Resolutie van het Europees Parlement over de transatlantische economische betrekkingen tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten (2005/2082(INI))
Het Europees Parlement
,
– gezien de Transatlantische Verklaring inzake de betrekkingen tussen de EG en de VS van 1990, de nieuwe transatlantische agenda van 3 december 1995(1)
en het transatlantisch economisch partnerschap van 18 mei 1998(2)
,
– gezien de mededeling van de Commissie van 11 maart 1998 getiteld "De nieuwe transatlantische markt" (COM(1998)0125),
– gezien de Verklaring van Bonn van 21 juni 1999(3)
en met name de passages over het bevorderen van welvaart en ontwikkeling in een dynamische wereld (Promoting Prosperity and
Development in a Rapidly Changing World
) en over het verbeteren van het waarschuwingssysteem (Improving Early Warning
),
– gezien de "positieve economische agenda" van 2 mei 2002(4)
,
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 9 juni 2005 over transatlantische betrekkingen(5)
, alsmede naar zijn eerdere resoluties van 17 mei 2001(6)
, 13 december 2001(7)
, 15 mei 2002(8)
en 19 juni 2003(9)
en naar zijn resoluties van 22 april 2004(10)
en 13 januari 2005(11)
,
– gezien de mededeling van de Commissie van 20 maart 2001, getiteld "Een intensivering van de transatlantische betrekkingen met het accent op strategie en resultaat" (COM(2001)0154),
– gezien de mededeling van de Commissie van 18 mei 2005, getiteld "Een sterker partnerschap tussen de EU en de VS en een meer open markt in de 21e eeuw" (COM(2005)0196),
– gezien de verklaring uit 2004, getiteld "Het versterken van ons economische partnerschap"(12)
,
– gezien het resultaat van de op 20 juni 2005 te Washington DC gehouden Top tussen de EU en de VS en met name, het hieruit voortgevloeide economische initiatief getiteld "The European Union and the United States Initiative to enhance Transatlantic Economic Integration and Growth",
– gezien het gezamenlijke op de informele bijeenkomst van de ministers van Economische Zaken van de EU en de VS van 30 november 2005 aangenomen werkprogramma voor de tenuitvoerlegging van het aangehaalde economische initiatief,
– gezien de Draft House Resolution 77 van het Amerikaanse Congres van 9 februari 2005 over de transatlantische betrekkingen,
– gezien de studie van de OESO over de voordelen van de liberalisering van productmarkten en het wegnemen van internationale handels- en investeringsobstakels (Preferential Trading Arrangements in Agricultural and Food Markets - The Case of the European Union and the United States
, in maart 2005 gepubliceerd),
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 1 december 2005 over de voorbereiding van de zesde ministersconferentie van de Wereldhandelsorganisatie in Hongkong(13)
,
– gezien de hoorzitting van het Europees Parlement, georganiseerd door zijn Commissie internationale handel, van 26 mei 2005 over de transatlantische economische betrekkingen,
– gezien het werkdocument van de Commissie internationale handel (PE 364.940),
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 1 juni 2006 over de verbetering van de betrekkingen tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten in het kader van een transatlantische partnerschapsovereenkomst(14)
,
– gelet op artikel 45 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie internationale handel en de adviezen van de Commissie economische en monetaire zaken, de Commissie industrie, onderzoek en energie, de Commissie interne markt en consumentenbescherming, de Commissie vervoer en toerisme en de Commissie cultuur en onderwijs (A6-0131/2006),
A. overwegende dat deze resolutie weliswaar voornamelijk over de economische betrekkingen tussen de EU en de VS gaat, maar dat ook moet worden onderkend dat de transatlantische relatie zich tot alle Europese en Amerikaanse landen uitstrekt,
B. overwegende dat een verdere integratie het natuurlijke gevolg is wanneer twee economieën qua achtergrond, beschikbare hulpbronnen en economisch model vergelijkbaar zijn, maar door historische, culturele en economische oorzaken nooit hetzelfde zullen worden,
C. overwegende dat de economische banden tussen de EU en de VS een belangrijke stabiliserende pijler voor de algehele transatlantische relatie vormen en dat deze de afgelopen tientallen jaren dusdanig zijn aangetrokken dat beide partners een steeds groter belang bij elkaars economische ontwikkeling hebben,
D. overwegende dat bestendige politieke en economische betrekkingen en de ontwikkeling van gemeenschappelijke normen tussen de EU en de VS automatisch een positief overloopeffect op de landen van de Noord-Amerikaanse Vrijhandelsovereenkomst zullen hebben,
E. overwegende dat de Europese Unie en de Verenigde Staten zich in het kader van hun partnerschap alsmede in een groter kader van mondiale governance moeten inzetten voor de bevordering van internationale en multilaterale normen op handels- (WTO), sociaal (IAO) en milieugebied (IPCC en UNEP);
F. overwegende dat de handelsbarrières tussen de EU en de VS zich voornamelijk op landbouwgebied afspelen, met invoerrechten, quota, productie-, export- en belastingsubsidies en technische barrières, en dat de beschermingsniveaus voor de handel in diensten hoog zijn gebleven, terwijl de invoerrechten op producten gaandeweg zijn afgeschaft, met uitzondering van de producten in gevoelige sectoren,
G. overwegende dat een groter politiek leiderschap en meer visie nodig is om de Nieuwe Transatlantische Agenda uit 1995 en het transatlantisch economisch partnerschap uit 1998 aan de nieuwe realiteit en oude conflicten te kunnen aanpassen en de transatlantische banden verder te blijven uitdiepen,
H. overwegende dat Europa en de VS de toekomst tegemoet moeten treden vanuit de onmiskenbare gedachte dat een sterkere transatlantische band wereldwijde gevolgen heeft en derhalve rekening moet houden met de belangen van andere economische actoren, landen en bevolkingen, teneinde de welvaart gelijker te verdelen en de internationale uitdagingen op de nauw verstrengelde gebieden van veiligheid, het bestuur van de wereldeconomie, het milieu en de bestrijding van de armoede effectief het hoofd te bieden,
I. overwegende dat de bilaterale economische relatie tussen de EU en de VS en de multilaterale agenda moeten worden bezien in het licht van een aanvullend en wederzijds versterkend positief proces; dat de voordelen van een nog meer geïntegreerde markt ook in de bredere economische relatie van Europa met het hele Amerikaanse continent zullen doorwerken, op voorwaarde dat bij regionale onderhandelingen over marktintegratie ook rekening wordt gehouden met regionale belangen,
J. overwegende dat binnen het transatlantische economische partnerschap de verschillende economische en juridische instrumenten en procedures weloverwogen moeten worden ingezet om te voorkomen dat de transatlantische markt uiteenvalt,
K. overwegende dat een meer geharmoniseerd regelgevingskader tussen de EU en de VS gunstig zou zijn voor alle landen in het algemeen en voor de naburige handelspartners en ontwikkelingslanden in het bijzonder,
L. overwegende dat het actieplan voor financiële diensten mede dankzij de succesvolle steun van het Parlement de EU-kapitaalmarkten in belangrijke mate concurrentiëler heeft helpen maken, waardoor het Europese concurrentievermogen is toegenomen,
