Besluit van het Europees Parlement over de sluiting van het Interinstitutioneel akkoord betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (2004/2099(ACI) - 2006/2028(ACI))
Het Europees Parlement
,
– gelet op het EG-Verdrag en inzonderheid artikel 272 daarvan,
– gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 6 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure(1)
en inzonderheid punt 26 daarvan,
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 8 juni 2005 over beleidsuitdagingen en begrotingsmiddelen in de uitgebreide Unie 2007-2013(2)
,
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 1 december 2005 over het Interinstitutioneel Akkoord over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure(3)
,
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 18 januari 2006 over het standpunt van de Europese Raad over de financiële vooruitzichten en de herziening van het Interinstitutioneel Akkoord 2007-2013(4)
,
– gezien het werkdocument van de Commissie met als titel "Voorstel voor verlenging van het Interinstitutioneel akkoord over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure" (COM(2004)0498),
– gezien het werkdocument van de Commissie met als titel "Bijdrage aan de interinstitutionele besprekingen over het voorstel voor verlenging van het Interinstitutioneel akkoord over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure" (COM(2006)0075),
– gezien het werkdocument van de Commissie met als titel "Herzien voorstel voor verlenging van het Interinstitutioneel Akkoord over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure" (COM(2006)0036),
– gezien de mededelingen van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement met als titel "Bouwen aan onze gemeenschappelijke toekomst: beleidsuitdagingen en begrotingsmiddelen in de uitgebreide Unie 2007-2013" (COM(2004)0101) en "Financiële vooruitzichten 2007-2013" (COM(2004)0487); voorts gezien het werkdocument van de Commissie getiteld "Technische wijzigingen van het voorstel van de Commissie voor het meerjarig financieel kader voor de periode 2007-2013" (SEC(2005)0494),
– gezien de op 18 oktober 2005 aangenomen gezamenlijke verklaring over richtsnoeren voor wetgevingsvoorstellen in verband met het meerjarig financieel kader voor 2007-2013,
– gezien de conclusies van de Europese Raad van 15-16 december 2005 (doc. 15915/05, CADREFIN 268),
– gezien de trialogen van 23 januari 2006, 21 februari 2006, 21 maart 2006 en 4 april 2006,
– gezien het als bijlage aan dit besluit gehechte ontwerp van interinstitutioneel akkoord betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer,
– gelet op artikel 120, lid 1 van zijn Reglement en op deel IV, punten (1) en (2), alsmede deel XVIII, punt (4) van Bijlage VI daarbij,
– gezien het verslag van de Begrotingscommissie en de adviezen van de Commissie buitenlandse zaken, de Commissie ontwikkelingssamenwerking, de Commissie begrotingscontrole, de Commissie regionale ontwikkeling, de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling, de Commissie visserij, de Commissie cultuur en onderwijs en de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A6-0150/2006),
– gezien het verslag van de Commissie constitutionele zaken (A6-0144/2006),
A. overwegende dat het Europees Parlement, de Raad en de Commissie de onderhandelingen over een nieuw interinstitutioneel akkoord betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer voor de periode 2007-2013 (hierna "het ontwerpakkoord" genoemd) hebben afgerond,
B. overwegende dat de Commissie op grond van punt 26 van het Interinstitutioneel Akkoord van 6 mei 1999 de procedure voor de vaststelling van een nieuw financieel vooruitzicht en een nieuw Interinstitutioneel Akkoord heeft ingeleid door op 10 februari en 14 juli 2004 daartoe strekkende voorstellen te doen,
C. overwegende dat de Commissie na de vaststelling door het Parlement op 8 juni 2005 van zijn onderhandelingspositie en na het bereiken van een akkoord door de lidstaten in december 2005 reeds een herzien voorstel voor het nieuwe Interinstitutioneel Akkoord heeft gepresenteerd, alsmede technische documenten over de effecten van de conclusies van de Europese Raad, zodat de onderhandelingen op een billijke grondslag konden worden aangevangen,
D. overwegende dat het Parlement vastbesloten was een duurzaam meerjarig financieel kader tot stand te brengen, waarin voldoende middelen zouden worden gereserveerd voor de beleidsmatige behoeften in de komende jaren en waarin geschikte instrumenten en hervormingen zouden worden geschapen om de uitvoering te verbeteren,
E. overwegende dat de uitvoering van de meerjarenprogramma's tot de maximaal beschikbare bedragen afhankelijk is van het tijdig bereiken van overeenstemming over het Interinstitutioneel Akkoord en over het financiële kader,
F. overwegende dat het Parlement de enige instelling was die een totaalstrategie heeft ontwikkeld en een volledige en diepgaande analyse van de behoeften heeft verricht om de politieke prioriteiten te kunnen bepalen, in tegenstelling tot de benadering van de Raad die gebaseerd was op maxima en percentages,
G. overwegende dat in haar desbetreffende verslag de Begrotingscommissie positief oordeelt over de politieke en financiële keuzes die in het ontwerpakkoord worden gemaakt,
H. overwegende dat het ernaar uitziet dat het ontwerpakkoord generlei compatibiliteitsproblemen oplevert met het primaire Europese recht en ten volle recht doet aan de begrotingsprerogatieven van het Parlement,
I. overwegende dat het ontwerpakkoord in generlei opzicht in strijd lijkt te zijn met het Reglement van het Parlement; dat men zich niettemin kan afvragen of het niet raadzaam zou zijn enkele wijzigingen aan te brengen in het Reglement, inzonderheid in Bijlage IV daarbij, opdat het Parlement onder optimale voorwaarden kan worden betrokken bij een aantal specifieke procedures waarin het ontwerpakkoord voorziet; dit zou met name het geval kunnen zijn voor de procedures met betrekking tot:
–
aanpassingen in verband met buitensporige overheidstekorten,
–
de herziening van het financiële kader,
–
de mobilisatie van de reserve voor noodhulp,
–
de mobilisatie van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie,
–
de mobilisatie van het flexibiliteitsinstrument,
–
de mobilisatie van het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering,
–
de aanpassing van het financiële kader in verband met de uitbreiding,
1. herinnert eraan dat het Parlement voor het eerst sinds de totstandkoming van het financieel vooruitzicht meer dan acht maanden lang heeft beraadslaagd binnen een speciaal daarvoor ingestelde tijdelijke commissie, en een omvattende onderhandelingspositie heeft vastgesteld op basis van een drietal pijlers:
-
het samenbrengen van de politieke prioriteiten en de financiële behoeften;
-
het moderniseren van de begrotingsstructuur;
-
het verbeteren van de kwaliteit van uitvoering van de EU-begroting;
2. herinnert eraan dat het de conclusies van de Europese Raad van december 2005 in hun huidige vorm heeft verworpen omdat deze de EU niet voorzien van de kwantitatieve en kwalitatieve middelen om het hoofd te kunnen bieden aan de uitdagingen van de toekomst, en dat het de Raad heeft verzocht zich te verzekeren van een reëel mandaat voor onderhandelingen met het Parlement;
3. herinnert aan zijn teleurstelling over de wijze waarop de overeenstemming in de Europese Raad tot stand is gekomen, omdat nationale belangen daarbij in de onderhandelingen zwaarder hebben gewogen dan de gemeenschappelijke Europese doelstellingen;
4. wijst erop dat het zich bij tal van gelegenheden bereid heeft getoond tot constructieve onderhandelingen met de Raad op basis van de onderscheiden gezichtspunten, om binnen een realistische termijn te komen tot een akkoord met aanvaardbare kwantitatieve en kwalitatieve verbeteringen;
5. is van oordeel dat het op 4 april 2006 door de drie instellingen bereikte akkoord het enige mogelijke compromis was dat het Parlement binnen het kader van deze onderhandelingen voor een meerjarige begroting had kunnen realiseren met het oog op de continuïteit van de EU-wetgeving, de waarborging van een goed financieel beheer van de EU-middelen en de handhaving van de wetgevings- en begrotingsbevoegdheden van het Parlement in de komende periode;
6. is ingenomen met het besluit van de Europese Raad om de Commissie te verzoeken een volledige, breed geschakeerde herziening voor te bereiden van alle aspecten van de uitgaven en financiële middelen van de EU; onderstreept dat het als begrotingspartner van de Raad bij deze operatie wenst te worden betrokken met het oog op het bereiken van een akkoord over een nieuw, integraal financieel stelsel dat niet alleen billijk is, maar ook positief georiënteerd, vooruitstrevend en transparant, en dat de Unie de mogelijkheid biedt haar ambities te verwezenlijken met eigen middelen in plaats van met bijdragen van de lidstaten;
7. is verheugd over het bereikte akkoord en met name over de geboekte vooruitgang in verband met de drie pijlers van zijn onderhandelingspositie:
Samenbrengen van politieke prioriteiten en financiële behoeften door middel van:
–
een toename van 4 miljard EUR voor door de Europese Raad van december 2005 vastgesteld beleid, rechtstreeks toe te wijzen aan programma's in de rubrieken 1a, 1b, 2, 3b en 4,
–
een flinke toename van de EIB-reserve van 2,5 miljard EUR, door de lidstaten beschikbaar te stellen op grond van een nieuwe medefinancieringsregeling tussen de EIB en de EU-begroting voor de versterking van de hefboomwerking van de EU-begroting op de terreinen onderzoek en ontwikkeling, TEN's en KMO's, tot een maximum van 60 miljard EUR,
–
de financiering van niet-geprogrammeerde behoeften zoals de noodhulpreserve (1,5 miljard EUR) en het EU-Solidariteitsfonds (tot 7 miljard EUR) buiten het financiële kader om, via door de lidstaten waar nodig af te roepen aanvullende middelen,
–
de financiering van het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (tot 3,5 miljard EUR) door hergebruik van geannuleerde kredieten buiten het financiële kader om;
Verbeteren van de begrotingsstructuur via meer flexibiliteit door middel van:
–
handhaving van een totaalbedrag van 1,4 miljard EUR voor flexibiliteit in de gehele periode, in geval van benutting te financieren uit door de lidstaten af te roepen aanvullende middelen, met de mogelijkheid om het onbenutte deel van het jaarbedrag (200 miljoen EUR) over te brengen naar de volgende twee jaren en een nieuwe mogelijkheid om het instrument gedurende meer dan één jaar voor dezelfde behoeften te gebruiken,
