Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot invoering van een stabiliteitsinstrument (COM(2004)0630 – C6-0251/2004 – 2004/0223(COD))
(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing)
Het Europees Parlement
,
– gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2004)0630)(1)
,
– gelet op artikel 251, lid 2 en de artikelen 179 en 181 A van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C6-0251/2004),
– gelet op het advies van de Commissie juridische zaken over de voorgestelde rechtsgrondslag,
– gezien de verklaring van de Commissie voor het democratisch toezicht op en de coherentie van externe acties, gehecht aan het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer(2)
en de bijbehorende briefwisseling,
– gezien de verklaring van de Commissie betreffende de verstrekking aan het Parlement van informatie in verband met uitzonderlijke steunmaatregelen en over samenwerkingsmaatregelen voor de bestrijding van terrorisme die aan deze wetgevingsresolutie is gehecht en die samen met het besluit in het Publicatieblad van de Europese Unie zal worden gepubliceerd,
– gezien de brief van Commissielid Benita Ferrero-Waldner d.d. 7 juni 2006 over de instelling van een partnerschap voor het stichten van vrede,
– gezien de brief van Commissielid Benita Ferrero Waldner d.d. 23 juni 2006 met een nadere uiteenzetting van de kredieten die voor de verschillende instrumenten zijn toegewezen, waarin de Commissie aangeeft bereid te zijn alle nodige initiatieven te nemen om via de verschillende beschikbare budgettaire mogelijkheden - waaronder de reserve voor noodhulp en het flexibiliteitsinstrument - te zorgen voor aanvullende kredieten voor het stabiliteitsinstrument als de fondsen daarvan ontoereikend mochten blijken,
– gelet op de artikelen 51 en 35 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie buitenlandse zaken en de adviezen van de Commissie ontwikkelingssamenwerking, de Commissie internationale handel en de Begrotingscommissie (A6-0157/2006),
1. hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;
2. verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;
3. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 6 juli 2006 met het oog op de aanneming van Verordening (EG) nr.
…/2006 van het Europees Parlement en
de Raad tot invoering van een stabiliteitsinstrument
P6_TC1-COD(2004)0223
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name op artikel 179, lid 1, en artikel 181A,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(1)
,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) De Gemeenschap verleent veel economische, financiële, technische, humanitaire en macro-economische hulp aan derde landen. Een van de belangrijkste doelstellingen van het externe optreden van de EU (hierna "EU" genoemd) waar de communautaire instrumenten voor buitenlandse hulp aan bijdragen, is het scheppen van een stabiel klimaat voor menselijke en economische ontwikkeling en het bevorderen van mensenrechten, democratie en fundamentele vrijheden. In hun conclusies over de doeltreffendheid van het externe optreden van de EU van november 2004 stelden de Raad en de vertegenwoordigers van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, dat vrede, veiligheid en stabiliteit samen met mensenrechten, democratie en good governance essentiële elementen voor duurzame economische groei en de uitbanning van armoede zijn.
(2) In het EU-programma ter voorkoming van gewelddadige conflicten, dat door de Europese Raad is bekrachtigd, wordt benadrukt dat "politieke inzet van de EU voor conflictpreventie een van de belangrijkste doelstellingen van het buitenlandse beleid van de EU is" en aangegeven dat de instrumenten van de communautaire ontwikkelingssamenwerking een bijdrage kunnen leveren aan de verwezenlijking hiervan en aan de ontwikkeling van de EU tot wereldspeler.
(3) Maatregelen die krachtens deze verordening genomen worden voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de artikelen 177 en 181A van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (hierna "EG-Verdrag" genoemd) kunnen complementair zijn met en dienen aan te sluiten bij de maatregelen die de EU heeft goedgekeurd voor de verwezenlijking van de doelstellingen van het Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid in het kader van Titel V en maatregelen die zijn goedgekeurd in het kader van Titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie (hierna "EU-Verdrag" genoemd). De Raad en de Commissie dienen samen te werken om deze consistentie te garanderen, elk in overeenstemming met hun eigen bevoegdheden.
(4) De Europese consensus inzake ontwikkeling, die door de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, het Europees Parlement en de Commissie op 22 november 2005 werd goedgekeurd en door de Europese Raad op 15-16 december 2005 werd verwelkomd, zegt dat de Gemeenschap, binnen de respectieve bevoegdheden van haar instellingen, een alomvattende preventiebenadering zal ontwikkelen ten aanzien van de problematiek van zwakke staten, conflicten, natuurrampen en andere soorten crises, en dat deze verordening daar een bijdrage aan dient te leveren.
(5) De Europese Raad heeft op 12 december 2003 goedkeuring gehecht aan de Europese veiligheidsstrategie.
(6) Volgens de verklaring van de Europese Raad over terrorismebestrijding van 25 maart 2004 moeten doelstellingen in verband met terrorismebestrijding geïntegreerd worden in de programma's voor buitenlandse hulp. Ook in de EU-Millenniumstrategie inzake het voorkomen en controleren van georganiseerde misdaad, die op 27 maart 2000 door de Raad werd goedgekeurd, werd opgeroepen tot nauwere samenwerking met derde landen.
(7) Stabilisatie na een crisis vergt langdurige en flexibele inzet van de internationale gemeenschap, met name de eerste jaren na een crisis, op basis van geïntegreerde overgangsstrategieën.
(8) De uitvoering van hulpprogramma's in tijden van crisis en politieke instabiliteit vereist specifieke maatregelen om voldoende flexibiliteit in de besluitvorming en de toewijzing van financiële middelen te garanderen, evenals versterkte maatregelen om de samenhang met bilaterale hulp en de bundeling met andere donormiddelen te garanderen, waaronder de overdracht van overheidstaken door middel van onrechtstreeks gecentraliseerd beheer.
(9) In de resoluties van het Europees Parlement en de conclusies van de Raad naar aanleiding van de mededelingen van de Commissie inzake de samenhang van noodhulp, rehabilitatie en ontwikkeling wordt benadrukt dat de maatregelen in het kader van verschillende communautaire financieringsinstrumenten in crisissituaties goed op elkaar moeten aansluiten.
(10) Om de bovengenoemde kwesties doelmatig en tijdig te kunnen aanpakken zijn specifieke financiële middelen en instrumenten nodig die een aanvulling kunnen vormen op humanitaire hulp en de samenwerkingsinstrumenten voor de lange termijn. Humanitaire hulp moet ook in de toekomst verleend worden uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1257/96 van de Raad van 20 juni 1996 betreffende humanitaire hulp(2)
.