M. overwegende dat het gezien de steeds snellere veranderingen in onze technologische informatiemaatschappijen geboden is dat de EU in de sector wetenschappelijk en technologisch onderzoek meer kwalitatieve en kwantitatieve inspanningen levert om de "technologische kloof" die deze sector van haar tegenhanger in de VS scheidt, voldoende te kunnen overbruggen, en aldus geschikte omstandigheden voor een bilaterale handel op gelijke voet te creëren,
N. overwegende dat sterker aangehaalde transatlantische economische betrekkingen een essentiële bijdrage kunnen leveren aan het bereiken van de doelstellingen van Lissabon,
Een feitelijke transatlantische markt
1. benadrukt dat het de afgelopen jaren weliswaar soms leek alsof de druk op de politieke betrekkingen tussen de EU en de VS zijn weerslag had op het economische toneel en alsof de aantrekkingskracht van de globalisering en van opkomende markten als China, India en Brazilië afbreuk hebben gedaan aan de omvang of het belang van de economische banden tussen de EU en de VS, maar dat in feite het tegenovergestelde het geval is (zoals duidelijk uit recent werk(15)
blijkt):
a)
de handel tussen de twee grote markten heeft alleen al met transacties ter waarde van 1 miljard EUR per dag ongekende hoogten bereikt;
b)
de handel in diensten is opnieuw beduidend toegenomen: de EU exporteert nu bijna 120 miljard EUR naar de VS, wat goed is voor een derde van de totale externe handel in diensten en resulteert in een overschot van 15 miljard EUR in de handel in diensten met de VS;
c)
de buitenlandse directe investeringen (de ultieme vorm van grensoverschrijdende integratie) tussen beide zijden van de Atlantische Oceaan bedragen momenteel ruim 1,5 biljoen EUR en zijn dus flink gestegen;
d)
de winst van buitenlandse vestigingen van Europese en Amerikaanse bedrijven in elkaars markt heeft sinds 2003 een recordhoogte bereikt;
2. benadrukt in dit verband dat deze economische banden tussen de EU en de VS in de praktijk veel werkgelegenheid opleveren, want de transatlantische economie voorziet aan beide zijden al in ongeveer 7 miljoen banen; beide arbeidsmarkten blijven dan ook afhankelijk van de werking en uitbreiding van deze economie;
3. merkt op dat de economieën in de EU en de VS weliswaar dusdanig in elkaar verstrengeld en geïntegreerd zijn dat zij een daadwerkelijke transatlantische markt vormen, maar dat vanwege de overgebleven handelsobstakels een groot groei- en werkgelegenheidspotentieel nog steeds onbenut blijft;
4. stelt dat de relatie tussen de EU en de VS voor een groot deel door politieke conflicten wordt overschaduwd en zich dikwijls kenmerkt door retorische en handelsgeschillen; constateert dat aan beide zijden van de Atlantische Oceaan onvoldoende aandacht voor de omvang en integratie van de transatlantische economie bestaat; waarschuwt er derhalve voor deze unieke relatie niet als vanzelfsprekend te beschouwen en de zaken niet zomaar op hun beloop te laten, maar deze met de nodige mate van politiek engagement en aandacht te omgeven;
5. vreest dat het huidige kader van de transatlantische relatie de bovengenoemde realiteit onvoldoende weerspiegelt; pleit derhalve voor een meer vooruitziende en strategische benadering om naar behoren te kunnen reageren op de urgente economische kwesties waar de economieën van EU en VS mee te maken hebben, zoals concurrentiebeleid, gestandaardiseerd ondernemingsbestuur, compatibele of gemeenschappelijke normen en effectievere samenwerking op regelgevingsgebied;
Op weg naar een sterker transatlantisch economisch partnerschap
6. merkt op dat de voornoemde mededeling van de Commissie van 18 mei 2005 een goede basis vormt om de transatlantische betrekkingen aanzienlijk te versterken; benadrukt dat verder moet worden gewerkt aan het vertalen van de realiteit van de transatlantische markt in een operationeel en strategisch concept dat voldoende publieke en politieke steun kan genereren;
7. raadt de EU en de VS aan om bij de volgende top in 2006 overeen te komen om enerzijds de nieuwe transatlantische agenda uit 1995 en het transatlantisch economisch partnerschap uit 1998 te actualiseren en om anderzijds deze samen in een nieuwe transatlantische partnerschapsovereenkomst te verwerken, zodat we tegen 2015 een obstakelvrije transatlantische markt tegemoet mogen zien, waarbij voor de financiële dienstverlening en de kapitaalmarkt een vervroegde streefdatum van 2010 geldt; dit initiatief moet stoelen op het op de topconferentie van de EU en de VS in juni 2005 vastgestelde Economische Initiatief en het gezamenlijke werkprogramma tussen de EU en de VS, waarin sectorspecifieke doelstellingen worden geformuleerd om de in 2005-2006 bereikte voortgang te meten en aan te geven welke stappen voor de toekomst noodzakelijk zijn;
8. benadrukt dat het economische gedeelte in de voorgestelde partnerschapsovereenkomst een nieuwe architectuur moet omvatten die voorziet in: samenwerking op regelgevingsgebied, een reeks operationele, horizontale instrumenten (waaronder een effectief waarschuwingssysteem en een derdegeneratieovereenkomst over de toepassing van het mededingingsrecht) en sectorale economische samenwerkingsovereenkomsten op basis van het voornoemde gezamenlijke werkprogramma van de EU en de VS;
9. benadrukt dat nauwere transatlantische economische samenwerking niet moet uitmonden in een neerwaartse harmonisatie in de regelgeving, die het consumentenvertrouwen met betrekking tot de arbeidsomstandigheden zou doen afkalven; pleit er derhalve dringend voor dat de transatlantische consumentendialoog en de transatlantische milieudialoog met kracht worden hervat om te komen tot "beste praktijken" voor de bevordering van de gezondheid en veiligheid van de consument en een betere milieubescherming, waardoor een duurzamere transatlantische markt wordt bevorderd;
10. wijst er nogmaals op dat de visie van een dergelijke economische ruimte, gezien de alsmaar toenemende internationale concurrentiedruk, onontbeerlijk is om meer politiek engagement te kweken voor een substantiëlere economische agenda die is gericht op het vergroten van de concurrentiepositie van de kenniseconomie van beide partners, op het stimuleren van groei en innovatie en daarmee op het scheppen van nieuwe banen en op het verhogen van de welvaart;
11. merkt op dat een gefragmenteerd internationaal regelgevingskader belemmerend is voor de groeimogelijkheden van de internationale handel en benadrukt dat meer samenwerking op regelgevingsgebied tussen de EU en de VS essentieel is om vorderingen te kunnen maken in de richting van een meer geharmoniseerd regelgevingskader, zodat economische actoren uit alle landen in het algemeen en uit de ontwikkelingslanden in het bijzonder tegen lagere kosten en met meer vrijheid kunnen werken;
12. wijst erop dat de positieve toestand van de economieën van de EU en de VS en de versterking van hun economische betrekkingen, met name door middel van geïnstitutionaliseerde instrumenten, door het gewicht van deze twee gebieden aanzienlijk bijdragen aan de groei en ontwikkeling van de wereldeconomie als geheel;
13. verzoekt het transatlantische partnerschap, dat goed is voor circa 57% van het bruto binnenlands product van de wereld en dat nog steeds de tweevoudige motor van de wereldeconomie vormt, mondiaal leiderschap te betonen in een context van toenemende onderlinge afhankelijkheid, de opkomst van nieuwe economische mogendheden en een toenemend aantal mondiale uitdagingen die de nationale grenzen overstijgen; beveelt in dit verband aan om met andere grote economische actoren (waaronder India, Japan, Brazilië, Canada, Mexico, Chili, Rusland en China) meer diepgaand en systematisch overleg over gemeenschappelijke economische aangelegenheden te voeren;