–
de mogelijkheid dat het nieuw gekozen Parlement het functioneren van het Interinstitutioneel Akkoord en het financiële kader eind 2009 beoordeelt op grond van een verslag dat de Commissie unilateraal heeft besloten voor te leggen, waar nodig vergezeld van voorstellen;
Verbeteren van de kwaliteit van uitvoering van de EU-financiering en handhaving van de rechten van het Parlement door middel van:
–
opname van het beginsel van proportionaliteit en van gebruiksvriendelijke procedures in het herziene Financieel Reglement, verantwoordelijkheid van de lidstaten om bij activiteiten in gezamenlijk beheer een betere interne controle op de EU-financiering uit te oefenen, de noodzaak van instelling van een medefinancieringsmechanisme samen met de EIB ter versterking van de hefboomwerking van het EU-beleid, de betrokkenheid van het Parlement bij de financiële programmering en de financiering van nieuwe agentschappen zonder afbreuk te doen aan de operationele programma's,
–
de volledige participatie van het Parlement in de grondige toetsing, een grotere deelname van het Parlement aan de besluitvorming inzake het GBVB en een betere democratische controle op het externe optreden;
8. is zich er niettemin van bewust dat met de uitkomst van deze onderhandelingen een aantal tekortkomingen nog altijd niet is opgelost; is van mening dat deze tekorten moeten worden aangepakt bij de herziening 2008-2009 en, indien mogelijk, tijdens de jaarlijkse begrotingsprocedures; wijst op het feit dat met name het systeem van de eigen middelen, alsook de uitgavenkant grondig moeten worden herzien om te voorkomen dat bij het volgende financiële kader opnieuw de nationale belangen het zwaarst wegen, hetgeen een pijnlijke ervaring is geweest;
9. stelt zich eens te meer op het standpunt dat alle toekomstige financiële kaders moeten worden vastgesteld voor een periode van vijf jaar, zodat ze aansluiten bij de zittingsperiodes van het Parlement en van de Commissie;
10. herinnert eraan dat zijn in de genoemde resolutie van 8 juni 2005 vastgelegde standpunt de doelstelling moet blijven, die garanties biedt voor een optimaal financieringsniveau en verdere hervormingen om de ambities van de Europese Unie te realiseren;
11. herinnert eraan dat er een deugdelijke overgangsregeling zal moeten worden getroffen voor het geval het verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa in werking zou treden voordat het nieuwe financiële kader verstrijkt;
12. verwacht dat de in het komende Interinstitutioneel Akkoord opgenomen hervormingen snel effect zullen hebben op de kwalitatieve uitvoering van de begroting, met inbegrip van vermindering van de administratieve lasten, evenals een zichtbaar effect voor de Europese burgers door de toegankelijkheid van de EU-middelen voor hen te verbeteren;
13. aanvaardt de budgettaire en financiële implicaties van het nieuwe Interinstitutioneel Akkoord;
14. benadrukt dat de adviezen van de gespecialiseerde commissies tijdens de onderhandelingen van pas zijn gekomen; is van mening dat de inbreng van deze gespecialiseerde commissies grotendeels in het overeengekomen Interinstitutioneel Akkoord is verwerkt, in kwalitatieve en/of kwantitatieve zin;
15. hecht zijn goedkeuring aan de tekst van het als bijlage aan dit besluit gehechte ontwerpakkoord;
16. verzoekt zijn terzake bevoegde commissie na te gaan in hoeverre het raadzaam zou zijn het Reglement - en in het bijzonder Bijlage IV daarbij - aan te passen, ten einde het Parlement in staat te stellen onder optimale voorwaarden mee te werken aan de specifieke procedures waarin het ontwerpakkoord voorziet;
17. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit ter informatie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
PB C 172 van 18.6.1999, blz. 1. Overeenkomst laatstelijk gewijzigd bij Besluit 2005/708/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 269 van 14.10.2005, blz. 24).
INTERINSTITUTIONEEL AKKOORD TUSSEN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN DE COMMISSIE BETREFFENDE DE BEGROTINGSDISCIPLINE EN EEN GOED FINANCIEEL BEHEER
HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,
hierna "de instellingen" genoemd,
ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:
1. Dit Interinstitutioneel Akkoord beoogt de begrotingsdiscipline toe te passen en het verloop van de jaarlijkse begrotingsprocedure en de interinstitutionele samenwerking op begrotingsgebied te verbeteren, evenals een goed financieel beheer te waarborgen.
2. De begrotingsdiscipline in het raam van dit akkoord geldt voor alle uitgaven en zij verbindt voor de gehele duur van dit akkoord de instellingen.
3. Dit akkoord doet geen afbreuk aan de respectieve begrotingsbevoegdheden van de instellingen, zoals zij in de Verdragen zijn omschreven. Wanneer naar dit punt wordt verwezen, besluit de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen en het Europees Parlement met meerderheid van de stemmen van zijn leden en van drie vijfde van het aantal uitgebrachte stemmen, overeenkomstig artikel 272, lid 9, vijfde alinea, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (hierna "EG-Verdrag" genoemd).
4. Mocht gedurende de looptijd van het meerjarige financiële kader voor 2007 tot 2013, hierna "financieel kader" genoemd, een verdragsherziening met gevolgen voor de begroting plaatsvinden, dan zullen de nodige overeenkomstige wijzigingen worden aangebracht.
5. Elke wijziging van dit akkoord behoeft instemming van alle instellingen. Voor het aanbrengen van wijzigingen in het financiële kader moeten de procedures worden gevolgd die daartoe in dit akkoord zijn vastgesteld.
6. Dit akkoord bestaat uit drie delen:
–
Deel I bevat de omschrijving en wijze van toepassing van het financiële kader en geldt voor de duur van het financiële kader.
–
Deel II betreft de verbetering van de interinstitutionele samenwerking tijdens de begrotingsprocedure.
–
Deel III bevat bepalingen betreffende een goed financieel beheer van de middelen van de EU.
7. De Commissie dient, telkens wanneer zij dat nodig acht, en in ieder geval tegelijk meteen overeenkomstig punt 30 ingediend voorstel voor een nieuw financieel kader, over de tenuitvoerlegging van dit akkoord een verslag in, in voorkomend geval vergezeld van wijzigingsvoorstellen.
8. Dit akkoord treedt op 1 januari 2007 in werkingen vervangt:
–
het Interinstitutioneel Akkoord van 6 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure(1)
;
–
het Interinstitutioneel Akkoord van 7 november 2002 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de financiering van het solidariteitsfonds van de Europese Unie ter aanvulling van het Interinstitutioneel Akkoord van 6 mei 1999 over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure(2)
.
DEEL I – FINANCIEEL KADER: OMSCHRIJVING EN WIJZE VAN TOEPASSING
A.Inhoud en draagwijdte van het financiële kader
9. Het financiële kader is opgenomen in bijlage I. Het is het referentiekader van de interinstitutionele begrotingsdiscipline.
10. Het financiële kader beoogt gedurende een middellange termijn een geordende ontwikkeling van de uitgaven van de Europese Unie, per hoofdcategorie, te waarborgen, zulks binnen de grenzen van de eigen middelen.
11. Het financiële kader stelt voor elk van de jaren 2007 tot 2013 en voor elke rubriek en subrubriek de uitgavenbedragen in de vorm van kredieten voor vastleggingen vast. Tevens worden per jaar de totale uitgavenbedragen in de vorm van kredieten voor vastleggingen en kredieten voor betalingen vastgesteld.
Al deze bedragen zijn uitgedrukt in de prijzen van 2004.
In het financiële kader wordt geen rekening gehouden met de begrotingsonderdelen die met bestemmingsontvangsten in de zin van artikel 18 van het Financieel Reglement van 25 juni 2002 van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen(3)
, hierna "het Financieel Reglement" genoemd, worden gefinancierd.
In afzonderlijke tabellen worden indicatief gegevens verschaft over de operaties die niet in de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen zijn opgenomen en over de vermoedelijke ontwikkeling van de verschillende categorieën eigen middelen van de Gemeenschap. Deze gegevens worden jaarlijks bijgewerkt bij de technische aanpassing van het financiële kader.
12. De instellingen erkennen, dat elk van de in het financiële kader in absolute waarde vastgestelde bedragen een jaarlijks maximumbedrag aan uitgaven voor de algemene begroting van de Europese Unie betekent. Onverminderd eventuele wijzigingen van deze maximumbedragen overeenkomstig dit akkoord verbinden de instellingen zich ertoe bij de uitoefening van hun respectieve bevoegdheden in de loop van elke desbetreffende begrotingsprocedure en tijdens de uitvoering van de begroting van het betrokken begrotingsjaar de verschillende jaarlijkse maximumbedragen aan uitgaven in acht te nemen.
13. Door het sluiten van dit akkoord komen de twee takken van de begrotingsautoriteit overeen, voor de volledige duur van het financiële kader de stijgingspercentages van de niet verplichte uitgaven te aanvaarden, die voortvloeien uit de begrotingen welke binnen de grenzen van de in dat financiële kader vastgestelde maxima zijn opgesteld.
Behalve in subrubriek 1b), "Samenhang ter bevordering van groei en werkgelegenheid" van het financiële kader, zorgen de instellingen er tijdens de begrotingsprocedure en bij de vaststelling van de begroting met het oog op een goed financieel beheer zo veel mogelijk voor, dat onder de maxima van de verschillende rubrieken voldoende marges beschikbaar blijven.
14. Volgens de medebeslissingsprocedure vastgestelde besluiten van het Europees Parlement en de Raad en door de Raad vastgestelde besluiten waardoor de in de begroting beschikbare kredieten of de in het financiële kader geraamde kredieten zoals bedoeld in punt 12 worden overschreden, mogen financieel slechts worden uitgevoerd indien de begroting is gewijzigd en, in voorkomend geval, het financiële kader op gepaste wijze, volgens de voor ieder van die gevallen voorgeschreven procedure zijn herzien.
15. Voor elk van de door het financiële kader bestreken jaren mag het totaal van de nodige kredieten voor betalingen, na jaarlijkse bijstelling en met inachtneming van de aanpassingen en herzieningen, niet tot een hoger opvragingspercentage van de eigen middelen leiden dan het voor de eigen middelen geldende maximum.
