Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2006/2031(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A6-0179/2006

Ingediende teksten :

A6-0179/2006

Debatten :

PV 31/05/2006 - 15
CRE 31/05/2006 - 15

Stemmingen :

PV 01/06/2006 - 7.15
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2006)0242

Door het Parlement aangenomen teksten
DOC 105kPDF 180k
Donderdag 1 juni 2006 - Brussel Definitieve uitgave
Handelsbeleid dat de bijdrage van de handel aan armoedebestrijding maximaliseert
P6_TA(2006)0242A6-0179/2006

Resolutie van het Europees Parlement over handel en armoede: naar een handelsbeleid dat de bijdrage van de handel aan armoedebestrijding maximaliseert (2006/2031(INI))

Het Europees Parlement,

–   onder verwijzing naar zijn resoluties van respectievelijk 25 oktober 2001 over openheid en democratie in de internationale handel(1) , van 13 december 2001 over de WTO-bijeenkomst in Qatar(2) , van 3 september 2002 over handel en ontwikkeling, voor uitroeiing van de armoede en voedselveiligheid(3) , van 30 januari 2003 over de honger in de wereld en het wegnemen van belemmeringen voor de handel met de armste landen(4) , van 12 februari 2003 over de WTO-onderhandelingen over de handel in landbouwproducten(5) , van 15 mei 2003 over capaciteitsopbouw in de ontwikkelingslanden(6) , van 3 juli 2003 over de voorbereiding van de vijfde ministerconferentie van de Wereldhandelsorganisatie (Cancún, Mexico, 10-14 september 2003)(7) , van 4 september 2003 over de Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement - Handel en ontwikkeling: hulp aan ontwikkelingslanden om de voordelen van handel te benutten(8) , van 25 september 2003 over de vijfde ministerconferentie van de Wereldhandelsorganisatie te Cancún(9) , van 24 februari 2005 over actie tegen honger en armoede(10) , van 12 mei 2005 over de evaluatie van de Doha-Ontwikkelingsronde na het besluit van de Algemene Raad van de WTO van 1 augustus 2004(11) , van 6 juli 2005 over de wereldwijde oproep voor een actie tegen de armoede: laat armoede tot het verleden behoren(12) en van 1 december 2005 over de voorbereiding van de zesde ministersconferentie van de Wereldhandelsorganisatie te Hongkong(13) ,

–   gelet op zijn standpunt van 9 maart 2005 inzake het voorstel voor een verordening van de Raad houdende toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties(14) en van 1 december 2005 inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de verlening van dwanglicenties voor octrooien inzake de vervaardiging van farmaceutische producten voor uitvoer naar landen met volksgezondheidsproblemen(15) ,

–   gelet op Verordening (EG) nr. 980/2005 van de Raad van 27 juni 2005 houdende toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties(16) ,

–   gezien de mededelingen van de Europese Commissie getiteld "Sneller vorderingen boeken om de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling te bereiken – De bijdrage van de Europese Unie" (COM(2005)0132), "Sneller vorderingen boeken om de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling te bereiken - Financiering voor ontwikkeling en effectiviteit van de hulp" (COM(2005)0133) en "Samenhang in het ontwikkelingsbeleid - Sneller vorderingen boeken om de millenniumdoelstellingen voor de ontwikkeling te bereiken" (COM(2005)0134),

–   gezien de slotverklaringen van de Parlementaire Conferentie over de WTO van 12 en 15 december 2005 en van 24-26 november 2004,

–   gezien de op 18 december 2005 te Hongkong aangenomen ministerverklaring van de zesde zitting van de ministersconferentie van de WTO,

–   gezien het op 1 augustus 2004 aangenomen besluit van de Algemene Raad van de WTO,

–   gezien de op 14 november 2001 te Doha aangenomen ministerverklaring van de vierde zitting van de ministerconferentie van de WTO,

–   gezien het verslag-Sutherland over de toekomst van de WTO,

–   gezien de Millenniumverklaring van de Verenigde Naties van 8 september 2000 die de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling (MDG's) bepaalt als door de internationale gemeenschap vastgestelde criteria ter bestrijding van armoede,

–   gezien het Verslag over 2005 betreffende de Millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling van de Verenigde Naties,

–   gezien de conclusies van de wereldtop van de VN van 2005,

–   gezien het rapport van de VN-millenniumwerkgroep onder leiding van professor Jeffrey Sachs: "Investing in Development: a practical plan to achieve the Millennium Development Goals",

–   onder verwijzing naar de resoluties van de Algemene Vergadering van de VN A/RES/46/121, A/RES/47/134, A/RES/49/179, A/RES/47/196, A/RES/50/107,

–   gezien de in 1979 door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties aangenomen Conventie inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen en het bijbehorende optionele protocol,

–   gezien het op 8 juli 2005 door de Groep van Acht (G8) te Gleneagles bekendgemaakte communiqué,

–   gezien het verslag van de Raad van de Verenigde Naties over handel en ontwikkeling (UNCTAD), getiteld "Least Developed Countries 2002: Escaping the Poverty Trap",

–   gezien het economisch verslag over Afrika 2004 van de Economische Commissie voor Afrika van de VN, getiteld "Unlocking Africa's Trade Potential",

–   gezien het feit dat op de wereldtop voor actie tegen honger het "anti-hongerkwintet" werd geformeerd, leidend tot een wereldwijde oproep voor actie tegen armoede, die door de Braziliaanse president Luiz Inácio Lula da Silva op het Sociale Wereldforum in januari 2005 werd gelanceerd,

–   gezien de verklaring van New York over Actie tegen honger en armoede van 20 september 2004, ondertekend door 111 nationale regeringen, waaronder die van alle EU-lidstaten,

–   gezien de belofte van de Wereldvoedseltop in 1996 om het aantal mensen die honger lijden tegen het jaar 2015 met de helft terug te brengen,

–   gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie internationale handel en de adviezen van de Commissie ontwikkelingssamenwerking en de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (A6-0179/2006),

A.   overwegende dat de strijd tegen de armoede een absolute prioriteit is,

B.   overwegende dat de verbanden tussen enerzijds de handel en anderzijds ontwikkeling en armoedebestrijding uiterst complex van aard zijn en afhangen van specifieke omstandigheden waarbij dikwijls vele factoren een rol spelen, zoals de omvang van de binnenlandse markt, de natuurlijke hulpbronnen, de afstanden en de fysische omstandigheden, en met name van de al dan niet bevorderlijke wisselwerking tussen het interne beleid en de externe handel,

C.   overwegende dat handel een instrument is voor ontwikkeling en de uitbanning van armoede, maar meer dan een miljard mensen over de hele wereld, voornamelijk geconcentreerd in de minst ontwikkelde landen nog steeds in extreme armoede leven met minder dan 1 USD per dag en dat tussen de 1,5 en 3 miljard mensen onder de armoedegrens van 2 USD per dag leven, hoewel de economische groei in China en India een spectaculaire daling van het aantal armen heeft opgeleverd zodat het gedeelte van de totale bevolking dat van minder dan 1 USD per dag moet leven in de afgelopen 25 jaar gedaald is van 40% naar 21%,