14. is van mening dat het in het belang van de gehele internationale economie, los van deze specifieke economische gebieden, ter wille van grotere veiligheid en stabiliteit van de handel nodig is te streven naar een geëigende en nauwere vorm van betere coördinatie ten aanzien van monetaire fluctuaties;
Ontwikkelingsagenda van Doha
15. benadrukt dat op de schouders van zowel de EU als de VS een bijzondere verantwoordelijkheid rust en dat zij een groot aantal doelstellingen gemeen hebben, zodat zij alle reden hebben om tijdens de multilaterale WTO-onderhandelingen op een constructieve manier te werk te gaan; roept beide partners op het ambitieuze en veelomvattende programma van de ontwikkelingsagenda van Doha en met name de ontwikkelingsdimensie te eerbiedigen, zodat de weg kan worden vrijgemaakt voor een geslaagde afsluiting van de Doha-ronde in 2006;
16. dringt er bij de EU en de VS op aan om zich ten volle in te zetten voor de WTO multilaterale onderhandelingen en zich niet te wagen aan concurrentie voor bilaterale of regionale handelsovereenkomsten; herhaalt zijn verzoek aan de Commissie geen besluit te nemen over de wenselijkheid of haalbaarheid van eventuele nieuwe bilaterale of regionale handelsovereenkomsten zonder voorafgaand serieus overleg met het Europees Parlement;
17. hoopt op een drastische vermindering van de tariefpieken en andere belangrijke heffingen van de EU en de VS, ongeacht het feit of de Doha-ronde met goed gevolg wordt afgesloten;
18. is ingenomen met de overeenkomst binnen het kader van de WTO over de definitieve afschaffing in uiterlijk 2013 van alle vormen van exportsubsidies voor landbouwproducten, met inbegrip van subsidies in de vorm van voedselhulp en andere systemen van uitvoerrestitutie, en benadrukt dat een vergelijkbare vooruitgang nog niet is bereikt op de gebieden van binnenlandse steun en markttoegang;
19. verzoekt de VS haar douanebarrières, zoals de douanegebruikersvergoedingen en buitensporige factureringseisen voor importeurs, af te schaffen; betreurt het feit dat de dienst voor douane en grensbewaking van de VS de EU niet erkent als douane-unie en als land van oorsprong; verzoekt de Amerikaanse regering af te stappen van haar negatieve standpunt over het lidmaatschap van de EU van de Werelddouane-organisatie (WCO);
Follow-up van het Economisch initiatief en de informele bijeenkomst van de ministers van Economische Zaken van de EU en de VS van 30 november 2005
20. steunt de goedkeuring door de bijeenkomst van de ministers van Economische Zaken van de EU en de VS van het gezamenlijke werkprogramma van de EU en de VS voor de tenuitvoerlegging van de Economische verklaring, die op elf gebieden concrete activiteiten ter bevordering van de transatlantische economische integratie omvat; roept echter beide partners op te streven naar een echte toepassing en verdieping van dit gezamenlijke werkprogramma, met een doelgerichtere en ambitieuzere koers, strategische langetermijndoelstellingen en een gedetailleerde tijdsplanning voor de tenuitvoerlegging van gezamenlijke acties en projecten, die rekening houdt met de specifieke rol van onafhankelijke regelgevende instanties; merkt in dit verband op dat de belanghebbenden uit de reeds bestaande transatlantische dialogen, met inbegrip van consumentenorganisaties, vakbonden en milieuorganisaties, actiever bij het proces van toezicht op en bijstelling van het economische initiatief en werkprogramma moeten worden betrokken;
21. is van mening dat het economische hoofdstuk van de voorgestelde partnerschapsovereenkomst in overeenstemming met het economisch initiatief tastbare aanknopingspunten moet bieden voor de afschaffing van de niet-tarifaire belemmeringen in de belangrijkste marktsectoren, via een proces van geleidelijke harmonisatie van regelgeving en wederzijdse erkenning van regels en normen;
Meer samenwerking op het gebied van wetgeving en normen
22. is erover verheugd dat een van de kernelementen uit de verklaring van de top van juni 2005, te weten de belofte een topsamenwerkingsforum inzake regelgeving in te stellen, eindelijk concrete vormen begint te krijgen met het voorstel in 2006 ten minste twee bijeenkomsten te organiseren; beveelt aan de routekaart uit 2005 voor een samenwerking tussen de EU en de VS op het gebied van de regelgeving snel en onverkort ten uitvoer te leggen; waarschuwt dat de gewenste resultaten op het gebied van samenwerking inzake regelgeving alleen kunnen worden bereikt met voldoende en tijdige betrokkenheid en steun van de verschillende belanghebbenden en instanties;
23. herhaalt dat zowel in de EU als de VS een groot aantal obstakels voor de handel en investeringen nog moeten worden aangepakt en is in dat verband bezorgd over de toenemende druk om met protectionistische of oneerlijke handelsmaatregelen op buitenlandse concurrentie te reageren; benadrukt dat de meeste van deze problemen kunnen worden opgelost door middel van een hernieuwde verbondenheid aan de beginselen van openheid, transparantie en de rechtsstaat, zoals ook in het economisch initiatief en in de voorgestelde nieuwe transatlantische partnerschapsovereenkomst wordt gesteld;
24. beklemtoont dat hindernissen in de vorm van regelgeving inmiddels tot de grootste obstakels voor handel en investeringen tussen de EU en de VS behoren en waarschuwt in dat verband vooral voor de wildgroei van ongerechtvaardigde aanvullende verordeningen op deelstaatniveau, het niet toepassen van de relevante internationale normen als basis voor de technische voorschriften en de praktijk van excessieve afhankelijkheid van certificering door derden in de VS;
25. geeft uiting aan zijn bezorgdheid over het gebrek aan een duidelijke definitie van "nationale veiligheid" in de VS en het feit dat men zich hier buitensporig vaak op beroept om handel en investeringen beperkingen op te leggen; betreurt met name het zogeheten amendement Berry waarvan het Ministerie van Defensie zich bedient, en het amendement Exon/Florio uit 1988 en latere wetgeving tot beperking van de buitenlandse investeringen in of het buitenlands bezit van ondernemingen die ook maar iets met de nationale veiligheid van doen hebben;
26. merkt op dat de verschillen in de gerechtelijke procedures en de praktijk van erkenning van rechterlijke uitspraken onder de EU-landen en onder de deelstaten van de VS grote gevolgen heeft voor de juridische geschillen over transatlantische transacties en verzoekt de EU en de VS de haalbaarheid van een akkoord over rechterlijke bevoegdheid, erkenning en uitvoering van rechterlijke uitspraken in burgerlijke zaken en handelszaken te onderzoeken;
27. merkt op dat de transatlantische telecommunicatiemarkt nog steeds wordt gehinderd door regelgevingsbarrières en onderling onverenigbare normen, die uitmonden in de situatie dat, hoewel negen van de tien grootste telecommunicatiebedrijven van de wereld in de EU of in de VS zijn gevestigd, geen enkel Amerikaans of Europees bedrijf in enige mate van betekenis op beide continenten actief is;
Open, concurrerende kapitaalmarkten stimuleren
28. vraagt de wederzijdse erkenning van boekhoudnormen, gevolgd door hun geleidelijke convergentie, gebaseerd op een betrouwbaar regulerend toezicht, zodat bedrijven op beide markten dezelfde standaard kunnen gebruiken en de noteringskosten lager worden; verzoekt de Commissie echter de routekaart naar volledige gelijkwaardigheid van de International Accounting Standards Board/Financial Accounting Standards Board op de voet te volgen om elke mogelijke bevoordeling van de VS te voorkomen;