Zo nodig besluiten de twee takken van de begrotingsautoriteit overeenkomstig punt 3 tot verlaging van de maxima in het financiële kader opdat het voor de eigen middelen vastgestelde maximum in acht wordt genomen.
B.Jaarlijkse aanpassingen van het financiële kader
Technische aanpassing
16. Ieder jaar gaat de Commissie vóór de begrotingsprocedure van het begrotingsjaar n + 1 over tot de volgende technische aanpassingen van het financiële kader:
a)
herberekening tegen de prijzen van het jaar n + 1 van de maxima en van de bedragen van de kredieten voor vastleggingen en van de kredieten voor betalingen;
b)
berekening van de marge die onder het maximum van de eigen middelen beschikbaar blijft.
De Commissie verricht deze technische aanpassing op grond van een vaste deflator van 2 % per jaar.
De resultaten van deze aanpassing en de eraan ten grondslag liggende economische prognoses worden de twee takken van de begrotingsautoriteit medegedeeld.
Voor het betrokken jaar wordt later niet tot een andere technische aanpassing overgegaan, noch tijdens het begrotingsjaar, noch bij wijze van correctie achteraf in latere jaren.
17. Wanneer wordt vastgesteld dat het gecumuleerde BBP van een lidstaat voor de jaren 2007-2009 meer dan +/- 5 % afwijkt van het geraamde BBP ten tijde van de opstelling van dit akkoord, past de Commissie in haar technische aanpassing voor 2011 de bedragen aan die die lidstaat voor de betrokken periode worden toegewezen uit de middelen ter ondersteuning van de cohesie. Het totale netto-effect van deze aanpassing, ongeacht of het positief of negatief is, mag niet hoger zijn dan 3 miljard EUR. Indien het netto-effect positief is, blijven de totale extra middelen beperkt tot de onderbesteding ten opzichte van de maxima voor subrubriek 1B voor de jaren 2007-2010. De vereiste aanpassingen worden in gelijke delen over de jaren 2011-2013 gespreid, en de betrokken maxima worden dienovereenkomstig gewijzigd.
Aanpassing in verband met de uitvoering van de begroting
18. Tezamen met de mededeling van de technische aanpassing van het financiële kader legt de Commissie aan de twee takken van de begrotingsautoriteit het voorstel tot aanpassing van het totale bedrag van de kredieten voor betalingen voor die zij, in het licht van de uitvoering van de begroting, nodig acht om een geordende ontwikkeling ten opzichte van de kredieten voor vastleggingen te waarborgen. Het Europees Parlement en de Raad spreken zich overeenkomstig punt 3 vóór 1 mei van jaar n over deze voorstellen uit.
Actualisering van de prognoses voor betalingskredieten na 2013
19. De Commissie zal de prognoses voor de betalingskredieten na 2013 in 2010 actualiseren. Bij die actualisering wordt rekening gehouden met de daadwerkelijke uitvoering van de begrotingskredieten voor vastleggingen en de begrotingskredieten voor betalingen alsmede met de prognoses voor de uitvoering. Tevens worden de regels beoordeeld die zijn vastgesteld om een geordende ontwikkeling van de betalingskredieten ten opzichte van de vastleggingskredieten en de groeiprognoses voor het bruto nationaal inkomen (BNI) van de Europese Unie te waarborgen.
Aanpassingen in verband met buitensporige overheidstekorten
20. Wanneer een met een procedure wegens buitensporig overheidstekort verband houdende schorsing van in de begroting vastgelegde kredieten betreffende het Cohesiefonds wordt opgeheven, besluit de Raad op voorstel van de Commissie en met inachtneming van het relevante basisbesluit tot overschrijving van de geschorste vastleggingskredieten naar een volgend jaar. Kredieten die zijn geschorst voor jaar n, kunnen na jaar n+2 niet opnieuw op de begroting worden opgevoerd.
C.Herziening van het financiële kader
21. Naast de regelmatige technische aanpassing en aanpassingen in verband met de uitvoering van de begroting, mag het financiële kader op voorstel van de Commissie worden herzien in het geval van onvoorziene situaties, met inachtneming van het maximum van de eigen middelen.
22. Als algemene regel moeten herzieningsvoorstellen overeenkomstig punt 21 vóór het begin van de begrotingsprocedure voor het betrokken begrotingsjaar of het eerste van de betrokken begrotingsjaren worden ingediend en goedgekeurd.
Een besluit tot herziening van het financiële kader tot 0,03 % van het BNI van de Europese Unie binnen de marge voor onvoorziene uitgaven wordt overeenkomstig punt 3 gemeenschappelijk genomen door de twee takken van de begrotingsautoriteit.
Een herziening van het financiële kader boven 0,03 % van het BNI van de Europese Unie binnen de marge voor onvoorziene uitgaven wordt bij gemeenschappelijk besluit van de twee takken van de begrotingsautoriteit aangenomen, waarbij de Raad met eenparigheid van stemmen besluit.
23. Onverminderd punt 40, onderzoeken de instellingen de mogelijkheden voor een herschikking van de uitgaven tussen de programma's die vallen onder de door de herziening getroffen rubrieken op grond van, met name, elke verwachte onderbesteding van de kredieten. Er dient naar te worden gestreefd, binnen het maximum van de betrokken rubriek, een in absolute waarde en in percentage van de voorgenomen nieuwe uitgave significant bedrag vrij te maken.
De instellingen gaan de mogelijkheden na om de verhoging van het maximum van een rubriek met een verlaging van het maximum van een andere rubriek te compenseren.
Een herziening van de verplichte uitgaven in het financiële kader mag niet tot een verlaging van het voor de niet verplichte uitgaven beschikbare bedrag leiden.
Bij iedere herziening moet een juiste verhouding tussen de vastleggingen en de betalingen worden bewaard.
D.Gevolgen van het ontbreken van een gemeenschappelijk besluit over de aanpassing of de herziening van het financiële kader
24. Bij ontstentenis van overeenstemming van het Europees Parlement en van de Raad over een door de Commissie voorgestelde aanpassing of herziening van het financiële kader blijven de voorheen bepaalde bedragen, na de jaarlijkse technische aanpassing, als uitgavenmaxima voor het betrokken begrotingsjaar gelden.
E.Reserve voor noodhulp
25. De reserve voor noodhulp is bestemd om een snelle reactie mogelijk te maken op specifieke hulpbehoeften van derde landen ingevolge gebeurtenissen die bij de opstelling van de begroting niet te voorzien waren. Het gaat hierbij in de eerste plaats om humanitaire acties, maar ook om door de omstandigheden gerechtvaardigde acties op het gebied van civiele crisisbeheersing en burgerbescherming. Het jaarlijkse bedrag van de reserve wordt voor de duur van het financiële kader vastgesteld op 221 miljoen EUR, in constante prijzen.
De reserve wordt als voorziening opgenomen in de algemene begroting van de Europese Unie. De bijbehorende kredieten voor vastleggingen worden op de begroting opgevoerd, zo nodig boven de in bijlage I vastgelegde maxima.
Wanneer de Commissie van oordeel is dat de reserve moet worden aangesproken, legt zij de twee takken van de begrotingsautoriteit een voorstel tot overschrijving uit de reserve naar de overeenkomstige begrotingsonderdelen voor.
Voorstellen van de Commissie tot overschrijving om van de reserve gebruik te maken moeten echter worden voorafgegaan door een onderzoek van de mogelijkheden tot herschikking van kredieten.
Tegelijk met haar overschrijvingsvoorstel leidt de Commissie een, trialoogprocedure in, zo nodig in vereenvoudigde vorm, om van de twee takken van de begrotingsautoriteit de instemming te verkrijgen betreffende de noodzaak van de reserve gebruik te maken en betreffende het vereiste bedrag. De overschrijvingen geschieden overeenkomstig artikel 26 van het Financieel Reglement.
F.Solidariteitsfonds van de Europese Unie
26. Het Solidariteitsfonds van de Europese Unie heeft ten doel snelle financiële bijstand mogelijk te maken wanneer zich een grote ramp voordoet op het grondgebied van een lidstaat of een kandidaat-lidstaat, zulks overeenkomstig het desbetreffende basisbesluit. Voor het fonds is jaarlijks een bedrag van maximaal 1 miljard EUR (in lopende prijzen) beschikbaar. Op 1 oktober van elk jaar is tenminste een vierde van het jaarlijkse bedrag nog beschikbaar om de behoeften te dekken die tot het einde van het begrotingsjaar ontstaan. Het niet in de begroting opgenomen deel van het jaarlijkse bedrag mag niet naar volgende jaren worden overgedragen.
In uitzonderlijke gevallen en indien de resterende beschikbare financiële middelen van het fonds in het jaar dat de ramp zich voordoet in de zin van het betrokken basisbesluit, niet toereikend zijn ter dekking van het door de begrotingsautoriteit noodzakelijk geachte bijstandsbedrag, kan de Commissie voorstellen dat het verschil wordt gefinancierd uit de bedragen die voor het volgende jaar beschikbaar zijn. Het jaarlijkse bedrag van het fonds dat in de begroting wordt opgenomen, mag in geen geval 1 miljard EUR overschrijden.
Wanneer aan de in het basisbesluit gestelde voorwaarden inzake de beschikbaarstelling van middelen uit het fonds is voldaan, zal de Commissie voorstellen van het fonds gebruik te maken. Wanneer er mogelijkheden zijn tot herschikking van de vastleggingskredieten in de rubriek die aanvullende uitgaven vergt, houdt de Commissie daarmee rekening wanneer zij overeenkomstig het Financieel Reglement het nodige voorstel doet door middel van het passende begrotingsinstrument. Het besluit het solidariteitsinstrument te gebruiken, wordt door de twee takken van de begrotingsautoriteit gezamenlijk genomen overeenkomstig punt 3.
De bijbehorende vastleggingskredieten worden in de begroting opgenomen, indien nodig boven het maximum van de in bijlage I. vastgelegde betrokken rubrieken
Tegelijk met haar voorstel voor een besluit van het fonds gebruik te maken, leidt de Commissie een trialoogprocedure in, zo nodig in vereenvoudigde vorm, om van de twee takken van de begrotingsautoriteit instemming te verkrijgen betreffende de noodzaak van het fonds gebruik te maken en betreffende het vereiste bedrag.
