Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2007/0804(CNS)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A6-0207/2007

Ingediende teksten :

A6-0207/2007

Debatten :

PV 06/06/2007 - 17
CRE 06/06/2007 - 16
CRE 06/06/2007 - 18

Stemmingen :

PV 07/06/2007 - 5.10
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2007)0228

Aangenomen teksten
DOC 190k
Donderdag 7 juni 2007 - Brussel Definitieve uitgave
Bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit *
P6_TA(2007)0228A6-0207/2007

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 7 juni 2007 over het initiatief van het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, de Bondsrepubliek Duitsland, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Italiaanse Republiek, de Republiek Finland, de Portugese Republiek, Roemenië en het Koninkrijk Zweden met het oog op de aanneming van het besluit van de raad inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit (6566/2007 – C6-0079/2007 – 2007/0804(CNS))

(Raadplegingsprocedure)

Het Europees Parlement ,

–   gezien het initiatief van het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, de Bondsrepubliek Duitsland, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Italiaanse Republiek, de Republiek Finland, de Portugese Republiek, Roemenië en het Koninkrijk Zweden (6566/2007)(1) ,

–   gezien de redactionele wijzigingen van de Raad (7273/1/2007 van 17 april 2007)(2) ,

–   gelet op artikel 34, lid 2, onder c) van het EU-Verdrag,

–   gelet op artikel 39, lid 1 van het EU-Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C6-0079/2007),

–   gezien het advies van de Commissie juridische zaken inzake de voorgestelde rechtsgrondslag,

–   gelet op de artikelen 93, 51 en 35 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A6-0207/2007),

1.   hecht zijn goedkeuring aan het initiatief van het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, de Bondsrepubliek Duitsland, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Italiaanse Republiek, de Republiek Finland, de Portugese Republiek, Roemenië en het Koninkrijk Zweden als geamendeerd door het Parlement;

2.   verzoekt de Raad de oorspronkelijke tekst dienovereenkomstig te wijzigen;

3.   verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen;

4.   wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in het initiatief van het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, de Bondsrepubliek Duitsland, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Italiaanse Republiek, de Republiek Finland, de Portugese Republiek, Roemenië en het Koninkrijk Zweden;

5.   betreurt dat de Raad het Parlement heeft verplicht om zijn advies in het kader van de urgentieprocedure uit te brengen zodat het Parlement niet over de nodige tijd beschikte om zijn controletaak naar behoren uit te voeren en zonder een omvattende effectbeoordeling en evaluatie van de toepassing van het Verdrag van Prüm tot op heden, noch een adequaat kaderbesluit over de bescherming van persoonsgegevens in politiële en justitiële zaken, wat het Parlement nochtans noodzakelijk vindt vooraleer er regelgeving in het kader van de derde pijler wordt vastgesteld;

6.   verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regering van het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, de Bondsrepubliek Duitsland, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Italiaanse Republiek, de Republiek Finland, de Portugese Republiek, Roemenië en het Koninkrijk Zweden.