D.   overwegende dat de uitbanning van armoede democratische participatie en veranderingen in de economische structuren vereist, zodat de welvaart eerlijker wordt verdeeld,

E.   overwegende dat armoede wordt gedefinieerd als "een toestand waarin iemand verkeert die wordt gekenmerkt door een aanhoudend of blijvend gebrek aan middelen, capaciteiten, keuzes, veiligheid en zeggenschap dat nodig is om een behoorlijke levensstandaard en andere burgerlijke, culturele, economische, politieke en sociale rechten te genieten",

F.   overwegende dat het bruto binnenlands product (BBP) per hoofd van de bevolking in alle ontwikkelingslanden in de afgelopen 25 jaar met 30 procent is gestegen, maar dat het verschil in het inkomen per hoofd tussen de armste en rijkste landen van de wereld in diezelfde periode meer dan verdubbeld is,

G.   overwegende dat de hoge bevolkingsaanwas in de ontwikkelingslanden betekent dat de bereikte economische groei in veel gevallen niet toereikend is voor een voldoende stijging van het BBP per hoofd van de bevolking om de armoede in een aantal van de minst ontwikkelde landen beduidend te verminderen,

H.   overwegende dat binnenlandse vrede een noodzakelijke voorwaarde is voor een gunstige relatie tussen handel en armoede en dat goed bestuur, met inbegrip van een goed beheer van de inkomsten uit natuurlijke hulpbronnen, essentieel is voor binnenlandse vrede; overwegende dat specialisatie in de uitvoer van bepaalde producten zoals diamanten, olie, hout en drugsgewassen gepaard gaat met een groter conflictrisico en dat 60% van de minst ontwikkelde landen de afgelopen 15 jaar te kampen heeft gehad met binnenlandse conflicten van uiteenlopende ernst en duur, die in de meeste gevallen de kop opstaken na een periode van economische stagnatie en recessie, met ongunstige gevolgen voor de nationale en regionale economische groei op de lange termijn,

I.   overwegende dat het aandeel van de armste landen in de wereldhandel in het afgelopen decennium is gedaald en dat hun afhankelijkheid van producten met een lage toegevoegde waarde en gekenmerkt door grote prijsschommelingen groter is geworden,

J.   overwegende dat er behoefte is aan een rechtvaardig multilateraal handelssysteem dat zich richt op uitbanning van de armoede, volledige werkgelegenheid, versterking van de democratie en bevordering van duurzame ontwikkeling, en dat dit systeem moet berusten op gerichte en evenwichtige regels, omdat dit onontbeerlijk is voor een betere participatie van de armste landen in de internationale handel, voor hun economische diversificatie en voor het vinden van goede reacties op de uitdagingen van de globalisering, terwijl tevens wordt gewaarborgd dat de voordelen daarvan eerlijk worden verdeeld,

K.   overwegende dat zogeheten "ontwikkelingslanden" in feite een heterogene groep landen vormen, waarvan de sociaal-economische situatie, productiestructuren en exportcapaciteiten grote verschillen vertonen, en dat bij het verkrijgen van nieuwe markten voor ontwikkelingslanden op internationaal niveau in een geliberaliseerde omgeving veelal de grootste voordelen gaan naar de opkomende mogendheden, ten nadele van de zwakkere landen met name ten zuiden van de Sahara,

L.   overwegende dat het Europese handelsbeleid jegens derde landen, waarin de nadruk ligt op een gedifferentieerde aanpak van de handel binnen het systeem van handelspreferenties, het de armste landen mogelijk maakt te profiteren van speciale gunstige exportvoorwaarden (lagere invoerheffingen, belastingvrije of lager belaste exportquota, enz.),

M.   overwegende dat blijkens een verslag van de Wereldbank, het milieuprogramma en het ontwikkelingsprogramma van de VN "World Ressources 2005: the wealth of the poor: managing ecosystems to fight poverty" drievierde van de arme mensen van de wereld in plattelandsgebieden [wonen], en ze het enkel en alleen van hun natuurlijke omgeving moeten hebben,

N.   overwegende dat in de minst ontwikkelde landen de landbouw werkgelegenheid en bestaansmiddelen biedt aan meer dan 60% van de beroepsbevolking, maar tegelijk de sector met de sterkste vertekening is, en dat markttoegang voor landbouwproducten een van de belangrijkste elementen is voor de armoedebestrijding,

O.   overwegende dat de toegang tot natuurlijke hulpbronnen zoals water, grond en energie, tot basisvoorzieningen zoals geneesmiddelen, gezondheid en onderwijs en tot essentiële goederen zoals geneesmiddelen voor arme mensen moeilijk is,

P.   overwegende dat in de ontwikkelingslanden gedurende de afgelopen 30 jaar de chronische honger en de kinderarbeid gehalveerd zijn, de levensverwachting gestegen is van 46 naar 64 jaar en de kindersterfte van 18 naar 8 procent is gedaald; en overwegende dat 70 procent van de bevolking van de ontwikkelingslanden toegang heeft tot schoon drinkwater, vergeleken met 45 procent in 1980,

Q.   overwegende dat er voor de meeste mensen in de meeste MOL's geen rechtstreeks verband is tussen de internationale economie en hun dagelijks leven en bestaansmiddelen en dat een export-georiënteerde groei al snel kan leiden tot "enclavegroei" in landen die industriële producten, mineralen en olie exporteren, wat met name in het oog springt bij de landbouwproducten exporterende MOL's, waar de opbrengsten van de handel in basislevensmiddelen en landbouwproducten voor de producenten dalen, terwijl ze voor de detaillisten stijgen; overwegende dat voor economische groei niet alleen een toename van de export nodig is, maar ook een verbetering van de mogelijkheden voor iedereen om een inkomen te verwerven, in alle economische sectoren en voor iedereen toegankelijk, met name via versterking van de ontwikkelingskoppelingen tussen de landbouw en de overige sectoren,

R.   overwegende dat de armste landen van deze planeet, om te kunnen concurreren met de wereldwijde prijzen voor agrarische producten, worden aangemoedigd zich te concentreren op een klein aantal zuivere exportproducten en dat de daaruit ontstane monoculturen leiden tot het afschaffen van de traditionele voedingsgewassen, waarmee de plaatselijke bevolking zou moeten worden gevoed, en tot een toenemende afhankelijkheid van de invoer van basisproducten en van willekeurig schommelende wereldmarktprijzen;