(11) Naast de maatregelen die met de partnerlanden zijn overeengekomen in het kader van het samenwerkingsbeleid op basis van de samenhangende communautaire instrumenten voor externe hulp, moet de Gemeenschap hulp kunnen verlenen gericht op belangrijke mondiale en transnationale problemen die potentieel destabiliserend zijn.
(12) In de "Richtsnoeren voor de versterking van de operationele samenwerking tussen de Gemeenschap, vertegenwoordigd door de Commissie, en de lidstaten op het gebied van ontwikkelingssamenwerking" van 2001 wordt benadrukt dat de buitenlandse hulp van de EU beter op elkaar afgestemd moet worden.
(13) Deze verordening stelt voor de periode 2007-2013 de financiële middelen vast die voor de begrotingsautoriteit het voornaamste referentiepunt vormen in de zin van punt 37 van de Interinstitutionele Overeenkomst van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een gezond financieel beheer(3)
.
(14) De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(4)
.
(15) Deze verordening bestrijkt het terrein en komt in de plaats van een aantal bestaande verordeningen betreffende de externe hulpverlening van de Gemeenschap; die verordeningen moeten dan ook worden ingetrokken.
(16) Aangezien de doelstellingen van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt vanwege de noodzakelijke multilaterale respons op de in deze verordening beschreven terreinen, kunnen zij vanwege de omvang en de gevolgen van het voorgenomen optreden beter door de Gemeenschap worden verwezenlijkt. De Gemeenschap kan maatregelen nemen overeenkomstig het in artikel 5 van het EG-Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken,
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
DOELSTELLINGEN EN WERKINGSSFEER
Artikel 1
Doelstellingen
1. De Gemeenschap neemt maatregelen op het gebied van ontwikkelingssamenwerking en van financiële, economische en technische samenwerking met derde landen overeenkomstig de in deze verordening genoemde voorwaarden.
2. Overeenkomstig de doelstellingen van deze samenwerking en binnen de in het EG-Verdrag getrokken grenzen, heeft de verordening als specifieke doelstellingen:
a)
in een situatie van crisis of dreigende crisis met een effectieve respons aan de stabiliteit bij te dragen, om mede te zorgen voor het behouden, creëren of herstellen van de noodzakelijke voorwaarden voor een behoorlijke uitvoering van het communautaire ontwikkelings- en samenwerkingsbeleid;
b)
in een klimaat van stabiele omstandigheden voor de tenuitvoerlegging van het samenwerkingsbeleid van de Gemeenschap met derde landen, de capaciteit helpen opbouwen om specifieke mondiale en transregionale bedreigingen aan te pakken die een ontwrichtend effect kunnen hebben, en om de paraatheid te waarborgen om met pre- en post-crisissituaties te kunnen omgaan.
3. De maatregelen uit hoofde van dit instrument kunnen een aanvulling vormen op en dienen consistent te zijn met de maatregelen uit hoofde van Titel V en Titel VI van het EU-Verdrag.
Artikel 2
Aanvullend karakter van de communautaire steun
1. De krachtens deze verordening verleende gemeenschapssteun is een aanvulling op de steun die uit hoofde van verwante communautaire instrumenten voor buitenlandse hulp wordt geboden. Deze steun wordt slechts verleend voorzover geen adequate en effectieve reactie uit hoofde van bovengenoemde instrumenten mogelijk is.
2. De Commissie ziet erop toe dat in het kader van deze verordening genomen maatregelen stroken met het algemene beleidskader van de Gemeenschap voor het partnerland, en met name met de doelen van de in lid 1 bedoelde instrumenten, alsook met andere relevante maatregelen van de Gemeenschap.
3. Ter verhoging van de doelmatigheid en de samenhang van communautaire en nationale steunmaatregelen, dient de Commissie een nauwe coördinatie tussen haar eigen activiteiten en die van de lidstaten op het niveau van de besluitvorming en in het veld te bevorderen. Te dien einde maken de lidstaten en de Commissie gebruik van een systeem voor de uitwisseling van gegevens.
Artikel 3
Hulp in respons op crises of dreigende crises
1. Ter uitvoering van de in artikel 1, lid 2, onder a), geformuleerde specifieke doelstellingen kan de Gemeenschap technische en financiële hulp bieden in respons op noodsituaties, crises of dreigende crises, situaties die een gevaar betekenen voor de democratie, de rechtsstaat en de openbare orde, de bescherming van de mensenrechten en fundamentele vrijheden of voor de veiligheid van personen, of situaties die dreigen te escaleren tot gewapende geschillen of die dreigen het derde land of de derde landen in kwestie te destabiliseren. Dit soort maatregelen kan eveneens gericht zijn op situaties waarin de Gemeenschap met een beroep op de clausule "essentiële elementen" van internationale overeenkomsten de samenwerking met derde landen geheel of gedeeltelijk opschort.
