Resolutie van het Europees Parlement van 15 maart 2007 over de rol van lokale overheden in ontwikkelingssamenwerking (2006/2235(INI))
Het Europees Parlement
– gelet op artikel 179 van het EG-Verdrag,
– gezien de gemeenschappelijke verklaring van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad, het Europees Parlement en de Commissie, betreffende het ontwikkelingsbeleid van de Europese Unie: "De Europese consensus"(1)
, van 20 december 2005, die eigendom en partnerschap als belangrijkste gemeenschappelijke beginselen naar voren schuift, decentralisatie en goed bestuur ondersteunt en een "grotere betrokkenheid van de lokale autoriteiten" aanmoedigt,
– gezien Verordening (EG) nr. 1905/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 tot invoering van een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking(2)
,
– gezien de partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep Staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000(3)
, en gewijzigd bij de Overeenkomst tot wijziging van de partnerschapsovereenkomst, getekend in Luxemburg op 25 juni 2005(4)
("de Overeenkomst van Cotonou"), en in het bijzonder de artikelen 4, 28, 30, lid 2, 43, lid 4 en 58, lid 2,
– gezien het Handvest van het Congres van lokale en regionale overheden van Europa (CLRAE), goedgekeurd door het Comité van Ministers van de Raad van Europa op 14 januari 1994 op de 506e vergadering van de afgevaardigden van de ministers,
– gezien de mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio's, van 25 januari 2006, getiteld "Het thematisch programma 'Niet-overheidsactoren en lokale autoriteiten in het ontwikkelingsproces'", waarin andermaal bevestigd wordt dat de lokale autoriteiten volwaardige actoren zijn van het ontwikkelingsproces, en voorgesteld wordt om ze te "betrekken (...) bij het ontwikkelingsproces, onder andere door middel van dialoog en subsidiëring" (COM(2006)0019),
– gezien de mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité van 12 oktober 2005, getiteld "EU-strategie voor Afrika: naar een Europees-Afrikaans pact voor snellere ontwikkeling van Afrika" (strategie aangenomen door de Europese Raad van 15-16 december 2005), waarbij de Commissie zich ertoe verbindt de decentralisatie en de versterking van de capaciteiten van de lokale autoriteiten te steunen, en wijst op het strategisch belang van het partnerschap en van de samenwerkingsverbanden tussen steden en gemeenten van Europa en Afrika teneinde de verwezenlijking van de millenniumontwikkelingsdoelstellingen (MOD) te steunen en de aan hun verwezenlijking voorafgaande voorwaarden te bevorderen, (COM(2005)0489),
– gezien de mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité van 20 oktober 2003, betreffende het bestuur en de ontwikkeling, die goed bestuur tot een van de prioriteiten maakt van de Europese samenwerking (COM(2003)0615),
– gezien de nota met richtsnoeren van de Commissie aan de diensten van het Directoraat-generaal Ontwikkeling en de delegaties in de ACS-, ALA-, en MED-landen en in de LMOE (Afrika, het Caribische gebied, de Stille Oceaan - Latijns-Amerika en Azië - Midden- en Oost-Europa), van 23 december 1999 (DEV/1424/2000), die vooropstelt dat de "plaatselijke actoren (moeten) kunnen deelnemen aan beleidsformulering en programmering" en een praktijkgids voorstelt ten behoeve van de delegaties van alle ontwikkelingslanden,
– gezien Verordening (EG) nr. 1659/98 van de Raad van 17 juli 1998 betreffende de gedecentraliseerde samenwerking(5)
,
– gezien begrotingslijn B7-6002 Gedecentraliseerde samenwerking, die ernaar streeft deze benadering te bevorderen in alle ontwikkelinglanden,
– gezien het advies van het Comité van de regio's van 16 november 2005 over "Gedecentraliseerde samenwerking bij de hervorming van het beleid voor ontwikkelingssamenwerking van de EU" (CdR 224/2005),