S.   overwegende dat blijkens een studie op basis van gegevens van de Wereldbank, het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en de VN, de liberalisering van de handel het gebied ten zuiden van de Sahara in de afgelopen 20 jaar 272 miljard USD heeft gekost en dat grootschalige armoede de reeds aanwezige tendensen tot economische stagnatie versterkt; overwegende voorts dat vele landen in de regio bezig zijn met zeer ambitieuze economische hervormingen om zichzelf uit deze armoedeval te bevrijden, maar dat zij hiervoor niet zonder de deskundigheid en de hulp van de internationale gemeenschap kunnen;

T.   overwegende dat de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen en de wereldwijde armoedebestrijding een handelsomgeving vereist waarbij de ontwikkelingslanden daadwerkelijke markttoegang krijgen tot de ontwikkelde landen, eerlijker handelspraktijken, krachtige en behoorlijk gehandhaafde beschermingsregels voor het milieu en maatschappelijke rechten, effectieve hulp bij onhoudbare schulden en een verhoging van niet zozeer de hulpbedragen maar vooral de effectiviteit van de hulp door alle donoren, waarbij deze wordt gekoppeld aan programma's voor hervorming van de economische en sociale structuren en verbetering van het democratisch bestuur,

U.   overwegende dat een vergroting van het exportvolume van de arme landen weliswaar noodzakelijk is, maar op zichzelf nog niet voldoende voor hun ontwikkeling, omdat dit weliswaar helpt de geproduceerde welvaart te vergroten, maar niet automatisch garandeert dat de sociale omstandigheden van de plaatselijke arbeidsbevolking in de productiesector worden verbeterd,

V.   overwegende dat de externe handel een belangrijk instrument voor sociale en economische ontwikkeling kan zijn, mits landen in de eerste fase hun markten kunnen beschermen en hun markten geleidelijk kunnen openstellen, wanneer zij beschikken over een krachtig institutioneel kader en duidelijke sociale en milieuregels; overwegende dat de minst ontwikkelde Afrikaanse landen een diepgaandere en snellere liberalisering hebben doorgevoerd dan de minst ontwikkelde landen in Azië, en dat de laatstgenoemde niettemin over het algemeen beter hebben gepresteerd in termen van armoedebestrijding en ook meer succes hebben gehad bij de ontwikkeling van marktdynamische industriële exportproducten, gedeeltelijk via regionale handel en investeringsbanden en door hun krachtige institutionele kader,

W.   overwegende dat de externe handel een belangrijk instrument voor sociale en economische ontwikkeling is, en dat onderzoeken op basis van gegevens van onder meer het IMF, de Wereldbank en de VN wijzen op een rechtstreeks verband tussen de economische vrijheid van landen en hun welvaart,

X.   overwegende dat liberalisering de bestaande vertekeningen vermindert of wegneemt en een stimulans vormt voor meer investeringen, meer overdracht van technologie en via toegenomen concurrentie ook een grotere economische efficiëntie, en dat de afschaffing van handelsbarrières een belangrijke stimulans kan zijn waardoor de ontwikkelingslanden hun productie verschuiven om te kunnen profiteren van hun concurrentievoordeel van lage arbeidskosten en hun beschikbare hulpbronnen,

Y.   overwegende dat de externe handel een kans kan bieden voor armoedebestrijding, mits het handelsbeleid op zorgvuldige wijze tot stand komt, parallel met aanvullende interne en internationale beleidsmaatregelen,

Z.   overwegende dat in de periode van 1999 tot 2001 de uitvoer en invoer van goederen en diensten gemiddeld goed was voor 51% van het BBP van de minst ontwikkelde landen, meer dan het vergelijkbare percentage in de rijke OESO-landen, dat over dezelfde periode 43% was, maar dat in het belang van de duurzaamheid de voordelen van de internationale handel vergezeld moeten gaan van investeringen in het fysieke, menselijke, sociale en institutionele kapitaal en moeten worden aangevuld met ondernemerschap, innovatie en technologische vooruitgang, alle afhankelijk van een continue, doeltreffende en doelmatige verschaffing van internationale hulp en van vermindering van de schuldverplichtingen,

AA.   overwegende dat de deelname van de ontwikkelingslanden en met name de minst ontwikkelde landen aan de wereldhandel een van de voornaamste doelstellingen van de ontwikkelingsagenda van Doha vormt,

BB.   overwegende dat de bevordering van vrije en eerlijke handel met milieuregels en sociale regels binnen het multilaterale handelsstelsel, een eerlijke integratie van de ontwikkelingslanden in het wereldhandelsstelsel en een beter functionerende Wereldhandelsorganisatie tot de belangrijke doelstellingen en verantwoordelijkheden van het handelsbeleid van de EU moeten behoren, nu de EU het grootste handelsblok van de wereld en de belangrijkste handelspartner van de ontwikkelingslanden is,

CC.   overwegende dat blijkens recente verslagen van de Commissie bijna 70% van de tarifaire en non-tarifaire belemmeringen van de wereld, in termen van volume, betrekking hebben op de handel tussen ontwikkelingslanden,

DD.   overwegende dat de ontwikkelingslanden in Marrakech zijn overeengekomen onderhandelingen aan te vangen over de diensten, met dien verstande dat volledige flexibiliteit blijft gelden ten aanzien van het al dan niet betrekken van enige dienstensector bij de onderhandelingen,

EE.   overwegende dat de industrielanden 90 % van alle octrooien bezitten en dat dit in het geval van farmaceutische producten dikwijls het oplossen van volksgezondheidskwesties bemoeilijkt,

FF.   overwegende dat een toename van de handel in diensten tussen de ontwikkelde landen en de ontwikkelingslanden een gelegenheid vormt voor een belangrijke overdracht van kennis, die ook kan leiden tot verbetering van de toegang tot basisvoorzieningen, communicatie en een goed functionerend bank- en verzekeringswezen,

GG.   overwegende dat 70% van de 1,3 miljard mensen die onder de armoedegrens leven, uit vrouwen bestaat; overwegende dat in heel de wereld vrouwen de nodige kansen worden ontzegd om hun economische en sociale situatie te verbeteren, zoals eigendoms- of erfenisrechten of toegang tot onderwijs of banen, terwijl vrouwen tegelijkertijd de extra verantwoordelijkheid hebben om voor de kinderen en het huishouden te zorgen,

HH.   overwegende dat vrouwen in de meeste landen niet in dezelfde mate als mannen toegang hebben tot onderwijs, opleidingen, krediet, technologie en informatie, wat nodig is om hen in staat te stellen te profiteren van de nieuwe economische kansen die uit de internationale handelsexpansie voortvloeien,

II.   overwegende dat de gevolgen van het handelsexpansiebeleid voor vrouwen afhangen van de positie van vrouwen binnen hun lokale, regionale en nationale economie, evenals van hun rol bij de verzorging van welzijns- en zorgdiensten voor hun gezin; overwegende voorts dat werk voor vrouwen de sleutel blijft tot economische onafhankelijkheid en verstrekkende gevolgen heeft voor de positie van de vrouw in de maatschappij in het algemeen,

