Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot invoering van een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking en economische samenwerking (COM(2004)0629 – C6-0128/2004 – 2004/0220(COD))
(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing)
Het Europees Parlement
,
– gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2004)0629)(1)
,
– gelet op artikel 251, lid 2, artikel 179, lid 1 en artikel 181a, lid 2, EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C6-0128/2004),
– gezien het advies van de Commissie juridische zaken over de voorgestelde rechtsgrondslag,
– gelet op de artikelen 51, 168 en 35 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie ontwikkelingssamenwerking en de adviezen van de Commissie buitenlandse zaken, de Commissie internationale handel en de Begrotingscommissie (A6-0060/2006),
– gezien het tweede verslag van de Commissie ontwikkelingssamenwerking en de adviezen van de Commissie buitenlandse zaken en de Commissie internationale handel (A6-0109/2006),
1. hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;
2. verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;
3. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
Standpunt van het Europees Parlement
in eerste lezing vastgesteld op 18 mei 2006 met het oog op de aanneming van Verordening
(EG) nr. …/2006
van het Europees Parlement en de Raad tot invoering van een financieringsinstrument voor
ontwikkelingssamenwerking
P6_TC1-COD(2004)0220
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 179, lid 1,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Handelend volgens
de procedure van artikel 251 van het Verdrag(1)
,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) Om de communautaire buitenlandse hulp doelmatiger te maken, is een nieuw procedurekader
voor de planning en de uitvoering van de hulp ontworpen. Bij Verordening (EG) nr. .../...
van de Raad van ... wordt een instrument voor pretoetredingssteun (hierna "IPA" genoemd) ingevoerd voor de communautaire hulp aan kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten(2)
. Bij Verordening (EG) nr. .../...
van het Europees Parlement en de Raad van ... wordt het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument (hierna "ENPI" genoemd)(3)
ingevoerd. Deze verordening is het derde algemene procedure-instrument
voor de rechtstreekse ondersteuning van het buitenlands
beleid van de Europese Unie, en met name van ontwikkelingssamenwerkingsbeleid
.
(2)Er zal een nieuw instrument worden voorgesteld, te weten verordening [inzake Gemeenschapssteun aan derde landen ter bevordering en bescherming van democratie en mensenrechten].
(3)De
Gemeenschap voert op het gebied van ontwikkelingssamenwerking een beleid dat gericht
is op de verwezenlijking van doelstellingen zoals armoedebestrijding, duurzame economische en sociale ontwikkeling, en harmonieuze en geleidelijke integratie van de ontwikkelingslanden in de wereldeconomie.
(4)De Gemeenschap voert een samenwerkingsbeleid dat samenwerking, partnerschappen en gemeenschappelijke ondernemingen tussen economische spelers in de EU en de partnerlanden en -regio's bevordert, en de dialoog tussen politieke, economische en sociale partners in de relevante sectoren stimuleert.
(5) De millenniumontwikkelingsdoelstellingen (MOD)
, die in 2000 door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties zijn aangenomen, met name
het uitroeien van extreme armoede en honger, en de doelstellingen en beginselen in verband met duurzame ontwikkeling die de Europese Gemeenschap heeft aangenomen in het kader van de Verenigde Naties en andere bevoegde internationale organisaties op het gebied van ontwikkelingssamenwerking
, vormen het doel van
het beleid op het gebied van ontwikkelingssamenwerking en het optreden in internationale fora
van de Gemeenschap.
(6) Een politiek klimaat dat vrede, de
eerbiediging van de mensenrechten, de fundamentele vrijheden, de gendergelijkheid,
de democratische beginselen en de rechtsstaat, en goed bestuur garandeert, is een integrerend onderdeel van de ontwikkeling op de lange termijn.
(7) Gezond en duurzaam economisch beleid is een conditio sine qua non voor ontwikkeling.
(8) De Gemeenschappelijke verklaring
van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad, het Europees Parlement en
de Commissie betreffende het
ontwikkelingsbeleid van de Europese Unie: "De Europese consensus" van 20 december 2005(4) en de daaropvolgende wijzigingen ervan stellen
het algemene kader vast voor het beleid van de Gemeenschap op het gebied van ontwikkeling.
(9) De Gemeenschap en haar lidstaten hebben partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten gesloten teneinde een aanzienlijke bijdrage te kunnen leveren tot de ontwikkeling op de lange termijn van de partnerlanden en het welzijn van hun bevolkingen.
(10) De uitvoering van deze
partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten dient te
zijn gebaseerd op gemeenschappelijke en universele waarden in verband met de eerbiediging en de bevordering van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, goed bestuur, democratisering
en de rechtsstaat. Deze elementen vormen essentiële elementen van deze overeenkomsten.
(11) Bij
de uitvoering van het communautaire ontwikkelingsbeleid zijn doelmatigere hulp
, betere complementariteit en meer
harmonisatie, standaardisering
en coördinatie van de procedures, zowel binnen de Europese Unie als in de betrekkingen met de andere donoren en ontwikkelingsactoren,
noodzakelijk om de samenhang en de doeltreffendheid van de hulp te garanderen en de kosten voor de partnerlanden te verminderen.
(12)Een cruciale doelstelling is het kiezen van een gedifferentieerde benadering op basis van ontwikkelingscontexten en -noden, waarmee aan de partnerlanden en -regio's specifieke, op maat gesneden programma's worden geboden op basis van hun eigen behoeften, strategieën, prioriteiten en pluspunten.
(13) Eigen verantwoordelijkheid van de partnerlanden voor de ontwikkelingsstrategieën is de sleutel tot een succesvol ontwikkelingsbeleid: daarom moet worden aangemoedigd dat zoveel mogelijk sectoren van de samenleving bij deze strategieën worden betrokken. Met het oog op eigen verantwoordelijkheid, doeltreffendheid en transparantie dienen de samenwerkingsstrategieën en de procedures voor de uitvoering van de maatregelen van de donoren te
worden afgestemd op die van de partnerlanden.
(14)Het
buitenlands en binnenlands
beleid van de Gemeenschap dienen consistent te zijn met de doelstellingen van haar ontwikkelingssamenwerkingsbeleid.
(15) De Commissie heeft twee mededelingen aangenomen over de samenhang van noodhulp, rehabilitatie en ontwikkeling(5)
en de samenhang van noodhulp, rehabilitatie en ontwikkeling - Evaluatie(6)
, gevolgd door resoluties van het Europees Parlement en conclusies van de Raad, waarin erop wordt gewezen dat het noodzakelijk is dat verbanden worden gelegd tussen humanitaire wederopbouw en ontwikkelingshulp voor de lange termijn
.
(16) Ontkoppeling
van de hulp is een belangrijke factor om de hulp een grotere meerwaarde te verlenen en de plaatselijke capaciteiten te versterken.
(17) Deze verordening stelt voor de periode 2007-2013 de financiering
vast die
voor de begrotingsautoriteit in de loop van de jaarlijkse begrotingsprocedure de
voornaamste referentie
vormt in de zin van punt 37
van het Interinstitutioneel Akkoord van 17
mei 2006
tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer(7)
.
(18)Aangezien
de doelstellingen van het overwogen optreden, met name de ondersteuning van de ontwikkelingssamenwerking, de economische samenwerking, de financiële samenwerking, de wetenschappelijke en technische samenwerking, en alle andere vormen van ontwikkelingssamenwerking
met de ontwikkelingslanden en
regio's die meerdere ontwikkelingslanden omvatten,
die geen lidstaten van de Gemeenschap of met de Gemeenschap geassocieerde landen en gebieden overzee zijn en die niet in aanmerking komen voor communautaire steun uit hoofde van het IPA of het ENPI, niet altijd
voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, en derhalve vanwege de omvang van het optreden soms
beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, mag de Gemeenschap overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.
