Resolutie van het Europees Parlement over de overgangsregeling die het vrij verkeer van werknemers op de arbeidsmarkten van
de Europese Unie beperkt (2006/2036(INI))
Het Europees Parlement
,
– gelet op artikel 2, eerste streepje van het EU-Verdrag,
– gelet op artikel 3, lid 1, letter c), en de artikelen 12 en 39 van het EG-Verdrag,
– gelet op het toetredingsverdrag dat op 16 april 2003 is ondertekend door de lidstaten van de EU-15, enerzijds, en door de
Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek
Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek, anderzijds (het toetredingsverdrag)(1)
,
– gezien de mededeling van de Commissie van 8 februari 2006, getiteld 'Verslag over het functioneren van de overgangsregelingen
als vastgesteld in het toetredingsverdrag van 2003 (periode 1 mei 2004 - 30 april 2006)' (COM(2006)0048),
– onder verwijzing naar de tijdens zijn op 5 en 6 december 2005 gehouden vergadering van het uitvoerend comité van het Europees
Verbond van Vakverenigingen (EVV) aangenomen resolutie, getiteld 'Naar vrij verkeer van werknemers in een uitgebreide Europese
Unie',
– gelet op artikel 45 van zijn Reglement,
– gezien het rapport van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (A6-0069/2006),
A. overwegende dat het vrij verkeer van werknemers een van de vier fundamentele vrijheden van het EG-Verdrag is en ook een manier
is waarop de solidariteit tussen de EU-15 en de nieuwe lidstaten tot uitdrukking komt, en overwegende dat het vrij verkeer
van personen een recht is maar niet mag dienen om massale stromen van arbeidskrachten en andere personen op gang te brengen,
B. overwegende dat het toetredingsverdrag voorziet in de mogelijkheid tot invoering van een overgangsregeling voor het vrij
verkeer van werknemers in drie fasen (2 + 3 + 2 jaar),
C. overwegende dat 12 lidstaten van de EU-15 in mei 2004 een beperking van het vrij verkeer van werknemers uit acht nieuwe lidstaten
hebben aangenomen en als reactie daarop drie van de nieuwe lidstaten eveneens het vrij verkeer hebben beperkt, en overwegende
dat Duitsland en Oostenrijk van de mogelijkheid gebruik hebben gemaakt om de vrijheid van diensten in bepaalde sectoren te
beperken en die beperkingen met de overgangsregelingen voor het vrij verkeer van werknemers hebben verbonden,
D. overwegende dat er in een "standstillbepaling" wordt voorzien dat wanneer een oude lidstaat de toegang tot zijn arbeidsmarkt
tijdens de overgangsregeling beheerst met behulp van nationale wetgeving, de inwoners uit de nieuwe lidstaten niet mogen worden
geconfronteerd met ernstigere beperkingen dan werden toegepast op de dag van ondertekening van het toetredingsverdrag; dat
deze regel van toepassing is op de toegang op basis van nationale bepalingen of bilaterale akkoorden,
E. overwegende dat de standstillbepaling er ook in voorziet dat de lidstaten van de EU-15 een voorkeursregel(2)
in acht moeten nemen op grond waarvan inwoners van de nieuwe lidstaten voorrang hebben boven inwoners van derde landen wanneer
er een baan wordt aangeboden aan een burger van een land buiten de EU-15,
F. overwegende dat er mondiale problemen bestaan waaraan de EU niet kan ontkomen, met name opkomende economische machten, zoals
China en Zuidoost-Azië, en de ouder wordende bevolking in Europa, die op termijn kunnen leiden tot de ineenstorting van de
financiering van de systemen voor sociale zekerheid; dat het derhalve noodzakelijk is dat de EU haar concurrentiepositie verbetert
en meer banen creëert, waarvoor een grotere mobiliteit binnen de uitgebreide EU is vereist,
G. overwegende dat de Lissabon-strategie voor groei en werkgelegenheid (2005-2008) terecht benadrukt dat het noodzakelijk is