Door het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, de Bondsrepubliek Duitsland, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Italiaanse Republiek, de Republiek Finland, de Portugese Republiek, Roemenië en het Koninkrijk Zweden voorgestelde tekst   Amendementen van het Parlement
Amendement 1
Titel
BESLUIT VAN DE RAAD 2007/…/JBZ betreffende de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van het terrorisme en de grensoverschrijdende criminaliteit
KADERBESLUIT VAN DE RAAD 2007/…/JBZ betreffende de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van het terrorisme en de grensoverschrijdende criminaliteit
(Dit amendement geldt voor de hele tekst.)
Amendement 2
Visum 1
Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 30, lid 1, onder a) en b), artikel 31, lid 1, onder a), artikel 32 en artikel 34, lid 2, onder c) ,
Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 30, lid 1, onder a) en b), artikel 31, lid 1, onder a), artikel 32 en artikel 34, lid 2, onder b) ,
Amendement 3
Visum 2 bis (nieuw)
Gezien het advies van 4 april 2007 van de Europese toezichthouder voor gegevensbescherming,
Amendement 4
Overweging 1
(1)  De Raad van de Europese Unie hecht het allergrootste belang aan de totstandbrenging van een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, zijnde een idee dat sterk leeft bij de bevolking van de landen die in de Unie verenigd zijn .
(1)  De Raad van de Europese Unie hecht het allergrootste belang aan een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, die voor de bevolking van de Europese Unie van fundamentele betekenis is .
Amendement 5
Overweging 10
(10)  Aan die eisen is voldaan door middel van het Verdrag van Prüm van 27 mei 2005 tussen het Koninkrijk België, de Bondsrepubliek Duitsland, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Oostenrijk inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van het terrorisme, de grensoverschrijdende criminaliteit en de illegale migratie. Opdat alle lidstaten kunnen voldoen aan de essentiële vereisten van het Haags programma en tevens het tijdschema daarvan gehaald kan worden , moeten de fundamentele onderdelen van het Verdrag van Prüm voor alle lidstaten van toepassing zijn. Dit besluit van de Raad is daarom gebaseerd op de voornaamste bepalingen van het Verdrag van Prüm.
(10)  Aan die eisen is voldaan door middel van het Verdrag van Prüm van 27 mei 2005 tussen het Koninkrijk België, de Bondsrepubliek Duitsland, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Oostenrijk inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van het terrorisme, de grensoverschrijdende criminaliteit en de illegale migratie. Opdat kan worden voldaan aan de essentiële vereisten van het Haags programma voor alle lidstaten , moet het Verdrag van Prüm op alle lidstaten van toepassing zijn. Dit kaderbesluit van de Raad bevat daarom enkele van de voornaamste bepalingen van het Verdrag van Prüm, namelijk die welke verband houden met de politiële en justitiële samenwerking in de Europese Unie .
Amendement 6
Overweging 11 bis (nieuw)
(11 bis)  Deze verbeteringen in de uitwisseling van gegevens betekenen een stap voorwaarts bij het beschikbaar stellen van gegevens tussen wetshandhavers in de lidstaten. Gewaarborgd dient te zijn dat geautomatiseerde bevraging in nationale gegevensbestanden van DNA en vingerafdrukken, als er persoonlijke gegevens in het geding zijn, uitsluitend op goede gronden plaatsvindt.
Amendement 7
Overweging 15
(15)  Onder bepaalde voorwaarden moeten de lidstaten al dan niet persoonsgebonden gegevens kunnen verstrekken, zodat de uitwisseling van gegevens over grootschalige evenementen met een grensoverschrijdende dimensie wordt verbeterd.
(15)  Onder bepaalde voorwaarden moeten de lidstaten al dan niet persoonsgebonden gegevens kunnen verstrekken, zodat de uitwisseling van gegevens over grootschalige evenementen met een grensoverschrijdende dimensie wordt verbeterd indien zij bedoeld is om terroristische misdrijven te voorkomen . De verstrekking van de gegevens moet noodzakelijk en evenredig zijn en uitgaan van bijzondere omstandigheden die kunnen doen vermoeden dat er strafbare feiten zullen worden begaan.
Amendement 8
Overweging 15 bis (nieuw)
(15 bis)  Europol moet binnen het kader van zijn mandaat toegang hebben tot nationale gegevensbestanden.
Amendement 9
Overweging 16
(16)  Aangezien internationale samenwerking, met name wat betreft de bestrijding van grensoverschrijdende criminaliteit, verder moet worden verbeterd, maakt dit besluit niet alleen verbeterde informatie-uitwisseling mogelijk, maar ook onder meer nauwere samenwerking tussen de politieautoriteiten, bijv. door middel van gezamenlijke veiligheidsoperaties (bijv. gezamenlijke patrouilles) en grensoverschrijdende interventies indien er onmiddellijk gevaar voor lijf en leden dreigt .
(16)  Aangezien internationale samenwerking, met name wat betreft de bestrijding van grensoverschrijdende criminaliteit, verder moet worden verbeterd, maakt dit kaderbesluit niet alleen verbeterde informatie-uitwisseling mogelijk, maar ook onder meer nauwere samenwerking tussen de politieautoriteiten, bijv. door middel van gezamenlijke veiligheidsoperaties (bijv. gezamenlijke patrouilles).
Amendement 10
Overweging 18
(18)  Zich bewust van het belang van dit Raadsbesluit voor de bescherming van de rechten van personen, en in het besef dat voor het verstrekken van gegevens aan een andere lidstaat een voldoende niveau van gegevensbescherming door de ontvangende lidstaat nodig is, dragen de lidstaten zorg voor de efficiënte uitvoering van alle in dit besluit vervatte gegevensbeschermingsregels .
(18)   Het systeem gevonden/niet gevonden biedt een structuur voor het vergelijken van anonieme profielen, waarbij aanvullende persoonlijke gegevens worden pas uitgewisseld als er iets gevonden is en waardoor een adequaat systeem van gegevensbescherming gewaarborgd is, met dien verstande dat voor het verstrekken van gegevens aan een andere lidstaat een adequaat niveau van gegevensbescherming door de ontvangende lidstaat nodig is.
Amendement 11
Overweging 18 bis (nieuw)
(18 bis)  Bijzondere categorieën gegevens betreffende ras of etnische herkomst, politieke meningen, godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuigingen, lidmaatschap van partijen of vakbonden, seksuele geaardheid of gezondheid mogen uitsluitend worden verwerkt indien dit noodzakelijk en evenredig is met het oog op een bepaalde zaak en indien specifieke waarborgen worden geboden.