(19) Door deze verordening moeten de volgende verordeningen worden ingetrokken of herzien
:
a)
Verordening (EG) nr. 1568/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2003 betreffende steun voor de bestrijding van aan armoede gerelateerde ziekten (HIV/aids), tuberculose en malaria) in ontwikkelingslanden(8)
,
b)
Verordening (EG) nr. 1567/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2003 betreffende steun voor beleid en maatregelen op het gebied van reproductieve en seksuele gezondheid en rechten in ontwikkelingslanden(9)
,
c)
Verordening (EG) nr. 2493/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 7 november 2000 betreffende maatregelen ter bevordering van de reële integratie van het milieuaspect in het ontwikkelingsproces in de ontwikkelingslanden(10)
,
d)
Verordening (EG) nr. 2494/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 7 november 2000 betreffende maatregelen ter bevordering van het behoud en het duurzaam beheer van tropische bossen en andere bossen in ontwikkelingslanden(11),
e)
Verordening
(EG) nr. 806/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende de bevordering van gendergelijkheid in de ontwikkelingssamenwerking(12)
,
f)
Verordening (EG) nr. 1659/98 van de Raad van 17 juli 1998 betreffende gedecentraliseerde samenwerking(13)
,
g)
Verordening (EG) nr. 1658/98 van de Raad van 17 juli 1998 betreffende de medefinanciering van acties op gebieden die voor de ontwikkelingslanden van belang zijn, met Europese niet-gouvernementele organisaties (NGO's) voor ontwikkeling(14)
,
h)
Verordening (EG) nr. 1292/96 van de Raad van 27 juni 1996 betreffende het voedselhulpbeleid en het beheer van de voedselhulp en van de specifieke acties ter ondersteuning van de voedselzekerheid(15)
, gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1726/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2001 houdende wijziging van artikel 21 van Verordening (EG) nr. 1292/96 van de Raad betreffende het voedselhulpbeleid en het beheer van de voedselhulp en van de specifieke acties ter ondersteuning van de voedselzekerheid(16),
i)
Verordening
(EG) nr. 1726/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 29 juni 2000 betreffende ontwikkelingssamenwerking met Zuid-Afrika(17)
,
j)
Verordening (EEG) nr. 443/92 van de Raad van 25 februari 1992 inzake financiële en technische hulp en economische samenwerking met de ontwikkelingslanden in Latijns-Amerika en in Azië(18)
,
k)
Verordening (EG) nr. 2258/96 van de Raad van 22 november 1996 betreffende herstel en wederopbouwacties ten behoeve van ontwikkelingslanden(19)
,
l)
Verordening (EG) nr. 2130/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 29 oktober 2001 betreffende acties op het gebied van de hulp aan ontwortelde bevolkingsgroepen in ontwikkelingslanden in Latijns-Amerika en in Azië(20)
,
m)
Verordening (EG) nr. 550/97 van de Raad van 24 maart 1997 betreffende acties op het gebied van HIV/aids in de ontwikkelingslanden(21)
,
n)
Verordening (EG) nr. 1484/97 van de Raad van 22 juli 1997 betreffende steun aan ontwikkelingslanden voor demografische maatregelen en programma's(22)
, en
o)
Verordening (EG) nr. 266/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 februari 2006 tot instelling van begeleidende maatregelen voor landen van het suikerprotocol die getroffen zijn door de hervorming van de suikerregeling van de Europese Unie(23)
.
(20) XXX
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
DOELSTELLINGEN EN BEGINSELEN
Artikel 1
Algemeen onderwerp
en werkingssfeer
(1) Overeenkomstig artikel 179 van
het Verdrag financiert de Gemeenschap maatregelen ter ondersteuning van de samenwerking met ontwikkelingslanden die voorkomen in deel 1 van de OESO/Development Assistance Committee(DAC)-lijst van landen die internationale financiële steun ontvangen,
en regio's die meerdere ontwikkelingslanden omvatten
(hierna "partnerlanden en –regio's" genoemd) die geen lidstaten van de Gemeenschap of met de Gemeenschap geassocieerde landen en gebieden overzee zijn en die niet in aanmerking komen voor communautaire steun uit hoofde van het instrument voor pretoetredingssteun of het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument.
In deze verordening wordt onder "regio" verstaan, een geografische entiteit die meerdere ontwikkelingslanden omvat.
(2) Overeenkomstig artikel 179 van
het Verdrag ondersteunt de communautaire hulp de
ontwikkelingssamenwerking, dat wil zeggen
de economische samenwerking, de financiële samenwerking, de wetenschappelijke en technische samenwerking, of alle andere vormen van samenwerking met de partnerlanden en -regio's, en het internationale optreden om buiten de Unie de doelstellingen te
bevorderen van de ontwikkelingssamenwerking van de Gemeenschap zoals gedefinieerd in lid 3
.
(3)Het primaire doel van deze samenwerking is het terugdringen en uiteindelijk uitroeien van armoede in partnerlanden en -regio's, in het kader van de in 2000 door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties uitgebrachte Millenniumverklaring en in het bijzonder de realisering van de MOD. Dit vergt samenwerkingsmaatregelen die:
–
de duurzame economische, sociale en ecologische ontwikkeling stimuleren van de - met name meest achtergebleven - ontwikkelingslanden;
–
de harmonische en geleidelijke integratie van die landen in de wereldeconomie stimuleren;
–
de democratie en de vrede, de rechtsstaat, de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, de gendergelijkheid, alsmede de beginselen van het volkenrecht consolideren en ondersteunen; en
–
de relatie tussen de Gemeenschap en de partnerlanden versterken.
(4)Het ontwikkelingsbeleid van de Gemeenschap uit hoofde van deze verordening houdt zich aan de verbintenissen en de doelstellingen die de Gemeenschap in het kader van de Verenigde Naties en andere bevoegde internationale organisaties op het gebied van ontwikkelingssamenwerking heeft onderschreven.
(5)Het ontwikkelingsbeleid van de Gemeenschap, zoals neergelegd in Titel XX van het Verdrag, moet het algemene kader bieden voor de samenwerking met partnerlanden en -regio's. De Gemeenschappelijke verklaring van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad, het Europees Parlement en de Commissie betreffende het ontwikkelingsbeleid van de Europese Unie: "De Europese Consensus" en de daaropvolgende wijzigingen ervan vormen het algemene kader, de leidraad en het convergentiepunt voor de uitvoering van het samenwerkingsbeleid van de Gemeenschap met partnerlanden en -regio's uit hoofde van deze verordening.
(6)De krachtens deze Titel gefinancierde maatregelen moeten voldoen aan de criteria van de OESO/DAC-lijst om te kunnen gelden als officiële ontwikkelingshulp.
(7)De door de Gemeenschap krachtens deze verordening verleende hulp mag niet worden gebruikt voor de financiering van:
–
aanschaffing van wapens of munitie;
–
andere militaire uitgaven dan voor opleiding inzake eerbiediging van de mensenrechten.
(8)Maatregelen in de zin van Verordening (EG) nr. .../... van de Raad van ... [inzake het "stabiliteitsinstrument"](24) die voor financiering krachtens die verordening in aanmerking komen, worden niet gefinancierd uit hoofde van deze verordening.
Onverminderd de noodzaak om de continuïteit in de samenwerking te bewaren op het traject van crisissituatie naar stabiele omstandigheden voor ontwikkeling, worden maatregelen in de zin van Verordening (EG) nr. 1257/96 van de Raad van 20 juni 1996 betreffende humanitaire hulp(25), die voor financiering krachtens die verordening in aanmerking komen, niet gefinancierd uit hoofde van deze verordening.
Artikel 2
Algemene beginselen
(1)De Unie is gegrondvest op de waarden van vrede en democratie, rechtsstaat, goed bestuur, eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, en streeft ernaar, door middel van dialoog en samenwerking, dat deze waarden ook in de partnerlanden en -regio's tot ontwikkeling en consolidatie komen.
(2)Alle krachtens deze verordening gefinancierde maatregelen moeten tevoren worden onderworpen aan een ontwikkelingsimpactbeoordeling, waartoe ook behoort een beoordeling van de impact ervan op het gebied van mensenrechten, milieu, gendergelijkheid, rechten van kinderen en de gevolgen voor andere kwetsbare of uitgesloten groepen.
(3)Bij de selectie van de krachtens onderhavige verordening te financieren maatregelen wordt gekozen voor een gedifferentieerde benadering die afhankelijk is van de ontwikkelingscontext en -behoeften, opdat de partnerlanden en -regio's een specifieke samenwerking op maat krijgen, die is gebaseerd op hun eigen noden, strategieën, prioriteiten en troeven.