29. wenst de versterking van de Financial Markets Regulatory Dialogue via een tweejaarlijkse beleidsherziening op het gebied van transatlantische financiële diensten tussen het Europees Parlement, de Commissie, de desbetreffende Amerikaanse overheden en de economische comités van het Amerikaanse congres, die voor en na elke jaarlijkse EU-VS-top moet plaatsvinden; spreekt haar waardering uit voor het werk dat tot nu toe door de industrie is gedaan, zoals door de Futures and Options Association;
30. keurt het uitstel van de implementatie van het Basel II-akkoord over kapitaalvereisten door de VS sterk af en dringt er bij de VS op aan zijn verplichtingen na te komen om wereldwijde gelijke concurrentievoorwaarden voor banken te creëren; meent dat uiteenlopende benaderingen bij de totstandbrenging van geïntegreerde risicobeheersystemen een hinderpaal zouden kunnen vormen voor banken uit de EU met activiteiten in de VS;
31. uit haar ongenoegen over het feit dat herverzekeraars uit de EU in de VS in volledige zekerheidsstelling voor risico's moeten voorzien, en dat ze worden geconfronteerd met uiterst discriminerende overheidsregels waardoor zij verplicht zijn hun passiva te overfinancieren door middel van buitensporig hoge zekerheden (door de VS erkende herverzekeraars die in de VS actief zijn, worden niet aan dergelijke regels onderworpen); roept de bevoegde VS-verheden op te streven naar verdere wederzijdse transatlantische erkenning en uniforme vereisten qua solvabiliteit en verslaglegging;
32. dringt aan op de snelle convergentie van schrappingsregels op de effectenbeurzen van de VS, die nu lastige voorwaarden opleggen aan bedrijven uit de EU die hun notering willen stopzetten; is verheugd over het recente voorstel van de Security Exchange Commission van de VS om de omvang van de handel en niet het aantal aandeelhouders als voornaamste criterium te hanteren; verzoekt de Commissie deze nieuwe ontwikkelingen met het oog op de bescherming van de EU-belangen te blijven volgen;
33. gelooft in een meer coherente dialoog over zogeheten corporate governance en in de harmonisatie van de vraag naar corporate governance en toezicht, waardoor incidenten op het vlak van extraterritorialiteit (zoals Sarbanes-Oxley) kunnen worden vermeden, bijvoorbeeld door de Transatlantic Corporate Governance Dialogue te verbeteren; roept op tot een meer zorgvuldige gezamenlijke EU-VS-controle van wereldwijde hedgefunds;
34. verzoekt de Commissie om een bijwerking van de toepassing van de EU-belastingrichtlijn voor spaartegoeden wat betreft de VS;
Financiële samenwerking ter bestrijding van witwaspraktijken en terrorisme
35. merkt op dat open markten in grote mate van veilige en betrouwbare structuren afhankelijk zijn en dat wederzijds vertrouwen essentieel is voor de mondiale handelsbetrekkingen; spreekt haar steun uit voor nauwe samenwerking tussen de EU en de VS om bedrijfs- en financiële fraude, witwaspraktijken en terrorismefinanciering verder te bestrijden, zonder daarbij de normale commerciële en private transacties nodeloos te verstoren;
Innovatie en technologische ontwikkeling aanmoedigen
36. verwelkomt het streven naar meer overzeese synergie op vele cruciale gebieden voor de ontwikkeling van een sterkere kenniseconomie;
37. spreekt zich uit voor de totstandbrenging van transatlantische onderzoekspartnerschappen met deelname van kleine en middelgrote ondernemingen in gezamenlijke onderzoeksprojecten, en maatregelen om de terugkeer van Europese onderzoekers naar Europa aan te moedigen;
38. wijst erop dat beide zijden er voordeel bij hebben om samenwerking in onderzoek en ontwikkeling te bevorderen en investeringsprogramma's voort te zetten, bij voorbeeld op terreinen als
a)
snelvervoer over land, meer in het bijzonder nieuwe soorten plaatselijk verkeer met zeer grote capaciteit en hoge efficiëntie voor gebruik bij stadsplanning,
b)
ontwikkeling van kunstmatige brandstoffen en elektrische aandrijvingsystemen voor auto's, vrachtwagens en bussen, gebruik van brandstofcellen, enz.,
c)
nieuwe technologiën om de uitstoot van broeikasgassen te beperken;
39. brengt de lidstaten en de Verenigde Staten daarom de toezegging in herinnering die beide partijen in hun gezamenlijke verklaring van 2003 gedaan hebben, om zich in te zetten voor de waterstofeconomie, en verheugt zich over de vooruitgang die ze gemaakt hebben, maar vindt dat er verdere samenwerking nodig is;
40. is van mening dat de informatie- en communicatietechnologieën (ICT) voor beide economieën zeer relevant zijn en beveelt derhalve aan een aantal gezamenlijke maatregelen te nemen met het oog op:
a)
het stimuleren van het gebruik van sleuteltechnologieën zoals breedband, radiofrequentie-identificatieapparaten en andere nieuwe technologieën, steeds rekening houdend met de interoperabiliteit,
b)
veilige netwerken en verbetering van de informatiestromen met daarnaast bijzondere aandacht voor spam,
c)
het zorgen voor nauwe samenwerking tussen de diverse instellingen voor internetbeveiliging,
d)
het aanpakken van de hoge kosten van roaming;
41. is van mening dat het zevende kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling een unieke gelegenheid zal vormen voor gemeenschappelijk optreden op de volgende terreinen:
a)
het aanwijzen van prioriteitsgebieden voor gezamenlijk onderzoek met het oog de ontwikkeling van nieuwe transatlantische markten (zoals technologieën voor waterstofcellen en nanotechnologie),
b)
gezamenlijk onderzoek op gebieden die relevant zijn voor de burgerveiligheid en op het gebied van betrouwbaarheid van ingewikkelde netwerksystemen en de informatie-infrastructuren waarop de technologieën van de informatiemaatschappij berusten,
c)
stimulering van een sterke samenwerking tussen de Europese Onderzoeksraad (ERC) en de National Science Foundation (NSF);
42. is van mening dat nieuwe en bestaande ruimtevaartprogramma's tot op zekere hoogte mogelijkheden bieden voor gezamenlijke initiatieven bij de verkenning van het heelal, in de vorm van:
a)
bevordering van de samenwerking op sleutelgebieden als aardobservatie, satellietnavigatie (zoals door Galileo en GPS geboden), elektronische communicatie, ruimtewetenschap en -verkenning,
b)
het aanpakken van de regelgevingsbarrières die in de weg staan van een goed functionerende transatlantische markt voor de ruimtevaartindustrie,
c)
afschaffing van nodeloze beperkingen op grond van de Amerikaanse regels inzake de internationale wapenhandel, en liberalisering van de internationale markt voor lanceerinstallaties;
43. verzoekt de Commissie naast het reeds bestaande gezamenlijke onderzoek naar pandemische ziekten een gezamenlijk onderzoeksprogramma voor malaria voor te stellen;
44. steunt de acties om ondernemingszin en risicobereidheid in de EU te bevorderen, gebaseerd op geschikte voorbeelden van de sterke punten van de VS op dit vlak;
Betere handel, beter reizen en betere veiligheid
45. merkt op dat het visumbeleid thans tot de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap behoort en verzoekt de Commissie onverwijld onderhandelingen aan te vangen met de Amerikaanse regering om de visumvrijstellingsregeling voor alle Europese burgers te laten gelden en de thans bestaande discriminatie, met name tegen de burgers van de nieuwe lidstaten, af te schaffen;
