Door de Commissie voorgestelde tekst(1) | | Amendementen van het Parlement |
Amendement 1
Titel van de verordening
|
Richtlijn
van het Europees Parlement en de Raad betreffende de strafrechtelijke bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap | | Verordening
van het Europees Parlement en de Raad betreffende de strafrechtelijke bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap |
Amendement 2
Overweging 4
|
| (4) | Krachtens artikel 280 van het Verdrag is het mogelijk in een communautair wetgevingsinstrument de inhoud op te nemen van alle bepalingen van deze instrumenten die geen betrekking hebben op de toepassing van het nationale strafrecht of de nationale rechtsbedeling in de lidstaten. |
| |
| (4) | Sedert de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam is de Raad overeenkomstig artikel 280, lid 4 van het Verdrag gehouden de nodige maatregelen vast te stellen op het gebied van de preventie en bestrijding van fraude waardoor de financiële belangen van de Gemeenschap worden geschaad om in de lidstaten een doelmatige en gelijkwaardige bescherming te bieden. |
|
Amendement 3
Overweging 4 bis (nieuw)
|
| | (4 bis) De financiële belangen van de Gemeenschap zijn essentiële belangen van de Gemeenschap. De bescherming ervan dient onder de eerste pijler te vallen |
Amendement 4
Overweging 12
|
| (12) | Het nationale recht moet waar nodig worden aangepast in die zin dat de confiscatie van de opbrengsten van daden van fraude, corruptie en het witwassen van geld mogelijk wordt gemaakt. |
| |
| (12) | Het nationale recht moet waar nodig worden aangepast in die zin dat bewijsleverend en/of conservatoir beslag en
de confiscatie van de opbrengsten van daden van fraude, corruptie en het witwassen van geld mogelijk wordt gemaakt. |
|
Amendement 5
Overweging 13 bis (nieuw)
|
| | (13 bis) Het is met name zaak een doelmatige coördinatie op te zetten tussen OLAF en de lidstaten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF)1 om te zorgen voor een rechtelijk of bestuurlijk vervolg van de onderzoeken van OLAF, en voor het in aanmerking nemen van de rol van OLAF in de nationale wetboeken van strafvordering. _________________ 1PB L 136 van 31.5.1999, blz. 1. |
Amendement 6
Overweging 13 ter (nieuw)
|
| | (13 ter) Het is tevens zaak om nu reeds, overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EG) nr. 1073/1999, de noodzakelijke aanpassingen te overwegen, met name voor wat betreft de wettigheid en efficiëntie van de activiteiten van OLAF. |
Amendement 7
Overweging 14
|
| (14) | De lidstaten die de instrumenten nog moeten ratificeren die zijn vastgesteld op grond van Titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie en die betrekking hebben op de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen, gaan onverwijld tot deze ratificatie over, zodat de bepalingen die niet binnen het toepassingsgebied van artikel 280, lid 4, van het Verdrag vallen, te weten met name die betreffende de bevoegdheid, de wederzijdse rechtshulp, de overdracht en centralisatie van strafvervolgingen, de uitlevering en de uitvoering van vonnissen, eveneens in werking kunnen treden. |
| |
| (14) | Deze verordening loopt niet vooruit op latere institutionele ontwikkelingen zoals de instelling van de functie van een Europese openbare aanklager voor de bescherming van de belangen van de Gemeenschap door wijziging van artikel 280 van het Verdrag tijdens de eerstvolgende Intergouvernementele Conferentie. |
|
Amendement 11
Overweging 15 bis (nieuw)
|
| | (15 bis) Deze verordening maakt een integrerend deel uit van het acquis communautaire en moet in de wetgevingen van de kandidaat-landen voor toetreding worden opgenomen. |
Amendement 12
Artikel 2, lid 3, alinea 1
|
| 3. | wordt onder "nationaal ambtenaar” verstaan, de persoon die de hoedanigheid van "ambtenaar” of "overheidspersoon” in de zin van het nationale recht van de lidstaat heeft voor de toepassing van het strafrecht van die lidstaat. |
| |
| 3. | wordt onder "nationaal ambtenaar” verstaan, de persoon die de hoedanigheid van "ambtenaar van de landelijke of een lagere overheid
" of "overheidspersoon” in de zin van het nationale recht van de lidstaat heeft voor de toepassing van het strafrecht van die lidstaat. |