JJ.   overwegende dat in veel ontwikkelingslanden vrouwen uit de onderste lagen van de samenleving hun inkomen vooral verdienen in de kleinschalige landbouw of in de uitvoergerichte textiel- en kledingindustrie,

KK.   overwegende dat wanneer vrouwen meer zeggenschap hebben over de besteding van het familie-inkomen, er in verhouding meer wordt geïnvesteerd in onderwijs voor hun kinderen, gezondheidszorg en voedsel, hetgeen de armoedebestrijding ten goede komt,

LL.   overwegende dat welvaartschepping essentieel is voor maatschappelijke vooruitgang en dat de EU de grootste exporteur en de op één na grootste importeur van de wereld is en dat haar invloed, zowel binnen de WTO als via haar bilaterale en regionale overeenkomsten, richting geeft aan het internationale handelsbeleid en handelsregels,

1.   waarschuwt dat de wereldwijde kosten van het mislukken van de uitroeiing van de armoede reusachtig zijn in termen van menselijk leed, instabiliteit, conflicten, terugkerende rampen, internationale misdaad, drugshandel, economische stagnatie, illegale migratie en vroegtijdige sterfte;

2.   is van mening dat handel concrete kansen kan helpen creëren voor de ontwikkelingslanden, met name de minst ontwikkelde landen, maar dat dit alleen kan leiden tot daadwerkelijke uitbanning van armoede en succesvolle ontwikkeling, wanneer die handel door goed intern beleid wordt geflankeerd;

3.   erkent dat het beginsel van het vrije verkeer van goederen en diensten een doeltreffend middel kan zijn om arme landen te helpen zich te ontwikkelen, op voorwaarde dat er specifiek rekening wordt gehouden met hun problemen en belangen;

4.   verzoekt de Commissie in haar internationale agenda prioriteit toe te kennen aan de handhaving van de handelsregels en het recht op ontwikkeling, met name ten aanzien van de milieuregels en sociale regels, ten einde bij te dragen aan de uitroeiing van de onderliggende oorzaken van de armoede;

5.   wenst een volledige beoordeling van de effecten van het huidige handelsbeleid op het milieu, kwetsbare sectoren zoals bosbouw en visserij en de armoede in de ontwikkelingslanden en in de EU en een volledige beoordeling van de extra kosten die de douanebescherming en de handelsbelemmeringen in het huidige Europese handelsbeleid veroorzaken voor de Europese consument en van de belemmeringen die ze opwerpen voor de ontwikkeling van de arme mensen in de ontwikkelingslanden van deze wereld;

6.   benadrukt dat eerlijke handel een doeltreffend instrument kan zijn om armoede te bestrijden; is evenwel van mening dat bij de bestrijding van armoede het belangrijkste doel voor de huidige onderhandelingen over het wereldhandelsstelsel en de economische partnerschapsovereenkomsten moet liggen in de verwezenlijking van alle acht VN-MOD's voor ontwikkeling;

7.   roept de ontwikkelingslanden met klem op de handel te integreren in hun nationale beleid voor ontwikkeling en armoedebestrijding, maar is ook van oordeel dat handelsmaatregelen zodanig moeten worden ontworpen dat ze de interne strategieën van de ontwikkelingslanden voor ontwikkeling en armoedebestrijding niet doorkruisen;

8.   vestigt de aandacht op de mededeling van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) van december 2005 waarin wordt benadrukt dat microfinanciering een rol kan vervullen bij de bestrijding van armoede en schuldenslavernij en ook als instrument dat kan bijdragen aan de uitbanning van kinderarbeid door de gezinsinkomens te vergroten, en wenst dat onderzoek wordt gedaan naar de doeltreffendheid en het daadwerkelijke potentieel van microfinanciering;

9.   is er vast van overtuigd dat de handel samen met gewone hulp en schuldhulp essentieel is voor het bereiken van de MOD's tegen 2015, maar wijst erop dat tussen nu en 2015 aanzienlijke bedragen aan publieke ontwikkelingshulp nodig zullen zijn om deze gezamenlijke ambitie te kunnen realiseren en pleit daarom voor onderzoek met het oog op het vinden van nieuwe en duurzame financieringsmechanismen die de verwezenlijking van deze doelstellingen mogelijk maken;

10.   verwelkomt de aankondiging van de voorzitter van de Commissie van oktober 2005 dat hij maatregelen zal nemen ten behoeve van de slachtoffers van de globalisering binnen de EU, in de vorm van specifieke programma's; is van mening dat die programma's vergezeld moeten gaan van een versterking van de sociale regels en milieuregels in de EU en van de controle op naar de EU geïmporteerde productiegoederen of in de EU verleende diensten;

11.   is ingenomen met het op de bovenvermelde G8-topconferentie bereikte akkoord over een volledig financieel en economisch totaalplan voor vooruitgang in Afrika, waar zich het merendeel van de extreme armoede concentreert en met name met het besluit om het schuldensaldo van de arme landen met een zware schuldenlast aan het IMF, de Wereldbank en het Afrikaanse ontwikkelingsfonds volledig kwijt te schelden als manier om de MOD's voor ontwikkeling dichterbij te brengen, maar beklemtoont dat dit initiatief zich ook moet uitstrekken tot die ontwikkelingslanden die in de praktijk hebben laten zien dat ze werken aan de vermindering van corruptie en vergroting van de transparantie en dat ze de middelen die ten gevolge van de kwijtschelding van schulden vrijkomen, inzetten voor strategieën ten behoeve van armoedebestrijding;

12.   is ingenomen met de door Commissielid Mandelson in zijn verklaring van 9 februari 2006 in Mauritius geuite bereidheid om voor de arme landen een gedifferentieerde benadering te hanteren, afhankelijk van de verschillen in hun ontwikkelingsniveaus, en een stelsel van tariefpreferenties waarin die verschillen ook worden verdisconteerd;

13.   is ingenomen met het feit dat de handelsbetrekkingen tussen de Europese Unie en de arme landen asymmetrisch zijn ten gunste van de laatstgenoemde en is van mening dat betrekkingen van deze aard de basis moeten vormen voor de regulering van de handel op mondiaal niveau; roept de Commissie op binnen de WTO te pleiten voor de invoering van een aantal afzonderlijke coëfficiënten om de verlagingen van de invoerheffingen te berekenen in overeenstemming met de situatie van de betrokken groep landen;

14.   roept de Commissie op te ijveren voor een consequent tariefbeleid waarmee een gedifferentieerd handelsbeleid zal kunnen worden gehandhaafd om te kunnen voldoen aan de verwachtingen van de kwetsbaarste landen, en verzoekt de Commissie met het oog hierop een redelijke mate van algemene douanebescherming te behouden om voor deze landen de voordelen te behouden die zij op grond van het stelsel van algemene preferenties genieten, omdat zij deze voordelen nodig hebben om voldoende middelen over te houden voor de modernisering van hun productiestructuren;