Voorrang wordt verleend aan de armste partnerlanden, met name de minst ontwikkelde landen, en de armste sectoren van de samenleving binnen de partnerlanden.
(4) Voor alle gefinancierde maatregelen en voor alle samenwerkingsterreinen waarop deze verordening betrekking heeft, streeft de Gemeenschap naar samenhang tussen de verschillende terreinen van het buitenlands beleid en het
communautair beleid op andere terreinen enerzijds
, en haar ontwikkelingssamenwerkingsbeleid anderzijds, overeenkomstig artikel 178 van het Verdrag
. Deze samenhang dient zowel bij het bepalen van het beleid en de strategische planning van de activiteiten als bij de uitvoering te worden gegarandeerd.
(5)De Gemeenschap en de lidstaten coördineren hun beleid inzake ontwikkelingssamenwerking. De Commissie streeft naar een regelmatige en frequente uitwisseling van informatie met het Europees Parlement en de lidstaten, alsmede met andere ontwikkelingsactoren, met inbegrip van de andere donoren, en bevordert gedeelde analyses, een gezamenlijk programmeringsproces en de geharmoniseerde tenuitvoerleggings- en verslagleggingsmechanismen.
(6)De Gemeenschap bevordert, door toedoen van
de Commissie en
in overleg met het Europees Parlement en
de lidstaten, ieder in het kader van de eigen bevoegdheidssfeer
, een multilaterale aanpak van mondiale uitdagingen en zij stimuleert de samenwerking
met de multilaterale en regionale organisaties en instanties, zoals de internationale financiële instellingen en de agentschappen, fondsen en programma's van de Verenigde Naties, en met de bilaterale donoren.
(7) De communautaire samenwerking stimuleert doelmatige methoden en instrumenten van samenwerking, die zijn afgestemd op de specifieke omstandigheden van elk partnerland en elke partnerregio met het accent op programmagerichte benaderingen waarbij begrotingssteun wordt verleend in specifieke en duidelijk gemotiveerde gevallen, een en ander onderworpen aan strikt toezicht en strikte voorwaarden bij de verlening van voorspelbare steun, alsmede de ontwikkeling en het gebruik van nationale systemen op basis van de millenniumontwikkelingsdoelstellingen en -indicatoren
.
(8)De Gemeenschap bevordert doelmatige samenwerking met partnerlanden en -regio's overeenkomstig de internationale beste praktijk. Hierbij gelden de volgende beginselen:
a)
de bevordering van een ontwikkelingsproces dat onder leiding van het partnerland en onder verantwoordelijkheid van de plaatselijke bevolking blijft. De Gemeenschap stemt haar steun steeds meer af op nationale ontwikkelingsstrategieën, hervormingsbeleid en procedures van de partnerlanden en zal de voorkeur aan plaatselijke deskundigheid en aan plaatselijke tewerkstelling geven;
b)
het bijdragen aan versterking van het verantwoordingsproces, waartoe ook behoort de verantwoordingsplicht van donoren en partnerlanden en -regio's tegenover hun parlementen, en wederzijdse verantwoordingsplicht tussen partnerlanden en donoren;
c)
de bevordering van inclusieve en participerende benaderingen van ontwikkeling en een brede betrokkenheid van alle segmenten van de samenleving, met name kwetsbare groepen, bij het ontwikkelingsproces en de nationale dialoog;
d)
de bevordering van een beter effect van beleid en programma's middels de coördinatie en harmonisatie tussen donoren om overlapping en herhaling te verminderen, de complementariteit en samenhang te verbeteren en initiatieven van alle donoren te steunen. De coördinatie vindt in de partnerlanden plaats met behulp van overeengekomen richtsnoeren en beginselen van beste praktijk inzake coördinatie en doelmatigheid van de hulp.
BELEIDSBEPALING,
PROGRAMMERING EN TOEWIJZING VAN MIDDELEN
Artikel 3
Algemeen kader voor
de beleidsbepaling,
de programmering en de toewijzing van middelen
(1) Maatregelen worden gefinancierd door middel van geografische of thematische programma's of door deelname aan mondiale initiatieven.
Een geografisch programma heeft betrekking op de samenwerkingsactiviteiten op alle relevante terreinen, met partnerlanden en -regio's die op geografische basis zijn geselecteerd.
Een thematisch programma heeft betrekking op een specifiek onderwerp of terrein dat van belang is voor een groep van partnerlanden die niet op geografische basis zijn geselecteerd, of op samenwerkingsactiviteiten die op verschillende regio's of groepen van partnerlanden zijn gericht, met name in het geval van multilaterale of mondiale initiatieven.
Een mondiaal initiatief is een partnerschap en de daarmee verband houdende actie, die voor meerdere regio's in de wereld voordelen oplevert en waarbij de partners uitdrukkelijk overeenstemming bereiken over de doelstellingen, instemmen met de oprichting van een nieuwe al dan niet officiële organisatie of nieuwe producten of diensten voortbrengen, en daartoe bestemde middelen aan de actie bijdragen.
De Commissie keurt
de geografische en thematische programma's goed
en bepaalt hun geografisch bereik in overeenstemming met de in artikel 22, lid 2 vermelde beheersprocedure.
De Commissie stelt een meerjarig financieel kader vast waarin de toegewezen middelen worden verdeeld over de mondiale thematische en de regionale geografische programma's. Het meerjarig financieel kader wordt vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 251 van het Verdrag.
De uitgavendoelstellingen worden bepaald door de wetgever in het kader van deze thematische en regionale programma's, en bij de tenuitvoerlegging van de programma's wordt hieraan de hand gehouden.
(2)De beleidsprioriteiten voor de thematische programma's, mondiale initiatieven of geografische programma's op regionaal of continentaal niveau worden opgesteld bij afzonderlijke verordeningen, die elk specifiek gewijd zullen zijn aan een breed thematisch programma en/of mondiaal initiatief, dan wel aan een geografisch programma op regionaal of continentaal niveau. Elke verordening regelt de nadere bijzonderheden van het uit te voeren beleid voor het brede thematische programma, mondiale initiatief of geografische programma waarop zij betrekking heeft. Elke verordening wordt vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 251 van het Verdrag.
(3)
Voor de geografische programma's hecht
de Commissie, met instemming van het Europees Parlement, overeenkomstig de in artikel 22, lid 2 bedoelde beheersprocedure,
overeenkomstig artikel 5
voor elk partnerland en voor elke partnerregio haar goedkeuring aan
strategiedocumenten en indicatieve meerjarenprogramma's en overeenkomstigartikel 8
voor elk partnerland en voor elke partnerregio aan actieprogramma's.
Voor de thematische programma's hecht
de Commissie overeenkomstig de in artikel 22, lid 2 beschreven beheersprocedure haar goedkeuring,
overeenkomstig artikel 6, aan
thematische strategiedocumenten en overeenkomstigartikel 8aan actieprogramma's.
In uitzonderlijke omstandigheden kan de hulp van de Gemeenschap overeenkomstig artikel 9
tevens de vorm aannemen van bijzondere
maatregelen waarin de strategiedocumenten en de indicatieve meerjarenprogramma's niet hebben voorzien. Het Europees Parlement en de Raad worden onverwijld van de bijzondere maatregelen op de hoogte gesteld en kunnen om schorsing ervan verzoeken, indien zij er niet van overtuigd zijn dat de bijzondere maatregelen verdedigbaar zijn.
(4)Bij het opstellen van geografische programma's
doet de Commissie een indicatieve meerjarige financiële toewijzing
voor de financiering van de samenwerking met de partnerlanden en -regio's binnen elk programma
. Deze toewijzingen zijn consistent met de mondiale toewijzingen zoals bepaald in het meerjarig financieel kader en worden bepaald aan de hand van genormeerde, objectieve en transparante
criteria die gebaseerd zijn op de behoeften en de prestaties van de betrokken
partnerlanden en -regio's, waarbij rekening wordt gehouden met bijzondere moeilijkheden voor landen of regio's die een crisis- of conflictsituatie doormaken of net achter zich hebben.