G.Flexibiliteitsinstrument
27. Het flexibiliteitsinstrument, welks jaarlijks maximum 200 miljoen EUR (in lopende prijzen) bedraagt, is bestemd om voor een gegeven begrotingsjaar en binnen het maximum van de aangegeven bedragen, de financiering mogelijk te maken van nauwkeurig bepaalde uitgaven die niet binnen de voor een of meer andere rubrieken beschikbare maxima zouden kunnen worden gefinancierd.
Het ongebruikte deel van het jaarlijkse maximum kan worden overgedragen naar uiterlijk jaar n+2. Wanneer een beroep op het instrument wordt gedaan, worden in de eerste plaats de overgedragen bedragen, de oudste eerst, aangesproken. Het in jaar n+2 niet gebruikte gedeelte van het bedrag van jaar n vervalt.
De Commissie doet het voorstel van het flexibiliteitinstrument gebruik te maken nadat zij alle mogelijkheden heeft onderzocht om kredieten te herschikken binnen de rubriek die aanvullende uitgaven vergt.
In het voorstel wordt het beginsel van de inzet van het flexibiliteitsinstrument toegelicht en worden de te dekken behoeften en het bedrag genoemd. Het voorstel mag voor elk begrotingsjaar in de loop van de begrotingsprocedure worden ingediend. Het voorstel van de Commissie wordt in het voorontwerp van begroting opgenomen of gaat overeenkomstig het Financieel Reglement vergezeld van het desbetreffende begrotingsinstrument.
Het besluit om van het flexibiliteitsinstrument gebruik te maken, wordt door de twee takken van de begrotingsautoriteit gezamenlijk genomen overeenkomstig punt 3. Overeenstemming komt door middel van de in bijlage II, onder C, bedoelde overlegprocedure tot stand.
H.Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering
28. Het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering is bedoeld om extra steun te geven aan werknemers die de gevolgen van grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen ondervinden, teneinde hen te helpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt.
Het fonds mag niet groter zijn dan een jaarlijks maximumbedrag van 500 miljoen EUR (in lopende prijzen), dat afkomstig kan zijn uit marges onder het totale uitgavenmaximum van het voorgaande jaar en/of uit geannuleerde vastleggingskredieten van de voorgaande twee jaren, met uitzondering van de kredieten voor rubriek 1B van het financiële kader.
De kredieten worden volgens de gewone begrotingsprocedure als voorziening in de algemene begroting van de Europese Unie opgenomen, zodra de Commissie de in de tweede alinea bedoelde toereikende marges en/of geannuleerde kredieten heeft aangewezen.
Wanneer is voldaan aan de in de betrokken basisbesluit gestelde voorwaarden inzake de beschikbaarstelling van middelen uit het fonds, zal de Commissie voorstellen van het fonds gebruik te maken. Het besluit van het fonds gebruik te maken, wordt door de twee takken van de begrotingsautoriteit gezamenlijk genomen overeenkomstig punt 3.
Tegelijk met haar voorstel voor een besluit van het fonds gebruik te maken leidt de Commissie een trialoogprocedure in, zo nodig in vereenvoudigde vorm, om van de twee takken van de begrotingsautoriteit de instemming te verkrijgen betreffende de noodzaak van het fonds gebruik te maken en betreffende het vereiste bedrag en dient zij bij de twee takken van de begrotingsautoriteit een voorstel tot overschrijving naar de betrokken begrotingsonderdelen in..
Overschrijvingen voor het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering geschieden overeenkomstig artikel 24, lid 4, van het Financieel Reglement.
De bijbehorende vastleggingskredieten worden in het kader van de betrokken rubriek in de begroting opgenomen, zo nodig boven de in bijlage I vastgelegde maxima.
I.Aanpassing van het financiële kader in verband met de uitbreiding
29. Bij de uitbreiding van de Europese Unie met nieuwe lidstaten tijdens de door dit financiële kader bestreken periode zullen het Europees Parlement en de Raad op voorstel van de Commissie en overeenkomstig punt 3, gezamenlijk het financiële kader aanpassen om met de uit de toetredingsonderhandelingen voortvloeiende uitgaven rekening te houden.
J.Duur van het financiële kader en gevolgen van het ontbreken van een financieel kader
30. Vóór 1 juli 2011 zal de Commissie voorstellen voor een nieuw financieel kader op middellange termijn indienen.
Bij ontbreken van een akkoord tussen de twee takken van de begrotingsautoriteit over een nieuw financieel kader en behoudens uitdrukkelijke opzegging van het bestaande financiële kader door een van de instellingen, worden de maxima voor het laatste door het bestaande financiële kader bestreken jaar overeenkomstig punt 16 aangepast, zodat de maxima voor 2013 in constante prijzen worden gehandhaafd. In het geval dat na 2013 nieuwe lidstaten tot de Europese Unie toetreden, zal het verlengde financiële kader zo nodig worden aangepast om met de uit de toetredingsonderhandelingen voortvloeiende uitgaven rekening te houden.
DEEL II – VERBETERING VAN DE INTERINSTITUTIONELE SAMENWERKING TIJDENS DE BEGROTINGSPROCEDURE
A.Procedure voor interinstitutionele samenwerking
31. De instellingen komen overeen een procedure voor interinstitutionele samenwerking op begrotingsgebied in te stellen. De wijze waarop deze samenwerking geschiedt, is uiteengezet in bijlage II.
B.Opstelling van de begroting
32. De Commissie dient ieder jaar een voorontwerp van begroting in, dat met de werkelijke financieringsbehoeften van de Gemeenschap overeenstemt.
Zij houdt rekening met:
a)
door de lidstaten verstrekte prognoses met betrekking tot de Structuurfondsen;
b)
de mogelijkheid tot besteding van de kredieten, waarbij zij ernaar streeft een strikte verhouding tussen de kredieten voor vastleggingen en de kredieten voor betalingen te waarborgen;
c)
de mogelijkheden om nieuwe beleidsmaatregelen uit te voeren door middel van proefprojecten en/of nieuwe voorbereidende acties of om tot hun einde gekomen meerjarenacties voort te zetten, na de voorwaarden voor het verkrijgen van een basisbesluit in de zin van artikel 49 van het Financieel Reglement te hebben beoordeeld (definitie van een basisbesluit, noodzaak van een basisbesluit voor besteding en uitzonderingen);
d)
de noodzaak om te zorgen voor een ontwikkeling van de uitgaven ten opzichte van het voorgaande begrotingsjaar die met de eisen van de begrotingsdiscipline in overeenstemming is.
Bij het voorontwerp van begroting worden activiteitenoverzichten gevoegd die de bij artikel 27, lid 3, en artikel 33, lid 2, onder d), van het Financieel Reglement vereiste informatie bevatten (doelstellingen, indicatoren en resultaten van evaluaties).
33. De instellingen vermijden zoveel mogelijk, in de begroting begrotingsonderdelen voor beleidsuitgaven van onbetekenende bedragen op te nemen.
De twee takken van de begrotingsautoriteit verbinden zich er ook toe rekening te houden met de evaluatie van de mogelijkheden voor de uitvoering van de begroting die de Commissie in haar voorontwerpen alsook in het raam van de uitvoering van de lopende begroting heeft verricht.
Vóór de tweede lezing van de Raad richt de Commissie een schrijven aan de voorzitter van de begrotingscommissie van het Europees Parlement, met een afschrift aan de andere tak van de begrotingsautoriteit, waarin zij haar opmerkingen kenbaar maakt over de uitvoerbaarheid van de wijzigingen op de ontwerpbegroting die het Europees Parlement in eerste lezing heeft aangenomen.
De twee takken van de begrotingsautoriteit houden met deze opmerkingen rekening bij de in bijlage II, onder C, bedoelde overlegprocedure.
Ter wille van een goed financieel beheer en gelet op de gevolgen van de in de begrotingsnomenclatuur aangebrachte wezenlijke veranderingen in de titels en hoofdstukken aangaande de plicht van de diensten van de Commissie inzake beheersverslagen, verbinden de twee takken van de begrotingsautoriteit zich ertoe dergelijke wezenlijke veranderingen tijdens de overlegprocedure met de Commissie te bespreken.
C.Indeling van de uitgaven
34. De instellingen zijn van oordeel, dat "verplichte uitgaven" de uitgaven zijn, die noodzakelijk voortvloeien uit de Verdragen of uit krachtens de Verdragen vastgestelde besluiten.
35. Voor nieuwe begrotingsonderdelen of voor begrotingsonderdelen waarvan de rechtsgrond is gewijzigd, bevat het voorontwerp van begroting een voorstel tot indeling.
Wanneer de in het voorontwerp van begroting voorgestelde indeling niet wordt aanvaard, onderzoeken het Europees Parlement en de Raad de indeling van het betrokken begrotingsonderdeel op grond van bijlage III. Door middel van de in bijlage II, onder C, bedoelde overlegprocedure wordt gepoogd tot overeenstemming te komen.
D.Maximaal stijgingspercentage van de niet verplichte uitgaven bij ontbreken van een financieel kader
36. Onverminderd punt 13, eerste alinea, komen de instellingen het volgende overeen:
a)
de autonome handelingsruimte van het Europees Parlement, voor de toepassing van artikel 272, lid 9, vierde alinea, van het EG-Verdrag - waarvan het bedrag overeenkomt met de helft van het maximumpercentage - is van toepassing vanaf de opstelling van de ontwerpbegroting die door de Raad in eerste lezing, daarbij rekening houdend met eventuele nota's van wijzigingen .
De verplichting om zich aan het maximumpercentage te houden geldt voor de jaarlijkse begroting, met inbegrip van de aanvullende begrotingen. Onverminderd de vaststelling van een nieuw percentage, blijft het ongebruikte gedeelte van het maximumpercentage beschikbaar voor gebruik in het raam van de behandeling van een ontwerp van aanvullende begroting;
b)
onverminderd punt a) trachten de instellingen volgens de in bijlage II, onder C, bedoelde overlegprocedure tussen de twee takken van de begrotingsautoriteit overeenstemming te bereiken, wanneer in de loop van de begrotingsprocedure blijkt, dat voor de voltooiing daarvan de vaststelling in onderlinge overeenstemming nodig zou kunnen zijn van een nieuw stijgingspercentage voor niet verplichte uitgaven,dat toepasselijk is op de kredieten voor betalingen en/of van een nieuw percentage dat toepasselijk is op de kredieten voor vastleggingen. Het laatstgenoemde percentage mag op een ander niveau dan het eerstgenoemde worden vastgesteld.