2. De in lid 1 bedoelde technische en financiële hulp bestrijkt de volgende terreinen:
a)
steun, door middel van technische en logistieke hulp, voor de inspanningen van internationale en regionale organisaties en statelijke en niet-statelijke actoren ter bevordering van vertrouwensopbouw, mediatie, dialoog en verzoening;
b)
steun voor vestiging en functioneren van interimregeringen met een mandaat overeenkomstig internationaal recht;
c)
steun voor de ontwikkeling van democratische en pluralistische staatsinstellingen, waaronder maatregelen om de rol van vrouwen in zulke instellingen te versterken, doelmatig burgerlijk bestuur en daarmee samenhangende juridische structuren op nationaal en lokaal niveau, een onafhankelijke rechterlijke macht, goed bestuur en openbare orde, met inbegrip van niet-militaire technische samenwerking ter versterking van het burgerlijke gezag, toezicht op de veiligheidsdiensten en maatregelen ter versterking van de capaciteit van de wetshandhaving en de justitiële autoriteiten die betrokken zijn bij de bestrijding van de smokkel van mensen, drugs, vuurwapens en explosieven;
d)
steun voor internationale strafhoven en ad hoc nationale tribunalen, waarheids- en verzoeningscommissies, en mechanismen voor de wettige afdoening van mensenrechtenklachten en voor de vaststelling en toewijzing van eigendomsrechten, ingesteld volgens internationale normen op het gebied van de mensenrechten en het rechtsstaatbeginsel;
e)
steun voor de maatregelen die nodig zijn om een begin te maken met het herstel en de wederopbouw van belangrijke infrastructuur, huisvesting, openbare gebouwen en economische activa, alsmede fundamentele productiefaciliteiten, en voor het weer op gang brengen van de economische activiteit, het scheppen van werkgelegenheid en verwezenlijking van de minimumvoorwaarden die noodzakelijk zijn voor duurzame maatschappelijke ontwikkeling;
f)
steun voor de civiele maatregelen in verband met de demobilisatie van voormalige strijders, hun reïntegratie in de burgermaatschappij en, indien passend, hun repatriëring, alsmede maatregelen om het probleem van de kindsoldaten en de vrouwelijke strijders aan te pakken;
g)
steun voor maatregelen om de maatschappelijke gevolgen van herstructurering van de strijdkrachten op te vangen;
h)
steun voor maatregelen voor de aanpak, binnen het bestek van het communautaire samenwerkingsbeleid en de doelstellingen daarvan, van de sociaal-economische gevolgen voor de burgerbevolking van anti-personeelsmijnen, niet-geëxplodeerde munitie en/of explosieven en overblijfselen van de oorlog; tot de uit deze verordening gefinancierde maatregelen behoren risicovoorlichting, slachtofferhulp, mijndetectie en -opruiming, en in samenhang daarmee, vernietiging van voorraden;
i)
steun voor maatregelen voor de aanpak, binnen het bestek van het communautaire samenwerkingsbeleid en de doelstellingen daarvan, van de gevolgen voor de burgerbevolking van illegaal vuurwapenbezit en -gebruik; deze steun blijft beperkt tot onderzoeksactiviteiten, slachtofferhulp, bewustmaking van het publiek en de ontwikkeling van juridische en bestuurlijke deskundigheid en goede praktijken.
Er wordt alleen steun verleend voor zover deze nodig is voor herstel van de voorwaarden voor sociale en economische ontwikkeling van de betrokken bevolkingen, in een situatie van crisis of dreigende crisis in de zin van lid 1. Hierin is geen steun begrepen voor maatregelen om de verspreiding van wapens tegen te gaan;
j)
steun voor maatregelen om ervoor te zorgen dat aan de specifieke noden van vrouwen en kinderen in crisis- en conflictsituaties, waaronder ook blootstelling aan op gender gebaseerd geweld, adequaat tegemoet wordt gekomen;
k)
steun voor de revalidatie en herintegratie van de slachtoffers van gewapende geschillen, waaronder ook maatregelen die zijn afgestemd op de specifieke noden van vrouwen en kinderen;
l)
steun voor maatregelen om de eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, democratische beginselen en de rechtsstaat en van de daarmee verbonden internationale instrumenten te bevorderen en te handhaven;
m)
steun voor sociaal-economische maatregelen ter bevordering van een eerlijke toegang tot en een transparent beheer van natuurlijke rijkdommen in een situatie van crisis of dreigende crisis;
n)
steun voor sociaal-economische maatregelen ter ondervanging van de gevolgen van plotselinge volksverhuizingen, waaronder ook maatregelen ter voorziening in de behoeften van de gastgemeenschappen in een situatie van crisis of dreigende crisis;
o)
steun voor maatregelen om de ontwikkeling en de inrichting van het maatschappelijk middenveld en zijn participatie in het politieke proces te steunen, waaronder maatregelen ter versterking van de rol van vrouwen in die processen en ter bevordering van onafhankelijke pluralistische en professionele media;
p)
steun voor maatregelen in reactie op natuurrampen of rampen door menselijk toedoen, alsmede bedreigingen van de volksgezondheid bij ontbreken van of in aanvulling op humanitaire hulp van de Gemeenschap.
3. In de onder lid 1 genoemde uitzonderlijke en onvoorziene situaties kan de Gemeenschap ook technische en financiële hulp bieden die niet uitdrukkelijk wordt genoemd onder de specifieke in lid 2 genoemde gebieden van hulpverlening. Deze hulp blijft beperkt tot buitengewone steunmaatregelen in de zin van artikel 6, lid 2, die:
–
vallen onder het algemene toepassingsgebied en de specifieke doelstellingen zoals omschreven in artikel 1, lid 2, onder a), en
–
in looptijd beperkt zijn tot de in artikel 6, lid 2 genoemde periode, en
–
in het normale geval in aanmerking komen krachtens de andere communautaire instrumenten voor buitenlandse hulp, maar die ingevolge het bepaalde in artikel 2 door middel van deze verordening moeten worden aangepakt wegens de noodzaak van een snelle respons op een situatie van crisis of dreigende crisis.
Artikel 4
Bijstand in het kader van stabiele samenwerkingsvoorwaarden
De Gemeenschap verleent ter verwezenlijking van de in artikel 1, lid 2, letter b), bedoelde specifieke doelstellingen technische en financiële bijstand op de volgende gebieden:
1.
Situaties die een bedreiging vormen voor de rechtsstaat en de openbare orde, de veiligheid en de zekerheid van individuen, kritische infrastructuur en de volksgezondheid.
De bijstand dekt:
a)
de versterking van de capaciteit van de politiële, justitiële en civiele autoriteiten die zich bezighouden met de bestrijding van terrorisme en georganiseerde misdaad, waaronder drugshandel, mensenhandel en de handel in vuurwapens en explosieven, en daadwerkelijke controle van illegale handel en doorvoer.
Er wordt prioriteit verleend aan transregionale samenwerking waarbij derde landen betrokken zijn die duidelijk de politieke wil hebben getoond om deze problemen aan te pakken. Maatregelen op dit gebied leggen specifiek de nadruk op goed bestuur en moeten in overeenstemming zijn met het internationaal recht, met name het humanitair recht en het internationaal humanitair recht.
Op het gebied van bijstand aan autoriteiten die betrokken zijn bij de strijd tegen het terrorisme, wordt prioriteit verleend aan ondersteunende maatregelen voor de ontwikkeling en de versterking van de wetgeving tegen het terrorisme, de toepassing en de uitoefening van het financieel recht, het douanerecht en het immigratierecht en voor de ontwikkeling van internationale procedures voor rechtshandhaving.
Op het gebied van bijstand inzake het drugsprobleem wordt de nodige aandacht besteed aan internationale samenwerking gericht op de bevordering van de beste praktijken op het gebied van terugdringing van de vraag, de productie en de schade;
b)
steun voor maatregelen ter bestrijding van bedreigingen voor internationaal vervoer, energievoorziening en kritische infrastructuur, waaronder personen- en goederenvervoer en energiedistributie.
