruitgang in combinatie met oplopende kosten, demografische ontwikkelingen, met name
het toenemende aantal kwetsbare ouderen, die aan meerdere kwalen lijden die vaak worden verergerd door ongunstige sociale
omstandigheden, de toenemende vraag naar gezondheidsdiensten en geneeskundige producten, alsook de steeds grotere mobiliteit
van de bevolking binnen de Gemeenschap;
9. is van mening dat de vergrijzing een uitdaging vormt en tegelijkertijd als kans dient te worden benut om mensen met hun grote
en waardevolle ervaringen in het kader van het actief ouder worden in de samenleving en ondernemingen te integreren;
10. wijst erop dat de toenemende levensverwachting voor de verdere ontwikkeling van de sociale infrastructuur beter gecoördineerde
geneeskundige diensten en zorgdiensten vereist;
11. erkent dat een toenemende mobiele communautaire bevolking en immigratie vanuit andere landen een administratieve uitdaging
kan vormen;
12. benadrukt het belang van preventie en van betaalbare zorg voor de eigen gezondheid als de meest doeltreffende wapens in de
strijd tegen ziekten, en verzoekt de regeringen van de lidstaten te werken aan bevordering van de coördinatie van preventieprogramma's
gericht op verschillende leeftijdsgroepen, die de bevordering van gezondheid en gezondheidseducatie als prioriteit hebben
en preventieve maatregelen een significant hogere prioriteit geven bij het feitelijke gebruik van diensten, waaronder regelmatige
preventieve onderzoeken en vaccinatie in overeenstemming met wetenschappelijke inzichten, en verzoekt hen universele toegang
tot deze maatregelen te garanderen; beveelt daarnaast geëigende geriatrische screening van kwetsbare ouderen aan, teneinde
hun levenskwaliteit te verhogen en onnodig langdurig verblijf in ziekenhuizen en verzorgingstehuizen te voorkomen, hetgeen
op zijn beurt een grote bijdrage zal leveren aan het terugdringen van de kosten voor gezondheidszorg;
13. wijst erop dat het voorkomen van de "grote doders" (zoals kankers en hart- en vaatziekten), evenals de "grote verlammers"
(zoals spier- en skeletaandoeningen en andere chronische arbeidskwalen, gezondheidsproblemen ten gevolge van ongezonde eetpatronen,
drugs, milieuaantasting en te geringe fysieke activiteit) aanzienlijk zou kunnen worden verminderd door algemene, sectoroverschrijdende
maatregelen en individuele preventieve beleidsmaatregelen, alsmede een verbetering van de bestrijding van de factoren die
ziekten op de werkplaats en de leefomgeving van mensen veroorzaken; onderstreept dan ook de betekenis van bedrijfsgezondheidszorg,
om ziekten en gezondheidsproblemen te voorkomen dan wel tijdig te ontdekken;
14. beklemtoont dat de burger als begunstigde en afnemer van zorg in elk systeem van gezondheidszorg en langdurige zorg de hoofdrol
toekomt; zijn of haar rechten zijn primordiaal, waaronder in de eerste plaats het recht op volledige informatie over de eigen
gezondheid, de mogelijkheden op het vlak van gezondheidszorg en langdurige zorg die door de verschillende aanbieders op de
markt worden geboden;
15. dringt er bij de lidstaten en de Commissie op aan om, met name met behulp van het actieprogramma op het gebied van de volksgezondheid,
te zorgen voor harmonisering van de gegevensverzameling en verbetering van de situatie met betrekking tot gegevens, en burgers
en aanbieders van diensten middels het in oprichting zijnde EU-gezondheidsloket de mogelijkheid te bieden van toegang tot
informatie over de gezondheidszorg in en het gezondheidszorgbeleid van andere lidstaten;
16. is verheugd over de nadruk die de Commissie legt op verbetering van de communicatie tussen disciplines en organen, en de
samenwerking tussen de afzonderlijke aanbieders van gezondheidszorg en langdurige zorg op de gebieden preventie, diagnostiek
en therapie; is van mening dat de huisarts een sleutelrol bij deze communicatie en samenwerking speelt, en de uitwisseling
van reeds bestaande informatie leidt tot een hogere kwaliteit en efficiëntie van de aangeboden zorg, verlaging van het gevaar
van schade voor de patiënt en effectiever gebruik van mankracht en middelen;
17. is bezorgd over de aanzienlijke verschillen tussen de oude lidstaten en de grote meerderheid van de nieuwe lidstaten ten
aanzien van de gezondheidstoestand van de bevolking, alsmede de toegang tot, de kwaliteit van en de aangewende middelen in
de gezondheidszorg en langdurige zorg; dringt er bij de Commissie en de oude lidstaten op aan met behulp van het actieprogramma