Artikel 4
Beleidsbepalende verordeningen en het meerjarig financieel kader
(1)De geldigheidsduur van de in artikel 3 bedoelde verordeningen waarbij beleidsprioriteiten voor de thematische programma's, mondiale initiatieven of geografische programma's op regionaal of continentaal niveau worden vastgesteld, is niet langer dan de geldigheidsduur van deze verordening. Elke verordening regelt de nadere bijzonderheden van het te voeren beleid voor het programma waarop zij betrekking heeft, waarbij rekening wordt gehouden met de beginselen en procedures die zijn vastgelegd in de met de partnerlanden en -regio's gesloten partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten.
Alle strategiedocumenten en meerjarige programma's zijn consistent met de beleidsprioriteiten zoals vastgelegd in de desbetreffende verordening.
Zo nodig worden de verordeningen vóór het verstrijken van de geldigheidsduur op ad hoc basis herzien.
(2)Het meerjarig financieel kader wordt opgesteld voor een eerste periode van vier jaar. Voor het verstrijken van deze termijn wordt een tweede meerjarig financieel kader opgesteld, aan de hand van de tussentijdse herziening, die de resterende geldigheidsduur van deze verordening bestrijkt.
In het meerjarig financieel kader vastgelegde toewijzingen kunnen met maximaal 5% worden verhoogd of verlaagd. Eventuele verhoging of verlaging met meer dan 5% vereist instemming van het Europees Parlement en de Raad.
Artikel 5
Strategiedocumenten en meerjarenprogrammering van de geografische programma's
(1) De strategiedocumenten voor de partnerlanden en -regio's worden opgesteld
voor een periode die niet langer is dan de geldigheidsduur van deze verordening
, en beogen
een samenhangend kader te bieden voor de samenwerking
tussen de Gemeenschap en het partnerland of de partnerregio. Zij zijn gebaseerd op de beleidsbepalende verordeningen en
vormen de basis voor het opstellen van de indicatieve meerjarenprogramma's.
De strategiedocumenten worden onderworpen aan een herziening halverwege de looptijd of, indien van toepassing
, aan ad hoc-herzieningen waarbij in voorkomend geval de beginselen en de procedures worden toegepast die zijn overeengekomen in de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten met de partnerlanden en -regio's. De ad hoc herziening vindt plaats op initiatief van de Commissie of op verzoek van het Europees Parlement of de Raad of het/de betrokken partnerland of -regio. Indien de democratie, de rechtsstaat, de mensenrechten of de fundamentele vrijheden worden bedreigd, kan het Europees Parlement erop aandringen dat de strategiedocumenten spoedig worden herzien.
(2) De strategiedocumenten zijn gebaseerd op de bepalingen van de desbetreffende beleidsbepalende verordeningen en
worden in beginsel
opgesteld op basis van een dialoog met de partnerlanden en -regio's waarin tijdens het eerste stadium van de procedure
ook het maatschappelijk middenveld en de regionale en plaatselijke overheden
van die landen en regio's wordt betrokken, zodat voldoende eigen verantwoordelijkheid voor het proces wordt genomen en gezorgd wordt voor coherentie met
de nationale en plaatselijke
ontwikkelingsstrategieën, en voornamelijk met
de strategieën voor armoedebestrijding.
(3) Voor elk partnerland en voor elke partnerregio worden op basis van de strategiedocumenten indicatieve meerjarenprogramma's opgesteld, op partnerschapsbasis aan de hand van hun voorstellen. Hierover wordt in beginsel een
overeenkomst gesloten met de partnerlanden en -regio's, tenzij de politieke dialoog is afgebroken. Deze programma's worden pas geacht te zijn aangenomen als het Europees Parlement ervan op de hoogte is gesteld en de gelegenheid heeft gehad de voorstellen volledig te bespreken.
De indicatieve meerjarenprogramma's bepalen de prioritaire terreinen die voor communautaire financiering in aanmerking komen, de specifieke doelstellingen, de verwachte resultaten en de prestatie-indicatoren.
De indicatieve meerjarenprogramma's vermelden tevens de indicatieve financiële toewijzingen, globaal genomen en per prioritair terrein, eventueel door vermelding van een minimum- en een maximumbedrag. Deze toewijzingen zijn consistent met de mondiale toewijzingen zoals vastgelegd in het meerjarig financieel kader.
De indicatieve meerjarenprogramma's worden indien nodig op basis van de resultaten van de herziening halverwege de looptijd of de ad hoc-herzieningen van de strategiedocumenten aangepast.
In uitzonderlijke omstandigheden, met name bijzondere behoeften zoals post-crisissituaties of uitzonderlijke dan wel teleurstellende
prestaties, kan de indicatieve meerjarentoewijzing worden verhoogd of verlaagd ingevolge een herziening, en overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.
(4) Indien zich omstandigheden voordoen zoals crises, post-conflictsituaties, bedreigingen voor de democratie, de rechtsstaat, de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, kan de samenwerkingsstrategie per land of per regio ad hoc worden herzien volgens een bijzondere spoedprocedure. De ad hoc-herziening vindt plaats op initiatief van de Commissie of op verzoek van het Europees Parlement of de Raad of het/de betrokken partnerland of -regio.
Deze herziening kan leiden tot een strategie per land of per regio die de overgang naar ontwikkeling en samenwerking op de lange termijn moet bevorderen. Deze strategie garandeert tevens de samenhang, en voorkomt wederzijdse overlapping,
tussen de maatregelen die zijn genomen in het kader van deze verordening en de maatregelen die zijn genomen in het kader van alle andere communautaire instrumenten, zoals het stabiliteitsinstrument en Verordening (EG) nr. 1257/96
. Indien partnerlanden of groepen van partnerlanden rechtstreeks betrokken zijn bij of getroffen worden door crises of post-crises, wordt bij de meerjarenprogrammering bijzondere nadruk gelegd op de versterking van de coördinatie tussen hulp, rehabilitatie en ontwikkeling, zodat de overgang van noodsituatie naar ontwikkelingsfase kan worden verzekerd. Voor de landen en regio's waar zich regelmatig natuurrampen voordoen, ligt de nadruk op de voorbereiding op en het voorkomen van rampen en de opvang van de gevolgen van dit soort rampen.
(5)Ter stimulering van regionale samenwerking kan de Commissie bij de vaststelling van de in artikel 8 bedoelde actieprogramma's of de in artikel 9 bedoelde bijzondere maatregelen, besluiten dat andere ontwikkelingslanden die voorkomen in deel 1 van de OESO/DAC-lijst in aanmerking komen, wanneer het uit te voeren project of programma een regionaal of grensoverschrijdend karakter heeft. In de in de artikelen 5 en 6 bedoelde strategiedocumenten en indicatieve meerjarenprogramma's kan in deze mogelijkheid worden voorzien.
(6)
De Commissie en de lidstaten plegen in een zo vroeg mogelijk stadium van het programmeringsproces
overleg met elkaar en met andere donoren en ontwikkelingsactoren waaronder vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld, de lokale overheden en hun organisaties om
te garanderen dat er rekening wordt gehouden met hun samenwerkingsactiviteiten.
Artikel 6
Thematische strategiedocumenten en meerjarenprogrammering
(1) De strategiedocumenten voor de partnerlanden en -regio's worden opgesteld voor een periode die niet langer is dan de geldigheidsduur van deze verordening
. Zij zijn consistent met de bepalingen van de beleidsbepalende verordeningen en
bepalen de communautaire strategie voor de betrokken thema's, de situatie op internationaal niveau en de activiteiten van de voornaamste partners.
De Commissie garandeert de samenhang tussen de thematische programma's en de geografische programma's en zorgt er met name voor dat de activiteiten die door middel van thematische programma's worden uitgevoerd, samenhangend zijn met de strategiedocumenten en de indicatieve meerjarenprogramma's die voor de partnerlanden en -regio's zijn opgesteld.
De thematische strategiedocumenten zijn consistent met de bepalingen van de beleidsbepalende verordeningen en
bepalen de prioritaire terreinen die voor communautaire financiering in aanmerking komen, de specifieke doelstellingen, de verwachte resultaten en de prestatie-indicatoren.