– gezien de slotverklaring van de staatshoofden en regeringsleiders over de MOD tijdens de zestigste Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in september 2005, waarin "de essentiële rol van de plaatselijke autoriteiten bij de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling" onderstreept wordt,
– gezien het verslag A/59/354 van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, gepresenteerd tijdens de 59e sessie van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties op 13 september 2004, waarin de rol van de lokale autoriteiten en de wereldnetwerken van lokale autoriteiten, in het bijzonder de "United Cities and Local Governments" (UCLG's), erkend wordt als een van de voornaamste partners van de Verenigde Naties voor ontwikkelingsaangelegenheden en humanitaire kwesties op lokaal niveau,
– gezien de slotverklaring van de ministers en regeringsvertegenwoordigers tijdens het 4e Wereld Water Forum (Mexico, van 16 tot 22 maart 2006), die stelt dat de efficiënte samenwerking met de lokale autoriteiten een essentiële factor vormt als men de uitdagingen wil aangaan en de MOD inzake water wil halen,
– gezien de verklaring van de Wereldtop voor duurzame ontwikkeling in Johannesburg (van 26 augustus tot 4 september 2002), die het essentieel acht dat de rol en de capaciteiten van de lokale autoriteiten versterkt worden met het oog op het waarborgen van de duurzame ontwikkeling,
– gezien de Slotverklaring van de tweede conferentie van de VN over menselijke nederzettingen (Habitat II) (Istanbul, 3-15 juni 1996) die erkent dat de lokale autoriteiten de partner zijn die het dichtst bij de staten staan voor wat de verwezenlijking betreft van de Agenda van de Verenigde Naties over de nederzettingen van de mens,
– gezien de verklaring van Rio over milieu en ontwikkeling, aangenomen tijdens de tweede Wereldmilieutop van Rio de Janeiro (van 13 tot 14 juni 1992), die de doorslaggevende rol onderstreept van de lokale autoriteiten met het oog op de verwezenlijking van Agenda 21, die is aangenomen door de landen die deze verklaring hebben ondertekend,
– gezien de Verklaring van het UCLG Founding Congress (gehouden te Parijs op 2-5 mei 2004) waar drieduizend burgmeesters en lokale afgevaardigden van de lokale autoriteiten van over heel de wereld zich ertoe verbonden hebben de MOD op lokaal niveau te verwezenlijken en te ijveren voor een sterkere lokale autonomie en democratie alsook voor een ontwikkelingsgerichte samenwerking tussen steden,
– gezien de slotverklaring van de Algemene Vergadering van de Raad van Europese Gemeenten en Regio's (REGR) in Innsbruck van 10-12 mei 2006 en op het hoofdstuk "Local to Global" dat de rol van Europa en de lokale autoriteiten in de wereld onderstreept,
– gelet op artikel 45 van zijn Reglement,
– gezien op het verslag van de Commissie ontwikkelingssamenwerking (A6-0039/2007),
De expertise en de meerwaarde van de lokale autoriteiten voor de ontwikkelingssamenwerking
A. overwegende dat de verwezenlijking van de MOD een van de prioriteiten is van de EU en dat de essentiële rol van de overheden in de verwezenlijking van die doelstellingen erkend werd door de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, die tijdens de Millenniumtop in 2005 verklaarde: "Hoe kunnen we hopen de MOD te halen zonder voortgang te boeken in domeinen als onderwijs, honger, gezondheid, water, sanitaire omstandigheden en gendergelijkheid? Er is voor de steden en lokale overheden een cruciale rol weggelegd in al deze domeinen.[…]. Al zijn onze doelstellingen wereldomspannend, toch is het op lokaal niveau dat ze het efficiëntst verwezenlijkt kunnen worden."