om beleid in te voeren dat de professionele en geografische mobiliteit bevoordeelt, en dat er in richtsnoer nummer 20 van
de werkgelegenheidsrichtsnoeren(3)
wordt verzocht de reactiviteit van de arbeidsmarkt te verbeteren door in het kader van de verdragen obstakels voor de mobiliteit
van werknemers in de hele EU uit de weg te ruimen,
H. overwegende dat het jaar 2006 tot Europees jaar van de mobiliteit van werknemers is uitgeroepen,
I. overwegende dat Richtlijn 2003/109/EG van de Raad van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen
van derde landen(4)
een juridisch kader vaststelt om aan degenen die legaal en reeds lange tijd in een lidstaat verblijven de mogelijkheid te
bieden de status van langdurig ingezetene te verwerven, waarbij deze personen in bepaalde omstandigheden ook in een andere
lidstaat mogen werken,
J. overwegende dat Richtlijn 2003/109/EG langdurig ingezeten onderdanen van derde landen in sommige gevallen een voordeliger
status inzake hun verblijfsrechten toekent, alsmede betere toegang tot de arbeidsmarkten van de EU-15 dan inwoners van acht
van de nieuwe lidstaten, en benadrukkend dat de solidariteit met werknemers uit derde landen niet tot discriminatie van de
werknemers uit de nieuwe lidstaten mag leiden,
K. overwegende dat de EU-15 op grond van de voorkeursregel bij de aanbieding van elke baan aan een burger van een land buiten
de EU-15 voorrang moeten geven aan burgers van de nieuwe lidstaten en dat er zo spoedig mogelijk procedurele regels voor de
tenuitvoerlegging van de voorkeursregel moeten worden opgesteld,
L. overwegende dat in de mededeling van de Commissie van 21 december 2005, getiteld 'Beleidsplan legale migratie' (COM(2005)0669), wordt verklaard dat de situatie op de arbeidsmarkten van de EU-lidstaten wordt gekenmerkt door structurele spanningen die
zich uiten in de gelijktijdige aanwezigheid van hoge werkloosheid en een groot tekort aan arbeidskrachten, en dat het voor
het oplossen van deze spanningen noodzakelijk is om maatregelen aan te nemen die een verhoogde flexibiliteit, een grotere
mobiliteit en een betere aanpassingscapaciteit aan de markten verzekeren,
M. overwegende dat het door de structurele spanningen waaronder de Europese economieën gebukt gaan in een aantal gevallen moeilijk
is te voorzien in de behoefte aan arbeidskrachten in bepaalde sectoren door alleen uit de reserves van de nationale arbeidsmarkt
te putten,
N. overwegende dat migratie uit de nieuwe lidstaten voordelige effecten heeft op de economieën van de lidstaten die hun arbeidsmarkt
hebben opengesteld, omdat deze de concurrentiepositie van bedrijven verbetert, zwartwerk vermindert, bijdraagt aan een verhoging
van het niveau van de economische groei en aan het ontstaan van nieuwe banen, en er in het land van ontvangst voor zorgt dat
het budget kan profiteren van hogere fiscale inkomsten,
O. overwegende dat niet alleen naar de positieve effecten van de opening van de arbeidsmarkt in de EU-15 moet worden gekeken
maar ook moet worden onderzocht welke positieve en negatieve effecten economische migratie op de nieuwe lidstaten heeft,
P. overwegende dat het feit dat werknemers uit de nieuwe lidstaten in de EU-15-lidstaten nog steeds niet de kans op legale tewerkstelling
aangeboden krijgen, nog meer illegale arbeid, grijze economie en uitbuiting van de werknemers in de hand heeft gewerkt,
Q. overwegende dat migratie een zeer gevoelig politiek thema is in de EU en dat er dus een grote behoefte bestaat aan adequate
informatieverstrekking aan Europese burgers over de grondslagen en praktische gevolgen van het vrij verkeer van werknemers
binnen de EU,
R. overwegende dat er door onvoldoende en slecht gestandaardiseerde gegevens over de intracommunautaire migratie momenteel geen