Op dit gebied getroffen maatregelen leggen specifiek de nadruk op trans-regionale samenwerking en de toepassing van internationale normen inzake risicobewustzijn, kwetsbaarheidsanalyse, paraatheid voor noodsituaties, beheer van alarmtoestanden en van de gevolgen ervan;
c)
de bijdrage aan maatregelen voor een adequate respons op onvoorziene grote gevaren voor de volksgezondheid, zoals epidemieën met eventuele grensoverschrijdende gevolgen.
Hierbij wordt de nadruk specifiek gelegd op de planning van noodsituaties, het beheer van vaccin- en geneesmiddelenvoorraden, internationale samenwerking en vroegtijdige waarschuwings- en alarmsystemen.
2.
Vermindering van en paraatheid voor risico's in verband met chemische, biologische, radiologische en nucleaire materialen en stoffen.
De bijstand dekt:
a)
de bevordering van civiele onderzoeksactiviteiten als alternatief voor defensiegerelateerd onderzoek, en steun voor de herscholing en alternatieve tewerkstelling van wetenschappers en ingenieurs die voordien in wapen-gerelateerde sectoren werkten;
b)
steun voor maatregelen ter verbetering van de veiligheid in civiele voorzieningen waar gevoelige chemische, biologische, radiologische en nucleaire materialen of stoffen worden opgeslagen of verhandeld in het kader van civiele onderzoeksprogramma's;
c)
steun, in het kader van het communautair samenwerkingsbeleid en de doelstellingen ervan, voor de oprichting van civiele voorzieningen en de verrichting van relevante civiele studies die nodig zijn voor de ontmanteling, sanering of omvorming van wapengerelateerde voorzieningen en sites als besloten is dat deze niet langer deel uitmaken van een defensieprogramma;
d)
de versterking van de capaciteit van de bevoegde civiele autoriteiten die zich bezighouden met de ontwikkeling en het afdwingen van adequate controles op de illegale handel in chemische, biologische, radiologische en nucleaire materialen of stoffen (met inbegrip van de uitrusting voor de productie of levering ervan), onder meer door de installatie van moderne apparatuur voor logistieke evaluatie en controle;
e)
de ontwikkeling van een juridisch kader en institutionele capaciteit voor de instelling en handhaving van adequate uitvoercontroles op goederen voor tweeërlei gebruik, met inbegrip van maatregelen op het gebied van regionale samenwerking;
f)
de ontwikkeling van doeltreffende civiele rampenplannen, voorbereiding op noodsituaties, reactievermogen bij een crisis en capaciteit voor schoonmaakmaatregelen in geval van eventuele grote milieurampen op dit gebied.
Voor de in punt b) en d) genoemde maatregelen wordt de nadruk specifiek gelegd op bijstand aan regio's of landen waar er nog voorraden van de aldaar bedoelde materialen of stoffen zijn en er een risico voor verspreiding van deze materialen bestaat.
3.
Capaciteitsopbouw vóór en na een crisis
Steun voor langetermijnmaatregelen gericht op de opbouw en de versterking van de capaciteit van internationale, regionale en lokale organisaties en overheids- en particuliere actoren met betrekking tot hun inspanningen op het gebied van:
a)
de bevordering van vroegtijdige waarschuwing, vertrouwensopbouw, bemiddeling, verzoening en aanpak van oplaaiende spanningen tussen gemeenschappen;
b)
de verbetering van het herstel na een conflict of een ramp.
De in dit punt genoemde maatregelen omvatten de overdracht van knowhow, de uitwisseling van informatie, de beoordeling van risico's/bedreigingen, onderzoek en analyse, vroegtijdige waarschuwingssystemen en opleiding. De maatregelen kunnen, waar nodig, ook betrekking hebben op financiële en technische bijstand voor de uitvoering van de aanbevelingen van de VN-commissie voor vredesopbouw die onder de doelstellingen van het communautair samenwerkingsbeleid vallen.
TENUITVOERINGLEGGING
Artikel 5
Algemeen kader van tenuitvoerlegging
De communautaire hulpverlening in het kader van deze verordening wordt uitgevoerd door middel van de volgende maatregelen:
a)
Buitengewone steunmaatregelen en interimresponsprogramma's.
b)
Op meer landen gerichte strategiedocumenten, indicatieve meerjarenprogramma's en thematische strategiedocumenten.
c)
Jaarlijkse actieprogramma's.
d)
Bijzondere maatregelen.
Artikel 6
Buitengewone steunmaatregelen en interimresponsprogramma's
1. De communautaire steunverlening uit hoofde van artikel 3 wordt uitgevoerd door middel van buitengewone steunmaatregelen en van interimresponsprogramma's.
2. De Commissie kan buitengewone steunmaatregelen vaststellen in crisissituaties als bedoeld in artikel 3, lid 1, en in uitzonderlijke en onvoorziene situaties bedoeld in artikel 3, lid 3, indien de doelmatigheid van de maatregelen afhangt van snelle of soepele tenuitvoerlegging. Dergelijke maatregelen hebben een duur van ten hoogste 18 maanden. De duur van individuele maatregelen kan worden verlengd met nogmaals 6 maanden wanneer de tenuitvoerlegging stuit op objectieve en onvoorziene hindernissen, mits het aan de maatregel verbonden financiële bedrag niet hoger wordt.
3. Wanneer de kosten van een buitengewone steunmaatregel het bedrag van 20 000 000 EUR te boven gaan, wordt die maatregel goedgekeurd volgens de in artikel 22, lid 2, genoemde procedure.
4. De Commissie kan interimresponsprogramma's vaststellen voor het scheppen of herstellen van de essentiële voorwaarden voor de normale uitvoering van het beleid van de Gemeenschap op gebeid van buitenlandse samenwerking. Met deze interimresponsprogramma's wordt voortgebouwd op buitengewone steunmaatregelen. Zij worden goedgekeurd volgens de in artikel 22, lid 2, genoemde procedure.
5. De Commissie houdt de Raad regelmatig op de hoogte van de planning van communautaire steunverlening als bedoeld in artikel 3. Alvorens buitengewone steunmaatregelen waarmee minder dan 20 000 000 EUR is gemoeid, vast te stellen of te verlengen, brengt de Commissie de Raad op de hoogte van aard en doel en van die maatregelen en het voorziene bedrag. Omwille van de samenhang van het buitenlandse optreden van de EU houdt zij bij de planning en de uitvoering van deze maatregelen rekening met de door de Raad gevolgde beleidsmatige aanpak. Zij stelt de Raad eveneens op de hoogte voordat zij wijzigingen van betekenis aanbrengt in reeds vastgestelde buitengewone steunmaatregelen.