B. overwegende dat er momenteel 110 jaar zou nodig zijn om de MOD te halen die voor 2015 zijn vastgesteld en dat de ervaring van de lokale autoriteiten in tal van ontwikkelingsdomeinen zoals waterbeheer, aids-bestrijding, gelijke behandeling van mannen en vrouwen, afvalbeheer, sociale cohesie en lokale economische ontwikkeling door de EU erkend zou moeten worden als een noodzakelijke inbreng voor de verwezenlijking van de MOD,
C. overwegende dat ieder kind het recht heeft om bij zijn geboorte ingeschreven te worden in een register, en in overweging van de doorslaggevende rol die lokale autoriteiten hierin spelen en van de directe relatie tussen deze gewoonte en de toepassing van de relevante normen op het gebied van de mensenrechten, waardoor kinderen worden beschermd tegen uitbuiting via arbeid,
D. overwegende dat goed bestuur eveneens een prioritaire doelstelling van de EU is en dat de lokale democratie en de decentralisatie centrale elementen zijn van het democratisch bestuur volgens de hoger genoemde Europese consensus over ontwikkeling,
E. overwegende dat binnen 20 jaar 60% van de wereldbevolking in de steden zal wonen en dat de steden bijgevolg een primaire rol te spelen hebben in de verbetering van de leefomstandigheden van de meest hulpbehoevende bevolkingsgroepen,
F. overwegende dat de lokale overheden in de wereld ervaring verwerven via:
-
projecten van overheden met overheden die gedurende al meer dan dertig jaar door de Europese lokale autoriteiten zelf gefinancierd of aangemoedigd werden, in partnerschap met de overheden in het zuiden,
-
projecten van overheden met overheden die door de EU gefinancierd werden in het kader van de programma's URB-AL (Latijns-Amerika), Asia URBS (Azië), en in mindere mate MEDA (zuidelijk deel van het Middellandse-Zeegebied), ACCESS (Centraal- en Oost-Europa), TACIS (Oost-Europa en Centraal-Azië) en CARDS (Balkanlanden), en de meerjarenprogramma's voor microprojecten (PPMR) in de ACS-landen,
-
de nationale of regionale samenwerkingsprogramma's ter ondersteuning van de decentralisatie of lokale ontwikkeling waar de lokale autoriteiten en organisaties als operatoren optreden, met de steun van de EU en van andere donoren (Verenigde Naties, bilaterale agentschappen, Wereldbank of regionale ontwikkelingsbanken, enz.),
G. overwegende dat de lokale autoriteiten beschikken over het nodige politieke draagvlak, over de nodige knowhow en ervaring in lokale aangelegenheden en over de mogelijkheid om de andere lokale actoren achter zich te scharen,
H. overwegende dat er ondanks het belang van de participatie van de lokale autoriteiten aan het samenwerkingsproces, wat erkend wordt in de Overeenkomt van Cotonou en in de Europese consensus over ontwikkeling, nog geen enkel mechanisme is opgezet om de participatie van deze actoren aan de dialoog met de Commissie in Europa en in de ontwikkelingslanden te verzekeren; overwegende dat dit mechanisme echter wel bestaat voor de niet-overheidsactoren,
In Europa
I. I overwegende dat de lokale autoriteiten momenteel al competente actoren zijn die reeds lange tijd actief zijn op het gebied van de ontwikkelingshulp; ze zijn al meer dan dertig jaar ervaren in alle sectoren van de stads- en plattelandsontwikkeling en blijven hun almaar meer gediversifieerde activiteiten uitbreiden, waardoor ze een heus solidariteitsnetwerk vormen dat zich uitstrekt over de vijf continenten; overwegende dat deze activiteiten momenteel heel vaak ondersteund en gefinancierd worden door de verschillende staten,
J. overwegende dat de Europese nationale en regionale autoriteiten een almaar belangrijkere rol spelen in termen van informatieverstrekking, verruiming van de capaciteiten en de dialoog, en op die manier een van de "bevoorrechte kanalen" van de EU en van de andere ontwikkelingspartners kunnen worden om de participatie te verzekeren van de lokale autoriteiten die ze vertegenwoordigen in de dialoog met de Commissie in Europa,
