Resolutie van het Europees Parlement over de volgende stappen tijdens de denkpauze en analyse van de toekomst van Europa
Het Europees Parlement
,
– gelet op het Verdrag tot vaststelling van een grondwet voor Europa,
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 12 januari 2005 over het Verdrag tot vaststelling van een grondwet voor Europa(1)
,
– gezien de verklaring van 18 juni 2005 van de staatshoofden en regeringsleiders over de ratificatie van het Verdrag tot vaststelling van een grondwet voor Europa, die werd afgelegd tot besluit van de Europese Raad van 16 en 17 juni 2005,
– gezien de conclusies van de Europese Raad van 15 en 16 december 2005,
– nder verwijzing naar zijn resolutie van 19 januari 2006 over de denkpauze: structuur, onderwerpen en kader voor een evaluatie van het debat over de Europese Unie(2)
,
– gelet op artikel 108, lid 5 van zijn Reglement,
A. overwegende dat in sommige lidstaten een waarachtig debat over de toekomst van de Europese Unie op gang is gekomen waaraan zowel door politici als burgers wordt deelgenomen, maar er nog geen alomvattend debat in de gehele Unie op gang is gekomen, met name niet in alle lidstaten die het grondwettelijk Verdrag nog niet hebben geratificeerd,
B. overwegende dat de instellingen van de Europese Unie aan dit debat bijdragen door het organiseren van openbare discussiefora, met inbegrip van on line-fora, in hun eigen vergaderplaatsen alsook op geselecteerde locaties in de lidstaten, maar het huidige plan D voor democratie nog geen breder publiek in de Unie heeft bereikt,
C. overwegende dat op 8 en 9 mei 2006 een gezamenlijke vergadering van de leden van het Europees Parlement en de nationale parlementen van de EU-lidstaten de interparlementaire dimensie van dit debat zichtbaar heeft gemaakt,
D. overwegende dat het dringend noodzakelijk is dat dit debat de burgers in alle lidstaten bereikt, met name in die lidstaten die het grondwettelijk Verdrag nog niet hebben geratificeerd en eerst een referendum willen houden,
E. overwegende dat op 9 mei 2006 de parlementaire goedkeuring van het grondwettelijk Verdrag in Estland is afgerond en er hoop is dat dit binnenkort ook in Finland geschiedt,
F. overwegende dat hiermee het aantal landen dat het grondwettelijk Verdrag heeft geratificeerd, op 16 komt, terwijl twee landen wegens het negatieve resultaat van een referendum niet kunnen ratificeren en dat andere landen aarzelen om het ratificatieproces aan te vatten of voort te zetten, met als gevolg dat het ratificatieproces daarna in de meeste resterende lidstaten stagneert,
1. bevestigt zijn vaste voornemen om zo snel mogelijk tot een grondwettelijke regeling voor de Europese Unie te komen alsook zijn steun voor het Verdrag tot vaststelling van een grondwet voor Europa;
2. waarschuwt voor pogingen het in het grondwettelijk Verdrag bereikte algemene compromis ongedaan te maken, aangezien het Europese politieke project hierdoor volledig op losse schroeven zou komen te staan en het risico van een verzwakte en verdeelde Unie zou ontstaan; bevestigt bijgevolg zijn verzet tegen de stuksgewijze uitvoering van delen van het grondwettelijk pakket, alsook zijn verzet tegen de onmiddellijke oprichting van kerngroepen van bepaalde lidstaten als een middel om het grondwettelijke proces van de Unie als geheel te omzeilen;
3. steunt anderzijds de democratische verbeteringen aan institutionele procedures die op basis van de bestaande EU-Verdragen kunnen worden goedgekeurd, bijvoorbeeld meer transparantie in de Raad van ministers, de hervorming van de comitologie-overeenkomst, het gebruik van de 'passerelle' voor stemmingen met gekwalificeerde meerderheid en medebeslissing op het gebied van justitie en binnenlandse zaken, betere nationale parlementaire controle en de invoering van een soort burgerinitiatief;