6. Zo spoedig mogelijk, en in ieder geval binnen zeven maanden na de goedkeuring van buitengewone steunmaatregelen, brengt de Commissie verslag uit aan de Raad en het Europees Parlement, waarbij zij een overzicht verschaft van bestaande en geplande communautaire respons, met inbegrip van de bijdrage uit hoofde van andere communautaire financieringsinstrumenten, de stand van zaken met betrekking tot bestaande op één of meer landen gerichte strategiedocumenten en de rol van de Gemeenschap in breder internationaal en multilateraal verband. In dit verslag vermeldt de Commissie ook of en hoe lang zij de buitengewone steunmaatregelen denkt te zullen voortzetten.
Artikel 7
Op meer landen gerichte strategiedocumenten, strategiedocumenten en indicatieve meerjarenprogramma's
1. Op meer landen gerichte strategiedocumenten vormen de algemene basis voor de tenuitvoerlegging van hulp uit hoofde van artikel 4.
2. In op meer landen gerichte strategiedocumenten wordt de strategie van de Gemeenschap voor de betrokken landen uiteengezet met inachtneming van de behoeften van de betrokken landen, de prioriteiten van de Gemeenschap, de internationale situatie en de activiteiten van de belangrijkste partners.
3. Op meer landen gerichte strategiedocumenten en alle herzieningen of uitbreidingen daarvan worden goedgekeurd overeenkomstig de procedure van artikel 22, lid 2. Zij beslaan aanvankelijk een periode van maximaal de periode van toepassing van deze verordening en worden halverwege herzien.
4. Strategiedocumenten dienen in overeenstemming te zijn met op een of meer landen gerichte of thematische strategiedocumenten die uit hoofde van andere communautaire instrumenten voor buitenlandse hulp worden goedgekeurd, waarbij onderlinge overlapping wordt voorkomen. Zij worden in voorkomende gevallen gebaseerd op een dialoog met het (de) desbetreffende partnerland(en) of partnerregio, alsmede met de burgermaatschappij, teneinde nationale ontwikkelingsstrategieën te ondersteunen en de deelneming en betrokkenheid van het (de) desbetreffende partnerland(en) of partnerregio te waarborgen. Daarnaast vindt waar nodig gezamenlijk overleg plaats tussen de Commissie, de lidstaten en andere donors zodat de samenwerkingsactiviteiten van de Gemeenschap goed op die van de lidstaten en andere donors afgestemd zijn. Waar nodig kunnen ook andere belanghebbenden hierbij betrokken worden.
5. Elk op meer landen gericht strategiedocument gaat in voorkomende gevallen vergezeld van een indicatief meerjarenprogramma waarin een samenvatting wordt gegeven van de prioritaire terreinen die voor communautaire financiering zijn geselecteerd, de specifieke doelstellingen, de verwachte resultaten en het tijdpad voor de communautaire steun en de indicatieve financiële toewijzing, een en ander in zijn algemeenheid en voor elk prioritair beleidsterrein afzonderlijk. De financiële toewijzingen kunnen zich zo nodig binnen bepaalde marges bewegen.
6. In de indicatieve meerjarenprogramma's worden de financiële toewijzingen voor elk programma vastgesteld met gebruikmaking van transparante criteria, op basis van de behoeften en de prestaties van de betrokken partnerlanden of -regio's en met inachtneming van de specifieke problemen die worden ondervonden door landen of regio's die zich in een crisis of een conflict bevinden.
7. Indicatieve meerjarenprogramma's en alle herzieningen of uitbreidingen daarvan worden goedgekeurd overeenkomstig de procedure van artikel 22, lid 2. Zij worden in voorkomende gevallen vastgelegd in overleg met het (de) betrokken partnerland(en) of regio's.
8. De omvang van de financiële bedragen voor indicatieve meerjarenprogramma's kan naar aanleiding van evaluaties worden verhoogd of verlaagd, met inachtneming van wijzigingen in de situatie, de prestaties en de behoeften van een land en overeenkomstig de procedure als bedoeld in lid 7.
Artikel 8
Jaarlijkse actieprogramma's
1. In de jaarlijkse actieprogramma's worden maatregelen goedgekeurd op basis van de op meer landen gerichte strategiedocumenten en indicatieve meerjarenprogramma's als bedoeld in artikel 7.
2. In de jaarlijkse actieprogramma's worden de nagestreefde doelstellingen, de interventiegebieden, de verwachte resultaten, de wijzen van beheer en het totale bedrag aan geplande financiering beschreven. Zij bevatten een beknopte omschrijving van de te financieren acties, een raming van de benodigde financieringsbedragen en een indicatief tijdschema voor de tenuitvoerlegging ervan. In voorkomende gevallen omvatten zij ook de resultaten van eventuele lering die is getrokken uit eerdere hulp. Doelstellingen moeten meetbaar zijn.
3. Jaarlijkse actieprogramma's en elke uitbreiding of herziening daarvan worden goedgekeurd overeenkomstig de procedure van artikel 22, lid 2.
Artikel 9
Bijzondere maatregelen
1. In geval van onvoorziene behoeften of gebeurtenissen en onverminderd de artikelen 7 en 8 keurt de Commissie bijzondere maatregelen goed waarin niet was voorzien in de in artikel 7 bedoelde op meer landen gerichte strategiedocumenten of de in artikel 8 bedoelde indicatieve meerjarenprogramma's.
2. In de bijzondere maatregelen worden de nagestreefde doelstellingen, de interventiegebieden, de verwachte resultaten, de beheerswijzen en het totale bedrag van de geplande financiering beschreven. Zij bevatten een omschrijving van de te financieren acties, een raming van de benodigde financieringsbedragen en een indicatief tijdschema voor de tenuitvoerlegging ervan.
3. Wanneer de kosten van bijzondere maatregelen meer dan 5 000 000 EUR bedragen, worden de maatregelen door de Commissie goedgekeurd overeenkomstig de in artikel 22, lid 2, beschreven procedure.
4. De Commissie stelt het bij artikel 22, lid 1, opgerichte comité binnen een maand na het besluit in kennis van bijzondere maatregelen die een bedrag vertegenwoordigen van minder dan 5 000 000 EUR.