46. beklemtoont dat de omslachtige procedures voor de verkrijging van visa hogere kosten heeft veroorzaakt voor bedrijven en burgers en is ingenomen met het "trusted person"-initiatief als middel om het reizen voor zakelijke of toeristische doeleinden te vergemakkelijken, dat moet berusten op in overleg opgestelde normen;
47. beklaagt zich over het feit dat de meeste EU-onderdanen nog steeds aan strenge visumcontroles worden onderworpen, hetgeen een rem betekent op het vrije verkeer en uitwisseling van werknemers en voor alle personen die beroepshalve naar de VS moeten reizen of daar moeten verblijven; verzoekt de VS zich in dezen soepeler op te stellen, zeker voor Europese burgers die regelmatig om beroepsredenen naar de VS reizen;
Efficiënter energieverbruik
48. onderkent dat een goed energiebeleid essentieel is voor de economische ontwikkeling en niet los kan worden gezien van cruciale geopolitieke kwesties en het buitenlands beleid en beveelt daarom aan dat er openhartiger wordt gesproken over manieren om de openheid van de internationale energiehandel te vergroten, het gebruik van duurzame energie wereldwijd te bevorderen, een nauwere samenwerking met de leveranciers te creëren en een gemeenschappelijke strategie voor een veilige energievoorziening te formuleren, evenals ander beleid ter bevordering van de geopolitieke en economische stabiliteit in toeleverings- en doorvoerlanden;
49. betreurt dat de EU als enige het voortouw neemt op het gebied van het internationaal klimaatbeleid, dat de VS wereldwijd de grootste uitstoter van broeikasgassen is en dat dan ook nog steeds op alle beleidsniveaus erop moet worden aangedrongen dat ook zij hun verantwoordelijkheid inzake klimaatverandering nemen; betreurt het daarom dat de Amerikaanse regering weinig bereid lijkt een inhoudelijk internationaal partnerschap aan te gaan over klimaatverandering, maar constateert dat zij een bescheiden stap in die richting heeft gedaan nu zij bereid blijkt, zoals afgesproken op de Conferentie van de Verenigde Naties kaderconventie over klimaatverandering in december 2005 te Montreal, om een intensieve vooruitkijkende dialoog aan te gaan; is verheugd dat er een coalitie van belangen in de Verenigde Staten te bespeuren is, o.a. leden van het Congres uit beide Huizen en beide partijen, wetgevers op staatsniveau, plaatselijke autoriteiten, NGO's en vertegenwoordigers van het bedrijfsleven: zij dringen aan op een ambitieuzere agenda om broeikasgasemissies aan te pakken;
50. meent dat de energiesector gemeenschappelijke uitdagingen voor zowel de EU als de VS inhoudt en - hoewel er aan beide kanten afzonderlijk betekenisvolle maatregelen getroffen zijn - een benadering in wederzijds voordeel vergt die:
a)
een gemeenschappelijke strategie met inachtneming van de sterke afhankelijkheid van fossiele energiebronnen probeert op te stellen door uitvoering van concrete maatregelen voor rationeler energieverbruik, hernieuwbare energievormen en zekere voorziening - zowel wat betreft de energie als de vervoerssector,
b)
milieuvriendelijke warmtekrachtkoppeling (WKK) en hernieuwbare technieken probeert te ontwikkelen (bijv. opvang en vastlegging van koolstof en andere koolstofarme opwekkingstechnieken),
c)
de VS en nieuw geïndustrialiseerde landen in economische opkomst zoals China en India aanmoedigt om na afloop van het protocol van Kyoto samen met de EU maatregelen uit te werken om voor economisch houdbare beperking van emissies op lange termijn te zorgen en schade die door de klimaatverandering al ontstaan is, doelmatig, kosten- en milieuefficiënt te behandelen,
d)
de belangrijke rol van de kernenergie in de koolstofvrije energievoorziening erkent en gezamenlijk onderzoek blijft voeren naar de ontwikkeling van die levensbelangrijke energievorm en de manier waarop hij van belang kan zijn voor de waterstofeconomie,
e)
samen met het Internationaal Atoomenergieagentschap een gemeenschappelijk voorstel ontwikkelt voor een multilateraal kader ten behoeve van een wereldomspannend nucleair beleid dat de veiligheid in de hand werkt en misbruik van kernmateriaal voor militaire doeleinden voorkomt;
f)
in de toekomst een gemeenschappelijke strategie probeert uit te werken, zowel tegenover andere landen met grote of sterk toenemende energiebehoeften als tegenover de productielanden;
51. onderstreept dat intensievere wetenschappelijke samenwerking tussen de EU en de VS nodig is op het gebied van biobrandstoffen en beveelt aan dat het initiatief voor een gezamenlijk EU-VS biobrandstofwerkprogramma dat specifiek gericht is op bioethanol en biodiesel van de tweede generatie, zo snel mogelijk wordt geïmplementeerd;
Intellectuele-eigendomsrechten (IPR)
52. verwelkomt de afspraak van de bijeenkomst van de ministers van Economische Zaken van de EU en de VS om vóór de Top tussen de EU en de VS in 2006 een samenwerkingsstrategie voor de IPR-handhaving uit te stippelen die het misbruik van de IPR en het gebrek aan handhaving in derde landen (met name in China en Rusland) aanpakt, de samenwerking tussen douane en andere grensbeambten verbetert en publiek-private partnerschappen en gecoördineerde technische bijstand aan derde landen bevordert;
53. betreurt het gebrek aan overeenstemming over de geografische aanduidingen; betreurt dat het naast elkaar bestaan van fundamenteel verschillende octrooistelsels (de VS met haar beginsel van de "eerste uitvinder" en de rest van de wereld die het beginsel van de "eerste aanvrager" aanhoudt) grote problemen blijft creëren voor de Europese bedrijven; roept het Amerikaanse Congres op te streven naar een hervorming van het octrooistelsel door stappen te zetten naar het beginsel van de "eerste aanvrager";
54. roept de EU en de VS op om via passende kanalen samen te werken aan de bestrijding van het misbruik van IPR in derde landen, met name in China en Rusland;
Investeringen
55. beveelt aan dat de Top van 2006 formeel een uitgebreide inventaris vaststelt met daarin de belangrijkste overgebleven obstakels voor wederzijdse investeringen, plus een lijst met alle nodige specifieke acties om deze obstakels in te dammen of geheel weg te werken in overeenstemming met de regels van de interne markt, o.a. de bepalingen in verband met openbare diensten en het voorzorgsbeginsel;
56. steunt investeringsbevorderende maatregelen en de geleidelijke opheffing van alle transatlantische investeringsbarrières via de convergentie van boekhoudnormen, een gelijk concurrentievoorwaarden voor de financiële markten, een voor beide partijen eerlijk concurrentiebeleid en de geleidelijke afschaffing van de protectionistische maatregelen die nog steeds in sommige sectoren bestaan; trekt de resterende eigendomsbeperkingen in de VS in twijfel, vooral in de defensie- en luchtvaartsector, en steunt de hervorming van het Amerikaanse Committee on Foreign Investments; verzoekt de Commissie een studie te laten uitvoeren naar de belemmeringen voor overnames op de interne markt, die kopers uit de EU benadelen ten opzichte van kopers uit de VS; dringt er bij de Commissie op aan ervoor te zorgen dat eigendomsbeperkingen in de EU niet als argument worden gebruikt om de Amerikaanse beperkingen in stand te houden;
Mededingingsbeleid en handhaving