K. overwegende dat de Europese lokale regeringen en hun organisaties een doorslaggevende rol spelen in de informatieverstrekking, de mobilisering en de bewustmaking van de publieke opinie in de EU, op een lokale basis met rechtstreekse betrokkenheid van de burgers; overwegende dat dit bijdraagt tot de inbreng van waarden als solidariteit en ontwikkelingshulp, zoals blijkt uit de "Millennium Towns and Cities Campaign" die in juni 2005 door de UCLG werd opgestart met de steun van de Verenigde Naties; overwegende dat in het kader hiervan de Europese sectie van de UCLG, met name de Raad van Europese Gemeenten en Regio's (REGR) sinds april 2006 de Europese steden oproept tot bevordering en verwezenlijking van de MOD,
L. overwegende dat de lokale bewustmakingsplannen en -programma's voor ontwikkeling, die in almaar meer gemeenten en regio's van de grond komen, zich niet beperken tot eenmalige acties, maar dat ze daarentegen op lokaal niveau een integraal vorming- en informatieprogramma vastleggen voor de bevolking,
M. overwegende dat de lokale autoriteiten essentiële actoren zijn van de ontwikkeling en dynamiserend en coördinerend optreden bij de lokale economische en sociale vertegenwoordigers,
N. overwegende dat de bestaande samenwerkingsverbanden tussen de Europese steden en de steden uit het Zuiden momenteel geen financiële steun ontvangen van de EU, terwijl de samenwerkingsinitiatieven van de Europese steden jegens hun tegenhangers uit de landen van het Zuiden almaar talrijker worden,
O. overwegende dat de migranten in Europa een belangrijke rol spelen in de ontwikkelingssamenwerking en toegevoegde waarde kunnen bieden door hun potentieel, competenties en verwantschap met hun land van herkomst; overwegende dat de gedecentraliseerde samenwerking in deze context een bevoorrecht en geschikt interventiedomein vormt voor de uit de immigratie gegroeide internationale solidariteitsorganisaties zowel met betrekking tot de activiteiten die in hun land van herkomst worden opgezet als tot de onderwijsprojecten op ontwikkelingsgebied en de bewustmakingsprojecten in het gastland,
In de ontwikkelingslanden
P. overwegende dat onder "gedecentraliseerde samenwerking", zoals die door de EU werd vastgelegd sinds deop 15 december 1989 ondertekende Vierde Overeenkomst van Lomé (Lomé IV), wordt verstaan dat er niet langer met enkel de derde landen beslissingen worden genomen over steun aan ontwikkelingslanden, maar dat de lokale autoriteiten betrokken worden bij zowel de beleidskeuzes als de tenuitvoerlegging van de steun, teneinde die efficiënter en levensvatbaar te maken; overwegende dat het er wel degelijk om gaat de modaliteiten van de Europese samenwerking te hervormen, uitgaande van de verwachtingen van de bevolkingsgroepen, opdat de projecten beter zouden tegemoetkomen aan de reële behoeften,
Q. overwegende dat de participatie aan en de inbreng ('ownership') in het ontwikkelingsbeleid, welke kernbeginselen van de EU zijn, niet mogelijk zijn zonder de betrokkenheid van de lokale autoriteiten, omdat ze door hun geografische spreiding op het grondgebied een beleid dicht bij de mensen kunnen verzekeren en vooral in de meest afgelegen gebieden een klankbord kunnen vormen voor de verwachtingen van hun bevolkingsgroepen,
R. overwegende dat de overheden over een veldexpertise beschikken in alle ontwikkelingslanden, in uiteenlopende sectoren zoals sanitaire omstandigheden, onderwijs, gezondheid, huisvesting, het bevorderen van de positie van de vrouw in lokale beslissingsorganen, drugsinformatiesystemen, toerismebeheer, bewaring van het historische stadspatrimonium, ontwikkeling van lokale gezondheidsdiensten, waterbeheer, openbaar vervoer,
S. overwegende dat door de decentralisatie en de staatshervormingen die momenteel plaatsvinden in de meeste regio's van de wereld, de lokale autoriteiten zich profileren als een onderscheiden en representatieve overheidssfeer, met nieuwe verantwoordelijkheden in erg gevarieerde beleidssectoren die essentieel zijn om de armoede te bestrijden en de MOD te verwezenlijken, zoals bijvoorbeeld primaire gezondheidszorg, water, sanitaire omstandigheden, toegang tot het onderwijs, milieubescherming, lokale economische ontwikkeling, HIV-/AIDS-preventie, gendergelijkheid,
T. overwegende dat de betrokkenheid van de overheden kan bijdragen tot de versterking van de lokale democratie en tot de democratisering van het steunbeheer op lokaal niveau; in overweging van de rol die de nationale verenigingen van lokale instanties op dit vlak kunnen spelen in de landen van het Zuiden,