E.Opneming van financiële bepalingen in de wetgevingsbesluiten
37. Wetgevingsbesluiten betreffende meerjarenprogramma's die volgens de medebeslissingsprocedure zijn vastgesteld, bevatten een bepaling waarin de wetgever de financiële middelen van het programma voor de gehele looptijd ervan vaststelt.
Dit bedrag vormt voor de begrotingsautoriteit het voornaamste referentiepunt in de loop van de jaarlijkse begrotingsprocedure.
De begrotingsautoriteit en de Commissie, wanneer deze laatste haar voorontwerp van begroting opstelt, verbinden zich ertoe voor de gehele looptijd van het betrokken programma niet meer dan 5 % van dit bedrag af te wijken, behalve in het geval van nieuwe objectieve en duurzame omstandigheden die uitdrukkelijk en nauwkeurig moeten worden gerechtvaardigd, waarbij rekening moet worden gehouden met de verkregen resultaten die bij de tenuitvoerlegging van het programma zijn verwezenlijkt, met name op de grondslag van evaluaties. Uit dergelijke afwijkingen voortvloeiende verhogingen mogen niet leiden tot overschrijding van het voor de betrokken rubriek geldende maximum, onverminderd de mogelijkheid gebruik te maken van de bij dit akkoord genoemde instrumenten.
Dit punt geldt niet voor kredieten in het kader van het cohesiebeleid die volgens de medebeslissingsprocedure zijn vastgesteld, van tevoren door de lidstaten zijn toegewezen en de financiering voor de gehele duur van een programma regelen.
38. Wetgevingsbesluiten betreffende meerjarenprogramma's die niet volgens de medebeslissingsprocedure zijn vastgesteld, bevatten geen "noodzakelijk geacht bedrag".
Wanneer de Raad een financiële referentie wenst op te nemen, dient deze slechts ter illustratie van de wil van de wetgever en laat zij de in het EG-Verdrag vastgestelde bevoegdheden van de begrotingsautoriteit onverlet. In alle wetgevingsbesluiten waarin een dergelijke financiële referentie is opgenomen, wordt de onderhavige bepaling genoemd.
Wanneer over het betrokken bedrag overeenstemming is bereikt overeenkomstig de in de gemeenschappelijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van 4 maart 1975(4)
voorziene overlegprocedure, wordt genoemd bedrag als een referentiebedrag in de zin van punt 37 van dit akkoord beschouwd.
39. Het in artikel 28 van het Financieel Reglement bedoelde financiële memorandum bevat de doelstellingen van het voorgestelde programma in financiële termen en een tijdschema voor de gehele looptijd van het programma. Het memorandum wordt in voorkomend geval herzien bij de opstelling van het voorontwerp van begroting, rekening houdende met de stand van uitvoering van het programma. Het herziene memorandum wordt de begrotingsautoriteit toegezonden wanneer het voorontwerp van begroting wordt voorgesteld en nadat de begroting is vastgesteld.
40. Rekening houdende met de in punt 13, eerste alinea, bedoelde maximale stijgingspercentages van de niet verplichte uitgaven, verbinden de twee takken van de begrotingsautoriteit zich ertoe, de bij de toepasselijke basisbesluiten inzake de structuurmaatregelen, plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor de visserij voorziene toewijzingen aan vastleggingskredieten in acht te nemen.
F.Uitgaven betreffende visserijovereenkomsten
41. De instellingen komen overeen de uitgaven voor visserijovereenkomsten te financieren overeenkomstig bijlage IV.
G.Financiering van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB)
42. Ten aanzien van de uitgaven van het GBVB die overeenkomstig artikel 28 van het Verdrag betreffende de Europese Unie ten laste van de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen komen, trachten de instellingen elk jaar volgens de in bijlage II, onder C, bedoelde overlegprocedure en op de grondslag van het door de Commissie opgestelde voorontwerp van begroting overeenstemming te bereiken over de op de begroting van de Gemeenschappen aan te rekenen huishoudelijke uitgaven en de verdeling ervan over de in de vierde alinea van dit punt voorgestelde artikelen van het hoofdstuk "GBVB" van de begroting. Wordt geen overeenstemming bereikt, dan nemen het Europees Parlement en de Raad in de begroting het bedrag op, dat in de voorafgaande begroting is opgevoerd of, indien het lager is, het bedrag dat in het voorontwerp van begroting wordt voorgesteld.
Het totale bedrag van de huishoudelijke uitgaven van het GBVB wordt in zijn geheel in één hoofdstuk van de begroting ("GBVB") opgevoerd en over de in de vierde alinea van dit punt voorgestelde artikelen van dit hoofdstuk verdeeld. Dit bedrag moet de voorspelbare werkelijke behoeften dekken, zoals bepaald in het kader van de opstelling van het voorontwerp van begroting op basis van jaarlijks door de Raad gemaakte prognoses, met een redelijke marge voor onvoorziene acties. Geen enkel bedrag wordt in een reserve opgenomen. Elk artikel heeft betrekking op reeds vastgestelde instrumenten, op maatregelen die zijn voorzien maar nog niet zijn vastgestelde en alle toekomstige, dat wil zeggen onvoorziene instrumenten, die door de Raad in de loop van het betrokken begrotingsjaar zullen worden vastgesteld.
Daar de Commissie overeenkomstig het Financieel Reglement in het kader van een GBVB-optreden de bevoegdheid heeft autonoom kredietoverschrijvingen tussen artikelen binnen eenzelfde hoofdstuk van de begroting, in dit geval de GBVB-begroting, te verrichten, is de voor een snelle uitvoering van GBVB-optredens vereiste flexibiliteit gewaarborgd. Mocht het bedrag van de GBVB-begroting gedurende het begrotingsjaar ontoereikend zijn om de nodige uitgaven te dekken, dan komen het Europees Parlement en de Raad met inachtneming van punt 25 en op voorstel van de Commissie, overeen, met spoed een oplossing te vinden.
Binnen het GBVB-begroting zouden de artikelen waaronder de GBVB-optredens worden ondergebracht, als volgt kunnen luiden:
–
Crisisbeheersingsoperaties; preventie, oplossing en stabilisering van conflictsituaties; het toezien op en de tenuitvoerlegging van vredes- en veiligheidsprocessen
–
Non-proliferatie en ontwapening
–
Spoedeisende maatregelen
–
Voorbereidende of controlemaatregelen
–
Speciale vertegenwoordigers van de Europese Unie
De instellingen komen overeen, dat in de periode 2007-2013 ten minste 1740 miljoen EUR beschikbaar zal zijn voor het GBVB en dat het bedrag voor de optredens uit hoofde van het in het derde streepje bedoelde artikel niet meer dan 20 % van het totale bedrag van het hoofdstuk inzake GBVB- van de begroting mag belopen.
43. Het voorzitterschap van de Raad raadpleegt het Europees Parlement jaarlijks over een tegen 15 juni van het betrokken jaar te verstrekken prospectief document van de Raad dat de voornaamste aspecten en de fundamentele keuzen van het GBVB behelst, met inbegrip van de financiële gevolgen ervan voor de algemene begroting van de Europese Unie, en over een beoordeling van de in jaar n-1 aangevangen maatregelen. Bovendien houdt het voorzitterschap van de Raad het Europees Parlement op de hoogte door middel van gezamenlijke informatiebijeenkomsten die tenminste vijf keer per jaar in het kader van de gewone politieke dialoog over het GBVB plaatsvinden en die uiterlijk op het overleg voorafgaand aan de tweede lezing in de Raad worden overeengekomen. Aan deze bijeenkomsten wordt deelgenomen door:
–
voor het Europees Parlement, het bureau van de twee betrokken commissies,
–
voor de Raad, de ambassadeur (voorzitter van het Politiek en Veiligheidscomité),
–
de Commissie wordt bij deze bijeenkomsten betrokken en neemt eraan deel.
Telkens wanneer de Raad een besluit op het gebied van het GBVB vaststelt dat uitgaven meebrengt, legt hij het Europees Parlement onverwijld en in elk geval binnen vijf werkdagen na het definitieve besluit een schatting van de geraamde kosten (financieel memorandum) voor, met name die inzake tijdsduur, personeel, gebruik van gebouwen en andere infrastructuur, vervoermiddelen, opleidingsvereisten en veiligheidsregelingen.
De Commissie licht de begrotingsautoriteit eenmaal per kwartaal in over de uitvoering van de GBVB-optredens en over de financiële vooruitzichten voor het resterende gedeelte van het begrotingsjaar.
DEEL III - GOED FINANCIEEL BEHEER VAN DE MIDDELEN VAN DE EU
A.Waarborging van een effectieve, geïntegreerde interne controle inzake de middelen van de EU
44. De instellingen zijn het eens over het belang van de versterking van de interne controle zonder dat dit extra administratieve lasten meebrengt; vereenvoudiging van de desbetreffende wetgeving is daarvoor een eerste vereiste. In dat verband dient met het oog op het verkrijgen van een positieve betrouwbaarheidsverklaring prioriteit te worden gegeven aan goed financieel beheer van middelen onder gedeeld beheer. Hiertoe zouden zo nodig bepalingen kunnen worden neergelegd in de betrokken wetgevende basisbesluiten. Als deel van hun grotere verantwoordelijkheden voor de structuurfondsen en overeenkomstig hun nationale grondwettelijke bepalingen zullen de bevoegde controle-autoriteiten van de lidstaten een beoordeling overleggen inzake de overeenstemming van de beheers- en controlesystemen met de Gemeenschapsbepalingen.
De lidstaten verbinden zich ertoe, jaarlijks op het passende nationale niveau een overzicht op te stellen van de beschikbare controles en verklaringen.