57. roept op tot de oprichting van een gezamenlijk transatlantisch kader op het gebied van mededingingsbeleid, waardoor de tenuitvoerlegging gecoördineerder kan verlopen en de uitwisseling van vertrouwelijke informatie eenvoudiger wordt; benadrukt dat de gelijke toepassing van concurrentieregels aan beide kanten van de Atlantische Oceaan, ongeacht het land van vestiging van een bedrijf, van essentieel belang is voor het ontstaan van een concurrerende en eengemaakte transatlantische markt;
58. steunt het streven een nader mededingingsakkoord met de VS af te sluiten dat het mogelijk maakt om bij onderzoeken in het kader van het respectieve mededingingsrecht van de EU en de VS vertrouwelijke informatie uit te wisselen;
Overheidsopdrachten
59. beveelt aan dat de Top van 2006 formeel een uitgebreide inventaris vaststelt van alle wettelijke, praktische en technische obstakels voor grensoverschrijdende overheidsopdrachten tussen beide partners, plus een lijst met maatregelen om deze aan te pakken met inachtneming van het bijzondere geval van diensten van algemeen belang; moedigt beide partners alle bestaande en toekomstige afspraken in het kader van het akkoord inzake overheidsopdrachten te overtreffen, zodat enerzijds voor beide partijen het terrein van mogelijkheden kan worden vergroot en anderzijds het concurrentievermogen van Europa kan worden gestimuleerd en nieuwe markten voor Europese ondernemingen kunnen worden gecreëerd, met name de kleine en middelgrote ondernemignen;
60. is voorstander van een nauwere samenwerking tussen de EU en de VS betreffende de opening van de markt van overheidsopdrachten; benadrukt dat de goedkeuring van gelijke concurrentievoorwaarden in deze sector de ondernemingen van de EU en vooral de kleine en middelgrote ondernemingen nieuwe mogelijkheden zal bieden;
61. betreurt het feit dat de VS een veelheid aan discriminerende "Buy American"-voorschriften handhaaft, waaraan voor op federaal niveau gefinancierde infrastructuurprogramma's nog meer voorschiften worden toegevoegd; meer specifiek, betreurt dat het nog steeds moeilijk is voor Europese fabrikanten van defensiematerieel om zaken te doen op de Amerikaanse markt en Amerikaanse defensiegerelateerde technologie te verwerven, doordat er geen echt trans-Atlantisch "tweerichtingsverkeer" bestaat voor de aanschaf van defensiematerieel en in de sector van de defensieindustrie in het algemeen; verzoekt het Amerikaanse Congres de realiteit van de transatlantische economie te aanvaarden, ook op veiligheidsgerelateerde markten;
Diensten/Wederzijdse erkenning van kwalificaties
62. merkt op dat alleen het gilde van architecten de bevoegde instanties aan beide zijden heeft aangemoedigd om als onderdeel van het werkprogramma de mogelijkheden voor wederzijdse erkenning van kwalificaties te onderzoeken; onderkent dat andere beroepsgroepen de voorkeur lijken te geven aan afhandeling van de erkenningsprocedures via partnerverenigingen in respectievelijk de EU of de VS; verzoekt de Commissie aan de desbetreffende commissies van het Europees Parlement verslag uit te brengen over de bestaande hindernissen voor de wederzijdse erkenning van kwalificaties aan beide zijden;
63. stelt vast dat er in de VS tussen de staten onderling nog grote verschillen bestaan op het gebied van horizontale erkenning van diploma's en beroepskwalificaties, die een rem betekenen op de verdere ontwikkeling van de transatlantische markt, vooral in de dienstensector; dringt er bij de Commissie op aan om in specifieke sectoren, zoals vlieglicenties voor piloten, onderhandelingen te starten met het oog op het afsluiten van akkoorden en de VS aan te moedigen een systeem naar Europees model op te starten waarbij nagenoeg alle diploma's en beroepskwalificaties door de staten onderling worden erkend, zoals binnen de interne markt van de EU het geval is;
Diensten/Diensten op het gebied van luchtvervoer
64. verwelkomt de recentelijk geboekte vooruitgang bij de onderhandelingen over de liberalisering van de luchtverkeersdiensten tussen de EU en de VS en benadrukt de noodzaak tot het zo spoedig mogelijk bereiken van een alomvattende, op wederkerigheid gestoelde overeenkomst die de kwestie van de eigendomslimieten (de zogeheten ownership caps) in Amerikaanse luchtvaartmaatschappijen oplost;
65. betoogt dat de in 2007 te sluiten transatlantische partnerschapsovereenkomst met het oog op het vitale belang van handel en toerisme voor beide partijen beslist ook een afzonderlijk hoofdstuk over het transportbeleid moet omvatten, met daarnaast een aantal topbijeenkomsten, bijeenkomsten tussen de leden van de vervoerscommissies van het Amerikaans Congres en het Europees Parlement, tussen de Amerikaanse minister van Verkeer en het terzake bevoegde lid van de Commissie, in aanwezigheid van ambtenaren van de Commissie, en in samenwerking met de voor luchtverkeersveiligheid bevoegde instellingen en de betrokken federale Amerikaanse overheidsinstanties;
Beslechting door de WTO van geschillen tussen de EU en de VS
66. benadrukt dat WTO-panels weliswaar nogal wat politieke wrijving kunnen veroorzaken, maar dat handels- of economische geschillen onvermijdelijk zijn binnen de transatlantische economische relatie;
67. raadt aan een gemeenschappelijke drieledige strategie op te stellen, die is gericht op het terugdringen van het aantal geschillen tussen de grootste handelsmachten ter wereld die uiteindelijk hun weerslag op het algemene klimaat binnen de WTO hebben:
a)
een formele toezegging op hoog niveau om de overeengekomen multilaterale handelsregels na te leven en de besluiten van WTO-panels onverwijld en onverkort toe te passen;
b)
een grotere politieke toewijding om ervoor te zorgen dat alle bilaterale diplomatieke middelen zijn beproefd voordat een beroep op het mechanisme voor geschillenbeslechting van de WTO wordt gedaan, rekening houdend met de noodzaak tot bescherming van de legitieme belangen van exploitanten en handelaren;
c)
beide partners moeten erkennen dat wetgevers en regeringen het volste recht hebben om de gezondheid en leefomgeving van hun burgers te beschermen, maar de EU en de VS moeten ervoor zorgen dat hun wet- en regelgeving op dit gebied niet discriminerend, evenredig en wetenschappelijk onderbouwd is teneinde protectionistisch misbruik te voorkomen, doch in overeenstemming blijft met de interne voorschriften en het voorzorgsbeginsel;
68. verzoekt de Commissie het Europees Parlement een verslag te doen toekomen waarin de voor- en nadelen van een formeler bilateraal mechanisme voor de beslechting van handelsgeschillen worden onderzocht, mede gezien het feit dat tussen de EU en andere derde landen reeds vergelijkbare regelingen bestaan;
69. merkt op dat de werkwijze van de VS-overheid op het gebied van de handelsbescherming in bepaalde gevallen een ongeoorloofde handelsbarrière vormt en benadrukt dat de klaarblijkelijk protectionistische toepassing van instrumenten van de VS voor handelsbescherming reeds met succes is aangevochten - en niet alleen door de EU - in het kader van de geschillenregeling van de WTO, zoals het zogeheten amendement Byrd of de bescherming van de Amerikaanse staalindustrie;
70. is ingenomen met de in 2005 door het Amerikaanse Congres aangenomen wet op de terugbrenging van het overheidstekort ("Deficit Reduction Act 2005"), waarbij het amendement-Byrd wordt ingetrokken, maar betreurt dat deze intrekking als gevolg van een overgangsclausule niet onmiddellijk van kracht wordt; roept derhalve het Amerikaanse Congres op deze overgangsclausule snel af te schaffen, zodat de concurrentie op de Amerikaanse markt niet nog een aantal jaren lang ten nadele van geïmporteerde goederen wordt vertekend doordat de ontvangen heffingen op grond van de dumping- en subsidieverboden aan Amerikaanse bedrijven worden uitgedeeld;