Amendement 12
Overweging 18 ter (nieuw)
(18 ter)  Deze specifieke voorschriften over gegevensbescherming worden opgesteld omdat een adequaat rechtsinstrument inzake gegevensbescherming in het kader van de derde pijler ontbreekt. Indien het wordt goedgekeurd, moet het rechtsinstrument gelden voor de gehele sector politiële en justitiële samenwerking in strafzaken, met dien verstande dat het gegevensbeschermingsniveau adequaat moet zijn en ten minste moet overeenstemmen met de bescherming die voortvloeit uit het Verdrag van de Raad van Europa van 28 januari 1981 tot bescherming van personen met betrekking tot de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens en het daarbij behorende Aanvullend Protocol van 8 november 2001, en daarbij rekening wordt gehouden met Aanbeveling R (87) 15 van het Comité van ministers van de Raad van Europa aan de lidstaten over het gebruik van persoonsgegevens op politieel gebied van 17 september 1987, ook wanneer gegevens niet geautomatiseerd worden verwerkt.
Amendement 13
Overweging 18 quater (nieuw)
(18 quater) Het Europees Parlement moet over elk maatregelen tot uitvoering van dit kaderbesluit worden geraadpleegd.
Amendement 14
Overweging 18 quinquies (nieuw)
(18 quinquies) Het is noodzakelijk dat de Raad het kaderbesluit over procedurele rechten zo spoedig mogelijk aanneemt om bepaalde minimumvoorschriften vast te leggen over de beschikbaarheid van juridische bijstand aan burgers in de lidstaten.
Amendement 15
Overweging 18 sexies (nieuw)
(18 sexies) Het algemene kader met betrekking tot het verstrekken van gegevens en het bieden van bijstand in verband met grootschalige gebeurtenissen en massabijeenkomsten moet in overeenstemming worden gebracht met Gemeenschappelijk optreden 97/339/JBZ van 26 mei 1997 met betrekking tot de samenwerking op het terrein van de openbare orde en veiligheid 1 , met de resolutie van de Raad van 29 april 2004 over de veiligheid tijdens zittingen van de Europese Raad en andere soortgelijke gebeurtenissen 2 , en met het initiatief van het Koninkrijk Nederland met het oog op aanneming van een besluit van de Raad over uitbreiding van de grensoverschrijdende samenwerking van politiediensten in verband met door grote aantallen mensen uit meer dan één lidstaat bijgewoonde bijeenkomsten, tijdens welke de politietaak voornamelijk bestaat uit de handhaving van de openbare orde en de veiligheid, en het voorkomen en bestrijden van misdrijven 3 .
_____________
1 PB L 147 van 5.6.1997, blz. 1.
2 PB C 116 van 30.4.2004, blz. 18.
3 PB C 101 van 27.4.2005, blz. 36.
Amendement 16
Overweging 20
(20)  Dit besluit is in overeenstemming met de grondrechten en beginselen die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie neergelegd zijn.
(20)  Dit kaderbesluit is in overeenstemming met de grondrechten en beginselen die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie erkend zijn. Dit kaderbesluit moet met name waarborgen dat de grondrechten van de burgers inzake eerbiediging van hun privéleven en hun contacten en bescherming van hun persoonsgegevens, zoals verankerd in de artikelen 7 en 8 van het Handvest, ten volle in acht worden genomen.
Amendement 17
Overweging 20 bis (nieuw)
(20 bis)  De volledige herziening en evaluatie van de wijze waarop het Verdrag van Prüm tot op heden heeft gefunctioneerd en de vaststelling van een kaderbesluit inzake gegevensbescherming in het kader van de derde pijler zijn voorafgaande voorwaarden voor de doeltreffendheid en juiste tenuitvoerlegging van dit kaderbesluit.
Amendement 18
Artikel 1, alinea 1, inleidende formule
De lidstaten beogen met dit besluit de grensoverschrijdende samenwerking, met name op gebieden die onder titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie vallen, te intensiveren, met name de uitwisseling van informatie tussen instanties die met de voorkoming en opsporing van strafbare feiten belast zijn . Daartoe bevat dit besluit regels op de volgende gebieden:
De lidstaten beogen met dit kaderbesluit de grensoverschrijdende samenwerking, met name op gebieden die onder titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie vallen, te intensiveren, met name de uitwisseling van informatie tussen instanties die belast zijn met de voorkoming en opsporing van strafbare feiten zoals opgesomd in artikel 2 van Kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 inzake het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten 1 en de artikelen 1 tot en met 4 van Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 inzake terrorismebestrijding 2 , en daarbij tegelijkertijd een adequate gegevensbescherming te waarborgen. Daartoe bevat dit kaderbesluit regels op de volgende gebieden.
_____________________
1 PB L 190 van 18.7.2002, blz.1.
2 PB L 164 van 22.6.2002, blz. 3.
Amendement 19
Artikel 1, alinea 1, punt 4
4) bepalingen over de voorwaarden en de procedure voor de intensivering van de politiële samenwerking via diverse maatregelen (Hoofdstuk 5).
4) bepalingen over de voorwaarden en de procedure voor de intensivering van de politiële samenwerking via diverse duidelijk omschreven maatregelen (Hoofdstuk 5).
Amendement 20
Artikel 1, alinea 1, punt 4 bis (nieuw)
4 bis.  Bepalingen inzake gegevensbescherming (hoofdstuk 6, artikel 14, lid 2 en artikel 16, leden 2 en 4)
Amendement 21
Artikel 1 bis (nieuw)
Artikel 1 bis
In dit kaderbesluit wordt verstaan onder:
1)  "Strafbare feiten": de misdrijven die worden opgesomd in artikel 2 van Kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad;
2)  "Terroristische misdrijven": de strafbare feiten die worden opgesomd in de artikelen 1 tot en met 4 van Kaderbesluit 2002/475/JBZ;
3)  "Persoonsgegevens": informatie betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon, hierna "betrokkene" te noemen; een "identificeerbare persoon" is een persoon die al dan niet rechtstreeks kan worden geïdentificeerd, met name door te verwijzen naar een identificatienummer of naar één of meer factoren die specifiek zijn voor zijn lichamelijke of fysiologische identiteit;