B.Financieel Reglement
45. De instellingen komen overeen, dit akkoord en de begroting uit te voeren in een context van goed financieel beheer, dat toepassing van de beginselen van zuinigheid, efficiëntie, doeltreffendheid, bescherming van de financiële belangen, evenredigheid van de administratieve uitgaven en gebruikersvriendelijkheid van de procedures inhoudt. De instellingen nemen daartoe de passende maatregelen, met name in het Financieel Reglement, dat overeenkomstig de bij de gemeenschappelijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van 4 maart 1975 ingestelde, overlegprocedure moet worden vastgesteld, in de geest die in 2002 een akkoord mogelijk heeft gemaakt
C.Financiële programmering
46. De Commissie dient tweemaal per jaar - de eerste maal in mei/juni (samen met de documenten die het voorlopige ontwerp van begroting vergezellen) en de tweede maal in december/januari (na de vaststelling van de begroting) - een volledige financiële programmering in voor de rubrieken 1A, 2 (milieu en visserij), 3A, 3B en 4 van het financiële kader. In dit per rubriek, beleidsgebied en begrotingsonderdeel opgestelde document wordt gedifferentieerd naar:
a)
de geldende wetgeving, waarbinnen een onderscheid wordt gemaakt tussen meerjarige programma's en jaarlijkse acties:
-
voor de meerjarige programma's dient de Commissie aan te geven volgens welke procedure zij zijn aangenomen (medebeslissings- of raadplegingsprocedure), de looptijd, de referentiebedragen, het aandeel voor administratieve uitgaven;
-
voor jaarlijkse acties (voorbereidende acties en proefprojecten, agentschappen/bureaus) en voor op grond van de prerogatieven van de Commissie gefinancierde activiteiten moet de Commissie meerjarige ramingen verstrekken, alsmede (voor proefprojecten en voorbereidende acties) de marges die resteren onder de in bijlage II, onder D, toegestane maxima;
b)
de hangende wetgevingvoorstellen:de lopende voorstellen van de waarnaar wordt verwezen in begrotingsonderdelen (onderste niveau), hoofdstukken en beleidsterreinen. Een mechanisme moet worden gevonden om, telkens wanneer een nieuw voorstel wordt aangenomen, de tabellen bij te werken teneinde de financiële gevolgen ervan te beoordelen.
De Commissie moet nagaan hoe een kruisverwijzing tot stand kan worden gebracht tussen de financiële programmering en de wetgevingsprogrammering, teneinde nauwkeurigere en betrouwbaardere ramingen te kunnen verstrekken Voor elk wetgevingsvoorstel moet de Commissie vermelden, of dit al dan niet in de programmering van mei en december is opgenomen. De begrotingsautoriteit moet met name in kennis worden gesteld van:
a)
alle nieuwe wetgevingsbesluiten die zijn aangenomen, maar niet zijn vermeld in het document van mei-december (met de desbetreffende bedragen);
b)
alle hangende wetgevingsvoorstellen die zijn ingediend, maar niet zijn opgenomen in het document van mei-december (met de desbetreffende bedragen);
c)
de in het jaarlijkse wetgevingsprogramma van de Commissie beoogde wetgeving, met opgaaf van de acties die financiële gevolgen kunnen hebben (ja/neen).
Indien nodig, maakt de Commissie melding van de herprogrammering die de nieuwe wetgevingsvoorstellen noodzakelijk maken.
Op grond van de door de Commissie verstrekte gegevens moet bij iedere in dit Akkoord bepaalde trialoog de balans van de financiële consequenties worden opgemaakt.
D.Agentschappen en Europese scholen
47. De Commissie gaat bij de opstelling van voorstellen tot oprichting van nieuwe agentschappen de begrotingsgevolgen ervan na voor de betrokken uitgavenrubriek. De twee takken van de begrotingsautoriteit verbinden zich ertoe, onverminderd de geldende wettelijke procedures voor de oprichting van agentschappen, in het kader van het begrotingsoverleg op grond van de desbetreffende informatie tijdig tot een akkoord te komen over de financiering van het agentschap.
Een gelijke procedure wordt gevolgd wanneer de oprichting van een nieuwe Europese school wordt overwogen.
E.Aanpassing van de kredieten voor de Structuurfondsen, het Cohesiefonds, het Europees Fonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Visserijfonds in verband met de uitvoeringsomstandigheden
48. Wanneer na 1 januari 2007 nieuwe bepalingen en programma's voor de Structuurfondsen, het Cohesiefonds, het Europees Fonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Visserijfonds worden vastgesteld, verbinden de twee takken van de begrotingsautoriteit zich ertoe, op voorstel van de Commissie, de overdracht goed te keuren van toegewezen bedragen die in 2007 niet zijn gebruikt, naar volgende jaren, bovenop de vastgestelde uitgavenmaxima.
Het Europees Parlement en de Raad nemen, op voorstel van de Commissie, de besluiten tot overdracht van ongebruikte toewijzingen van 2007 vóór 1 mei 2008, overeenkomstig punt 3.
F.Nieuwe financieringsinstrumenten
49. De instellingen komen overeen dat de instelling van cofinancieringsmechanismen noodzakelijk is ter versterking van het hefboomeffect van de begroting van de EU.
Zij komen overeen de ontwikkeling aan te moedigen van geschikte meerjarige financieringsmechanismen ter stimulering van openbare en particuliere investeerders.
Wanneer zij het voorontwerp van begroting voorstelt, brengt de Commissie aan de begrotingsautoriteit verslag uit over de door de Europese Investeringsbank, het Europees Investeringsfonds en de Europese Bank voor wederopbouw en ontwikkeling gefinancierde activiteiten ter ondersteuning van investeringen in onderzoek en ontwikkeling, trans-Europese netwerken en kleine en middelgrote ondernemingen.
1a Concurrentiekracht ter bevordering van groei en werkgelegenheid
8 404
9 097
9 754
10 434
11 295
12 153
12 961
74 098
1b Samenhang ter bevordering van groei en werkgelegenheid
42 863
43 318
43 862
43 860
44 073
44 723
45 342
308 041
2. Bescherming en beheer van natuurlijke hulpbronnen
54 985
54 322
53 666
53 035
52 400
51 775
51 161
371 344
waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen
43 120
42 697
42 279
41 864
41 453
41 047
40 645
293 105
3. Burgerschap, vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid
1 199
1 258
1 380
1 503
1 645
1 797
1 988
10 770
3a. Vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid
600
690
790
910
1 050
1 200
1 390
6 630
3b. Burgerschap
599
568
590
593
595
597
598
4 140
4. De EU als mondiale partner
6 199
6 469
6 739
7 009
7 339
7 679
8 029
49 463
5. Administratie1)
6 633
6 818
6 973
7 111
7 255
7 400
7 610
49 800
6. Compensaties
419
191
190
800
TOTAAL VOOR VASTLEGGINGSKREDIETEN
120 702
121 473
122 564
122 952
124 007
125 527
127 091
864 316
als percentage van BNI
1,10%
1,08%
1,07%
1,04%
1,03%
1,02%
1,01%
1,048%
TOTAAL VOOR BETALINGSKREDITEN
116 650
119 620
111 990
118 280
115 860
119 410
118 970
820 780
als percentage van BNI
1,06%
1,06%
0,97%
1,00%
0,96%
0,97%
0,94%
1,00%
Beschikbare ruimte
0,18%
0,18%
0,27%
0,24%
0,28%
0,27%
0,30%
0,24%
Maximumbedrag eigen middelen als percentage van BNI
1,24%
1,24%
1,24%
1,24%
1,24%
1,24%
1,24%
1,24%
1) De in het maximumbedrag van deze rubriek opgenomen uitgaven voor pensioenen zijn exclusief de personeelsbijdragen aan de pensioenregeling, ten bedrage van 500 miljoen EUR in prijzen van 2004 voor de periode 2007-2013.
BIJLAGE II
INTERINSTITUTIONELE SAMENWERKING OP BEGROTINGSGEBIED
A. Na de technische aanpassing van het financiële kader voor het komende begrotingsjaar, rekening houdende met de jaarlijkse beleidsstrategie van de Commissie, en vóór het besluit van de Commissie ten aanzien van het voorontwerp van begroting wordt een trialoog bijeengeroepen om de mogelijke prioriteiten voor de begroting van het komende begrotingsjaar te bespreken. Daarbij wordt naar behoren rekening gehouden met de bevoegdheden van de instellingen alsook met de te voorziene ontwikkeling van de behoeften voor het komende begrotingsjaar en de volgende jaren die door het financiële kader worden gedekt. Voorts wordt rekening gehouden met nieuwe elementen die sedert de opstelling van het oorspronkelijke financiële kader zijn ontstaan en die vermoedelijk wezenlijke en blijvende financiële gevolgen voor de begroting van de Europese Unie zullen hebben.
B. Ten aanzien van de verplichte uitgaven specificeert de Commissie bij de indiening van haar voorontwerp van begroting het volgende:
a)
de kredieten die verband houden met nieuwe of voorgenomen wetgeving;
b)
de kredieten die voortvloeien uit de toepassing van de ten tijde van de vaststelling van de voorafgaande begroting bestaande wetgeving.
De Commissie maakt een nauwkeurige raming van de financiële consequenties van de op de voorschriften gebaseerde verplichtingen van de Gemeenschap. Indien nodig stelt zij deze ramingen in de loop van de begrotingsprocedure bij. Zij verstrekt de begrotingsautoriteit alle bewijsstukken die deze noodzakelijk acht.
Indien zij dit nodig acht, mag de Commissie bij de twee takken van de begrotingsautoriteit een nota van wijzigingen-ad hoc indienen, teneinde de cijfers bij te werken die ten grondslag liggen aan de in het voorontwerp van begroting opgenomen raming van de landbouwuitgaven en/of, op de grondslag van de recentst beschikbare gegevens betreffende de op 1 januari van het betrokken begrotingsjaar van kracht zijnde visserijovereenkomsten, de kredieten en de verdeling ervan te corrigeren die zijn opgenomen in de operationele begrotingsonderdelen voor de internationale visserijovereenkomsten en die welke zijn opgenomen in een reserve.
Deze nota van wijzigingen moet vóór het einde van oktober bij de begrotingsautoriteit worden ingediend.
Wanneer de indiening bij de Raad minder dan een maand vóór de eerste lezing in het Europees Parlement geschiedt, behandelt de Raad als regel de nota van wijzigingen-ad hoc ter gelegenheid van de tweede lezing van de ontwerp-begroting.
Dientengevolge zullen de twee takken van de begrotingsautoriteit trachten vóór de tweede lezing van het ontwerp van begroting door de Raad aan de nodige voorwaarden te voldoen, om de nota van wijzigingen in één enkele lezing door elk van de betrokken instellingen te laten vaststellen.