De thematische strategiedocumenten vermelden tevens de indicatieve financiële toewijzingen, in hun totaliteit en per prioritair terrein. Deze toewijzingen zijn consistent met de mondiale toewijzingen zoals bepaald in het meerjarig financieel kader; zij kunnen
eventueel worden uitgedrukt in
een minimum- en een maximumbedrag.
De thematische strategiedocumenten worden onderworpen aan een herziening halverwege de looptijd of indien nodig aan ad hoc-herzieningen. De ad hoc herziening vindt plaats op initiatief van de Commissie of op verzoek van het Europees Parlement of de Raad.
(2) De Commissie en de lidstaten plegen in een zo vroeg mogelijk stadium van het programmeringsproces
overleg met elkaar en met andere donoren en ontwikkelingsactoren waaronder vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld, de lokale overheden en hun organisaties
om de complementariteit tussen
hun samenwerkingsactiviteiten te garanderen.
(3) Voor de deelname van mondiale initiatieven worden middelen en prioritaire acties vastgelegd.
Artikel 7
Goedkeuring van
beleidsbepalende verordeningen, het meerjarig financieel kader, strategiedocumenten en
meerjarenprogrammeringsdocumenten
De verordeningen tot vaststelling van beleidsprioriteiten voor elk thematisch programma, mondiaal initiatief of geografisch programma op regionaal of continentaal niveau, en het meerjarig financieel kader worden vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 251 van het Verdrag.
Voordat de Commissie
de in artikelen 5 en 6
bedoelde strategiedocumenten en indicatieve meerjarenprogramma's, en de herzieningen daarvan, als bedoeld in artikel 5
, leden 1 en 3, en artikel 6
, lid 1, goedkeurt, zal zij een ontwerptekst aan het Europees Parlement en de Raad voorleggen. Uiterlijk drie maanden na voorlegging van de ontwerptekst kan elke instelling ofwel amendementen voorstellen, indien zij meent dat de tekst niet aan de door de wetgevende instantie beoogde doelstellingen voldoet, dan wel bezwaren opperen tegen de goedkeuring van de tekst en, indien nodig, de Commissie verzoeken om een voorstel tot goedkeuring van een wetgevingsbesluit voor te leggen overeenkomstig artikel 251 van het Verdrag.
Het Europees Parlement en de Raad hebben beide het recht om de programma's te laten opschorten, indien zij dit nodig achten.
UITVOERING
Artikel 8
Goedkeuring van
actieprogramma's
Voor de vaststelling van actieprogramma's of niet in een actieprogramma opgenomen maatregelen geldt de in artikel 22, lid 2, bedoelde beheersprocedure.
De Commissie zendt die
actieprogramma's of niet in actieprogramma's opgenomen maatregelen
uiterlijk één maand na haar besluit ter informatie toe aan het Europees Parlement en
de lidstaten.
Artikel 9
Goedkeuring van bijzondere maatregelen die niet in de strategiedocumenten en de indicatieve meerjarenprogramma's zijn opgenomen
(1) Indien zich onverwachte behoeften of gebeurtenissen voordoen in verband met natuurrampen, burgeroorlog of crisissituaties, die niet kunnen worden gefinancierd krachtens Verordening (EG) nr. .../... [inzake het "Stabiliteitsinstrument"] of Verordening (EG) nr. 1257/96
, keurt de Commissie na overleg met het Europees Parlement en de Raad,
bijzondere maatregelen goed die niet in de strategiedocumenten en de indicatieve meerjarenprogramma's zijn opgenomen, hierna "bijzondere maatregelen" genoemd.
Bijzondere maatregelen kunnen ook acties financieren die de overgang van noodhulp naar ontwikkelingsactiviteiten op de lange termijn gemakkelijker maken.
Bijzondere maatregelen moeten gebaseerd zijn op de beleidsprioriteiten zoals die in de desbetreffende geografische beleidsbepalende verordening zijn vastgelegd.
(2) Bijzondere maatregelen van meer dan 5 000 000 EUR
worden door de Commissie goedgekeurd volgens de in artikel 22
, lid 3, bedoelde raadplegingsprocedure.
(3) Voor bijzondere maatregelen worden de nagestreefde doelstellingen, de terreinen waarop maatregelen worden getroffen, de verwachten resultaten, de beheersprocedures en het totale bedrag van de geplande financiering vastgesteld. Zij bevatten een beschrijving van de te financieren acties, een indicatie van de overeenkomstige bedragen van de financiering en het indicatief tijdschema voor de uitvoering.
(4) Wanneer met de bijzondere maatregelen minder dan 5 000 000 EUR is gemoeid, stelt
de Commissie de lidstaten en het Europees Parlement
uiterlijk één maand na haar besluit op de hoogte van de vastgestelde maatregelen.
(5) Voor wijzigingen van de bijzondere maatregelen, in het kader waarvan uitsluitend
technische aanpassingen worden aangebracht,
hoeft geen beroep te worden gedaan op de in artikel 22
, lid 3, bedoelde procedure, voorzover deze wijzigingen de oorspronkelijke, in het besluit van de Commissie vastgestelde doelstellingen onverlet laten. Deze technische aanpassingen worden onverwijld medegedeeld aan Europees Parlement en Raad.
Artikel 10
Voorwaarden
(1) In het kader van de uitvoering van de maatregelen die zijn opgenomen in de in de artikelen 5 en 6 bedoelde strategiedocumenten respectievelijk indicatieve meerjarenprogramma's
of de in artikel 9 bedoelde bijzondere maatregelen, komen voor financiering uit hoofde van deze verordening in aanmerking:
a)
partnerlanden en -regio's, en hun instellingen;
b)
gedecentraliseerde entiteiten van de partnerlanden zoals gemeenten, provincies, departementen en regio's;
c)
gemengde organen die door de partnerlanden en -regio's en de Gemeenschap zijn opgericht;
d)
internationale organisaties, waaronder regionale organisaties, organisaties, diensten of missies die onder het stelsel van de Verenigde Naties vallen, internationale en regionale
financiële instellingen en ontwikkelingsbanken, voorzover zij een bijdrage leveren tot het verwezenlijken van de doelstellingen van deze verordening;
e)
instellingen en organen van de Gemeenschap, doch uitsluitend in het kader van de uitvoering van de in artikel 12
bedoelde ondersteunende maatregelen;
f)
agentschappen van de Europese Unie;
g)
de volgende entiteiten en organen van de lidstaten, partnerlanden en -regio's of alle andere derde staten die voldoen aan de in artikel 17
vastgestelde regels betreffende de toegang tot de buitenlandse hulp van de Gemeenschap, voorzover zij een bijdrage leveren tot het verwezenlijken van de doelstellingen van deze verordening:
i)
overheids- of semi-overheidsinstanties, de plaatselijke overheden of collectiviteiten en hun groeperingen of representatieve organisaties
;
ii)
ondernemingen, bedrijven en andere particuliere organisaties en economische actoren;
iii)
financiële instellingen die particuliere investeringen in de partnerlanden en -regio's verrichten, aanmoedigen en financieren;
iv)
in lid 2 bedoelde niet-overheidsactoren;
v)
natuurlijke personen.
(2) Niet-winstgevende
niet-overheidsactoren die uit hoofde van deze verordening voor financiële hulp in aanmerking komen zijn met name: niet-gouvernementele organisaties, organisaties van de autochtone bevolkingen, organisaties die nationale en/of etnische minderheden vertegenwoordigen,
beroepsgroeperingen en groepen van plaatselijke initiatieven, coöperatieven, vakbonden, organisaties die economische en sociale actoren vertegenwoordigen, organisaties ter bestrijding van corruptie en fraude en ter bevordering van goed bestuur, burgerrechtenorganisaties en organisaties die discriminatie bestrijden,
plaatselijke organisaties (en netwerken daarvan) die werkzaam zijn op het gebied van gedecentraliseerde regionale samenwerking en integratie, nationale en internationale verenigingen van plaatselijke overheden die in de ontwikkelingsfeer werkzaam zijn,
verbruikersverenigingen, vrouwen- of jongerenorganisaties, onderwijs-, culturele, onderzoeks- en wetenschappelijke organisaties, universiteiten, kerken en religieuze verenigingen of gemeenschappen, media, en alle niet-gouvernementele organisaties en onafhankelijke stichtingen, waaronder onafhankelijke politieke stichtingen,
die een bijdrage kunnen leveren tot de verwezenlijking van de doelstellingen van deze verordening.