15.   herinnert eraan dat de EU in het kader van de Overeenkomst van Cotonou heeft toegezegd te zullen ijveren voor duurzame ontwikkeling en de uitbanning van armoede in de landen van Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (de zogenaamde ACS-landen); is voorts van oordeel dat de EU als belangrijke speler in de wereldhandel in de multilaterale instellingen ertoe kan bijdragen om de positie van de ontwikkelingslanden te versterken door een coherenter en alomvattender beleid gestalte te geven in overeenstemming met artikel 178 van het EG-Verdrag; benadrukt echter dat ook andere internationale donoren een belangrijke bijdrage leveren;

16.   onderstreept het belang van verlichting van de overheidsschuld van de MOL door de schuld geleidelijk kwijt te schelden voor die regeringen die de mensenrechten eerbiedigen, het beginsel van goed bestuur in acht nemen en tevens van uitbanning van de armoede en economische ontwikkeling een prioriteit maken;

17.   verzoekt de EU het voortouw te nemen bij het uitwerken en helpen uitvoeren van regelingen die een einde kunnen maken aan de schuldenlast zodat de millenniumdoelstellingen kunnen worden gerealiseerd;

18.   stelt vast dat volgens de UNCTAD de 50 minst ontwikkelde landen (MOL) - meer dan een derde van alle ACS-landen - in 2004 meer dan 11% van de wereldbevolking vertegenwoordigden (742 miljoen), maar slechts 0,6% van het mondiale BBP;

19.   is van mening dat het essentieel is dat het recht op ontwikkeling van de inwoners van arme landen wordt gewaarborgd en niet alleen de belangen van de overheden van die landen en dat arme landen zelf hun ontwikkelingsstrategieën en economische beleid moeten kunnen bepalen; is van mening dat het recht op industrialisering behoort tot het recht op ontwikkeling en dat derhalve ieder land, en met name de ontwikkelingslanden, waar de ontwikkeling van de industrie nog in een pril stadium verkeert, het recht heeft zijn industrie te reguleren om op te treden tegen sociale dumping of milieudumping; is echter van mening dat dit er niet toe mag leiden dat dergelijke landen hun uit internationale verdragen en contracten voorvloeiende verplichtingen niet nakomen;

20.   constateert dat uit recente studies van de UNCTAD en andere organisaties blijkt dat de verregaande liberalisering van de handel in de MOL in onvoldoende mate geleid heeft tot een duurzame en substantiële terugdringing van de armoede en een verslechtering van de handelsbalans van de ontwikkelingslanden, met name de Afrikaanse landen, in de hand heeft gewerkt; waarschuwt voor de gevolgen van het volledig wegvallen van de douane-inkomsten in deze landen; benadrukt dat deze landen het recht hebben zelf te bepalen in welk tempo zij hun markten voor de diverse sectoren openstellen;

21.   is van mening dat op de zesde ministersconferentie van de WTO enige vooruitgang is geboekt op het gebied van speciale producten (SP), speciale garantiemechanismen (SSM) en speciale en gedifferentieerde behandeling (SDT), ten einde rekening te houden met de bezorgdheid van de ontwikkelingslanden over de gevolgen van de liberalisering van de handel en het wederkerigheidsbeginsel, maar beklemtoont dat er nog een hele weg moet worden afgelegd; benadrukt dat bij de onderhandelingen over de voorwaarden voor tariefverlagingen voor de handel in landbouw- en industrieproducten onverkort aan de SDT moet worden vastgehouden, zodat de armere ontwikkelingslanden genoeg tijd krijgen om hun industrialiseringprocessen te consolideren;

22.   verzoekt de regeringen van de ontwikkelingslanden nationale ontwikkelingsstrategieën te formuleren en uit te voeren waarvan de handel een integrerend bestanddeel is, omwille van een effectieve armoedebestrijding, en merkt op dat deze inspanningen door de internationale ontwikkelingspartners moeten worden ondersteund in de vorm van financiële en technische bijstand om zowel de publieke als particuliere handelscapaciteiten op te bouwen;

23.   roept de minst ontwikkelde landen op een geleidelijke economische overgang te bevorderen waarin duurzame economische groei in toenemende mate berust op de mobilisering van binnenlandse hulpbronnen, het aantrekken van directe buitenlandse investeringen en de benutting van de financiële markten, en er daarnaast voor te zorgen dat de import in toenemende mate kan worden betaald uit de export in plaats van uit de hulpstroom; merkt op dat de mogelijkheden hiervoor het grootst zijn wanneer internationale hulp, schuldhulp, handelspreferenties en maatregelen ter bevordering van directe buitenlandse investeringen en technologie-overdracht alle tegelijk hun werk doen in het belang van ontwikkeling en armoedebestrijding;

24.   vraagt de regeringen van de ontwikkelingslanden, en met name de minst ontwikkelde landen die afhankelijk zijn van landbouwexporten, maatregelen te nemen tegen de toenemende bevolkingsdruk op het grondareaal en de verarming van het milieu, waarbij de omvang en opbrengst van de boerderijen te klein worden om de gezinnen nog te kunnen onderhouden, in de vorm van de ontwikkeling van arbeidsintensieve handelsgoederen buiten de landbouw en technologische veranderingen in de activiteiten voor het levensonderhoud; merkt op dat dit kan worden gecombineerd met de bestrijding van het probleem van de "enclavegroei" via de ontwikkeling van de handelsinfrastructuur, zoals binnenlands transport en communicatie, en grotere binnenlandse marktintegratie en de ontwikkeling van nieuwe exportproducten waaronder industriële producten en toerisme;

25.   benadrukt dat de EU meer werk moet maken van initiatieven ten behoeve van het maatschappelijk verantwoord ondernemen, om te komen tot een concept van bindende regels en aansprakelijkheden voor Europese bedrijven die in derde landen handel drijven of produceren, in lijn met de mensenrechten en de ILO-normen;

26.   nodigt de EU uit om bij haar duurzaamheidsbeoordelingen van handelsakkoorden met name ook rekening te houden met de gevolgen van de handel in afvalstoffen om regels te formuleren voor schadelijk afval;

27.   acht het noodzakelijk om de handelsbetrekkingen tussen de ontwikkelingslanden zelf te ontwikkelen, een Zuid-Zuid-interregionale dimensie tot stand te brengen, plaatselijke markten in het leven te roepen en de toegang van de bevolking tot goederen en diensten te verbeteren, maar vooral de toegang tot essentiële voorzieningen als drinkwater, gezondheidszorg, energie, vervoer en onderwijs veilig te stellen door middel van openbare investeringsprogramma's in overeenstemming met de MOD's;