4. verzoekt de Europese Raad van de huidige denkpauze over te gaan tot een analyseperiode die duurt tot medio 2007 om uiterlijk in de tweede helft van 2007 met een duidelijk voorstel te komen over de vraag hoe het verder moet met het grondwettelijk Verdrag;
5. verzoekt de Europese Raad van alle lidstaten duidelijke toezeggingen te verlangen wat betreft de wijze waarop zij tijdens de verlengde denkpauze in geheel de Unie een open en gestructureerd debat denken tot stand te brengen en te leiden, dat toegespitst is op de belangrijkste vragen over de toekomst van Europa;
6. verzoekt de Commissie haar plan D voor de tweede fase van de denkpauze aan te passen en voldoende kredieten voor de beoogde activiteiten beschikbaar te stellen;
7. dringt er bij de Europese Raad op aan de lidstaten die de ratificatieprocedures nog niet hebben afgerond, te verzoeken om voor het einde van de denkpauze geloofwaardige scenario's uit te werken en aan te geven hoe zij de zaak verder willen aanpakken;
8. stelt voor dat de Europese Raad een passend kader creëert zodat - zodra de politieke agenda het mogelijk maakt - een specifieke dialoog kan plaatsvinden met de vertegenwoordigers van de landen waar het referendum over het grondwettelijk Verdrag tot een negatief resultaat heeft geleid ten einde na te gaan of en op welke voorwaarden het voor deze landen mogelijk zou zijn om de ratificatieprocedure te hervatten;
9. verzoekt de Commissie deze aanpak te onderschrijven en de Europese Raad een routekaart voor te leggen met het oog op een zo goed mogelijke implementatie;
10. wijst de Commissie erop dat een constitutioneel bestel onontbeerlijk is voor een bindende verankering van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, voor de instelling van een Europese democratie en voor een sociale Unie die beter tot handelen in staat is;
11. verzoekt de Commissie te onderzoeken welke kosten er zijn ontstaan doordat het grondwettelijk Verdrag niet, zoals in eerste instantie werd gehoopt, op 1 november 2006 van kracht wordt;
12. trekt de volgende conclusies uit de discussies met de leden van de nationale parlementen van de EU-lidstaten die op 8 en 9 mei 2006 in Brussel hebben plaatsgevonden:
a)
de noodzaak om het constitutionele proces van de Europese Unie voort te zetten, dat is verankerd in de ideeën van vrede en solidariteit en andere gemeenschappelijke waarden, is bevestigd;
b)
er bestaat geen twijfel over het feit dat de lidstaten van de Unie niet in staat zijn om in hun eentje de voornaamste politieke uitdagingen voor Europa het hoofd te bieden;
c)
het wordt algemeen erkend dat het grondwettelijk Verdrag aan de Europese Unie een passend kader zou bieden om deze uitdagingen aan te vatten;
d)
er is een diepgaandere analyse nodig om in 2007 het uitwerken van voorstellen mogelijk te maken, die tot een akkoord moeten leiden vóór de volgende Europese verkiezingen;
e)
de interparlementaire dialoog over het constitutionele proces waarin het Europees Parlement en de parlementen van de lidstaten partners zijn, is van essentieel belang en moet worden voortgezet; is verheugd over de aankondiging van de voorzitter van het Finse Parlement dat in december 2006 het tweede parlementair forum zal worden gehouden,
f)
wijst in dit verband op de voorstellen van het Europees Parlement om de debatten tijdens de parlementaire fora zo te organiseren dat een intensieve en levendige gedachtewisseling kan plaatsvinden, met het oog op het bereiken van een consensus over de centrale kwesties betreffende de toekomst van Europa en over hoe hieraan moet worden gewerkt;
13. bevestigt andermaal zijn doelstelling dat de noodzakelijke grondwettelijke regeling gereed dient te zijn wanneer de burgers van de Unie worden opgeroepen voor de Europese verkiezingen in 2009;
14. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regeringen en parlementen van de lidstaten.