U. overwegende dat daar waar ze over een electoraal draagvlak beschikken, de lokale autoriteiten door hun strategische positie, halfweg tussen de nationale regering en het maatschappelijk middenveld, een ideale tussenpersoon vormen om het overleg tussen de verschillende ontwikkelingspartners te bevorderen, hetgeen nodig is voor een efficiënte en gecoördineerde steun,
V. overwegende dat de lokale autoriteiten, aangezien ze dichter bij de dagelijkse realiteit staan dan de centrale staat of de internationale donoren, een specifieke meerwaarde bieden, beter de impact kunnen inschatten van de nationale en internationale ontwikkelingsstrategieën, en zo steun kunnen bieden die beter is aangepast aan de specifieke behoeften van de grondgebieden die ze beheren,
W. overwegende dat de lokale autoriteiten met de gepaste middelen een stabiel kader zouden kunnen vormen waarlangs de nieuwe actoren zich zouden kunnen uitdrukken, organiseren en aanpassen aan de eisen van het Europese partnerschap,
X. overwegende dat de lokale autoriteiten door hun specifieke kennis van het grondgebied dat ze beheren, een essentieel instrument worden voor de bestrijding van armoede en ongelijkheden;
Y. overwegende dat bijvoorbeeld in de Latijns-Amerikaanse regio de zeer snelle ontwikkeling van het fenomeen van de verstedelijking het stedelijk beleid tot een prioriteit maakt in de ontwikkelingsthema's, en van de steden en grote stedelijke gebieden bevoorrechte partners maakt van de regeringen voor het beheer van de voornaamste sociale problemen (migratie, jeugd, armoede, werkgelegenheid),
Z. overwegende dat het nodig is de dialoog te bevorderen tussen de lokale autoriteiten en de niet-overheidsactoren voor de uitwerking en tenuitvoerlegging van door de EG gefinancierde interventies voor de lokale ontwikkeling,
AA. overwegende dat de participatie van de lokale autoriteiten van de ontwikkelingslanden een proces vergt van betrokkenheid bij de ontwikkelingssamenwerkingstrategieën, waarvoor onder andere een versterking nodig is van hun toegang tot de informatie, hun organisatiemiddelen en hun vertegenwoordigingsmechanismen, hun mogelijkheden om een dialoog tot stand te brengen en voorstellen te doen over het samenwerkingsbeleid, om deel te nemen aan nationale, regionale en internationale dialoog- en overlegorganen,
AB. overwegende dat de UCLG een rol te vervullen heeft in het structureren en overzichtelijk maken van de behoeften van de overheden van de ontwikkelingslanden,
AC. overwegende dat ondanks deze expertise inzake ontwikkeling, de rol van de lokale autoriteiten in de ontwikkeling tot nu toe onderschat en onderbenut werd,
Aan de lokale autoriteiten de nodige middelen verschaffen opdat ze hun rol zouden kunnen spelen in de verwezenlijking van de millenniumontwikkelingsdoelstellingen
1. herinnert eraan dat de Commissie zich reeds lange tijd ertoe verbindt de lokale autoriteiten een rol van volwaardige partner toe te kennen in de ontwikkelingshulp, met als meest recente engagementen: voor de ACS-landen, de overeenkomst van Cotonou; voor alle ontwikkelingslanden, de morele grondslag van de Europese consensus over ontwikkeling van 2005;
2. erkent dat de betrokkenheid van de lokale autoriteiten in het ontwikkelingsbeleid onmisbaar is om de MOD te verwezenlijken en een goed bestuur te verzekeren; is inderdaad van mening dat de betrokkenheid bij het ontwikkelingsbeleid een betekenisvolle stap is naar meer transparantie en democratie in de ontwikkelingshulp, en het mogelijk maakt de reële behoeften van de begunstigden als uitgangspunt te nemen om meer efficiënte en leefbare projecten en programma's uit te werken;
3. dringt aan op het belang van de noord-zuid- en zuid-zuidsamenwerkingsverbanden tussen de lokale autoriteiten en hun representatieve organisaties om bij te dragen tot een versterking van het goed bestuur en de verwezenlijking van de MOD;
4. verzoekt de Commissie de directe samenwerking van de Europese lokale autoriteiten met hun internationale partners te steunen en te versterken; vraagt onder andere erom de continuïteit (ook financieel) te verzekeren van de solidariteitsnetwerken die in het leven werden geroepen door programma's als URB-AL, Asia URBS en andere, die uiterlijk eind 2007 worden beëindigd en stuk voor stuk verplichtingen zijn die jegens de bevolkingsgroepen zijn aangegaan;