28.   is van mening dat het gebrek aan economische integratie en de hoge tarifaire en non-tarifaire belemmeringen voor de handel tussen de ontwikkelingslanden onderling een rem zetten op alle factoren die aan de ontwikkeling van deze landen zouden kunnen bijdragen; is van mening dat een grotere mate van openstelling van de handel tussen de landen van het zuiden voordelen voor de ontwikkelingslanden zou opleveren; merkt echter ook op dat de minst ontwikkelde landen in het zuid-zuidhandelsverkeer gemarginaliseerd kunnen raken, en pleit derhalve voor regionale directe buitenlandse investeringen, overdracht van technologie en goedkopere kredieten vanuit de verder gevorderde ontwikkelingslanden ten behoeve van de minst ontwikkelde landen en voor driehoeksrelaties met ontwikkelde landen en speciale voorzieningen in het kader van regionale akkoorden; wijst op het belang van het creëren van regionale markten; is van oordeel dat verder gevorderde landen een goed voorbeeld moeten geven door de handelsbarrières neer te halen in het belang van de handel tussen de arme landen;

29.   verwelkomt de uitvoering door de Europese Unie van het initiatief "Alles behalve wapens", op grond waarvan de minst ontwikkelde landen hun gehele productie zonder invoerheffingen of quota naar de Europese markt kunnen exporteren, en roept alle ontwikkelde landen en vergevorderde ontwikkelingslanden dringend op dit voorbeeld te volgen; is in dezen ingenomen met het akkoord van die strekking dat tijdens de recente WTO-onderhandelingen in Hongkong is bereikt, maar betreurt dat er nog steeds beperkingen kunnen worden gehandhaafd op een aantal producten die voor de minst ontwikkelde landen juist van groot belang zijn;

30.   waarschuwt voor het reële risico dat het initiatief "Alles behalve wapens" op frauduleuze wijze kan worden misbruikt door middel van onregelmatige vormen van driehoekshandel, die het evenwicht op de markten en de rentabiliteit van de prijzen gevaarlijk zal verstoren zonder dat daar reële voordelen tegenover staan voor de plaatselijke arbeidsbevolking in de productiesector in de arme landen;

31.   verzoekt de Commissie met klem de openstelling van de markten te steunen door adequate maatregelen te nemen voor een regulering van de handel die deze gevaren uit de weg ruimt, stelt met het oog hierop voor dat het initiatief "Alles behalve wapens" wordt aangevuld met een vrijwaringsclausule die de maximale hoeveelheid exporten uit de betrokken landen koppelt aan hun daadwerkelijke productiecapaciteit en verzoekt de Commissie snel stappen te zetten voor een flinke verbetering van de kwaliteit van de controlemechanismen voor geografische aanduidingen en benamingen van oorsprong;

32.   verzoekt de Commissie meer doorzichtigheid na te streven in de internationale handelsbesprekingen en oog te hebben voor met de problemen van die ontwikkelingslanden die onvoldoende capaciteit hebben om een groot aantal handelsbesprekingen tegelijk te voeren en de noodzakelijke deskundigheid op het gebied van handelsbesprekingen te verschaffen waarmee deze landen beter en effectiever kunnen onderhandelen;

33.   is van mening dat een passend handelsbeleid binnen een multilateraal kader essentieel is voor de armoedebestrijding en dat de belangrijkste beleidskeuzen die een rol spelen bij de armoedebestrijding kunnen worden gegroepeerd rondom een drietal belangrijke onderwerpen:
   markttoegang en herbalancering van de regels voor interne steun en uitvoersteun;
   erkenning, "operationalisering" en implementatie van de bijzondere en gedifferentieerde behandeling en flexibele regelingen ten behoeve van de ontwikkeling;
   mainstreamen van de ontwikkelingsdimensie in een groter aantal beleidslijnen die niet tot de "klassieke" handelsinstrumenten behoren;

34.   benadrukt het belang van technische bijstand en programma's voor capaciteitsopbouw die kunnen vertrouwen op een duurzame financiering, met name om de ontwikkelingslanden te helpen bij het formuleren van hun handelsbelangen en het voeren van handelsbesprekingen, en verwelkomt in dit verband de verbeterde organisatiegraad en het toenemende vertrouwen bij de ontwikkelingslanden, vooral de minst ontwikkelde;

35.   benadrukt het belang van capaciteitsopbouw op het gebied van de handel om de ACS-landen in staat te stellen hun behoeften vast te stellen en strategieën uit te werken, van overleg en ondersteuning van regionale integratie en van assistentie bij dit proces, met name met als doel diversificatie te bevorderen, regionale integratie te ondersteunen door de capaciteit inzake productie, bevoorrading en handel op te voeren, aanpassingskosten te compenseren en hun potentieel te vergroten om investeringen aan te trekken terwijl opkomende plaatselijke industrieën worden beschermd;

36.   is ingenomen met de verruiming van het "aid-for-trade"-programma, dat niet beperkt blijft tot de MOL, maar tot andere ontwikkelingslanden werd uitgebreid; betreurt echter dat deze eerder toegekende steun nu afhankelijk wordt gesteld van bijkomende toegevingen op handelsgebied van de zijde van de landen die hulp ontvangen; benadrukt dat deze hulp met nieuwe middelen moet worden gefinancierd en niet gepaard mag gaan met een verschuiving van reeds voor andere ontwikkelingsinitiatieven (zoals de MOD's) gereserveerde middelen;

37.   verzoekt de Commissie met klem een speciaal programma om de landen ten zuiden van de Sahara te helpen op gebieden zoals de toegang tot water, geneesmiddelen, openbare diensten en landbouw en de overdracht van kennis door middel van verschillende manieren, inclusief meer handel in diensten;

38.   is blij met de nieuwe ontwikkelingsstrategie van de Commissie voor Afrika, die verder gaat dan de traditionele humanitaire hulp en zich richt op economische en sociale reorganisatie, en verzoekt de Commissie en de lidstaten nauw samen te werken aan de verwezenlijking van deze strategie;

39.   benadrukt het belang van adequate technische bijstand voor de ontwikkelingslanden en tevens de noodzaak om zwakke en kwetsbare economieën te steunen bij de integratie van de handel in hun nationale ontwikkelingsbeleid en hun armoedebestrijdingsstrategieën;

40.   pleit voor een grotere flexibiliteit ten aanzien van de overgangsperioden waarop ontwikkelingslanden recht hebben bij het aangaan van verplichtingen op grond van regionale overeenkomsten binnen het kader van de GATT;

41.   merkt op dat de landbouw in de meeste ontwikkelingslanden nog steeds de voornaamste bron van inkomen en werkgelegenheid is, met name voor de arme bevolkingsgroepen, en benadrukt derhalve het belang van het aanbod van de EU om haar exportresubsidies uiterlijk tegen 2013 af te schaffen; stelt met klem dat een vergelijkbaar initiatief van andere WTO-leden nodig is; roept de EU op om te blijven pleiten voor de afschaffing van de overige, soms verkapte vormen van exportsteun, zoals uitvoerkredieten, voedselhulp, staatsondernemingen, enz., zodat de bestaande ongelijkheden in de handel tussen het Noorden en het Zuiden kunnen worden gecorrigeerd en om de landbouw van armere landen winstgevender te maken;