C. 1. Voor het geheel van de uitgaven wordt een overlegprocedure ingesteld.
2. Dit overleg heeft ten doel:
a)
het debat voort te zetten aangaande de algemene ontwikkeling van de uitgaven en, in het kader daarvan, aangaande de hoofdlijnen van de begroting voor het komende jaar in het licht van het voorontwerp van begroting van de Commissie;
b)
tussen de twee takken van de begrotingsautoriteit een akkoord te bereiken:
–
over de in punt B, onder a) en b), bedoelde kredieten, met inbegrip van die welke zijn voorgesteld in de in punt B, derde alinea, bedoelde nota van wijzigingen-ad hoc,
–
over de kredieten die overeenkomstig punt 40 van dit akkoord in de begroting bij de niet verplichte uitgaven moeten worden opgenomen,en
–
meer in het bijzonder, over de aangelegenheden waarvoor dit akkoord naar deze procedure verwijst.
3. De procedure wordt ingezet met een trialoogvergadering, welke tijdig wordt bijeengeroepen om de instellingen de gelegenheid te geven een akkoord te bereiken, uiterlijk op het door de Raad voor de opstelling van zijn ontwerp-begroting vastgestelde tijdstip.
Over de uitkomsten van deze trialoog wordt overleg gepleegd tussen de Raad en een delegatie van het Europees Parlement, met deelname van de Commissie.
De overlegvergadering wordt, tenzij in de loop van de trialoog anders wordt beslist, tijdens de traditionele ontmoeting gehouden welke op de door de Raad voor de opstelling van het begrotingsontwerp vastgestelde datum, tussen dezelfde deelnemers plaatsvindt.
4. Indien nodig zou vóór de eerste lezing van het Europees Parlement een nieuwe trialoogvergadering kunnen plaatsvinden op schriftelijk voorstel van de Commissie of op schriftelijk verzoek van de voorzitter van de begrotingscommissie van het Europees Parlement of de voorzitter van de Raad "Begroting". Het besluit om een dergelijke vergadering te houden, wordt door de instellingen genomen na de vaststelling van de ontwerp-begroting van de Raad en voor de stemming in eerste lezing door de begrotingscommissie van het Europees Parlement.
5. De instellingen zetten het overleg na de eerste lezing van de begroting door elk van de twee takken van de begrotingsautoriteit voort om overeenstemming te bereiken over de niet verplichte uitgaven alsmede over de verplichte uitgaven en met name ter bespreking van de in punt B bedoelde nota van wijzigingen-ad hoc.
Hiertoe wordt een trialoogvergadering gehouden na de eerste lezing van het Europees Parlement.
De uitkomsten van deze trialoog worden besproken tijdens een tweede overlegvergadering die op de dag van de tweede lezing van de Raad wordt gehouden.
Indien nodig, zetten de instellingen hun besprekingen over de niet verplichte uitgaven na de tweede lezing van de Raad voort.
6. Bij deze trialoogvergaderingen worden de delegaties van de instellingen geleid door, respectievelijk, de voorzitter van de Raad "begroting", de voorzitter van de begrotingscommissie van het Europees Parlement en het lid van de Commissie dat voor de begroting bevoegd is.
7. Iedere tak van de begrotingsautoriteit neemt alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de resultaten die bij het overleg worden bereikt, gedurende de gehele lopende begrotingsprocedure in acht worden genomen.
D. Om de Commissie in staat te stellen, tijdig de uitvoerbaarheid te onderzoeken van de door de begrotingsautoriteit overwogen wijzigingen waarbij nieuwe voorbereidende acties/proefprojecten in het leven worden geroepen of bestaande worden verlengd, geven de twee takken van de begrotingsautoriteit de Commissie tegen half juni kennis van hun voornemens dienaangaande, opdat een eerste bespreking daarvan reeds kan plaatsvinden tijdens het overleg bij de eerste lezing van de Raad. De volgende stappen van de in deze bijlage bepaalde overlegprocedure zijn eveneens van toepassing, alsook het bepaalde in punt 36 van dit akkoord inzake de uitvoerbaarheid.
Voorts komen de drie instellingen overeen, het totale bedrag aan kredieten voor proefprojecten te begrenzen tot 40 miljoen EUR per begrotingsjaar. Tevens komen zij overeen, dat het totale bedrag aan kredieten voor nieuwe voorbereidende acties 50 miljoen EUR per begrotingsjaar en het totale bedrag aan daadwerkelijk vastgelegde kredieten voor voorbereidende acties 100 miljoen EUR niet mogen overschrijden.
BIJLAGE III
INDELING VAN DE UITGAVEN
RUBRIEK 1
Duurzame groei
1A
Concurrentiekracht ter bevordering van groei en werkgelegenheid
Niet verplichte uitgaven (NVU)
1B
Cohesie ter bevordering van groei en werkgelegenheid
NVU
RUBRIEK 2
Bescherming en beheer van natuurlijke hulpbronnen
NVU
Met uitzondering van:
Uitgaven van het gemeenschappelijk landbouwbeleid betreffende marktmaatregelen en rechtstreekse steun, met inbegrip van marktmaatregelen voor de visserij en met derden gesloten visserijovereenkomsten
Verplichte uitgaven (VU)
RUBRIEK 3
Burgerschap, vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid
NVU
3A
Vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid
NVU
3B
Burgerschap
NVU
RUBRIEK 4
De EU als mondiale speler
NVU
Met uitzondering van:
Uitgaven voortvloeiend uit met derden gesloten internationale overeenkomsten van de Europese Unie
VU
Bijdragen aan internationale organisaties of instellingen
VU
Bijdragen aan het garantiefonds voor leningen
VU
RUBRIEK 5
Administratie
NVU
Met uitzondering van:
Pensioenen en uitkeringen bij vertrek
VU
Vergoedingen en diverse bijdragen bij definitieve beëindiging van de dienst
VU
Proceskosten
VU
Schadevergoedingen
VU
RUBRIEK 6
Compensaties
VU
BIJLAGE IV
FINANCIERING VAN DE UIT DE VISSERIJOVEREENKOMSTEN VOORTVLOEIENDE UITGAVEN
A. De uitgaven van de visserijovereenkomsten worden gefinancierd uit twee begrotingsonderdelen van het beleidsterrein "visserij" (nomenclatuur van de activiteitsgestuurde begroting)
a)
internationale visserijovereenkomsten (11 03 01);
b)
bijdragen aan internationale organisaties (11 03 02).
Alle bedragen betreffende de overeenkomsten en de protocollen erbij die op 1 januari van het betrokken begrotingsjaar van kracht zijn, worden opgevoerd op begrotingsonderdeel 11 03 01. De bedragen die betrekking hebben op nieuwe of te verlengen overeenkomsten en die na 1 januari van het betrokken begrotingsjaar van kracht worden, worden opgenomen bij begrotingsonderdeel 40 02 41 02 – Reserves/Gesplitste kredieten (verplichte uitgaven).
B. Tijdens de in bijlage II, onder C, bedoelde overlegprocedure zullen het Europees Parlement en de Raad ernaar streven, in onderlinge overeenstemming, op voorstel van de Commissie, het bedrag vast te stellen dat op de begrotingsonderdelen en in de reserve wordt opgevoerd.
C. De Commissie verbindt zich ertoe, het Europees Parlement regelmatig van de voorbereiding en het verloop van de onderhandelingen, met inbegrip van de implicaties voor de begroting ervan, op de hoogte te houden.
In het kader van het wetgevingsproces betreffende de visserijovereenkomsten verbinden de instellingen zich ertoe, alles in het werk te stellen opdat alle procedures zo spoedig mogelijk worden afgewikkeld.
Indien de kredieten voor de visserijovereenkomsten, met inbegrip van de reserve, ontoereikend blijken, verstrekt de Commissie de begrotingsautoriteit de gegevens die een gedachtewisseling in de vorm van een eventueel vereenvoudigde trialoog mogelijk maakt over de oorzaken van deze situatie, alsmede over de maatregelen die volgens de vastgestelde procedures kunnen worden genomen. De Commissie stelt zo nodig, passende maatregelen voor.
Elk kwartaal verstrekt de Commissie de begrotingsautoriteit gedetailleerde gegevens over de tenuitvoerlegging van de geldende overeenkomsten en de financiële vooruitzichten voor de rest van het jaar.
______________
VERKLARINGEN
1. VERKLARING VAN DE COMMISSIE BETREFFENDE DE EVALUATIE VAN DE WERKING VAN HET IIA
De Commissie zal het in punt 7 van dit akkoord bedoelde verslag uiterlijk einde 2009 uitbrengen, zo nodig vergezeld van passende voorstellen.
2. VERKLARING BETREFFENDE PUNT 27 VAN DE HET INTERINSTITUTIONELE AKKOORD
De Commissie deelt de begrotingsautoriteit in het raam van de jaarlijkse begrotingsprocedure het bedrag mee dat beschikbaar is voor het in punt 27 bedoelde flexibiliteitsinstrument.
Voor het vrijmaken van bedragen van meer dan 200 miljoen EUR ten behoeve van het flexibiliteitsinstrument is een overdrachtbesluit vereist.
3. VERKLARING BETREFFENDE DE HERZIENING VAN HET FINANCIËLE KADER
1. Overeenkomstig de conclusies van de Europese Raad is de Commissie verzocht een volledige, alomvattende en brede evaluatie te verrichten met betrekking tot alle aspecten van de uitgaven van de EU, met inbegrip van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, en de inkomsten, met inbegrip van de korting voor het Verenigd Koninkrijk,, en daarover in 2008/2009 een verslag uit te brengen. Deze evaluatie dient vergezeld te gaan van een beoordeling van de werking van het Interinstitutionele Akkoord. Het Europees Parlement zal in alle stadia van de procedure bij de evaluatie worden betrokken, en wel op de volgende wijze:
-
tijdens de onderzoeksfase die volgt op de presentatie van de evaluatie door de Commissie zal voor passend overleg met het Parlement worden gezorgd in het kader van de gewone politieke dialoog tussen de instellingen en zal met de standpunten van het Europees Parlement ten volle rekening worden gehouden;
-
overeenkomstig de conclusies van december 2005 kan de Europese Raad "besluiten nemen over alle aangelegenheden die bij de evaluatie aan bod komen". Het Europees Parlement zal met inachtneming van zijn legitieme rechten en de geldende procedures worden betrokken bij alle formele stappen die ten vervolge daarvan worden ondernomen.