BEGUNSTIGDEN EN FINANCIERINGSVORMEN
Artikel 10
Voorwaarden
1. De volgende entiteiten komen met het oog op de tenuitvoerlegging van de buitengewone steunmaatregelen en de interimresponsprogramma's als bedoeld in artikel 6, de jaarlijkse actieprogramma's als bedoeld in artikel 8 en de bijzondere maatregelen als bedoeld in artikel 9 in aanmerking voor financiering in het kader van deze verordening:
a)
partnerlanden, partnerregio's en hun instellingen;
b)
gedecentraliseerde entiteiten van partnerlanden zoals regio's, departementen, provincies en gemeenten;
c)
gemengde organen, ingesteld door de partnerlanden en -regio's en de Gemeenschap;
d)
internationale organisaties, waaronder regionale organisaties, organisaties, diensten of missies van de Verenigde Naties, internationale financiële instellingen en ontwikkelingsbanken, alsmede instellingen voor internationale rechtspraak, voor zover zij bijdragen aan de doelstellingen van de deze verordening;
e)
Europese agentschappen;
f)
de volgende entiteiten en organen van de lidstaten, partnerlanden en -regio's en derde landen voor zover zij bijdragen aan de doelstellingen van deze verordening:
i)
overheids- en semi-overheidsinstanties, de lokale overheid, lokale bestuursorganen en consortia daarvan;
ii)
ondernemingen, bedrijven en andere particuliere organisaties en economische actoren;
iii)
financiële instellingen die in de partnerlanden en -regio's particuliere investeringen verlenen, bevorderen en financieren;
iv)
niet-overheidsactoren zoals bedoeld in lid 2;
v)
natuurlijke personen.
2. Niet-overheidsactoren die uit hoofde van deze verordening in aanmerking komen voor financiële hulp zijn met name: niet-gouvernementele organisaties, organisaties van inheemse bevolkingsgroepen, lokale burgergroeperingen en beroepsgroepen, coöperaties, vakbonden, organisaties die economische en sociale actoren vertegenwoordigen, plaatselijke organisaties (en netwerken daarvan) die actief zijn op het gebied van gedecentraliseerde regionale samenwerking en integratie, consumentenorganisaties, vrouwen- of jongerenorganisaties, onderwijs-, cultuur-, onderzoeks- en wetenschappelijke organisaties, universiteiten, kerken en religieuze verenigingen of gemeenschappen, de media, en alle niet-gouvernementele organisaties en private en publieke stichtingen die een bijdrage kunnen leveren aan de ontwikkeling of de externe dimensie van het interne beleid.
3. Andere entiteiten of actoren die in de leden 1 en 2 niet worden genoemd, kunnen worden gefinancierd wanneer zulks noodzakelijk is ter verwezenlijking van de doelstellingen van deze verordening.
Artikel 11
Soorten maatregelen
1. De communautaire hulp kan gefinancierd worden in de vorm van:
a)
projecten en programma's;
b)
sectorale of algemene begrotingssteun, als het partnerland de overheidsuitgaven op voldoende transparante, verantwoordelijke en doeltreffende wijze controleert en zelf een goed uitgewerkt macro-economisch of sectoraal beleid heeft ingesteld, dat door de belangrijkste donoren is goedgekeurd, waaronder in voorkomend geval de internationale financiële instellingen. Begrotingssteun kan over het algemeen uit hoofde van om het even welk instrument worden verleend. Zij wordt toegewezen met nauwkeurige doelstellingen en bijbehorende benchmarks. De uitbetaling van de begrotingssteun is afhankelijk van een bevredigende mate van vooruitgang met betrekking tot de verwezenlijking van de doelstellingen in termen van effecten en resultaten;
c)
in uitzonderlijke gevallen, sectorale en algemene programma's ter ondersteuning van de invoer, in de vorm van
i)
sectorale invoerprogramma's in natura,
ii)
sectorale invoerprogramma's in de vorm van deviezensteun ter financiering van sectorale invoer, en
iii)
algemene invoerprogramma's in de vorm van deviezensteun ter financiering van de algemene invoer van een grote verscheidenheid aan producten;
d)
middelen die overeenkomstig artikel 20 ter beschikking worden gesteld van financiële tussenpersonen om leningen (bijvoorbeeld ter ondersteuning van investeringen in en de ontwikkeling van de particuliere sector), risicokapitaal (in de vorm van achtergestelde of voorwaardelijke leningen) of andere vormen van tijdelijke minderheidsdeelnemingen in het kapitaal van ondernemingen,
voor zover het financieel risico van de Gemeenschap tot deze middelen beperkt blijft;
e)
subsidies voor de financiering van maatregelen;
f)
subsidies voor exploitatiekosten;
g)
financiering van samenwerkingsprogramma's tussen overheidsinstellingen, nationale overheidsorganen en particuliere entiteiten die een dienst van algemeen belang verrichten, tussen de lidstaten en de partnerlanden en -regio's;
h)
bijdragen aan internationale fondsen die met name door nationale en regionale organisaties worden beheerd;
i)
bijdragen aan nationale fondsen die door de partnerlanden en -regio's zijn opgericht om gezamenlijke financiering door verschillende donoren aan te moedigen, of aan fondsen die door een of meerdere andere donoren zijn opgericht om gezamenlijk acties uit te voeren;
j)
menselijke en materiële middelen voor het beheer van en daadwerkelijk toezicht op projecten en programma's door de partnerlanden en -regio's.
2. Communautaire financiering wordt in beginsel niet gebruikt voor het betalen van belastingen, heffingen of andere financiële lasten in begunstigde landen.
3. Activiteiten die vallen onder Verordening (EG) nr. 1257/96 en uit hoofde daarvan in aanmerking komen voor financiering, kunnen niet in het kader van deze verordening gefinancierd worden.
Artikel 12
Ondersteunende maatregelen
1. De communautaire financiering kan de kosten dekken van voorbereidende werkzaamheden, follow-up, audits en evaluaties die rechtstreeks noodzakelijk zijn voor de uitvoering van deze verordening en het verwezenlijken van de doelstellingen daarvan. Dit omvat ook de uitgaven voor administratieve steun door de delegaties van de Commissie die zich bezighouden met het beheer van de in het kader van deze verordening gefinancierde projecten.
2. Steun kan buiten de indicatieve meerjarenprogramma's om worden gefinancierd. De Commissie keurt dergelijke ondersteunende maatregelen goed overeenkomstig artikel 9.