4)  "Verwerking van persoonsgegevens": elke handeling of elk geheel van handelingen met betrekking tot persoonsgegevens, al dan niet uitgevoerd met behulp van geautomatiseerde procedures, zoals het verzamelen, vastleggen, ordenen, bewaren, bijwerken of wijzigen, selecteren, opvragen, raadplegen, gebruiken, verstrekken door middel van doorzending, verspreiden of op enigerlei andere wijze ter beschikking stellen, samenbrengen, met elkaar in verband brengen, alsmede het afschermen, uitwissen of vernietigen van gegevens. Als verwerking in de zin van dit kaderbesluit geldt ook de mededeling of er al dan niet een hit gevonden is.
5)  "Geautomatiseerde bevraging": de directe toegang tot een geautomatiseerd bestand van een andere instantie, en wel op zodanige wijze dat de bevraging volledig geautomatiseerd wordt beantwoord.
6)  "Kenmerken": het markeren van opgeslagen persoonsgegevens, zonder dat daarmee het doel wordt nagestreefd om hun toekomstige verwerking te beperken.
7)  "Afscherming": het markeren van opgeslagen persoonsgegevens met het doel hun toekomstige verwerking te beperken.
8)  "Niet-gecodeerde DNA-deel": chromosoomsectoren die geen genetische uitdrukking bevatten, d.w.z. waarvan niet bekend is dat zij gegevens verstrekken over specifieke erfelijke eigenschappen; ongeacht de vooruitgang van de wetenschap wordt nu of in de toekomst niet meer informatie uit het niet-gecodeerde DNA-deel vrijgegeven.
Amendement 22
Artikel 1 ter (nieuw)
Artikel 1ter
De lidstaten schrijven voor dat er een duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen persoonsgegevens van
- iemand die ervan wordt verdacht een strafbaar feit te hebben gepleegd of daarbij betrokken te zijn geweest,
- iemand die is veroordeeld voor een strafbaar feit,
- iemand ten aanzien van wie gegronde vermoedens bestaan dat hij of zij een strafbaar feit zal plegen,
- iemand die als getuige kan worden opgeroepen in een onderzoek naar strafbare feiten of in een daarop volgende strafprocedure,
- iemand die het slachtoffer is geworden van een strafbaar feit of van wie op basis van bepaalde feiten wordt vermoed dat hij of zij het slachtoffer van een strafbaar feit zou kunnen worden,
- iemand die informatie kan verstrekken over strafbare feiten,
- iemand die contact heeft of banden onderhoudt met een van de hierboven bedoelde personen, en
- iemand die onder geen van de hierboven genoemde categorieën valt.
Amendement 23
Artikel 2, lid 1
1.  De lidstaten leggen ter opsporing van strafbare feiten nationale DNA-analysebestanden aan en beheren deze De verwerking van de in deze bestanden opgeslagen gegevens op grond van dit besluit geschiedt behoudens de overige bepalingen van dit verdrag , met inachtneming van het voor de verwerking geldende nationale recht.
1.  De lidstaten leggen ter opsporing van strafbare feiten nationale DNA-analysebestanden aan en beheren deze. De verwerking van de persoonsgegevens in deze bestanden op grond van dit kaderbesluit geschiedt overeenkomstig de voorschriften inzake de bescherming van gegevens in hoofdstuk 6 , met inachtneming van het voor de verwerking geldende nationale recht.
Amendement 24
Artikel 2, lid 2
2.  Ter uitvoering van dit besluit waarborgen de lidstaten dat linkgegevens uit het nationale DNA-analysebestand, als bedoeld in de eerste zin van het eerste lid, aanwezig zijn . Linkgegevens omvatten uitsluitend de op basis van het niet-gecodeerde gedeelte van het DNA vastgestelde DNA-profielen en een kenmerk. De linkgegevens mogen geen gegevens bevatten waarmee de betrokkene rechtstreeks kan worden geïdentificeerd. Linkgegevens die niet op een persoon terug te voeren zijn (ongeïdentificeerde DNA-profielen), dienen als zodanig herkenbaar te zijn.
2.  Ter uitvoering van dit kaderbesluit waarborgen de lidstaten toegang tot linkgegevens uit het nationale DNA-analysebestand dat wordt opengesteld voor het onderzoek van strafbare feiten . Linkgegevens omvatten uitsluitend de op basis van het niet-gecodeerde gedeelte van het DNA vastgestelde DNA-profielen en een kenmerk De linkgegevens mogen geen gegevens bevatten waarmee de betrokkene rechtstreeks kan worden geïdentificeerd. Linkgegevens die niet op een persoon terug te voeren zijn (ongeïdentificeerde DNA-profielen), dienen als zodanig herkenbaar te zijn.
Amendement 25
Artikel 3, lid 1
1.  Ter opsporing van strafbare feiten verlenen de lidstaten aan de nationale contactpunten van de andere lidstaten, bedoeld in artikel 6, toegang tot de linkgegevens van hun DNA-analysebestanden, met het recht deze geautomatiseerd te bevragen door middel van een vergelijking van de DNA-profielen. De bevoegdheid tot bevraging mag uitsluitend in individuele gevallen en met inachtneming van het nationale recht van de verzoekende lidstaten worden uitgeoefend.
1.  Ter opsporing van strafbare feiten verlenen de lidstaten aan de nationale contactpunten van de andere lidstaten, toegang tot de linkgegevens van hun DNA-analysebestanden, met het recht deze geautomatiseerd te bevragen door middel van een vergelijking van de DNA-profielen. De bevoegdheid tot bevraging mag uitsluitend in individuele gevallen en met inachtneming van de in hoofdstuk 6 vastgelegde voorschriften inzake gegevensbescherming en het nationale recht van de verzoekende lidstaten worden uitgeoefend.
Amendement 26
Artikel 5
Indien in het kader van de procedure, bedoeld in de artikelen 3 en 4, wordt vastgesteld dat DNA-profielen overeenkomen, is het nationale recht, met inbegrip van de rechtshulpvoorschriften, van de aangezochte lidstaat bepalend voor de verstrekking van nadere, met betrekking tot de linkgegevens beschikbare persoonsgegevens en overige informatie.
Indien in het kader van de procedure, bedoeld in de artikelen 3 en 4, wordt vastgesteld dat DNA-profielen overeenkomen, zijn het nationale recht, met inbegrip van de rechtshulpvoorschriften, van de aangezochte lidstaat en de in hoofdstuk 6 vastgelegde voorschriften inzake gegevensbescherming bepalend voor de verstrekking van nadere, met betrekking tot de linkgegevens persoonsgegevens en overige informatie.
Amendement 27
Artikel 6
Artikel 6
Nationaal contactpunt en uitvoeringsmaatregelen
1.  Ter uitvoering van de gegevensverstrekking, bedoeld in de artikelen 3 en 4, wijst elke lidstaat een nationaal contactpunt aan. De bevoegdheden van het nationale contactpunt worden bepaald door het hiervoor van toepassing zijnde nationale recht.
Schrappen
2.  De bijzonderheden met betrekking tot de technische regelingen voor de in de artikelen 3 en 4 beschreven procedures worden door middel van de uitvoeringsmaatregelen als bedoeld in artikel 34 geregeld.
Amendement 28
Artikel 7, inleidende formule