42.   verwelkomt het besluit om de exportsubsidies tegen 2013 af te schaffen en pleit er opnieuw voor meer haast te maken met de uitvoering van de reeds genomen besluiten; dringt er echter bij de Commissie op aan de gesprekken voort te zetten om te bepalen hoe nationale landbouwsubsidies en -tarieven in alle industrielanden kunnen worden teruggedrongen, daar deze exportsubsidies slechts 3,5% van de totale landbouwsteun van de EU uitmaken;

43.   benadrukt het belang van basisproducten als suiker, bananen en katoen voor de ontwikkelingslanden; verzoekt de EU de ontwikkelingslanden de nodige bijstand voor de hervorming van hun suikersector te verlenen; betreurt ten zeerste dat er in Hongkong geen goede oplossing voor het katoenvraagstuk is gevonden;

44.   brengt in herinnering dat het behoud van biodiversiteit een sleutelfactor is voor het natuurbehoud en de bestrijding van plant- en dierziekten en dat een op voorzorg gerichte aanpak van genetisch gemodificeerde organismen (GGO's), en dat een onbeperkt gebruik van traditionele zaden en kennis in de landbouw van alle landen en regio's een legitiem alternatief is;

45.   verzoekt de Commissie te zorgen voor meer samenhang tussen haar handelsbeleid en haar beleid inzake ontwikkelingssamenwerking, gerichte hulp te bieden bij het opbouwen van handelscapaciteiten zodat de export en import kunnen blijven groeien en in balans kunnen blijven, zodat een nieuwe schuldencrisis in de toekomst wordt vermeden, en de regeringen van de ontwikkelingslanden te helpen bij:
   het handhaven en ontwikkelen van openbare diensten om zo de grootste kwellingen van de armoede, zoals epidemieën, analfabetisme, drinkwatertekorten en het ontbreken van rioolzuivering te bestrijden;
   het bevorderen van de noodzakelijke voorwaarden voor welvaartschepping zoals toegang tot energie en de ontwikkeling van infrastructuren, met name voor informatie- en communicatietechnologieën;

46.   is van mening dat er een onderscheid moet worden gemaakt tussen commerciële diensten en openbare diensten en benadrukt dat de openbare diensten buiten de werking van GATS moeten blijven, met name diensten die bijdragen aan de toegankelijkheid van essentiële publieke goederen als gezondheidszorg, onderwijs, drinkwater en energie en diensten die van belang zijn voor de culturele identiteit, zoals audiovisuele diensten;

47.   benadrukt het belang, ook voor de ontwikkelingslanden, van verbetering van de markttoegang voor dienstverleners, terwijl tegelijkertijd voor alle WTO-leden de mogelijkheid behouden moet blijven om hun eigen dienstensector te reguleren in overeenstemming met GATS, waartoe ook de mogelijkheid behoort om basissectoren als de gezondheidszorg, het onderwijs en audiovisuele diensten vrij te stellen; betreurt dat binnen de WTO-onderhandelingen tot dusver geen specifiek kader voor de diensten is vastgesteld, met name voor sectoren die van belang zijn voor de exportmogelijkheden van de ontwikkelingslanden; wenst op dit terrein aanzienlijke vorderingen te zien;

48.   roept de Commissie op volledige flexibiliteit te waarborgen op het gebied van de diensten en ieder land de vrijheid te laten bepaalde diensten al dan niet in de lijst van te liberaliseren diensten op te nemen;

49.   roept de Commissie op een handelsbeleid voor diensten te voeren dat bevorderend werkt op de mobiliteit van natuurlijke personen in de ontwikkelingslanden en bijdraagt aan de toegankelijkheid van die typen diensten die de ontwikkeling en armoedebestrijding kunnen stimuleren;

50.   benadrukt dat de armste ontwikkelingslanden enige speelruimte moet worden gegund ten aanzien van de mate van wederkerigheid bij de openstelling van de markten, zodat de kwetsbaarste landen worden beschermd doordat ze zelf kunnen bepalen in welk tempo hun liberalisering plaatsvindt;

51.   benadrukt de noodzaak van beschikbaarheid van betaalbare geneesmiddelen voor de ontwikkelingslanden, terwijl tegelijkertijd ook rekening wordt gehouden met de belangen van de fabrikanten;

52.   benadrukt dat armoede grotendeels een vrouwenprobleem is ("feminisering van de armoede") en benadrukt dat de effecten van het handelsbeleid op gendergebied moeten worden bekeken om tot beleid te kunnen komen dat de diverse marginaliserende factoren tot staan brengt en terugdraait; deze factoren zijn onder meer concentratie van grondeigendom in handen van mannen, migratie van mannen naar stedelijke gebieden en toename van de armoede op het platteland, vernietiging van plaatselijke markten, concentratie van laagbetaalde en laaggeschoolde banen voor vrouwen in exportsectoren, enz.; hiertoe dienen stimulansen te worden geboden en maatregelen van positieve discriminatie te worden genomen, gericht op regeringen en (geheel of gedeeltelijk) Europese bedrijven;

53.   roept op tot een systematische analyse van de genderdimensie van de handelsexpansie waarin de verschillende tendensen worden onderzocht en waarin rekening wordt gehouden met de complexiteit van de betrokken kwesties en factoren, zoals de toegang van vrouwen tot economische en technische hulpmiddelen, hun participatie op de arbeidsmarkt, de mate van discriminatie, discriminatiepatronen en de genderkloof op de arbeidsmarkt, de toegang van vrouwen tot onderwijs en hun opleidingsniveau en hun toegang tot gezondheidszorg en sociaal-culturele hulpmiddelen;

54.   constateert dat vrouwen in verhouding minder profiteren van de mogelijkheden die handelsliberalisering en globalisering bieden, terwijl zij tegelijkertijd eerder de negatieve gevolgen ondervinden; pleit er daarom voor dat de EU in haar programma's voor handelsgerelateerde assistentie specifiek aandacht besteedt aan de verruiming van de kansen van vrouwen om aan het (internationale) handelsverkeer deel te nemen;

55.   constateert dat in handelsonderhandelingen die de Europese Commissie in bilateraal en multilateraal verband namens de lidstaten voert, niet of nauwelijks wordt geëvalueerd wat de gendergerelateerde impact van toekomstige handelsafspraken zijn en roept de Commissie op standaard een genderanalyse te houden over de impact van de Europese voorstellen in handelsonderhandelingen op macro- en microniveau;