adequate statistische instrumenten bestaan die de Europese instellingen en de lidstaten in staat stellen de voornaamste trends
en de verschillende omstandigheden op de arbeidsmarkten van de uitgebreide EU te volgen,
S. overwegende dat de versnipperde statistische gegevens die door de lidstaten werden verzameld, aangeven dat de migratiestroom
binnen de EU-15 duidelijk hoger is dan de stroom uit de nieuwe lidstaten, zowel in absolute cijfers als op het niveau van
de gegevens naar bevolking in de werkende leeftijd; dat de migratie afkomstig uit de nieuwe lidstaten geen aanzienlijke druk
op de arbeidsmarkten van de EU-15 zet,
T. overwegende dat de statistische gegevens van de lidstaten ook aantonen dat de migratie uit derde landen qua volume de migratiestroom
binnen de EU ruim overschrijdt, zowel binnen de EU-15 als binnen de uitgebreide EU,
U. overwegende dat het, om het vertrouwen van de burgers voor het openstellen van de arbeidsmarkten van de EU-15 te winnen,
van essentieel belang is het nationale en EG-arbeidsrecht te eerbiedigen en met kracht toe te passen,
V. overwegende dat een beslissing van de betrokken lidstaten om de in het kader van de overgangsregeling opgelegde beperkingen
op te heffen, een duidelijk signaal zou zijn van solidariteit tussen de burgers van West- en Oost-Europa, die vele decennia
lang om onaanvaardbare redenen van elkaar waren gescheiden,
W. overwegende dat de lidstaten van de EU-15 voor 1 mei 2006 de Commissie formeel zullen moeten inlichten over hun voornemen
om de beperkende maatregelen te laten gelden voor een nieuwe periode van drie jaar,
X. overwegende dat de sociale partners, met name de EVV en de Unie van industriefederaties in de Europese Gemeenschap, zich
ondubbelzinnig voor een zo spoedig mogelijke opheffing van de momenteel in het kader van de overgangsregeling geldende beperkingen
hebben uitgesproken,
1. roept de lidstaten op de van kracht zijnde overgangsmaatregelen af te schaffen, gezien de afwezigheid van spanningen op de
arbeidsmarkten van de lidstaten die voor een openstelling zonder beperkingen hebben gekozen, en gezien het feit dat de vrees
voor een massale immigratiestroom niet gerechtvaardigd blijkt te zijn;
2. suggereert de lidstaten die kiezen voor een verlenging van de overgangsmaatregelen dit te doen op basis van een grondige
analyse van de bedreiging voor hun arbeidsmarkt die uitgaat van elke afzonderlijke nieuwe lidstaat;
3. stelt vast dat de overgangsperioden tot aanzienlijk meer zwartwerk en schijnzelfstandigheid bijdragen en in bepaalde regio's
in toegenomen mate de lonen onder druk zetten, tot oneerlijke arbeidsvoorwaarden leiden en tot discriminatie en de uitbuiting
van migrerende werknemers bijdragen;
4. roept de lidstaten op om de "standstillbepaling" en de voorkeursregel ten uitvoer te leggen, op grond waarvan burgers uit
de nieuwe lidstaten voorrang hebben boven burgers van derde landen wanneer er een vacature is;
5. roept de Commissie op de inbreukprocedure van artikel 226 van het EG-Verdrag onmiddellijk in te leiden tegen elke lidstaat
die zijn verplichtingen niet nakomt welke op grond van de artikelen 12, 39 of 42 van het EG-Verdrag of de "standstillbepaling"
van het toetredingsverdrag op hem neerkomen;
6. betreurt het dat meerdere lidstaten wetsbepalingen of administratieve maatregelen toepassen waarvan kan worden gezegd dat
deze het vrij verkeer van werknemers uit de nieuwe lidstaten zwaardere beperkingen opleggen dan ten tijde van de ondertekening
van het toetredingsverdrag werden opgelegd; concludeert dat deze beperkingen van de toegang van burgers uit nieuwe lidstaten
tot de arbeidsmarkten van de EU-15 verder reiken dan is toegestaan in het kader van de overgangsregeling;