Indien in het kader van een lopend opsporingsonderzoek of strafrechtelijke procedure geen DNA-profiel beschikbaar is van een bepaalde persoon die zich op het grondgebied van een aangezochte lidstaat bevindt, verleent de aangezochte lidstaat rechtshulp door het afnemen en onderzoeken van celmateriaal van deze persoon evenals door verstrekking van het verkregen DNA-profiel, indien:
1.   Indien in het kader van een lopend opsporingsonderzoek of strafrechtelijke procedure in verband met het begaan van strafbare feiten, geen DNA-profiel beschikbaar is van een bepaalde persoon die ervan verdacht wordt een strafbaar feit te hebben begaan en die zich op het grondgebied van een aangezochte lidstaat bevindt, verleent de aangezochte lidstaat rechtshulp door het afnemen en onderzoeken van celmateriaal van deze persoon evenals door verstrekking van het verkregen DNA-profiel, indien:
Amendement 29
Artikel 7, lid 1 bis (nieuw)
1 bis.  De verzameling van celmateriaal vindt uitsluitend plaats op basis van de nationale wetgeving en uitsluitend met een bepaald doel en zij dient te voldoen aan de eisen van noodzaak en evenredigheid.
Amendement 30
Artikel 8
Ter uitvoering van dit besluit zien de lidstaten erop toe dat linkgegevens uit het bestand van de ter voorkoming en opsporing van strafbare feiten opgezette nationale geautomatiseerde dactyloscopische identificatiesystemen beschikbaar zijn. Linkgegevens omvatten uitsluitend dactyloscopische gegevens en een kenmerk. De linkgegevens mogen geen gegevens bevatten waarmee de betrokkene rechtstreeks kan worden geïdentificeerd. Linkgegevens die niet op een persoon terug te voeren zijn (ongeïdentificeerde dactyloscopische gegevens) dienen als zodanig herkenbaar te zijn.
Ter uitvoering van dit kaderbesluit zien de lidstaten erop toe dat linkgegevens uit het bestand van de ter voorkoming en opsporing van strafbare feiten opgezette nationale geautomatiseerde dactyloscopische identificatiesystemen toegankelijk zijn. Linkgegevens omvatten uitsluitend dactyloscopische gegevens en een kenmerk. De linkgegevens mogen geen gegevens bevatten waarmee de betrokkene rechtstreeks kan worden geïdentificeerd. Linkgegevens die niet op een persoon terug te voeren zijn (ongeïdentificeerde dactyloscopische gegevens) dienen als zodanig herkenbaar te zijn.
Amendement 31
Artikel 9, lid 1
1.  Ter voorkoming en opsporing van strafbare feiten verlenen de lidstaten aan de nationale contactpunten van de andere lidstaten, bedoeld in artikel 11, toegang tot de linkgegevens van de geautomatiseerde dactyloscopische identificatiesystemen die zij daartoe hebben opgezet, zulks met het recht deze geautomatiseerd te bevragen door middel van een vergelijking van de dactyloscopische gegevens. De bevoegdheid tot bevraging mag uitsluitend in individuele gevallen en met inachtneming van het nationale recht van de verzoekende lidstaten worden uitgeoefend.
1.  Ter voorkoming en opsporing van strafbare feiten verlenen de lidstaten aan de nationale contactpunten van de andere lidstaten, bedoeld in artikel 11, toegang tot de linkgegevens van de geautomatiseerde dactyloscopische identificatiesystemen die zij daartoe hebben opgezet, zulks met het recht deze geautomatiseerd te bevragen door middel van een vergelijking van de dactyloscopische gegevens. De bevoegdheid tot bevraging mag uitsluitend in individuele gevallen en met inachtneming van de in hoofdstuk 6 vastgelegde voorschriften inzake gegevensbescherming en het nationale recht van de verzoekende lidstaten worden uitgeoefend.
Amendement 32
Artikel 10
Indien in het kader van de procedure, als bedoeld in artikel 9, wordt vastgesteld dat dactyloscopische gegevens overeenkomen, is het nationale recht, met inbegrip van de rechtshulpvoorschriften, van de aangezochte lidstaat bepalend voor de verstrekking van nadere, met betrekking tot de linkgegevens beschikbare persoonsgegevens en overige informatie.
Indien in het kader van de procedure, als bedoeld in artikel 9, wordt vastgesteld dat dactyloscopische gegevens overeenkomen, zijn de in hoofdstuk 6 vastgelegde voorschriften inzake gegevensbescherming en het nationale recht, met inbegrip van de rechtshulpvoorschriften, van de aangezochte lidstaat bepalend voor de verstrekking van nadere persoonsgegevens met betrekking tot de linkgegevens en overige informatie.
Amendement 33
Artikel 11
Artikel 11
Nationaal contactpunt en uitvoeringsmaatregelen
1.  Ter uitvoering van de gegevensverstrekking, als bedoeld in artikel 9, benoemt elke lidstaat een nationaal contactpunt. De bevoegdheden van het nationale contactpunt worden bepaald door het hiervoor van toepassing zijnde nationale recht.
Schrappen
2.  De bijzonderheden met betrekking tot de technische regelingen voor de in artikel 9 beschreven procedure worden door middel van de uitvoeringsmaatregelen als bedoeld in artikel 34 geregeld.
Amendement 34
Artikel 12, lid 1
1.  Ter voorkoming en opsporing van strafbare feiten alsmede ter afhandeling van overtredingen die in de bevragende lidstaat tot de bevoegdheid van de rechtbanken of het Openbaar Ministerie behoren, en ter handhaving van de openbare orde en veiligheid, verlenen de lidstaten aan de nationale contactpunten van de andere lidstaten, bedoeld in het tweede lid, toegang tot de volgende gegevens uit de nationale kentekenregisters, zulks met het recht deze in individuele gevallen geautomatiseerd te bevragen:
1.  Ter voorkoming en opsporing van strafbare feiten alsmede ter afhandeling van overtredingen die in de verzoekende lidstaat tot de bevoegdheid van de rechtbanken of het Openbaar Ministerie behoren, verlenen de lidstaten aan de nationale contactpunten van de andere lidstaten, bedoeld in het tweede lid, toegang tot de volgende gegevens uit de nationale kentekenregisters, zulks met het recht deze in individuele gevallen geautomatiseerd te bevragen:
1) gegevens met betrekking tot de eigenaars of houders; en
1) gegevens met betrekking tot de eigenaars of houders; en
2) gegevens met betrekking tot voertuigen.
2) gegevens met betrekking tot voertuigen.
De bevraging mag uitsluitend met gebruikmaking van een volledig chassisnummer of een volledig kenteken worden gedaan. De bevoegdheid tot bevraging mag uitsluitend met inachtneming van het nationale recht van de verzoekende lidstaat worden uitgeoefend.