Artikel 11
Financieringsvormen
Financiering door de Gemeenschap
geschiedt in de volgende vormen:
a)
projecten en programma's;
b)
sectorale of algemene begrotingssteun, als het beheer van de overheidsuitgaven voldoende transparant, verantwoordelijk
en op
doeltreffende wijze door de nationale Rekenkamer en het parlement van het partnerland wordt gecontroleerd
, en het partnerland
zelf een goed uitgewerkt macro-economisch of sectoraal beleid heeft ingesteld, dat door de belangrijkste donorenpositief
is beoordeeld,
waaronder in voorkomend geval de internationale financiële instellingen;
c)
sectorale ondersteuning;
d)
in uitzonderlijke gevallen, sectorale en algemene programma's ter ondersteuning van de invoer, in de vorm van
i)
sectorale invoerprogramma's in natura,
ii)
sectorale invoerprogramma's in de vorm van deviezensteun ter financiering van sectorale invoer, en
iii)
algemene invoerprogramma's in de vorm van deviezensteun ter financiering van de algemene invoer van een grote verscheidenheid aan producten;
e)
middelen die ter beschikking worden gesteld van de Europese Investeringsbank of andere financiële tussenpersonen voor het verstrekken, op basis van programma's van de Commissie en onder de in artikel 19
bedoelde voorwaarden, van leningen (in het bijzonder ter ondersteuning van investeringen in en de ontwikkeling van de particuliere sector) of risicokapitaal (met name in de vorm van achtergestelde of voorwaardelijke leningen), of andere vormen van minderheidsparticipaties en tijdelijke participaties in het kapitaal van ondernemingen, of voor het bijdragen aan garantiefondsen;
f)
rentesubsidies, met name voor leningen op milieugebied;
g)
schuldverlichting, uit hoofde van internationaal overeengekomen
programma's voor schuldverlichting;
h)
maatregelen inzake voedselzekerheid;
i)
subsidies voor de financiering van maatregelen die worden voorgesteld door de entiteiten bedoeld in artikel 10
, lid 1, onder b), c), d), f), en g), punten i) tot en met v);
j)
subsidies voor de financiering van de werkingskosten van de entiteiten bedoeld in artikel 10
, lid 1, onder b), c), d), f), en g), punten i), iii) en iv);
k)
financiering van samenwerkingsprogramma's tussen overheidsinstellingen, plaatselijke overheden,
nationale overheidsorganen en particuliere entiteiten met een openbare-dienstverleningstaak, van de lidstaten en van de partnerlanden en -regio's;
l)
bijdragen aan internationale fondsen die met name door nationale en regionale organisaties worden beheerd;
m)
bijdragen aan nationale fondsen die door de partnerlanden en -regio's zijn opgericht om gezamenlijke medefinanciering door verschillende donoren aan te moedigen, of aan fondsen die door een of meerdere andere donoren zijn opgericht om gezamenlijk acties uit te voeren;
(
n
) participaties in het kapitaal van internationale financiële instellingen en regionale ontwikkelingsbanken;
o)
menselijke en materiële middelen voor het beheer van en het daadwerkelijk toezicht op projecten en programma's door de partnerlanden en -regio's.
Artikel 12
Ondersteunende maatregelen
(1) De communautaire financiering kan de kosten dekken van voorbereidende werkzaamheden, follow-up, audits en evaluaties die rechtstreeks noodzakelijk zijn voor de uitvoering van deze verordening en het verwezenlijken van de doelstellingen daarvan, bijvoorbeeld studies, bijeenkomsten, informatie-, voorlichtings-, opleidings- en publiciteitscampagnes, scholingsmaatregelen voor partnerlanden en de in artikel 10 bedoelde instellingen in partnerlanden
, organisatiekosten van informaticanetwerken voor de uitwisseling van informatie, en alle andere kosten van technische en administratieve bijstand waarop de Commissie voor het beheer van het programma een beroep doet. Dit omvat ook de uitgaven voor administratieve ondersteuning door de delegaties van de Commissie die zich bezighouden met het beheer van de in het kader van deze verordening gefinancierde projecten. Voorts dekt de communautaire financiering de oprichting en instandhouding van een databank waarin alle verworven ervaring kan worden opgeslagen. Deze databank is toegankelijk voor alle onder artikel 13 van deze verordening genoemde actoren.
(2) Deze ondersteunende maatregelen hoeven niet noodzakelijkerwijs in de meerjarenprogrammering te worden opgenomen en kunnen derhalve buiten de strategiedocumenten en de indicatieve meerjarenprogramma's om worden gefinancierd. Zij kunnen evenwel ook worden gefinancierd uit een indicatief meerjarenprogramma.
De Commissie keurt ondersteunende maatregelen die niet in een indicatief meerjarenprogramma zijn opgenomen goed overeenkomstig artikel 9
.
Artikel 13
Medefinanciering
(1) Maatregelen die uit hoofde van deze verordening worden gefinancierd, kunnen worden medegefinancierd, met name door:
a)
de lidstaten, met name hun overheids of semi-overheidsinstanties en hun gedecentraliseerde instellingen
;
b)
de plaatselijke en regionale besturen of overheden en hun groeperingen;
c)
elk ander donorland, met name zijn overheids- en semi-overheidsinstanties;
d)
internationale en regionale organisaties, met name internationale en regionale financiële instellingen;
e)
ondernemingen, bedrijven en andere particuliere organisaties en economische actoren, en andere niet-overheidsactoren;
f)
de partnerlanden of -regio's die door de middelen begunstigd worden.
(2) In geval van parallelle medefinanciering wordt het project of programma in meerdere activiteiten
opgedeeld die worden
gefinancierd door de verschillende partners die de medefinanciering verstrekken, en wel zo dat de bestemming van de financiering altijd traceerbaar is.
In geval van gemeenschappelijke medefinanciering worden de totale kosten van het project of programma verdeeld tussen de partners die de medefinanciering verzorgen en worden de geldmiddelen gemeenschappelijk ingebracht, dusdanig dat het niet mogelijk is de financieringsbron van een specifieke activiteit in het kader van het project of programma na te gaan.
(3) In geval van gemeenschappelijke medefinanciering kan de Commissie voor de uitvoering van gezamenlijke acties middelen ontvangen en beheren namens de in lid 1, onder a), b) en c)
, bedoelde entiteiten. Dergelijke fondsen worden behandeld als ontvangsten die in overeenstemming met artikel 18 van Verordening (EG, Euratom
) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen(26),
een bestemming hebben gekregen.
Artikel 14
Beheer
(1) De krachtens deze verordening gefinancierde maatregelen worden uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van Verordening (EG, Euratom
) nr. 1605/2002
.
(2) In geval van medefinanciering en in andere naar behoren gerechtvaardigde gevallen mag de Commissie overheidstaken, met name taken tot uitvoering van de begroting, toevertrouwen aan de in artikel 54, lid 2, onder c), van Verordening (EG, Euratom
) nr. 1605/2002 genoemde entiteiten indien deze een erkende internationale reputatie hebben, voldoen aan de internationaal erkende beheers- en controlesystemen en onder toezicht van een openbare instantie staan
.
(3) In geval van gedecentraliseerd beheer mag de Commissie besluiten een beroep te doen op de aanbestedingsprocedures of de procedures voor de toekenning van subsidies van het partnerland of de partnerregio die de begunstigde is nadat is geverifieerd dat zij de basisbeginselen van het Financieel Reglement in acht nemen en
op voorwaarde dat:
–
de procedures van het partnerland of de partnerregio die de begunstigde is, voldoen aan de beginselen van transparantie, evenredigheid, gelijke behandeling en non-discriminatie, en alle belangenconflicten voorkomen;
–
het partnerland of de partnerregio die de begunstigde is, zich ertoe verbindt geregeld na te gaan of de acties die uit de begroting van de Gemeenschap worden gefinancierd, correct zijn uitgevoerd, passende maatregelen te nemen om onregelmatigheden en fraude te voorkomen, en in voorkomend geval vervolgingen in te stellen om verloren, ten onrechte
uitgekeerde of onjuist gebruikte
middelen terug te vorderen.