Artikel 13
Medefinanciering
1. Maatregelen die uit hoofde van deze verordening worden gefinancierd, kunnen worden medegefinancierd, met name door:
a)
de lidstaten, met name hun overheids of semi-overheidsinstanties;
b)
elk ander donorland, met name zijn overheids- en semi-overheidsinstanties;
c)
internationale en regionale organisaties, met name internationale en regionale financiële instellingen;
d)
ondernemingen, bedrijven en andere particuliere organisaties en de in artikel 10, lid 2, bedoelde andere niet-overheidsactoren;
e)
de partnerlanden of de partnerregio's die door de middelen begunstigd worden, alsmede andere entiteiten die in aanmerking komen voor financiering als omschreven in artikel 10.
2. In geval van parallelle medefinanciering wordt het project of programma in meerdere, duidelijk te onderscheiden subprojecten opgedeeld die elk worden gefinancierd door de verschillende partners die de medefinanciering verstrekken, en wel zo dat de bestemming van de financiering altijd traceerbaar is. In geval van gemeenschappelijke medefinanciering worden de totale kosten van het project of programma verdeeld tussen de partners die de medefinanciering verzorgen en worden de geldmiddelen gemeenschappelijk ingebracht, dusdanig dat het niet mogelijk is de financieringsbron van een specifieke activiteit in het kader van het project of programma na te gaan.
3. In geval van gemeenschappelijke medefinanciering kan de Commissie voor de tenuitvoerlegging van gezamenlijke acties middelen ontvangen en beheren namens de entiteiten bedoeld in lid 1, onder a), b) en c). In dergelijke gevallen voert de Commissie de maatregelen op gecentraliseerd niveau uit, rechtstreeks dan wel onrechtstreeks, door de taak over te dragen aan communautaire agentschappen of door de Gemeenschap ingestelde organen. Dergelijke middelen worden behandeld als ontvangsten die in overeenstemming met artikel 18 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen(5)
een bestemming hebben gekregen.
Artikel 14
Beheersprocedure
1. De krachtens deze verordening gefinancierde maatregelen worden beheerd en onderworpen aan toezicht, evaluatie en verslaglegging overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002.
2. De Commissie kan overheidstaken, met name taken tot uitvoering van de begroting, toevertrouwen aan de in artikel 54, lid 2, onder c), van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 genoemde entiteiten, met name als zij een goede internationale reputatie genieten, internationaal erkende beheers- en controlesystemen hanteren en gecontroleerd worden door de overheid.
3. Bij gedecentraliseerd beheer kan de Commissie besluiten de aanbestedings- en subsidieprocedures van het begunstigde partnerland of de partnerregio te volgen.
Artikel 15
Vastleggingen
1. De begrotingsvastleggingen vinden plaats op basis van de besluiten die door de Commissie krachtens de artikelen 6, 8, 9 en 12 zijn genomen.
2. De communautaire financiering kan de volgende juridische vormen aannemen:
–
financieringsovereenkomsten;
–
subsidieovereenkomsten;
–
aanbestedingscontracten;
–
arbeidsovereenkomsten.
Artikel 16
Bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap
1. Alle overeenkomsten die uit deze verordening voortvloeien, dienen bepalingen te bevatten ter bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap, met name ten aanzien van fraude, corruptie en andere onregelmatigheden, overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen(6)
, Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden(7)
en Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF)(8)
.
2. De in lid 1 bedoelde overeenkomsten dienen uitdrukkelijk te bepalen dat de Commissie en de Rekenkamer het recht hebben om op basis van documenten of ter plaatse auditcontroles uit te voeren bij alle contractanten en subcontractanten die middelen van de Gemeenschap hebben ontvangen. Voorts dienen zij de Commissie er uitdrukkelijk toe te machtigen controles en verificaties ter plaatse uit te voeren, overeenkomstig Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96.
3. Alle overeenkomsten die voortvloeien uit de uitvoering van de hulp dienen het in lid 2 bedoelde recht van de Commissie en de Rekenkamer te waarborgen, zowel tijdens als na de uitvoering van de overeenkomst.
Artikel 17
Deelname en oorsprongsregels
1. Aan de aanbesteding van leverings- of subsidiecontracten die worden gefinancierd uit hoofde van deze verordening mag worden deelgenomen door alle natuurlijke of rechtspersonen uit de lidstaten van de Europese Gemeenschap.
2. Aan de aanbesteding van leverings- of subsidiecontracten die worden gefinancierd uit hoofde van deze verordening mag worden deelgenomen door alle natuurlijke en rechtspersonen uit:
–
landen die voor het pretoetredingsinstrument(9)
in aanmerking komen,
–
niet-EU-lidstaten van de Europese Economische Ruimte, en
–
derde landen of gebieden waarmee wederzijdse toegang tot buitenlandse hulp is ingesteld.
3. In geval van maatregelen in een derde land dat volgens de OESO-criteria tot de minst ontwikkelde landen behoort, staat de aanbesteding van leverings- of subsidiecontracten algemeen open.
4. In geval van buitengewone steunmaatregelen en interimresponsprogramma's zoals bedoeld in artikel 6, staat de aanbesteding van leverings- of subsidiecontracten algemeen open.
5. Aan de aanbesteding van leverings- of subsidiecontracten die worden gefinancierd uit hoofde van deze verordening mag in geval van maatregelen ter bereiking van de doelstellingen van artikel 4 worden deelgenomen door alle natuurlijke en rechtspersonen van een ontwikkelingsland of een land in overgang zoals bepaald door de OESO, en door natuurlijke of rechtspersonen uit alle andere landen die uit hoofde van de strategie in aanmerking komen.
6. Aan de aanbesteding van leverings- of subsidiecontracten die worden gefinancierd uit hoofde van deze verordening mag worden deelgenomen door internationale organisaties.
7. Deskundigen die worden voorgesteld in het kader van de aanbesteding van contracten hoeven niet aan de in dit artikel genoemde nationaliteitseisen te voldoen.
8. Alle leveringen en materialen die worden aangekocht op grond van een contract uit hoofde van deze verordening, moeten van oorsprong zijn uit de Gemeenschap of uit een land dat op grond van lid 2 tot en met 5 voor subsidie in aanmerking komt.
9. De deelname van natuurlijke en rechtspersonen uit derde landen of gebieden met traditionele economische, handels- of aardrijkskundige banden met het partnerland wordt per geval beoordeeld. De Commissie kan daarnaast in naar behoren gemotiveerde gevallen de deelname toestaan van natuurlijke en rechtspersonen uit andere landen, of het gebruik van leveringen en materialen van een andere oorsprong.