De bevraging mag uitsluitend met gebruikmaking van een volledig chassisnummer of een volledig kenteken worden gedaan. De bevoegdheid tot bevraging mag uitsluitend met inachtneming van de in hoofdstuk 6 vastgelegde voorschriften inzake gegevensbescherming en het nationale recht van de verzoekende lidstaat worden uitgeoefend.
Amendement 35
Artikel 12, lid 2
2.  Ter uitvoering van de gegevensuitwisseling, bedoeld in het eerste lid, benoemt elke lidstaat een nationaal contactpunt voor inkomende verzoeken. De bevoegdheden van het nationale contactpunt worden bepaald door het hiervoor van toepassing zijnde nationale recht. De bijzonderheden met betrekking tot de technische regelingen voor de procedure worden door middel van de uitvoeringsmaatregelen als bedoeld in artikel 35 geregeld.
Schrappen
Amendement 36
Artikel 14, lid 1
1.  Ter voorkoming van strafbare feiten en ter handhaving van de openbare orde en veiligheid in samenhang met grootschalige evenementen met een grensoverschrijdende dimensie, in het bijzonder sportmanifestaties of bijeenkomsten van de Europese Raad, verstrekken de lidstaten elkaar zowel op verzoek als op eigen initiatief persoonsgegevens, indien definitieve veroordelingen of andere feiten het vermoeden rechtvaardigen dat de desbetreffende personen tijdens het evenement strafbare feiten zullen plegen of dat zij een gevaar voor de openbare orde en veiligheid vormen, voor zover de verstrekking van deze gegevens overeenkomstig het nationale recht van de verstrekkende lidstaat is toegestaan.
1.  Ter voorkoming van strafbare feiten en ter handhaving van de openbare orde en veiligheid in samenhang met grootschalige evenementen met een grensoverschrijdende dimensie, in het bijzonder sportmanifestaties of bijeenkomsten van de Europese Raad, verstrekken de lidstaten elkaar zowel op verzoek als op eigen initiatief persoonsgegevens, indien definitieve veroordelingen of andere feiten het vermoeden rechtvaardigen dat de desbetreffende personen tijdens het evenement strafbare feiten zullen plegen of dat zij een gevaar voor de openbare orde en veiligheid vormen, voor zover de verstrekking van deze gegevens overeenkomstig het nationale recht van de verstrekkende lidstaat is toegestaan en indien dit noodzakelijk en evenredig is in een democratische samenleving, voor een bepaald doel en geval per geval .
Amendement 37
Artikel 15
Artikel 15
Nationaal contactpunt
Ter uitvoering van de gegevensverstrekking, bedoeld in de artikelen 13 en 14, wijst elke lidstaat een nationaal contactpunt aan. De bevoegdheden van het nationale contactpunt worden bepaald door het hiervoor van toepassing zijnde nationale recht.
Schrappen
Amendement 38
Artikel 16, lid 1
1.  Ter voorkoming van terroristische misdrijven kunnen lidstaten aan de nationale contactpunten van andere lidstaten, bedoeld in het derde lid, met inachtneming van het nationale recht, in individuele gevallen, ook zonder verzoek de in het tweede lid genoemde persoonsgegevens en informatie verstrekken, voor zover zulks noodzakelijk is omdat bepaalde feiten het vermoeden rechtvaardigen dat de betrokkenen strafbare feiten zullen plegen als bedoeld in de artikelen 1 tot en met 3 van Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 inzake terrorismebestrijding.
1.  Ter voorkoming van terroristische misdrijven kunnen lidstaten aan de nationale contactpunten van andere lidstaten, met inachtneming van het nationale recht, fundamentele rechtsbeginselen en grondrechten , in individuele gevallen, ook zonder verzoek de in het tweede lid genoemde persoonsgegevens en informatie verstrekken, voor zover zulks noodzakelijk is omdat bepaalde feiten het vermoeden rechtvaardigen dat de betrokkenen terroristische strafbare feiten zullen plegen.
Amendement 39
Artikel 16, lid 2
2.  De te verstrekken gegevens en informatie omvatten namen, voornamen, geboortedatum en geboorteplaats alsmede de beschrijving van de omstandigheden die aanleiding geven tot het vermoeden, bedoeld in het eerste lid.
2.  De te verstrekken gegevens en informatie omvatten uitsluitend persoonsgegevens alsmede de beschrijving van de omstandigheden die aanleiding geven tot het vermoeden, bedoeld in het eerste lid.
Amendement 40
Artikel 16, lid 3
3.  Elke lidstaat benoemt een nationaal contactpunt dat is belast met de gegevensuitwisseling met de nationale contactpunten van de andere lidstaat. De bevoegdheden van het nationale contactpunt worden bepaald door het hiervoor van toepassing zijnde nationale recht.
Schrappen
Amendement 41
Artikel 16, lid 4 bis (nieuw)
4 bis.  Ongeacht deze voorwaarden mogen persoonsgegevens uitsluitend worden verwerkt voor de in lid 1 genoemde doelen. De verstrekte gegevens worden onverwijld vernietigd zodra de in lid 1 genoemde doelen zijn bereikt of niet meer kunnen worden bereikt, en in ieder geval niet later dan twee jaar na de datum van verstrekking.
Amendement 42
Artikel 17, lid 2
2.  Elke lidstaat kan als gastlidstaat, met inachtneming van zijn nationale recht, ambtenaren van andere lidstaten met toestemming van de zendlidstaat in het kader van een gezamenlijk optreden uitvoerende bevoegdheden toekennen of, voor zover zulks naar het recht van de gastlidstaat is toegestaan, ambtenaren van andere lidstaten toestaan hun uitvoerende bevoegdheden overeenkomstig het recht van de zendlidstaat uit te oefenen. Deze uitvoerende bevoegdheden mogen hierbij uitsluitend onder leiding en in beginsel in aanwezigheid van ambtenaren van de gastlidstaat worden uitgeoefend. De ambtenaren van de andere lidstaten zijn hierbij aan het nationale recht van de gastlidstaat gebonden. Hun handelen valt onder de verantwoordelijkheid van de gastlidstaat.
2.  De ambtenaren van de zendlidstaten zijn hierbij aan het nationale recht van de gastlidstaat gebonden. Elke lidstaat kan als gastlidstaat, met inachtneming van zijn nationale recht, ambtenaren van andere lidstaten met toestemming van de zendlidstaat in het kader van een gezamenlijk optreden uitvoerende bevoegdheden toekennen. Deze uitvoerende bevoegdheden mogen hierbij uitsluitend op last en in het algemeen in aanwezigheid van ambtenaren van de gastlidstaat worden uitgeoefend.
Amendement 43
Artikel 17 bis (nieuw)
Artikel 17 bis
Maatregelen in geval van direct gevaar
1.  Ambtenaren van een lidstaat mogen, ingeval dat dringend noodzakelijk is, zonder voorafgaande toestemming van de andere lidstaat (de "gastlidstaat") de gemeenschappelijke grens overschrijden om in een dicht bij de grens gelegen deel van het soevereiniteitsgebied van de gastlidstaat met inachtneming van het interne recht van de gastlidstaat, voorlopige maatregelen nemen, die noodzakelijk zijn voor het afweren van een direct gevaar voor lijf en leden.