voor de gezondheidszorg en andere passende instrumenten, in het bijzonder de "open-coördinatiemethode", de nieuwe lidstaten
bij hun inspanningen ter verbetering van de gezondheidszorg en de langdurige zorg te ondersteunen;
18. benadrukt het belang van gezondheidszorg, langdurige zorg en sociale zorg in de nationale economieën vanwege het grote aantal
personen dat nu al in deze sector werkzaam is en het potentieel van de sector om in de toekomst nog veel meer banen te creëren
bij verschillende zorgaanbieders, hetgeen leidt tot meer concurrentie en meer groeipotentieel voor nationale economieën; wijst
erop dat de geleidelijke vergrijzing van de bevolking van de Europese Unie steeds meer economische middelen en personeel voor
ouderenzorg zal vereisen; is bovendien van mening dat er in veel lidstaten dringend behoefte bestaat aan maatregelen voor
het aanwerven en 'vasthouden' van personeel in de zorgsector;
19. wijst erop dat de toenemende behoefte aan dienstverlening in de gezondheidszorg- en zorgsector extra arbeidsplaatsen met
méér kwaliteit creëert;
20. verzoekt de regeringen van de lidstaten doeltreffende maatregelen te nemen voor het versterken van de positie van de burger
bij het doen van een beroep op gezondheidszorg en langdurige zorg, steun te geven aan verbetering van de beschikbaarheid van
informatie voor burgers en van de mogelijkheden voor de burger vrijelijk te beslissen over het gebruik van gezondheidszorg
en langdurige zorg; is van mening dat, om dit mogelijk te maken, er behoefte bestaat aan meerdere zorgaanbieders, alsook aan
toegang tot informatie over een gezonde levensstijl, preventiemogelijkheden, en diagnose- en therapeutische mogelijkheden;
is verder van mening dat de toegang tot dergelijke informatie niet mag worden beperkt, met name niet met het oog op besparingen
bij overheidsuitgaven;
21. wijst erop dat sommige lidstaten het door de patiënt te betalen deel van de gezondheidskosten verhogen en verlangt in dit
verband dat benadeelde groepen ook in de toekomst toegang tot geëigende gezondheidszorg houden;
22. maakt zich zorgen over het feit dat in een groot aantal lidstaten onredelijke lange wachttijden voor bepaalde urgente en
niet-urgente behandelingen bestaan; roept deze lidstaten op specifieke inspanningen te verrichten om de wachttijden te reduceren;
roept de lidstaten op om, daar waar lange wachtlijsten bestaan en een gelijkwaardige of even efficiënte behandeling voor de
patiënt in het eigen land niet tijdig kan worden aangeboden, nauw met elkaar samen te werken, teneinde met inachtneming van
het subsidiariteitsbeginsel, het evenwicht van de nationale stelsels en een financieel evenwicht een hoog niveau van gezondheidsbescherming
en van sociale zekerheid voor alle EU-burgers te waarborgen;
23. roept de regeringen van de lidstaten op concrete steun te verlenen aan de uitwisseling van informatie (waaronder tussen de
verschillende instellingen en disciplines die bij de zorg voor individuele patiënten een rol spelen) en het gebruik van elektronische
communicatietechnologieën binnen de gezondheidszorg en langdurige zorg; roept de Commissie en de regeringen van de lidstaten
op meer en systematischer steun te verlenen aan de ontwikkeling van zogenaamde elektronische gezondheidszorg;
24. maakt zich zorgen over het feit dat in veel lidstaten - hoewel niet overal in even grote mate - sprake is van een toenemend
tekort aan gekwalificeerde artsen, geneeskundig en verzorgend personeel; roept de lidstaten met klem op om specifieke inspanningen
te verrichten om de arbeidskwaliteit te verhogen, deze beroepen aantrekkelijker te maken en de bestaande personeelstekorten
weg te werken; benadrukt de noodzaak van bevordering van bij- en nascholing van de vrijwilligers en de gekwalificeerde werknemers
in deze sector;
25. betreurt dat inzake vragen van versterkte coördinatie geen bijzondere waarde wordt gehecht aan feedback door de actoren in
het veld; wijst erop dat aan de informatiestroom "bottom up" binnen functionerende bestuursmodellen een vooraanstaande plaats
wordt toegekend;
26. betreurt dat er in het algemeen niet meer aandacht wordt besteed aan wetenschappelijke behoefteanalysen; herinnert eraan
dat wetenschappelijke gegevens van andere organisaties niet zonder voorafgaande verificatie kunnen worden overgenomen; beveelt
aan eigen gegevens meer via bestaande onderzoeksprogramma's te verwerven.