5. onderstreept dat de beginselen van eigendom, participatie en goed bestuur een aanpak met meerdere actoren veronderstelt, waarbij de verschillende ontwikkelingspartners, of het nu gaat om derde landen, lokale autoriteiten of niet-overheidsactoren, op een complementaire en coherentie manier optreden;
6. onderstreept dat de lokale overheden de andere lokale actoren (universiteiten, sociale vertegenwoordigers, ngo's voor ontwikkeling, ondernemingen, enz.) achter zich moeten scharen en de burgerparticipatie in het openbare leven moeten bevorderen;
7. roept de lokale actoren op om in samenwerking met internationale organisaties de industrie en de landbouw te controleren om zo kinderuitbuiting te voorkomen, en gezamenlijk te zorgen voor de bouw en het onderhoud van adequate onderwijsvoorzieningen met opgeleide docenten en gratis vervoer en maaltijden, zodat alle kinderen naar school kunnen;
8. overwegende echter dat een duidelijk onderscheid dient te worden gemaakt tussen de eigenheid van de lokale autoriteiten en de "niet-overheidsactoren": competentiedomein, draagvlak en democratische controle, ervaring met betrekking tot beheer van lokale aangelegenheden, betrokkenheid bij de tenuitvoerlegging van het overheidsbeleid;
9. verheugt zich over de politieke erkenning en de specifieke fondsen die werden toegewezen aan de lokale autoriteiten door het hoger genoemde instrument voor ontwikkelingssamenwerking (DCI): a) ze zijn in een vroege fase betrokken bij de vastlegging van de samenwerkingsstrategieën van de ontwikkelingslanden, bij de uitwerking, tenuitvoerlegging en evaluatie van de geografische en thematische programma's; b) tot 15% van het thematisch programma "niet-overheidsactoren en lokale autoriteiten" kan rechtstreeks worden toegewezen aan de lokale autoriteiten; c) de Europese lokale autoriteiten zullen worden geïntegreerd in een gestructureerde politieke dialoog met de Europese instellingen en de andere ontwikkelingsactoren in het Noorden;
10. verzoekt de Commissie in de toekomstige financieringsinstrumenten voor ontwikkelingssamenwerking en komende wetgevingsteksten te verwijzen naar de rol van de lokale autoriteiten en hun representatieve organisaties als "politieke partners" en hen de participatie te verzekeren in alle fasen van het samenwerkingsproces alsook een directe toegang tot de Europese financieringen;
11. verzoekt de Commissie om in de landenstrategiedocumenten de modaliteiten en mechanismen nader te bepalen teneinde de lokale autoriteiten, hun representatieve organisaties en partners uit het maatschappelijk middenveld beter te betrekken in alle fasen van het samenwerkingsproces (dialogen en formulering van de documenten inzake strategie, programmering, tenuitvoerlegging, evaluatie) en verzoekt haar tevens de EU-delegaties erover te informeren teneinde de tenuitvoerlegging ervan te garanderen;
12. roept de Commissie en de Raad op om de organisaties van de lokale autoriteiten van het Zuiden te erkennen als efficiënte schakels tussen de lokale autoriteiten enerzijds, en de regeringen van de lidstaten en de EU anderzijds, voor het vastleggen van de strategieën en het uitvoeren van het ontwikkelingsbeleid;
13. betreurt het dat in de ontwikkelingslanden (ACS-landen incluis) de overheden tot op vandaag slechts betrokken werden bij de tenuitvoerlegging van de projecten en niet bij de uitwerking van het ontwikkelingsbeleid, ondanks de herziening van de overeenkomst van Cotonou die stelt dat de politieke dialoog met de lokale autoriteiten centraal staat in het partnerschap; verbindt zich bijgevolg ertoe een nauwgezette politieke follow-up uit te voeren, met de organisaties van gekozenen, van de tenuitvoerlegging van het DCI zowel binnen de EU als in de ontwikkelingslanden, onder meer door de strategische documenten per land door te lichten, alsook de lokale autoriteiten op de hoogte te brengen van de nieuwe kansen die hen geboden worden en, in geval van praktische problemen die de lokale autoriteiten zouden vaststellen, de informatie door te geven aan de Commissie;