7. betreurt het dat er lidstaten zijn waarin nog steeds bepalingen of administratieve maatregelen van kracht zijn die als discriminatie
tussen werknemers kunnen worden beschouwd;
8. verzoekt de Commissie en de lidstaten erop toe te zien dat het arbeidsrecht strikt wordt toegepast om zo een gelijke behandeling
van alle EU-werknemers, een eerlijke concurrentiestrijd tussen bedrijven en het voorkomen van sociale dumping te verzekeren;
verzoekt de Commissie en de lidstaten ervoor te zorgen dat migrerende werknemers hun fundamentele rechten en plichten kennen,
met name wat betreft de non-discriminatiewetgeving overeenkomstig artikel 13 van het EG-Verdrag;
9. verzoekt de Commissie en de lidstaten met nadruk hun inspanningen op te drijven om te garanderen dat bestaande gemeenschapswetgeving,
arbeidsrechtelijke normen en met name de bepalingen van Richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december
1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten(5)
naar behoren worden uitgevoerd, waar nodig door de administratieve samenwerking te versterken;
10. verzoekt de Commissie de grensoverschrijdende samenwerking tussen de arbeidsinspectiediensten van de lidstaten te versterken
en de mogelijkheid te onderzoeken om een Europees netwerk voor samenwerking tussen die diensten (Sociaal Europol) tot stand
te brengen;
11. roept de Commissie, de lidstaten, de sociale partners en andere gespecialiseerde organen in de publieke en private sector
op een eerlijke, doorzichtige procedure in te stellen die burgers van de nieuwe lidstaten in staat stelt werk te vinden onder
fatsoenlijke arbeidsvoorwaarden en in een gezonde, veilige omgeving;
12. verzoekt de Commissie en de Raad uiterlijk tegen januari 2009 gestandaardiseerde statistieken over migratie binnen de EU
op te stellen, een systeem voor systematisch toezicht op de migratie van werknemers binnen de EU te ontwikkelen en de voor
die activiteiten noodzakelijke financiële middelen beschikbaar te stellen;
13. verzoekt de Commissie, de Raad en de lidstaten een informatiecampagne te lanceren voor het brede publiek, om zo de burgers
beter te informeren over de grondslagen en gevolgen van het vrij verkeer van werknemers binnen de EU en discriminatie gebaseerd
op nationaliteit, ras of elke andere discriminatie die krachtens artikel 13 van het EG-Verdrag verboden is, te helpen bestrijden;
14. verzoekt de EU-15 om over te gaan tot een adequate raadpleging van de sociale partners volgens de vereisten van de nationale
gebruiken en praktijken voordat zij een beslissing nemen over het beëindigen of verlengen van overgangsregelingen met betrekking
tot het vrij verkeer van werknemers uit de nieuwe lidstaten;
15. verzoekt de lidstaten die de overgangsregelingen willen verlengen, gedurende de volgende fase reeds de nodige voorwaarden
te scheppen opdat na 2009 de overgangsregelingen niet nog eens zouden moeten worden verlengd;
16. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de parlementen van de lidstaten,
de toetredingslanden en de kandidaat-lidstaten.
Lijst bedoeld in artikel 24 van de toetredingsakte – zie voor de Tsjechische Republiek Bijlage V, paragraaf 14; zie voor
de Republiek Estland Bijlage VI, paragraaf 14; zie voor de Republiek Letland Bijlage VII, paragraaf 14; zie voor de Republiek
Litouwen Bijlage IX, paragraaf 14; zie voor de Republiek Hongarije Bijlage X, paragraaf 14; zie voor de Republiek Polen Bijlage
XII, paragraaf 14; zie voor de Republiek Slovenië Bijlage XIII, paragraaf 14; zie voor de Slowaakse Republiek Bijlage XIV,
paragraaf 14.
Beschikking 2005/600/EG van de Raad van 12 juli 2005 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten
(PB L 205 van 6.8.2005, blz. 21).