27. roept de regeringen van de lidstaten op de onderwijs- en opleidingssystemen van professionals in de gezondheidszorg nauwer
op elkaar af te stemmen, de wederzijdse erkenning van beroepskwalificaties te bevorderen, en aldus de mobiliteit van gezondheidswerkers
te vergemakkelijken en de vereisten inzake de uitrusting van gezondheidszorginstellingen en het gebruik van nieuwe onderzoeks-
en therapeutische technologieën beter te coördineren en beter met elkaar in overeenstemming te brengen, en aldus bij te dragen
tot een vergelijkbare kwaliteit van de gezondheidszorg in alle lidstaten;
28. benadrukt dat de waarborging van de betaalbaarheid van de zorg een optimale benutting van de bestaande hulpbronnen vereist;
wijst erop dat dit doel alleen kan worden bereikt indien de kwaliteit van de gezondheidszorgstelsels beter dan tot nu toe
het geval is transparant wordt gemaakt, indien de lidstaten systematische programma's inzake kwaliteitsborging en op bewijs
gestoelde behandelingsrichtsnoeren introduceren en voorzover ze openbare middelen alleen nog voor geneeskundige producten
en technologieën met een aangetoond nut gebruiken;
29. onderstreept de noodzaak dat de lidstaten de geneeskundige en medisch-technische vooruitgang in sterkere mate op effectiviteit,
nut en een gunstige kosten/batenverhouding controleren; verzoekt de Commissie te kijken naar de mogelijkheid om te zorgen
voor het onderling vergelijken en coördineren van de evaluatie van de gezondheidstechnologie en de medische richtsnoeren in
de lidstaten;
30. spoort de lidstaten aan om ruim vóór de volgende Europese Raad nationale voorlopige verslagen te presenteren;
31. is van mening dat de gezondheidszorg van kwetsbare ouderen een geëigend gebied is voor onderzoek op Europees niveau;
32. roept de Commissie op tegen eind 2005 voorstellen te presenteren met beleidsoriëntaties, gemeenschappelijke doelstellingen,
werkmethodes en een gedetailleerd tijdschema, en daarin mede te benadrukken dat de verantwoordelijkheid voor de publieke gezondheidszorg
bij de lidstaten ligt;
33. benadrukt dat bij de vaststelling van indicatoren en de interpretatie van de resultaten uiterst voorzichtig te werk moet
worden gegaan en dat rekening moet worden gehouden met de bestaande verschillen tussen de gezondheidszorgstelsels; dringt
in het bijzonder aan op de ontwikkeling van indicatoren voor het meten van een billijke toegang tot en en van de kwaliteit
en efficiëntie van de zorg;
34. dringt er bij de Europese Raad op aan om, met het oog op de rationalisering van de open coördinatiemethode in het voorjaar
van 2006, een geïntegreerd kader op het gebied van de sociale bescherming te ontwikkelen en een uniforme lijst van gemeenschappelijke
doelstellingen op de gebieden sociale integratie, pensioenen, gezondheidszorg en langdurige zorg goed te keuren;
35. roept de Raad en de Commissie op het Parlement over hun voorstellen te informeren;
36. dringt er bij de lidstaten en de Commissie op aan patiëntenorganisaties meer dan tot nu toe het geval is bij beslissingen
met betrekking tot de gezondheidszorg te betrekken en hun werk op geëigende wijze te ondersteunen;
37. dringt er bij de lidstaten en de Commissie op aan bij alle maatregelen met betrekking tot de gezondheid rekening te houden
met specifieke vrouwenaspecten; roept de Commissie op een nieuw rapport over de gezondheidssituatie van vrouwen in de EU voor
te leggen;
38. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, het Comité sociale bescherming en de
parlementen van de lidstaten.