56.   verzoekt de internationale economische instellingen en de Commissie maatregelen en programma's in te voeren ter bevordering van de rol van de vrouwen in het economisch leven in de ontwikkelingslanden, met name door de ondernemingszin aan te moedigen via onderwijs en het verlenen van financiële bijstand, waaronder microkredieten;

57.   is van oordeel dat sociale ontwikkeling een hoeksteen van het handelsbeleid is en roept alle relevante internationale organisaties en overheden op om alle vormen van discriminatie weg te nemen, inclusief genderongelijkheden en -barrières en loondiscriminatie, om te erkennen dat betaald zwangerschapsverlof een recht is en om een minimumloon vast te leggen; roept ertoe op dat organisaties die vrouwelijke werknemers vertegenwoordigen, bij het overlegproces worden betrokken;

58.   doet een beroep op de sociale verantwoordelijkheid van de actoren binnen de internationale handel en verzoekt de bevoegde instellingen om specifieke maatregelen te nemen teneinde personen in een kansarm milieu eerlijke toegang te verschaffen tot gezondheidssystemen, behoorlijke huisvesting, water, gerecht, onderwijs, opleiding, levenslang leren, sport en cultuur, om zo te vermijden dat ze vroegtijdig de school verlaten en een naadloze overgang van de school naar de arbeidsmarkt mogelijk te maken;

59.   is van oordeel dat handelsakkoorden moeten voldoen aan alle bestaande internationale overeenkomsten over mensen- en vrouwenrechten, ecologische duurzaamheid en het recht op ontwikkeling en de uitbanning van armoede;

60.   wijst erop dat een internationaal handelsstelsel dat in dienst staat van de ontwikkeling en de armoedebestrijding ook zal bijdragen aan sociale vooruitgang en aan goede werkgelegenheid, dat de handelsregels geen inbreuk mogen maken op de sociale normen van de ILO en dat de bestrijding van alle vormen van uitbuiting op het werk (met name het verbod op dwangarbeid en kinderarbeid) naast eerbiediging van de vrijheid van vakvereniging essentieel is om een eerlijk handelsstelsel op te zetten dat oog heeft voor eenieders belangen; benadrukt nogmaals de noodzaak van onderzoek naar de wisselwerking tussen handel en maatschappelijke kwesties;

61.   roept de Commissie op om in toekomstige onderhandelingen over verdere openstelling van de markten ook andere dan zuiver commerciële criteria te betrekken om te voorkomen dat de uitbreiding van de handel ten koste gaat van de arbeidsvoorwaarden van de plaatselijke bevolking, en verzoekt de leden van de ILO gemeenschappelijke regels voor de ontwikkelingslanden vast te stellen, waarbij de exacte aard van deze regels en de planning van de toepassing samen met de ontwikkelingslanden moeten worden vastgelegd;

62.   benadrukt dat de WTO de besluiten van de ILO moet respecteren en stelt in dat verband voor dat wanneer de ILO besluit tot oplegging van sancties, de landen daarvoor gebruik moeten kunnen maken van hun handelsinstrumenten, zoals vrijwaringsclausules, tijdelijke wijziging van de douanetarieven of antidumpingmaatregelen;

63.   benadrukt dat armoedebestrijding en de bevordering van duurzame ontwikkeling tot de kernpunten van de onderhandelingen over de EPA moeten behoren;

64.   onderstreept het belang om de multilaterale handelsorganisaties in stand te houden en te versterken; zegt eens te meer dat in het kader van de WTO, het forum waar een op eerlijke regels gebaseerd internationaal handelsstelsel vorm moet krijgen, in het bijzonder de nadruk moet worden gelegd op het versterken van de onderhandelingscapaciteiten van de ontwikkelingslanden om hen in staat te stellen hun handelsbelangen beter te behartigen en deze in de wereldeconomie in te passen;

65.   roept opnieuw op tot een verstrekkende hervorming van de WTO om deze beter te integreren in het bredere kader van het mondiaal bestuur en wenst meer coördinatie en samenhang te zien tussen de diverse internationale instellingen die zich bezighouden met handel, ontwikkeling en ontwikkelingsfinanciering, waaronder ook de organen van de Verenigde Naties met verantwoordelijkheid voor menselijke ontwikkeling, gezondheid, arbeid en milieu, zulks met het oog op de verwezenlijking van de MOD's en de consolidatie van de inspanningen om armoede uit te bannen en kansen voor iedereen te bieden;

66.   wenst dat het Parlement als legitieme vertegenwoordiger van de burgers van de Europese Unie wordt betrokken bij de akkoorden over de internationale handel;

67.   benadrukt dat de bestrijding van de armoede nauw verbonden is met de bescherming van de mensenrechten, de vorming van democratische instellingen en een democratisch bestuur;

68.   is verheugd over de verklaring van 14 september 2005 op de topconferentie van de VN over de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling in New York, waarin wordt voorgesteld de invoering te overwegen van een internationale solidariteitsbijdrage die wordt besteed aan de bestrijding van aids, tuberculose en malaria, waarmee de internationale gemeenschap haar beloften aan de armste landen eindelijk zou inlossen, terwijl ook de door de globalisering geproduceerde nieuwe welvaart eerlijker zou worden verdeeld;

69.   is van oordeel dat niet alleen handel, maar vooral economische ontwikkeling en investeringen in kleine en middelgrote ondernemingen die goederen en diensten leveren, in de toekomst voor meer welvaart kunnen zorgen; roept met name de Europese Investeringsbank op meer programma's voor deze doelgroepen te ontwikkelen;

70.   benadrukt het belang van steun aan de MOL bij de terugdringing van de bureaucratie teneinde het binnenlandse bedrijfsleven te stimuleren en buitenlandse markten aan te boren, met name door plaatselijke gemeenschappen, parlementen en de civiele samenleving in de ontwikkelingslanden bij de democratische processen te betrekken;

71.   verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten.

(1) PB C 112 E van 9.5.2002, blz. 326.
(2) PB C 177 E van 25.7.2002, blz. 290.
(3) PB C 272 E van 13.11.2003, blz. 277.
(4) PB C 39 E van 13.2.2004, blz. 79.
(5) PB C 43 E van 19.2.2004, blz. 248.
(6) PB C 67 E van17.3.2004, blz. 255.
(7) PB C 74 E van 24.3.2004, blz. 861.
(8) PB C 76 E van 25.3.2004, blz. 435.
(9) PB C 77 E van 26.3.2004, blz. 393.
(10) PB C 304 E van 1.12.2005, blz. 277.
(11) PB C 92 E van 20.4.2006, blz. 397.
(12) Aangenomen teksten, P6_TA(2005)0289.
(13) Aangenomen teksten, P6_TA(2005)0461.
(14) PB C 320 E van 15.12.2005, blz. 145.
(15) Aangenomen teksten, P6_TA(2005)0454.
(16) PB L 169 van 30.6.2005, blz. 1.

Laatst bijgewerkt op: 5 december 2006Juridische mededeling