Artikel 18
Voorfinanciering
De uit voorfinancieringsbetalingen aan de begunstigde verkregen rente wordt afgetrokken van de uiteindelijke betaling.
Artikel 19
Subsidies
Overeenkomstig artikel 114 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 kunnen natuurlijke personen subsidie ontvangen.
Artikel 20
Middelen die de Europese Investeringsbank of andere financiële tussenpersonen ter beschikking zijn gesteld
De in artikel 11, lid 1, onder d), bedoelde middelen worden beheerd door financiële tussenpersonen, de Europese Investeringsbank (hierna "EIB) of andere banken of organisaties die in staat zijn deze te beheren. De Commissie dient per geval uitvoeringsbepalingen goed te keuren voor dit artikel, met name over de verdeling van de risico's, de beloning van de tussenpersoon die met de tenuitvoerlegging is belast, het gebruik en de invordering van de opbrengsten van het fonds en de afsluiting van de operatie.
Artikel 21
Evaluatie
De Commissie beoordeelt geregeld de resultaten en doelmatigheid van beleidslijnen en programma's en de doeltreffendheid van de programmering, om na te gaan of de doelstellingen zijn verwezenlijkt en aanbevelingen op te stellen om toekomstige maatregelen te verbeteren. De Commissie zendt inhoudelijke beoordelingsverslagen ter behandeling aan het overeenkomstig artikel 22, lid 1, ingestelde comité. De resultaten worden in aanmerking genomen bij de opstelling van programma's en de toewijzing van middelen.
SLOTBEPALINGEN
Artikel 22
Comité
1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité.
2. Wanneer naar dit lid verwezen wordt, zijn artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.
De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op 30 dagen.
3. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.
4. Een waarnemer van de EIB neemt deel aan de werkzaamheden van het comité voor wat betreft kwesties die betrekking hebben op de Bank.
Artikel 23
Verslaglegging
De Commissie onderzoekt de vooruitgang bij de uitvoering van de maatregelen die krachtens deze verordening zijn genomen en legt het Europees Parlement en de Raad een jaarverslag over de uitvoering van de hulp voor. Zij zendt deze verslagen ook aan het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's. Het verslag bevat gegevens met betrekking tot het voorafgaande jaar over de gefinancierde maatregelen, de resultaten van het toezicht en de beoordeling, en de uitvoering van de begroting wat betreft vastleggingen en betalingen per partnerland en -regio en per samenwerkingsterrein.
Artikel 24
Financiële middelen
De financiële middelen voor de uitvoering van deze verordening gedurende de periode 2007-2013 bedragen 2 062 000 000 EUR. De jaarlijkse kredieten worden toegestaan door de begrotingsautoriteit binnen de grenzen van het financieel kader.
In de periode 2007-2013:
a)
worden niet meer dan 7 procentpunten van de financiële middelen toegewezen aan maatregelen die onder artikel 4, punt 1, vallen;
b)
worden niet meer dan 15 procentpunten van de financiële middelen toegewezen aan maatregelen die onder artikel 4, punt 2, vallen;
c)
worden niet meer dan 5 procentpunten van de financiële middelen toegewezen aan maatregelen die onder artikel 4, punt 3, vallen.
Artikel 25
Herziening
De Commissie legt het Europees Parlement en de Raad vóór 31 december 2010 een verslag voor met een evaluatie van de uitvoering van deze verordening gedurende de eerste drie jaar, zo nodig vergezeld van een voorstel met wijzigingen in de verordening.
Artikel 26
Intrekkingen
1. Met ingang van 1 januari 2007 worden de volgende verordeningen ingetrokken:
–
Verordening (EG) nr. 2130/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 29 oktober 2001 betreffende acties op het gebied van de hulp aan ontwortelde bevolkingsgroepen in ontwikkelingslanden in Latijns-Amerika en in Azië(10)
;
–
Verordening (EG) nr. 1725/2001 van de Raad van 23 juli 2001 inzake de bestrijding van antipersoneelmijnen in andere landen dan ontwikkelingslanden(11)
;
–
Verordening (EG) nr. 1724/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2001 inzake de bestrijding van antipersoneelmijnen in ontwikkelingslanden(12)
;
–
Verordening (EG) nr. 381/2001 van de Raad van 26 februari 2001 tot instelling van een snellereactiemechanisme(13)
;
–
Verordening (EG) nr. 1080/2000 van de Raad van 22 mei 2000 betreffende de ondersteuning van de Tijdelijke Missie van de Verenigde Naties voor Kosovo (MINUK) en het Bureau van de Hoge Vertegenwoordiger in Bosnië-Herzegovina (OHR)(14)
, met uitzondering van artikel 1 bis van die verordening;
–
Verordening (EG) nr. 2046/97 van de Raad van 13 oktober 1997 betreffende de Noord-Zuid-samenwerking op het gebied van de bestrijding van drugs en drugsverslaving(15)
;
–
Verordening (EG) nr. 2258/96 van de Raad van 22 november 1996 betreffende herstel en wederopbouwacties ten behoeve van ontwikkelingslanden(16)
.
2. De ingetrokken verordeningen blijven van toepassing voor rechtshandelingen en vastleggingen voor de begrotingsjaren voorafgaande aan 2007.
Artikel 27
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2013.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Straatsburg,
Voor het Europees Parlement Voor de Raad
De voorzitter De voorzitter
Bijlage
Stabiliteitsinstrument
Verklaring van de Commissie
De Commissie stelt het Parlement ten gepasten tijde in kennis van de goedgekeurde uitzonderlijke steunmaatregelen.
De Commissie ziet erop toe dat de maatregelen die in het kader van artikel 4, lid 1, onder a), voor de strijd tegen het terrorisme en de georganiseerde misdaad worden getroffen, conform het internationale recht zijn. Deze maatregelen hebben betrekking op landen die een duidelijke politieke wil laten blijken om deze problemen op een manier aan te gaan die een absoluut respect garandeert van hun internationale verplichtingen inzake de rechten van de mens en het toepasselijke humanitaire recht. De Commissie ziet nauwgezet toe op de tenuitvoerlegging van deze maatregelen teneinde het respect voor deze principes te garanderen.
PB L 163 van 2.7.1996, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).
PB L 287 van 31.10.2001, blz. 3. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2110/2005 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 344 van 27.12.2005, blz. 1).