14. onderstreept in deze context dat in de bovengenoemde Nota met richtsnoeren van de Commissie van 23 december 1999 een praktijkgids werd voorgesteld ten behoeve van de delegaties van alle ontwikkelingslanden, waarin duidelijk werd uitgelegd hoe de lokale autoriteiten en de niet-overheidsactoren bij elke fase van het samenwerkingsproces betrokken konden worden; die vooropstelde dat de "plaatselijke actoren (moeten) kunnen deelnemen aan beleidsformulering en programmering" en die een nuttige gids blijft voor de tenuitvoerlegging van de ontwikkelingsinstrumenten;
15. verheugt zich erover dat in haar hoger genoemde mededeling van 25 januari 2006 de Commissie andermaal bevestigt dat de lokale autoriteiten volwaardige actoren zijn van de ontwikkeling en "niet-overheidsactoren en lokale autoriteiten bij het ontwikkelingsproces, onder andere door middel van dialoog en subsidiëring" wil betrekken; onderstreept dat, overeenkomstig de nieuwe bepalingen van het DCI, dit erop neerkomt dat hun participatie wordt ingepast in het kader van de uitwerking van nationale strategieën en geografische programma's, omdat precies hier de politieke richtsnoeren van de Europese samenwerking bepaald worden; betreurt bijgevolg dat de Commissie in diezelfde mededeling de participatiemogelijkheid van de lokale autoriteiten beperkt en ze als bijkomstig beschouwt, volgens het beginsel van ondergeschiktheid aan de geografische programma's; is derhalve van mening dat samenwerking tussen lokale autoriteiten en de centrale regering voor doeltreffender ontwikkelingshulp zal zorgen en dat het mogelijk maakt de geoormerkte gelden doeltreffender in te zetten en die mensen te bereiken die het meest om hulp verlegen zitten;
16. onderstreept de noodzaak om een permanente dialoog en raadpleging in te voeren tussen de EU en de lokale autoriteiten en hun representatieve organisaties op alle niveaus – nationaal, regionaal, internationaal -, onder meer door ze te als waarnemers te betrekken bij de overlegorganen tussen de EU en de partnerlanden, zoals de Paritaire Parlementaire Vergadering en de Ministerraad ACS-EU, in dezelfde hoedanigheid als de vertegenwoordigers van de niet-overheidsactoren;
17. vraagt erom dat de lokale autoriteiten en hun representatieve organisaties kunnen profiteren van directe en aangepaste financieringen: a) enerzijds in het kader van de geografische programma's van het DCI, gezien hun rol in het lokaal bestuur en het belang van hun participatie in de verwezenlijking van de MOD; b) anderzijds, in het thematische programma "Niet-overheidsactoren en lokale autoriteiten", omdat de versterking van hun overleg- en participatiecapaciteiten in het ontwikkelingsproces (organisatie en vertegenwoordiging, invoering van raadplegings-, overleg- en lobbymechanismen) in Europa en in de ontwikkelingslanden een financiële steun vergt die beter is aangepast aan hun nieuwe verantwoordelijkheden;
18. verzoekt de Commissie derhalve voor de herziening van de toekomstige ontwikkelingsinstrumenten in 2008-2009:
-
om van de decentralisatie en de activiteiten van de lokale autoriteiten een prioritaire sector van de Europese steun in de ontwikkelingslanden te maken,
-
om een aanzienlijk percentage van de begrotingssteun van de EU voor geografische programma's rechtstreeks toe te kennen aan lokale autoriteiten, in overleg met de centrale regeringen, om de steun in de ontwikkelingslanden te verbeteren, lokale democratie te versterken en toegang van de bevolkingsgroepen tot de Europese fondsen te verbeteren, overeenkomstig de beginselen van de Europese consensus over ontwikkeling,
-
de begrotingslijn voor het thematische programma over "Niet-overheidsactoren en plaatselijke overheden" te verhogen, gezien hun uitgebreide rol in het behalen van de MOD, met name de rol van de lokale overheden bij het verlenen van plaatselijke overheidsdiensten,
-
om de capaciteitsopbouw van lokale overheden in de ACS-landen en de uitwisseling van informatie in het kader van de Overeenkomst Cotonou beter te ondersteunen, vooral via het ACS-EU Platform van plaatselijke besturen en het lidmaatschap daarvan, waaronder eveneens valt de snelle tenuitvoerlegging van het aanbod voor financiële steun dat in oktober 2003 is goedgekeurd door het ACS-EG-Comité van ambassadeurs,
-