2.  Een dringende noodzaak in de zin van lid 1 doet zich voor wanneer er reëel gevaar dreigt in geval de ambtenaren van de gastlidstaat niet onmiddellijk verantwoordelijkheid nemen in de zin van artikel 17, lid 2.
3.  De ambtenaren die de grens overschrijden stellen de gastlidstaat onverwijld van hun aanwezigheid in kennis. Deze lidstaat bevestigt de inkennisstelling en treft onverwijld de maatregelen die noodzakelijk zijn om het gevaar af te weren en de situatie in eigen hand te nemen. De ambtenaren die de grens overschrijden mogen in de gastlidstaat slechts optreden tot de gastlidstaat de nodige beschermende maatregelen heeft genomen. De ambtenaren die de grens overschrijden zijn gebonden aan de instructies van de gastlidstaat op welks grondgebied zij optreden.
4.  De lidstaten regelen in een afzonderlijke overeenkomst de vraag welke instanties overeenkomstig lid 3 onmiddellijk moeten worden geïnformeerd. De ambtenaren die de grens overschrijden zijn gebonden aan de bepalingen van dit artikel en aan het recht van de gastlidstaat.
5.  De maatregelen genomen door de ambtenaren die de grens overschrijden worden geacht te zijn verricht door de gastlidstaat.
Amendement 44
Artikel 18 bis (nieuw)
Artikel 18 bis
Samenwerking op verzoek
1.  De bevoegde autoriteiten van de lidstaten bieden elkaar op verzoek bijstand in het kader van hun bevoegdheden en met inachtneming van hun binnenlands recht.
2.  Overeenkomstig artikel 39, lid 1, eerste zin van de overeenkomst van 19 juni 1990 betreffende de uitvoering van de Overeenkomst van Schengen van 14 juni 1985 inzake de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, bieden de bevoegde autoriteiten elkaar bijstand, met name door:
(1)  Het vaststellen van de eigenaars of gebruikers van voertuigen en informatie over bestuurders, gezagvoerders en kapiteins van voertuigen, vaartuigen en luchtvaartuigen, voorzover dit niet al geregeld is door artikel 12,
(2)  Informatie over rijbewijzen, vaarbewijzen en vergelijkbare vergunningen,
(3)  Controles van verblijf- en woonplaats,
(4)  Controles van verblijfsvergunningen,
(5)  Controles van houders van telefoonaansluitingen en houders van andere telecommunicatieapparatuur voor zover die openbaar toegankelijk is,
(6)  Identiteitscontroles,
(7)  Onderzoeken naar de herkomst van zaken, als voorbeeld wapens, motorvoertuigen en watervoertuigen (onderzoek van kopers en -verkopers),
(8)  Gegevens uit datacollecties van politieorganen en politiedossiers, alsook informatie uit openbaar toegankelijke databanken van de overheid,
(9)  Onmiddellijke meldingen van wapens en explosieven en meldingen van vervalsing van geld en waardepapieren,
(10)  Informatie voor de praktische uitvoering van grensoverschrijdende observatiemaatregelen, grensoverschrijdende achtervolgingen en gecontroleerde leveringen,
(11)  Onderzoek naar de bereidheid van een informant tot het afleggen van een getuigenis.
3.  Indien de instantie tot wie een verzoek gericht is niet terzake bevoegd is, geeft zij het verzoek door aan de bevoegde instantie. De instantie tot wie het verzoek gericht is stelt de verzoekende instantie in kennis van de doorverwijzing en van de instantie die bevoegd is om gevolg te geven aan het verzoek. De bevoegde instantie geeft gevolg aan het verzoek en stelt de verzoekende instantie in kennis van het resultaat.
Amendement 45
Artikel 19, lid 1
1.  Ambtenaren van een lidstaat die zich in het kader van een gezamenlijk optreden op het grondgebied van een andere lidstaat bevinden, kunnen ter plaatse hun nationale dienstkleding dragen. Zij kunnen daar hun naar het nationale recht van de zendlidstaat toegestane bewapening , munitie en uitrusting meedragen. Elke gastlidstaat kan het meevoeren van bepaalde bewapening , munitie en uitrusting door ambtenaren van de zendlidstaat verbieden.
1.  Ambtenaren van een zendlidstaat kunnen hun naar het nationale recht van de zendlidstaat toegestane dienstwapens , munitie en uitrusting meedragen. Elke gastlidstaat kan het meevoeren van bepaalde dienstwapens , munitie en uitrusting door ambtenaren van de zendlidstaat verbieden, mits hetzelfde verbod overeenkomstig haar eigen voor haar eigen ambtenaren.
Amendement 46
Artikel 19, lid 2 bis (nieuw)
Ambtenaren van een zendlidstaat die zich in het kader van een gezamenlijk optreden op het grondgebied van een andere lidstaat bevinden, dragen hun nationale dienstkleding. Iedereen die aan het gezamenlijke optreden deelneemt, moet een herkenningsteken dragen. De gastlidstaat moet aan de ambtenaren uit de zendlidstaat een accrediteringsdocument verstrekken met de naam, de rang en een gedigitaliseerde foto van de ambtenaar.
Amendement 47
Artikel 24, lid 1
1.  Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
Schrappen
1)  "Verwerking van persoonsgegevens": elke handeling of elk geheel van handelingen met betrekking tot persoonsgegevens, al dan niet uitgevoerd met behulp van geautomatiseerde procedures, zoals het verzamelen, vastleggen, ordenen, bewaren, bijwerken of wijzigen, selecteren, opvragen, raadplegen, gebruiken, verstrekken door middel van doorzending, verspreiden of op enigerlei andere wijze ter beschikking stellen, samenbrengen, met elkaar in verband brengen, alsmede het afschermen, uitwissen of vernietigen van gegevens. Als verwerking in de zin van dit besluit geldt ook de mededeling of er al dan niet een hit gevonden is.
2)  "Geautomatiseerde bevraging": de directe toegang tot een geautomatiseerd bestand van een andere instantie, en wel op zodanige wijze dat de bevraging volledig geautomatiseerd wordt beantwoord.
3)  "Kenmerken": het markeren van opgeslagen persoonsgegevens, zonder dat daarmee het doel wordt nagestreefd om hun toekomstige verwerking te beperken.
4)  "Afscherming": het markeren van opgeslagen persoonsgegevens met het doel hun toekomstige verwerking te beperken.
Amendement 48
Artikel 24, lid 2
2.  Voor gegevens die uit hoofde van dit besluit worden of zijn verstrekt gelden de volgende bepalingen, tenzij in de voorafgaande hoofdstukken anderszins is bepaald .
2.  De volgende bepalingen zijn van toepassing op de verzameling en verwerking van DNA-materiaal en vingerafdrukken in een lidstaat en de verstrekking van verdere persoonsgegevens binnen de reikwijdte van dit kaderbesluit.