Artikel 15
Vastleggingen
(1) De begrotingsvastleggingen vinden plaats op basis van de besluiten die door de Commissie krachtens artikel 8
, lid 1, artikel 9
, lid 1, en artikel 12, lid 2
, zijn genomen.
(2) De communautaire financiering kan de volgende juridische vormen aannemen:
–
financieringsovereenkomsten;
–
subsidieovereenkomsten;
–
aanbestedingscontracten;
–
arbeidsovereenkomsten.
Artikel 16
Bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap
(1) Alle overeenkomsten die uit deze verordening voortvloeien, dienen bepalingen te bevatten ter bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap, met name ten aanzien van onregelmatigheden,
fraude, corruptie en andere illegale activiteiten
, overeenkomstig de Verordeningen (EG, Euratom) nr. 2988/95(27)
, (Euratom, EG
) nr. 2185/96(28)
en (EG) nr. 1073/1999(29)
van de Raad.
(2) Overeenkomsten dienen uitdrukkelijk te bepalen dat de Commissie en de Rekenkamer het recht wordt verleend om auditcontroles
op basis van documenten of ter plaatse uit
te voeren van alle contractanten of subcontractanten die middelen van de Gemeenschap hebben ontvangen, mede om vast te stellen of de uitvoering van de overeenkomsten in overeenstemming is met de in artikel 3 bedoelde beleidsbepalende verordeningen en met de beginselen van het volkenrecht en de internationale verdragen waarbij de Gemeenschap en de lidstaten partij zijn
. Voorts dienen zij tevens de Commissie er uitdrukkelijk toe te machtigen controles en verificaties ter plaatse uit te voeren, overeenkomstig Verordening (Euratom, EG
) nr. 2185/96.
(3)Gedurende een periode van vijf jaar vanaf de laatste betaling houdt de ontvanger van Gemeenschapskredieten alle ondersteunende documenten met betrekking tot de uitgaven beschikbaar voor inspectie door de Commissie.
(4) Alle overeenkomsten die voortvloeien uit de uitvoering van de hulp dienen de Commissie en de Rekenkamer het in lid 2 bedoelde recht veilig te stellen zowel tijdens als na de uitvoering van de overeenkomst.
Artikel 17
Deelname aan procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten en procedures voor de toekenning van subsidies en regels van oorsprong
(1)Voor deze verordening gelden de regels voor deelname en de regels van oorsprong die zijn neergelegd in Verordening (EG) nr. 2110/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2005 inzake de toegang tot buitenlandse hulp(30) en Verordening (EG) nr. 2112/2005 van de Raad van 21 november 2005 inzake de toegang tot buitenlandse hulp van de Gemeenschap(31)
.
De documentatie in verband met de uitvoering van projecten uit hoofde van deze verordening dient ook te worden verstrekt in de taal van de respectieve begunstigde landen.
Er worden geen overeenkomsten tot deelname aan de krachtens deze verordening gefinancierde programma's en maatregelen gesloten met enigerlei autoriteit, openbare instelling of particuliere actor die rechtstreeks en actief betrokken of behulpzaam is bij dan wel profijt trekt van enige schending van het volkenrecht of van internationale verdragen waarbij de lidstaten partij zijn.
(20)De Gemeenschap stelt een vereenvoudigde en afwijkende procedure op voor aanvragen tot indiening van voorstellen en voor de afsluiting van subsidieovereenkomsten om de financiering van kleine en middelgrote door kleine of middelgrote ontwikkelingsactoren gedragen projecten te vergemakkelijken.
Artikel 18
Voorfinanciering
De uit voorfinancieringsbetalingen aan de begunstigde verkregen rente wordt afgetrokken van de uiteindelijke betaling.
Artikel 19
Middelen die ter beschikking zijn gesteld van de Europese Investeringsbank of andere financiële tussenpersonen
(1) De in artikel 11
, onder d)
, bedoelde middelen worden beheerd door financiële tussenpersonen, de Europese Investeringsbank of andere banken of organisaties die in staat zijn deze te beheren.
(2) De Commissie keurt
per geval uitvoeringsbepalingen goed voor
lid 1, met name over de verdeling van de risico's, de beloning van de tussenpersoon die met de uitvoering is belast, het gebruik en de invordering van de opbrengsten van de middelen en de afsluiting van de operatie.
Artikel 20
Evaluatie
(1) De Commissie onderwerpt haar programma's, in een transparant en participerend proces, aan geregelde monitoring en herziening en zij
beoordeelt geregeld de resultaten van de geografische en thematische beleidslijnen en programma's en het sectoraal beleid en de doeltreffendheid van de programmering, om na te gaan of de doelstellingen zijn verwezenlijkt en aanbevelingen op te stellen om toekomstige maatregelen te verbeteren.
Naast haar eigen interne beoordeling geeft de Commissie, op eigen initiatief of op verzoek van het Europees Parlement of de Raad, door middel van openbare aanbesteding ook opdrachten voor een onafhankelijke externe beoordeling, waarbij haar indicatieve meerjarenprogramma's en de kwaliteit van haar geografische en thematische programma's moeten worden beoordeeld en aanbevelingen moeten worden gedaan voor de verwezenlijking van de doelstellingen daarvan.
In het kader van deze herzieningen en beoordelingen verifieert de Commissie of de programma's naar behoren de prioriteiten uitvoeren zoals die in de in artikel 3 bedoelde beleidsbepalende verordeningen zijn vastgelegd
.
(2)De Commissie verricht op eigen initiatief of op verzoek van het Europees Parlement of de Raad soortgelijke interne beoordelingen en zij geeft aan onafhankelijke, via aanbestedingsprocedures geselecteerde organisaties opdracht tot externe beoordeling van de resultaten van projecten en andere krachtens deze verordening uitgevoerde acties, en van de doelmatigheid van deze projecten en acties, om na te gaan of hun doelstellingen zijn bereikt en om aanbevelingen te kunnen doen met het oog op verbetering van toekomstige operaties.
Evenzo gaat de Commissie op gezette tijden over tot een externe doorlichting van haar financieringsprocedures en de organisatie van haar diensten die in het kader van deze verordening optreden.
(3)
De Commissie zendt de beoordelingsverslagen ter informatie toe aan het Europees Parlement en
het bij artikel 22
ingestelde comité. De lidstaten kunnen verzoeken om bespreking van bepaalde beoordelingsverslagen in het bij artikel 22 ingestelde comité.
De uitkomsten hiervan worden verwerkt in het ontwerp van de programma's en de toewijzing van middelen.
(4)De Commissie betrekt niet-overheidsactoren bij de fase van beoordeling van de Gemeenschapshulp uit hoofde van deze verordening.
SLOTBEPALINGEN
Artikel 21
Jaarverslag
(1) De Commissie onderzoekt de vooruitgang bij de uitvoering van de maatregelen die krachtens deze verordening zijn genomen en legt het Europees Parlement en de Raad een jaarverslag over de uitvoering en de resultaten en, voorzover mogelijk, uitwerking en impact
van de door haar verstrekte
hulp voor. Zij zendt dit verslag ook toe aan het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's.
(2) Het jaarverslag
bevat gegevens met betrekking tot het voorafgaande jaar over de gefinancierde maatregelen, de resultaten van het toezicht en de beoordeling, de betrokkenheid van de respectieve partners,
en de uitvoering van de begroting wat betreft vastleggingen en betalingen per partnerland en -regio en per samenwerkingsterrein. Het verslag bevat een beoordeling van de resultaten van de hulp, voorzover mogelijk aan de hand van specifieke en meetbare indicatoren, en van de rol die de hulp heeft gespeeld bij het bereiken van de doelstellingen van deze verordening.
Artikel 22
Comité
(1) De Commissie wordt bijgestaan door een comité waarin ook het Europees Parlement vertegenwoordigd is
.