om waar de decentralisatie geen prioritair punt is, het optreden van de lokale autoriteiten te helpen via de ondersteuning van het decentralisatiebeleid van het land, in termen van capaciteiten, beschikbaarheid van de fondsen, begrotingssteun, wetgevende of andere steun,
-
om mechanismen op te zetten teneinde de sectorale steun territoriaal af te bakenen, opdat de lokale autoriteiten de hen door de decentralisatiewetten toegewezen rol zouden kunnen spelen, want de lokale autoriteiten bezitten een meerwaarde in de tenuitvoerlegging van de sectorale programma's, onder meer op gebieden zoals gezondheidszorg, onderwijs en essentiële overheidsdiensten terwijl ze daar momenteel juist vaak van uitgesloten worden;
19. onderstreept het belang van een gestructureerde dialoog tussen de Europese lokale autoriteiten en de communautaire instellingen, zoals voorzien door het DCI, opdat de lokale autoriteiten over een kader beschikken waarin ze efficiënt kunnen samenwerken en overleggen met de instellingen en andere actoren inzake ontwikkeling;
20. verzoekt de Commissie een partnerschap op te zetten voor NGO´s met een podium voor organisaties die lokale overheden vertegenwoordigen op het gebied van samenwerking naar het voorbeeld van Concord (European NGO Confederation for Relief and Development), de dialoog en de samenwerking met de Europese instellingen te bevorderen, de samenwerking tussen de lokale overheden te coördineren en de lokale overheden bij te staan bij de tenuitvoerlegging van de ontwikkelingsstrategieën, en vooral de vaardigheden van de leden te verbeteren;
21. verzoekt de Commissie om een mondiaal waarnemingscentrum op te richten voor de lokale democratie en de decentralisatie, in samenwerking met de lokale-autoriteitsorganisaties, om:
-
in te staan voor de opvolging van de participatie van de lokale autoriteiten aan het samenwerkingsproces met de EU (politieke dialoog, formulering van de ontwikkelingsstrategieën, programmering, tenuitvoerlegging, evaluatie) en de instellingen in te lichten over de praktische moeilijkheden op dit gebied,
-
een wereldkaart op te stellen van het lokaal bestuur, die de projecten, de actoren en de door de lokale autoriteiten wereldwijd vrijgemaakte budgetten in kaart brengt teneinde de coördinatie, de coherentie en de synergie tussen de verschillende partners van het lokaal bestuur te vergemakkelijken,
-
voorlichtings- en supportinstrumenten te creëren in het kader van de participatie van de lokale overheden aan het Europese samenwerkingsproces, zoals geüpdatete informatie over de nieuwe kansen voor de lokale overheden sinds de hervorming van de steun, een technisch hulpmiddel om in te schrijven op aanbestedingen of te reageren op oproepen tot het indienen van voorstellen, enz.,
-
de naleving van normen op het gebied van democratie en mensenrechten te controleren en te analyseren, vooral normen die specifiek te maken hebben met lokale democratie en goed bestuur, zoals ze omschreven staan in de relevante EG-normen en andere internationaal aanvaarde normen, zoals die van de VN, de Afrikaanse Unie, het Gemenebest enz.;
22. verzoekt de Commissie structurele acties te bevorderen die erop gericht zijn de decentralisatie en de lokale capaciteiten in de partnerlanden te dynamiseren en te ondersteunen, gekoppeld aan een grotere democratisering en meer burgerparticipatie;
23. stelt voor om mechanismen te gebruiken ter herziening van de samenwerkingsstrategieën, met inbegrip van die van de Overeenkomst van Cotonou, teneinde de voortgang te controleren van de participatie van de lokale autoriteiten aan het samenwerkingsproces; alsook om ervoor te zorgen dat de juridische, politieke en organisatorische beperkingen worden opgeheven die de participatie van de lokale autoriteiten aan de samenwerkingsproces in de weg staan;
o o o
24. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de parlementen en de regeringen van de lidstaten.
PB L 317 van 15.12.2000, blz. 3. Overeenkomst laatstelijk gewijzigd bij Besluit nr. 1/2006 van de Raad van ministers ACS-EG (PB L 247 van 9.9.2006, blz. 22).
PB L 213 van 30.7.1998, blz. 6. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 625/2004 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 99 van 3.4.2004, blz. 1).