71. herhaalt haar bezorgdheid over de aanzienlijke directe en indirecte overheidssteun die aan de Amerikaanse industrie wordt gegeven in de vorm van rechtstreekse subsidies, beschermingswetgeving en belastingbeleid; benadrukt met name dat alle verslagen van het WTO-panel en de beroepsinstantie voor de regelingen voor buitenlandse-verkoopbedrijven (Appellate Body on the Foreign Sale Corporations) hebben geconcludeerd dat de VS zich ondanks een aantal aanzienlijke wijzigingen in haar wetgeving nog niet volledig houdt aan eerdere uitspraken van de WTO of aan de aanbevelingen van het orgaan voor geschillenbeslechting van de WTO; roept derhalve het Amerikaanse Congres op de "American Jobs Creation Act", die ook een "Grandfathering clause" (vrijstellingsbepaling voor anterioriteit) bevat, volledig af te stemmen op eerdere uitspraken van de WTO en de aanbevelingen van het orgaan voor geschillenbeslechting;
72. is verheugd over het feit dat het langdurig geschil over "Foreign Sales Corporations (FSC)" is afgesloten nu het Congres van de Verenigde Staten de met de WTO onverenigbare belastingfaciliteiten voor Amerikaanse ondernemingen, zoals vervat in de Jobs Creation Act, heeft ingetrokken;
73. betreurt het met betrekking tot de zaak Airbus-Boeing dat de VS en de EU nodeloos betrokken zijn bij wat waarschijnlijk het grootste, ingewikkeldste en kostbaarste juridische conflict in de geschiedenis van de WTO is en roept beide partijen op meer overleg op het hoogste niveau te voeren en de mogelijkheden te verkennen om tot een pragmatische oplossing te komen waardoor onnodige beroepen op de WTO kunnen worden voorkomen;
74. benadrukt dat de WTO-zaak met betrekking tot GGO's geenszins raakt aan de Europese wetgeving over de marktvergunning van biotechnologische producten, maar betrekking heeft op verouderde biotechnologische beoordelingsprocedures, die sinds de aanvang van de panelprocedure reeds zijn herzien;
75. is ingenomen met het besluit van de EU om de uitspraak van de WTO na te leven door haar wetgeving inzake hormonen per 2003 aan te passen; wenst dat het nog steeds voortdurende meningsverschil tussen de VS (en Canada) en de EU over de verdere toepassing van tegenmaatregelen wordt opgelost en roept de VS dringend op de handelssancties die zij sinds 1999 op Europese producten toepast, op te heffen;
76. betreurt dat de VS nog niet is afgestapt van de antidumpingmethodiek van het zogenaamde "zeroing", hoewel de WTO deze praktijk in de zaak van het beddengoed ondubbelzinnig heeft veroordeeld;
77. benadrukt dat de geschillenregeling van de WTO essentieel is voor het waarborgen van de veiligheid en voorspelbaarheid van het multilaterale handelsstelsel; is bezorgd over het feit dat de VS in bepaalde gevallen heeft gekozen voor een benadering die niet met haar internationale verplichtingen strookt, door wetgeving toe te passen of te weigeren af te schaffen die in strijd is met haar WTO-verplichtingen en ernstige schade toebrengt aan de EU en de industrieën van derde landen; roept derhalve het Amerikaanse Congres op haar gedrag te verbeteren op het punt van de naleving van de uitkomsten van geschillen voor de WTO;
Andere mondiale kwesties
78. betreurt dat de samenwerking inzake aangelegenheden van monetair en macro-economisch beleid geen onderdeel uitmaakt van het economisch initiatief en het werkprogramma; herhaalt haar bezorgdheid over de gevaarlijke gevolgen die de twee grote tekorten (van de Amerikaanse federale begroting en van de handelsbalans) op de wereldeconomie kunnen hebben en roept de Europese Centrale Bank en de Federal Reserve op nauwer samen te werken op het gebied van het mondiale monetair beleid en kwesties van financiële stabiliteit;
79. herhaalt haar oproep aan de transatlantische partners om hun strategieën en instrumenten voor ontwikkelingshulp en humanitaire hulp in onderling overleg opnieuw te bezien, met inbegrip van hun coördinatie met de instellingen van Bretton Woods, met het oog op de verbetering van de doeltreffendheid, samenhang en complementariteit van de reacties van de EU en de VS op mondiale uitdagingen, met name armoedebestrijding, overdraagbare aandoeningen en afbraak van het milieu;
80. verzoekt de Commissie een beoordeling te maken van de bestaande financierings- en programmeringsmechanismen ter financiering van gezamenlijke programma's van de EU en de VS in derde landen, om tot een efficiëntere en productievere procedure te komen;
81. is van oordeel dat de "culturele sleutel" kan bijdragen aan de versterking van de transatlantische betrekkingen en de bevordering van het partnerschap en het wederzijdse begrip tussen Europeanen en Amerikanen;
82. verzoekt de EU en de VS in hun economische betrekkingen rekening te houden met de rol en de specifieke kenmerken van de sectoren cultuur en onderwijs;
83. bepleit dan ook de instelling van een transatlantische dialoog op het gebied van cultuur -met name in de audiovisuele sector- en onderwijs, waarbij de regelmatige uitwisseling van goede praktijken en ervaringen wordt gestimuleerd op inzonderheid de volgende terreinen:
a)
bestrijding van piraterij en namaak van producten,
b)
verbetering van de rechtssystemen voor de distributie van audio- en audiovisuele inhoud via internet en de verenigbaarheid daarvan met auteursrechten en vergoedingen aan auteurs,
c)
kennis van het Amerikaanse en Europese erfgoed en van Europese cinematografische producties in Amerika, waar deze op minder grote schaal worden verspreid, ter bevordering van wederzijds begrip,
d)
bevordering van evenwichtiger verhoudingen ten aanzien van de filmdistributie, teneinde mogelijke oneerlijke concurrentie of misbruik van machtsposities op sommige markten binnen de EU te voorkomen, en wegneming van eventuele juridische of feitelijke belemmeringen die de distributie van Europese audiovisuele producten in de VS in de weg staan,
e)
toepassing van adequate mechanismen om het cultuurtoerisme tussen beide continenten te ontwikkelen en te versterken;
84. vraagt dat wat onderwijs betreft deze dialoog zich met name richt op:
a)
het bevorderen van de wederzijdse erkenning van beroepskwalificaties, met name op artistiek gebied, teneinde de mobiliteit van de culturele spelers en de uitwisseling van kunstenaars te vergemakkelijken,
b)
het stimuleren van onderzoek en uitwisselingen van universiteitsdocenten, onderzoekers en studenten in materies die bijdragen aan de consolidering van de economische en wetenschappelijke betrekkingen tussen de EU en de VS, met name rekening houdend met hun programma inzake samenwerking op het gebied van hoger onderwijs en beroepsopleiding(16)
,
c)
bewustwording van het belang van de kennismaatschappij en het bevorderen van levenslang leren;
85. is met het oog op de artikelen 133 en 151 van het EG-Verdrag van mening dat de transatlantische handel in de audiovisuele sector, gezien de specifieke aard ervan, de culturele en taalkundige diversiteit van de EU absoluut moet respecteren; verzoekt in het licht hiervan gepaste maatregelen te treffen om de culturele diversiteit te bevorderen en voor meer culturele uitwisseling te zorgen;
86. spoort de Europese instellingen ertoe aan hun Amerikaanse partner bewust te maken van de actie van de EU ten gunste van het UNESCO-Verdrag betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen;