2. De Commissie verbindt zich ertoe, in het kader van het raadplegings- en bezinningsproces voorafgaande aan de evaluatie met het Parlement grondig van gedachten te wisselen over de situatie en met de uitkomst daarvan rekening te houden. De Commissie neemt eveneens nota van het voornemen van het Europees Parlement om een conferentie van het Europees Parlement en de nationale parlementen bijeen te roepen om het stelsel van eigen middelen te beoordelen. Zij beschouwt de uitkomst daarvan als een bijdrage tot het vorenbedoelde raadplegingsproces. De Commissie doet de voorstellen die zij terzake indient geheel onder eigen verantwoordelijkheid.
4. VERKLARING BETREFFENDE DE DEMOCRATISCHE CONTROLE EN DE SAMENHANG VAN EXTERNE ACTIES
Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie erkennen de behoefte aan rationalisatie van de diverse instrumenten voor externe actie. Zij komen overeen, dat een dergelijke rationalisatie weliswaar bevorderlijk is voor de samenhang en de gevolgen van het optreden van de EU, maar geen afbreuk mag doen aan de bevoegdheden van de wetgevende autoriteit – in het bijzonder niet wat de politieke controle op de strategische keuzen betreft – noch aan die van de begrotingsautoriteit. De tekst van de toepasselijke reglementering moet deze beginselen weergeven en moet, indien passend, een opgave bevatten van het te voeren beleid, een indicatieve verdeling van de aan te wenden middelen en, zo nodig een herzieningsbepaling om de uitvoering ervan uiterlijk na uiterlijk drie jaar te beoordelen.
De Commissie zal op grond van de van de basisinstrumenten waarvoor de medebeslissingsprocedure geldt, het Europees Parlement en de Raad stelselmatig inlichten en raadplegen door landelijke, regionale of thematische ontwerp-strategiedocumenten.
Wanneer de Raad tijdens de geldigheidsduur van dit akkoord een besluit neemt over de overgang van potentiële kandidaten naar de status van pretoetredingskandidaten, zal de Commissie het Europees Parlement en de Raad een herzien indicatief meerjarenkader voorleggen overeenkomstig artikel 4 van de verordening tot vaststelling van een instrument voor pretoetredingssteun waarin rekening is gehouden met de uit deze overgang voortvloeiende behoeften inzake de uitgaven.
De Commissie zal in het voorontwerp van begroting een nomenclatuur verstrekken die de prerogatieven van de begrotingsautoriteit inzake externe acties respecteert.
5. VERKLARING VAN DE COMMISSIE BETREFFENDE DE DEMOCRATISCHE CONTROLE EN DE SAMENHANG VAN EXTERNE ACTIES
De Commissie verbindt zich ertoe, een regelmatige dialoog met het Europees Parlement te voeren over de inhoud van de landelijke, regionale of thematische ontwerp-strategiedocumenten en ten volle rekening te houden met de positie van het Europees Parlement tijdens de uitvoering van de strategieën.
Deze dialoog omvat een discussie over de overgang van potentiële kandidaten naar de status van pretoetredingskandidaten tijdens de geldigheidsduur van dit akkoord.
6. VERKLARING BETREFFENDE DE HERZIENING VAN HET FINANCIEEL REGLEMENT
De instellingen streven ernaar, met de herziening van het Financieel Reglement de uitvoering van de begroting te verbeteren en de zichtbaarheid en de voordelen van de financiering van de EU bij de burgers te vergroten zonder afbreuk te doen aan de verwezenlijkingen van de herschikking van 2002. Zij streven in het eindstadium van de onderhandelingen over de herziening van het Financieel Reglement en de uitvoeringsvoorschriften daarvan tevens naar een juist evenwicht tussen de bescherming van de financiële belangen, de evenredigheid van de administratieve uitgaven en de gebruikersvriendelijkheid van de procedures
Het Financieel Reglement zal in de geest die in 2002 een akkoord mogelijk heeft gemaakt, op grond van een wijzigingsvoorstel van de Commissie worden herzien overeenkomstig de bij de Gemeenschappelijke Verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van 4 maart 1975 ingestelde overlegprocedure. De instellingen streven voorts naar een nauwe en constructieve interinstitutionele samenwerking met het oog op een snelle vaststelling van de uitvoeringsbepalingen, gericht op een vereenvoudiging van de procedures, terwijl een hoog niveau van bescherming van de financiële belangen van de Unie wordt gegarandeerd..
Het Europees Parlement en de Raad zijn vastberaden de onderhandelingen over het Financieel Reglement te beëindigen, zodat het eventueel op 1 januari 2007 in werking kan treden.
7. VERKLARING VAN DE COMMISSIE BETREFFENDE DE HERZIENING VAN HET FINANCIEEL REGLEMENT
Met betrekking tot de herziening van het Financieel Reglement verbindt de Commissie zich ertoe:
-
het Europees Parlement en de Raad in kennis te stellen wanneer zij het in een voorstel voor een wetgevingsbesluit noodzakelijk acht van het Financieel Reglement af te wijken, en opgave te doen van de precieze redenen daarvoor;
-
ervoor te zorgen dat voor belangrijke wetgevingsvoorstellen en wezenlijke aanpassingen daarvan de nodige beoordelingen van de gevolgen ervan worden gemaakt, rekening houdende met het subsidiariteitsbeginsel en het evenredigheidsbegins.
8. VERKLARING BETREFFENDE NIEUWE FINANCIERINGSINSTRUMENTEN
Het Europees Parlement en de Raad nodigen de Commissie en de Europese Investeringsbank(EIB) uit binnen hun respectieve bevoegdheidssfeer voorstellen te doen:
-
overeenkomstig de conclusies van de Europese Raad van december 2005, om de capaciteit van de EIB inzake leningen voor onderzoek en ontwikkeling en garanties te vergroten tot 10 miljard EUR in de periode 2007-2013, met een bijdrage van de EIB tot 1 miljard EUR uit reserves voor financiering met risicodeling;
-
om de instrumenten voor de trans-Europese netwerken (TEN) en kleine en middelgrote ondernemingen te versterken tot een bedrag voor leningen en garanties van bij benadering 20 en 30 miljard EUR respectievelijk, met een bijdrage van de EIB tot 0,5 miljard EUR uit de reserves (TEN) en tot 1 miljard EUR (concurrentiekracht en innovatie) respectievelijk.
9. VERKLARING VAN HET EUROPEES PARLEMENT BETREFFENDE DE VRIJWILLIGE MODULERING
Het Europees Parlement neemt nota van de conclusies van de Europese Raad van december 2005 met betrekking tot de vrijwillige overdracht van de marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid naar de plattelandsontwikkeling ten bedrage van maximaal 20% en de verminderingen voor marktuitgaven. Bij de vaststelling van de modaliteiten van deze modulering in de desbetreffende wetgevingsbesluiten zal het Europees Parlement de haalbaarheid van die bepalingen onderzoeken, in het licht van de beginselen van de EU, zoals de mededingingsregels en andere. Het Europees Parlement houdt zijn standpunt over de uitkomst van de procedure thans in beraad. Het is van oordeel dat het zinvol zou zijn, het vraagstuk van de cofinanciering van de landbouw in het kader van de herziening van 2008/2009 te behandelen.
10. VERKLARING VAN DE COMMISSIE BETREFFENDE DE VRIJWILLIGE MODULERING
De Commissie neemt nota van de conclusies van de Europese Raad van december 2005 (punt 62) volgens welke lidstaten naar eigen inzicht extra bedragen mogen overdragen naar programma's voor plattelandsontwikkeling, ten belope van maximaal 20% van de bedragen die hen door marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen toevallen.
Bij de vaststelling van de modaliteiten voor de desbetreffende wetgevingsbesluiten zal de Commissie ernaar streven, vrijwillige modulering mogelijk te maken, en terzelfder tijd erop toezien dat een dergelijk mechanisme zo nauw mogelijk aansluit bij de basisbeginselen van het beleid inzake plattelandsontwikkeling.
11. VERKLARING VAN HET EUROPEES PARLEMENT BETREFFENDE NATURA 2000
Het Europees Parlement spreekt zijn bezorgdheid uit over de conclusies van de Europese Raad van december 2005 met betrekking tot de inkrimping van de uitgaven voor plattelandsontwikkeling van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de gevolgen van dien voor de cofinanciering van Natura 2000 door de Gemeenschap. Het Parlement nodigt de Commissie uit, de gevolgen van die bepalingen te beoordelen voordat zij nieuwe voorstellen doet. Het Parlement is van oordeel, dat de nodige prioriteit moet worden gegeven aan de integratie van Natura 2000 in de Structuurfondsen en het fonds voor plattelandsontwikkeling. Als tak van de wetgevende autoriteit houdt het Parlement thans zijn positie inzake de uitkomst van de procedure in beraad.
12. VERKLARING VAN HET EUROPEES PARLEMENT BETREFFENDE DE PRIVATE COFINANCIERING EN BTW VOOR SAMENHANG TER BEVORDERING VAN GROEI EN WERKGELEGENHEID
Het Europees Parlement neemt nota van de conclusies van de Europese Raad van december 2005 met betrekking tot de toepassing van de n+3-regel voor automatische annulering bij wijze van overgangsmaatregel. Het Europees Parlement nodigt de Commissie uit, bij de vaststelling van de modaliteiten voor de desbetreffende wetgevingsbesluiten te zorgen voor gemeenschappelijke regels voor de private cofinanciering en BTW voor samenhang ter bevordering van de groei en de werkgelegenheid.
13. VERKLARING VAN HET EUROPEES PARLEMENT BETREFFENDE DE FINANCIERING OP HET GEBIED VAN VRIJHEID, VEILIGHEID EN RECHTVAARDIGHEID
Het Europees Parlement is van oordeel, dat de Commissie bij de indiening van het voorontwerp van begroting een nauwkeurige raming zou moeten verstrekken van de voorgenomen activiteiten op het gebied van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid, en dat de financiering van deze activiteiten moet worden besproken in het raam van de in bijlage II bij dit akkoord bedoelde procedures.