|
Amendement 13
Artikel 3, lid 1, letter a), streepje 1
|
| - | valse, onjuiste of onvolledige verklaringen of documenten worden gebruikt of overgelegd, met als gevolg dat middelen afkomstig van de algemene begroting van de Gemeenschap of van de door of voor de Gemeenschap beheerde begrotingen, wederrechtelijk worden ontvangen of achtergehouden; |
| |
| - | valse, onjuiste of onvolledige verklaringen of documenten worden opgesteld, verstrekt,
gebruikt of overgelegd, met als gevolg dat middelen afkomstig van de algemene begroting van de Gemeenschap of van de door of voor de Gemeenschap beheerde begrotingen, wederrechtelijk worden ontvangen of achtergehouden; |
|
Amendement 15
Artikel 3, lid 1, letter b), streepje 1
|
| - | valse, onjuiste of onvolledige verklaringen of documenten worden gebruikt of overgelegd, met als gevolg dat de middelen van de algemene begroting van de Gemeenschap of van de door of voor de Gemeenschap beheerde begrotingen wederrechtelijk worden verminderd; |
| |
| - | valse, onjuiste of onvolledige verklaringen of documenten worden opgesteld, verstrekt,
gebruikt of overgelegd, met als gevolg dat de middelen van de algemene begroting van de Gemeenschap of van de door of voor de Gemeenschap beheerde begrotingen wederrechtelijk worden verminderd; |
|
Amendement 14
Artikel 3 bis (nieuw)
|
| | Artikel 3 bis Fraude bij aanbestedingen In de zin van deze verordening wordt op het gebied van de gunning van een opdracht in het kader van een aanbesteding waarop het Gemeenschapsrecht van toepassing is als fraude aangemerkt het indienen van een offerte op basis van een overeenkomst die is gesloten om de concurrentie te beperken en die tot doel heeft de bevoegde instantie de offerte te doen accepteren. |
Amendement 16
Artikel 4 bis (nieuw)
|
| | Artikel 4 bis Ambtsmisbruik In de zin van deze verordening wordt als ambtsmisbruik aangemerkt het feit dat een ambtenaar die de bevoegdheid heeft om te beschikken over middelen afkomstig uit de begroting van de Europese Unie deze ontvreemdt of verduistert, hetzij door te besluiten een subsidie, steun of vrijstelling toe te kennen aan een persoon die duidelijk geen recht heeft op een dergelijk besluit, hetzij door rechtstreekse of indirecte tussenkomst bij het toekennen van steun of vrijstelling van de afdracht van rechten voor bedrijven of zakelijke activiteiten waarin hij een persoonlijk belang heeft. |
Amendement 17
Artikel 4 ter (nieuw)
|
| | Artikel 4 ter Criminele vereniging In de zin van deze verordening wordt als criminele vereniging aangemerkt elke uit drie of meer personen bestaande duurzame organisatiestructuur die tot doel heeft samen te werken teneinde de in dit hoofdstuk vermelde delicten te plegen. |
Amendement 19
Artikel 7, lid 2
|
| 2. | De lidstaten nemen de nodige maatregelen opdat het opzettelijk opstellen of verstrekken van valse, onjuiste of onvolledige verklaringen of documenten die de in artikel 3 bedoelde fraude tot gevolg hebben, als strafbare feiten worden aangemerkt, wanneer die handelingen niet reeds strafbaar zijn, hetzij als zelfstandig strafbaar feit, hetzij op grond van medeplichtigheid aan, uitlokking van of poging tot fraude als omschreven in genoemd artikel. |
| | Schrappen. |
Amendement 27
Artikel 10, alinea 1
|
Onverminderd de bepalingen van de tweede alinea, nemen de lidstaten de nodige maatregelen opdat de in hoofdstuk II bedoelde gedragingen, alsmede medeplichtigheid aan, uitlokking van en, met uitzondering van de in artikel 4 bedoelde gedragingen, de poging tot bedoelde gedragingen, doeltreffende, evenredige en afschrikkende strafrechtelijke sancties worden gesteld, met inbegrip, tenminste bij ernstige fraude, van vrijheidsstraffen. | | Onverminderd de bepalingen van de tweede alinea, nemen de lidstaten de nodige maatregelen opdat de in hoofdstuk II bedoelde gedragingen, alsmede medeplichtigheid aan, uitlokking van en, met uitzondering van de in artikel 4 bedoelde gedragingen, de poging tot bedoelde gedragingen, doeltreffende, evenredige en afschrikkende strafrechtelijke sancties worden gesteld, met inbegrip, tenminste bij ernstige fraude, van vrijheidsstraffen die tot uitlevering kunnen leiden
. |