87. benadrukt dat het in de context van transatlantische betrekkingen belangrijk is bijzondere aandacht aan kwesties inzake gegevensbescherming te besteden; constateert dat het wegens een zeker gebrek aan gegevensbescherming bij transatlantische gegevensuitwisselingen voor de hand ligt te onderzoeken op welke gebieden de gegevensuitwisseling met derde landen wel goed lijkt te verlopen (zoals de veiligehavenbeginselen voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer), zodat effectief gebleken oplossingen ook elders kunnen worden gebruikt;
88. is ingenomen met het recente onderzoek van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) naar de macro-economische voordelen van verdere economische integratie tussen de EU en de VS, dat de toename van het BBP per hoofd als gevolg van grote reducties in de belemmeringen voor markttoegang, directe buitenlandse investeringen en handel in de EU en de VS op respectievelijk 2 tot 3,5 procent en 1 tot 3 procent schat;
89. wenst dat de EU een uitvoeriger en vollediger onderzoek verricht om: a) te achterhalen wat de gevolgen zijn van afschaffing van de overige tarifaire en niet-tarifaire belemmeringen voor handel en investeringen tussen de EU en de VS; b) in algemene zin de mogelijkheden te onderzoeken voor harmonisatie van regelgeving, ex ante of ex post, afhankelijk van de situatie; c) te bekijken welke effecten harmonisatie of convergentie van regelgeving tussen de EU en de VS op derde landen zou hebben; d) de haalbaarheid te onderzoeken van een "regelgevingsbrug", op grond waarvan een product of dienst na eenmaal te zijn goedgekeurd overal op de transatlantische markt wordt toegelaten;
Transatlantische dialogen
90. benadrukt het belang van de transatlantische dialogen voor de bevordering van de relaties tussen de EU en de VS; merkt op dat deze dialogen, door op hun eigen deelgebied aan belangrijke kwesties te werken en waardevolle bijdragen te leveren aan de vormgeving van de transatlantische relatie met al haar doelstellingen en activiteiten, een grote invloed hebben op de transatlantische besluitvorming en er mede voor zorgen dat de inspanningen op de diverse gebieden goed bij de werkelijke behoeften van de burgers aansluiten;
91. merkt op dat de transatlantische wetgeversdialoog aan de versterking van de interparlementaire betrekkingen tussen de EU en de VS heeft bijgedragen en stelt opnieuw dat er tussen de transatlantische wetgeversdialoog en de overige dialogen van de nieuwe transatlantische agenda synergieën moeten worden gecreëerd, onder meer door nieuwe gezamenlijk gefinancierde programma's op te zetten voor uitwisselingen tussen wetgevingsmedewerkers en door een klein secretariaat voor de transatlantische wetgeversdialoog op te richten;
92. benadrukt dat de 61ste vergadering van de Transatlantische Wetgeversdialoog, gehouden in Wenen, 18-21 april 2006, opnieuw de geweldige voordelen heeft benadrukt voor onze burgers die kunnen voortvloeien uit het wegnemen van belemmeringen die de transatlantische economische betrekkingen in de weg zitten, en heeft geconstateerd dat de betrekkingen tussen de Verenigde Staten en de Europese Unie moeten worden vernieuwd door de huidige structuur te vervangen door een EU/US-partnerschapsovereenkomst;
93. neemt kennis van het feit dat de transatlantische zakendialoog met succes van opzet is veranderd om een doeltreffender inbreng van de zakenwereld aan de versterking van het economische partnerschap te geven;
94. benadrukt dat beide zijden van de transatlantische arbeidsdialoog zich bij het formuleren van reacties en aanbevelingen op gemeenschappelijke terreinen proactiever en zichtbaarder moeten opstellen en beveelt aan dat de transatlantische arbeidsdialoog zich door middel van een meer sectorgewijze benadering op de belangrijkste samenwerkingsterreinen richt;
95. merkt op dat de overeenkomst inzake wetenschap en technologie tussen de EU en de VS een sleutelinstrument is voor de bevordering van de wetenschappelijke betrekkingen tussen de EU en de VS en pleit voor de instelling van een formele transatlantische onderzoeksdialoog ter bevordering en coördinatie van de onderzoekssamenwerking en van nieuwe initiatieven op een aantal wetenschappelijke gebieden die de bestaande structuren overstijgen;
96. merkt op dat andere transatlantische dialogen, buiten het kader van de officiële akkoorden, ook bijdragen aan betere relaties tussen de EU en de VS en beveelt aan dat de huidige structuur van de transatlantische dialogen wordt herzien en dat nieuwe potentiële samenwerkingsterreinen worden verkend;
De rol van het Europees Parlement
97. benadrukt dat de in het economisch initiatief uitgestippelde taken weliswaar in de eerste plaats aan de regelgevers toevallen, maar dat voor de verwezenlijking van een geïntegreerde transatlantische markt ook de actieve betrokkenheid van de wetgevende machten aan beide zijden wenselijk is; onderstreept dat bij elke Top tussen de EU en de VS de parlementaire participatie in toereikende mate verzekerd moet zijn, zodat onder leiding van de beide uitvoerende machten de parlementaire inbreng in de administratieve werkzaamheden is gewaarborgd; roept de transatlantische wetgeversdialoog en de groep op hoog niveau op om vóór elke Top bij elkaar te komen om van gedachten te wisselen over de vordering van het werkprogramma;
98. pleit ervoor dat voorafgaand aan iedere topconferentie tussen de transatlantische wetgeversdialoog en de groep op hoog niveau een bijeenkomst wordt gehouden om van gedachten te wisselen over relevante economische aangelegenheden en met name over de voortgang van het werkprogramma;
99. beveelt aan dat de eerstkomende EU-VS-topconferentie in ieder geval wordt bijgewoond door de Voorzitter van het Europees Parlement en de leiders van het Amerikaanse Congres, en voorts dat als algemene regel wordt ingevoerd dat het Europees Parlement en het Amerikaanse Congres bij de voorbereiding en uitvoering van alle toekomstige topconferenties van de EU en de VS worden betrokken;
100. is ingenomen met de inspanningen met het oog op versterking van de transatlantische wetgeversdialoog tussen het Europees Parlement en het Amerikaanse Congres, met name op het punt van de invoering van een doeltreffend mechanisme voor "vroegtijdige waarschuwing" en een systeem van verslaglegging tussen parlementaire commissies aan beide zijden van de Atlantische Oceaan;
101. verzoekt het Huis van Afgevaardigden ten behoeve van de continuïteit van de transatlantische wetgeversdialoog de oprichting van een permanente delegatie te overwegen; ook moet een regelmatige dialoog tussen het Europees Parlement en de Senaat van de Verenigde Staten worden ingesteld;
102. roept zijn desbetreffende commissie op de begroting voor 2007 aan te wenden voor de nodige middelen voor het inrichten van een officiële, vaste vertegenwoordiging van het Europees Parlement in Washington DC, zodat deze ervoor kan zorgen dat de activiteiten van het Parlement zelf juist worden geïnstitutionaliseerd en dat de contacten tussen het Europees Parlement en het Amerikaanse Congres worden verbeterd;
o o o
103. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten en de President en het Congres van de Verenigde Staten van Amerika.
Daniel S. HAMILTON/Joseph P. QUINLAN (red.), Deep Integration: How Transatlantic Markets are Leading Globalization, juni 2005; Francisco CABRILLO, Jaime GARCÍA-LEGAZ en Pedro SCHWARTZ. A case for an open Atlantic, Prosperity AREA, Madrid: FAES, 2006.