(2) Bij verwijzing naar dit lid zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(32)
van toepassing, met naleving van artikel 8 van dit Besluit. De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op 30 dagen.
(3) Bij verwijzing naar dit lid zijn de artikelen 3 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met naleving van artikel 8 van dit Besluit.
Het recht van het Europees Parlement ingevolge artikel 7, lid 3, van dat Besluit, om op regelmatige basis te worden geïnformeerd, wordt in volle omvang geëerbiedigd.
(4) Het comité stelt zijn reglement van orde vast. Dit reglement dient de regels te bevatten die de Commissie dient te volgen voor de goedkeuring van de in artikel 9, lid 1 bedoelde
bijzondere maatregelen volgens een spoedprocedure.
(5)De notulen van de comitévergaderingen worden ter informatie aan het Europees Parlement toegezonden.
(6) De werkzaamheden van het comité worden bijgewoond door een vertegenwoordiger van de Europese Investeringsbank
.
Artikel 23
Opschorting van de hulp
Onverminderd de bepalingen in verband met de opschorting van de hulp die zijn opgenomen in de met de partnerlanden en –regio's gesloten partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten, kan de Raad, wanneer een partnerland de in artikel 2, lid 1
bedoelde beginselen niet eerbiedigt, en overleg met dat partnerland hetzij niet leidt tot een wederzijds aanvaardbare oplossing, hetzij wordt geweigerd, alsmede in bijzonder urgente gevallen, na raadpleging van het Europees Parlement en
op een door de Commissie gelijktijdig bij het Europees Parlement en de Raad in te dienen
voorstel,
met gekwalificeerde meerderheid van stemmen de nodige maatregelen nemen in verband met de hulp die krachtens deze verordening aan het partnerland is verleend. De maatregelen kunnen de gehele of gedeeltelijke opschorting van de hulp omvatten.
Indien er onregelmatigheden worden ontdekt, moet een ontvanger van Gemeenschapsmiddelen binnen een nader bepaalde periode nauwkeurige uitleg verschaffen; kan hij geen bevredigend antwoord geven, dan kan de hulp ongedaan worden gemaakt en kunnen de reeds uitgekeerde bedragen worden teruggevorderd.
Wanneer een partnerland in ernstige mate de beginselen schendt waarop de EU zelf is gegrondvest en die zijn neergelegd in artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, wordt de hulp die de Gemeenschap aan de ontvangende regering krachtens deze verordening verleent, teruggebracht. Ter vermijding van zulke gevallen dient prioriteit te worden gegeven aan projecten waarin de EU-lidstaten of EU-organisaties streven naar opbouw van democratische instellingen, ontwikkeling van mensenrechten en vrijheid voor de media.
Het Europees Parlement of de Raad kunnen de Commissie verzoeken de Raad een voorstel voor te leggen inzake het treffen van de in alinea 1 bedoelde passende maatregelen ten aanzien van de krachtens deze verordening verleende hulp. De Commissie legt haar voorstellen binnen 3 maanden na ontvangst van dat verzoek voor aan de Raad, dan wel geeft zij haar redenen op om dit niet te doen.
Ingeval van volledige opschorting van hulp, kan de Gemeenschapshulp voort worden verstrekt aan niet-gouvernementele organisaties in partnerlanden die in ernstige mate de beginselen schenden waarop de EU zelf is gegrondvest en die zijn neergelegd in artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, teneinde steun te geven aan de opbouw van democratische instellingen, ontwikkeling van mensenrechten en vrijheid voor de media in het betrokken land.
Artikel 24
Financiële bepalingen
(1) Het financiële referentiebedrag voor de uitvoering van deze verordening voor de periode 2007-2013 bedraagt 47 122 000 000 EUR
, waarvan 23 572 000 000 EUR
voor de financiering van de geografische samenwerking met de staten van Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan, met uitzondering van Zuid-Afrika
.
(2) De jaarlijkse kredieten worden door de begrotingsautoriteit goedgekeurd binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten.
Artikel 25
Herziening van de verordening
Uiterlijk op 31 december 2010 legt
de Commissie het
Europees Parlement en de Raad een verslag voor met een beoordeling van de uitvoering van deze verordening in de eerste drie jaar, eventueel vergezeld van een wetgevingsvoorstel om de nodige wijzigingen in de verordening aan te brengen.
Artikel 26
(1) Met ingang van 1 januari 2007 worden de volgende verordeningen ingetrokken:
(a)
Verordening (EG) nr. 1568/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2003 betreffende steun voor de bestrijding van aan armoede gerelateerde ziekten (HIV/aids, tuberculose en malaria) in ontwikkelingslanden;
(b)
Verordening (EG) nr. 1567/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2003 betreffende steun voor beleid en maatregelen op het gebied van reproductieve en seksuele gezondheid en rechten in ontwikkelingslanden;
(c)
Verordening (EG) nr. 2493/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 7 november 2000 betreffende maatregelen ter bevordering van de reële integratie van het milieuaspect in het ontwikkelingsproces in de ontwikkelingslanden;
(d)
Verordening (EG) nr. 2494/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 7 november 2000 betreffende maatregelen ter bevordering van het behoud en het duurzaam beheer van tropische bossen en andere bossen in ontwikkelingslanden
;
(e)
Verordening
(EG) nr. 806/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende de bevordering van gendergelijkheid in de ontwikkelingssamenwerking;
(f)
Verordening (EG) nr. 1659/98 van de Raad van 17 juli 1998 betreffende gedecentraliseerde samenwerking, verlengd en gewijzigd bij Verordeningen (EG) nr. 955/2002
en 625/2004;
(g)
Verordening (EG) nr. 1658/98 van de Raad van 17 juli 1998 betreffende de medefinanciering van acties op gebieden die voor de ontwikkelingslanden van belang zijn, met Europese niet-gouvernementele organisaties (NGO's) voor ontwikkeling;
(h)
Verordening (EG) nr. 1292/96 van de Raad van 27 juni 1996 betreffende het voedselhulpbeleid en het beheer van de voedselhulp en van de specifieke acties ter ondersteuning van de voedselzekerheid, gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1726/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2001 houdende wijziging van artikel 21 van Verordening (EG) nr. 1292/96 van de Raad betreffende het voedselhulpbeleid en het beheer van de voedselhulp en van de specifieke acties ter ondersteuning van de voedselzekerheid
;
(i)
Verordening
(EG) nr. 1726/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 29 juni 2000 betreffende ontwikkelingssamenwerking met Zuid-Afrika;
(j)
Verordening (EEG) nr. 443/92 van de Raad van 25 februari 1992 inzake financiële en technische hulp en economische samenwerking met de ontwikkelingslanden in Latijns- Amerika en in Azië;
(k)
Verordening (EG) nr. 2258/96 van de Raad van 22 november 1996 betreffende herstel en wederopbouwacties ten behoeve van ontwikkelingslanden;
(l)
Verordening (EG) nr. 2130/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 29 oktober 2001 betreffende acties op het gebied van de hulp aan ontwortelde bevolkingsgroepen in ontwikkelingslanden in Latijns-Amerika en in Azië;
(m)
Verordening (EG) nr. 550/97 van de Raad van 24 maart 1997 betreffende acties op het gebied van HIV/aids in de ontwikkelingslanden;
(n)
Verordening (EG) nr. 1484/97 van de Raad van 22 juli 1997 betreffende steun aan ontwikkelingslanden voor demografische maatregelen en programma's;
(o)
Verordening (EG) nr. 266/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 februari 2006 tot vaststelling van begeleidende maatregelen voor landen van het suikerprotocol die getroffen zijn door de hervorming van de suikerregeling van de Europese Unie.
(2) De ingetrokken verordeningen blijven van toepassing voor rechtshandelingen en vastleggingen voor de begrotingsjaren voorafgaande aan 2007.
Artikel 27
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie. Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2007 tot 31 december 2013
.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
PB L 213 van 30.7.1998, blz. 6. Verordening gewijzigd en verlengd bij Verordening (EG) nr. 625/2004 vna het Europees Parlement en de Raad (PB L 99 van 3.4.2004, blz. 1).
PB L 163 van 2.7.1996, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz.1).
Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1).
Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).
Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) (PB L 136 van 31.5.1999, blz. 1).