Amendement 28
Artikel 12 bis (nieuw)
|
| | Artikel 12 bis Rechtsmacht Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen om zijn rechtsmacht te vestigen ten aanzien van de overeenkomstig artikel 7 strafbaar gestelde feiten voor de gevallen waarin:
| a) | een strafbaar feit, de deelneming aan of de poging tot het plegen van een strafbaar feit geheel of gedeeltelijk op zijn grondgebied is begaan; |
| b) | de dader één van zijn onderdanen of ambtenaren is; |
| c) | het strafbaar feit is begaan tegen een onderdaan van de lidstaat of hij nu nationale of communautaire ambtenaar of lid van een communautaire instelling is; |
| d) | de dader een communautaire ambtenaar is in dienst van een instelling van de Europese Gemeenschappen of van een orgaan, dat is opgericht overeenkomstig de verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen en dat zijn zetel in de betrokken lidstaat heeft. |
|
Amendement 29
Artikel 12 ter (nieuw)
|
| | Artikel 12 ter Uitlevering en vervolging
| 1. | Elke lidstaat die ingevolge zijn nationale recht geen eigen onderdanen uitlevert, treft de nodige maatregelen om zijn rechtsmacht te vestigen ten aanzien van de overeenkomstig artikel 7 strafbaar gestelde feiten, indien deze strafbare feiten worden begaan door zijn eigen onderdanen buiten zijn grondgebied. |
|
| |
| 2. | Wanneer een onderdaan van een lidstaat ervan wordt verdacht zich in een andere lidstaat schuldig te hebben gemaakt aan strafbaar gestelde gedragingen als bedoeld in hoofdstuk II, en de lidstaat de betrokkene louter op grond van zijn of haar nationaliteit niet aan die andere lidstaat uitlevert, legt deze lidstaat de zaak aan zijn bevoegde autoriteiten voor opdat, indien daartoe aanleiding bestaat, een strafvervolging kan worden ingesteld. Met het oog op de strafvervolging worden de dossiers, inlichtingen en voorwerpen die op het strafbare feit betrekking hebben, overeenkomstig artikel 6 van het Europees Verdrag betreffende uitlevering toegezonden. De verzoekende lidstaat wordt in kennis gesteld van de vervolging en de afloop daarvan. |
|
| |
| 3. | Een lidstaat mag uitlevering in geval van fraude waardoor de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen worden geschaad, niet weigeren op grond van het loutere feit dat het gaat om een delict inzake heffingen of douanerechten. |
|
| |
| 4. | Voor de toepassing van dit artikel worden onder "onderdanen van een lidstaat” de personen verstaan als omschreven in de verklaring die de betrokken lidstaat heeft afgelegd uit hoofde van artikel 6, lid 1, onder b), van het Europees Verdrag betreffende uitlevering, alsmede de personen bedoeld in lid 1, onder c), van dat artikel. |
|
Amendement 30
Artikel 12 quater (nieuw)
|
| | Artikel 12 quater Samenwerking
| 1. | Wanneer twee of meer lidstaten betrokken zijn bij een krachtens artikel 7 strafbaar gesteld feit, werken deze lidstaten doeltreffend samen bij het onderzoek, de vervolging en de bestraffing van het strafbare feit, bij voorbeeld door middel van wederzijdse rechtshulp, uitlevering, overdracht van strafvervolging of tenuitvoerlegging van in een andere lidstaat gewezen rechterlijke beslissingen. |
|
| |
| 2. | Wanneer meer dan één lidstaat bevoegd is en elk van hen ter zake van dezelfde feiten een vervolging kan instellen, bepalen de betrokken lidstaten in onderling overleg en in coördinatie met OLAF wie van hen de dader of daders zal vervolgen, met het doel de vervolging zo mogelijk in één lidstaat te centraliseren. |
|
Amendement 31
Artikel 13, lid 1 bis (nieuw)
|
| | 1 bis. Verordening (EG) nr. 1073/1999 is volledig van toepassing. De rol van OLAF moet worden vastgelegd in een statuut in de nationale wetboeken van strafvordering. |
- gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2001) 272(2)
),
- gelet op artikel 251, lid 2 en artikel 280, lid 4 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C5-0225/2001
),
- gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en de adviezen van de Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken en de Commissie juridische zaken en interne markt (A5-0390/2001
),
2. verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;
3. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.