Voor gegevens die uit hoofde van dit kaderbesluit worden of zijn verstrekt gelden de volgende bepalingen eveneens .
Amendement 49
Artikel 25, lid 1 bis (nieuw)
1 bis.  De lidstaten houden rekening met de verschillende categorieën van persoonsgegevens en de doeleinden waarvoor deze werden verzameld, om te kunnen vaststellen voor welke termijnen zij kunnen worden opgeslagen en onder welke voorwaarden zij kunnen worden verzameld, verwerkt en overgedragen. Persoonsgegevens die personen betreffen welke niet ervan verdacht worden een strafbaar feit te hebben gepleegd of daarbij betrokken te zijn geweest en niet voor een overtreding veroordeeld zijn, worden slechts verwerkt voor de doeleinden waarvoor zij werden verzameld en voor beperkte tijd opgeslagen. De lidstaten stellen passende beperkingen op aan de toegang tot dergelijke data en de overdracht ervan.
Amendement 50
Artikel 25, lid 3
3.  Lid 2 is niet van toepassing op de lidstaten waar met de in dit besluit voorziene verstrekking van persoonsgegevens reeds is begonnen op grond van het Verdrag van 27 mei 2005 tussen het Koninkrijk België, de Bondsrepubliek Duitsland, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Oostenrijk inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van het terrorisme, de grensoverschrijdende criminaliteit en de illegale migratie (Verdrag van Prüm).
Schrappen
Amendement 51
Artikel 25, lid 3 bis (nieuw)
3 bis.  Gegevens die overeenkomstig dit kaderbesluit worden verwerkt, worden niet overgedragen aan of toegankelijk gemaakt voor derde landen of internationale organisaties.
Amendement 52
Artikel 26, lid 1
1.  De ontvangende lidstaat mag de persoonsgegevens uitsluitend verwerken voor de doeleinden waarvoor deze op grond van dit besluit zijn verstrekt; Verwerking voor andere doeleinden is alleen toegestaan na voorafgaande toestemming van de lidstaat die het dossier beheert en mag uitsluitend beheerd worden door het nationale recht van de ontvangende lidstaat. De toestemming mag worden verleend voor zover op grond van het nationale recht van de lidstaat die het bestand beheert deze verwerking voor zulke andere doeleinden is toegestaan.
1.  De ontvangende lidstaat mag de persoonsgegevens uitsluitend verwerken voor de doeleinden waarvoor deze op grond van dit kaderbesluit zijn verstrekt. Een verwerking voor andere doeleinden is, alleen toegestaan na voorafgaande toestemming van de lidstaat die het dossier beheert en mag uitsluitend beheerd worden door het nationale recht van de ontvangende lidstaat. De toestemming mag worden verleend voor zover op grond van het nationale recht van de lidstaat die het bestand beheert deze verwerking voor zulke andere doeleinden is toegestaan en alleen voor elk geval afzonderlijk .
Amendement 53
Artikel 27
De verstrekte persoonsgegevens mogen uitsluitend door de autoriteiten, instanties en rechtbanken worden verwerkt die bevoegd zijn voor een taak in het kader van de in artikel 26 genoemde doeleinden. In het bijzonder vindt de doorzending van de verstrekte gegevens aan andere instanties alleen plaats na voorafgaande toestemming van de verstrekkende lidstaat en met inachtneming van het recht van de ontvangende lidstaat.
De verstrekte persoonsgegevens mogen uitsluitend door de autoriteiten, instanties en rechtbanken worden verwerkt die bevoegd zijn voor een taak in het kader van de in artikel 26 genoemde doeleinden. In het bijzonder vindt de doorzending van de verstrekte gegevens aan andere instanties alleen plaats na voorafgaande toestemming van de verstrekkende lidstaat, die voor elk geval afzonderlijk wordt verleend, en met inachtneming van het recht van de ontvangende lidstaat.
Amendement 54
Artikel 28, lid 2 bis (nieuw)
2 bis.  Bijzondere categorieën gegevens betreffende ras of etnische herkomst, politieke meningen, godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuigingen, lidmaatschap van partijen of vakbonden, seksuele geaardheid of gezondheid mogen uitsluitend worden verwerkt indien dit absoluut noodzakelijk en evenredig is met het oog op een bepaalde zaak en indien specifieke waarborgen worden geboden.
Amendement 55
Artikel 28, lid 3, punt 2
2) na afloop van een in het nationale recht van de verstrekkende lidstaat voorziene maximale termijn voor het bewaren van de gegevens, als de verstrekkende instantie de ontvangende instantie bij de verstrekking op deze termijn heeft gewezen .
2) na afloop van de maximale termijn van twee jaar, met uitzondering van de in de artikelen 14 en 16 bepaalde gevallen .
Amendement 56
Artikel 29, lid 2, punt 1
1) aan de huidige stand van de techniek aangepaste maatregelen ter waarborging van de bescherming en de beveiliging van gegevens worden getroffen, die in het bijzonder de vertrouwelijkheid en de integriteit van de gegevens waarborgen;
1) optimale maatregelen ter waarborging van de bescherming en de beveiliging van gegevens worden getroffen, die in het bijzonder de vertrouwelijkheid en de integriteit van de gegevens waarborgen;
Amendement 57
Artikel 30, lid 2, inleidende formule
2.  Voor de geautomatiseerde bevraging van gegevens op grond van de artikelen 3, 9 en 12 of geautomatiseerde vergelijking uit hoofde van artikel 4 geldt het volgende:
Schrappen
Amendement 58
Artikel 30, lid 4
4.  De geprotocolleerde gegevens worden door passende voorzieningen tegen oneigenlijk gebruik en andere vormen van misbruik beschermd en twee jaar bewaard. Na afloop van de bewaringstermijn worden de geprotocolleerde gegevens onverwijld gewist.
4.  De geprotocolleerde gegevens worden door passende voorzieningen tegen oneigenlijk gebruik en andere vormen van misbruik beschermd en drie jaar bewaard. Na afloop van de bewaringstermijn worden de geprotocolleerde gegevens onverwijld gewist.
Amendement 59
Artikel 31, lid 1
1.  Aan de betrokkene dient met inachtneming van het nationale recht, na overlegging van bewijs van zijn identiteit, op verzoek van de op grond van het nationaal recht bevoegde instantie , zonder onredelijke kosten, in algemeen begrijpelijke vorm en zonder onaanvaardbare vertraging informatie te worden verstrekt over de met betrekking tot zijn persoon verwerkte gegevens alsmede over de herkomst daarvan, de ontvanger of ontvangercategorieën, het beoogde doel van de verwerking en de rechtsgrond voor de verwerking. Bovendien heeft de betrokkene recht op correctie van onjuiste gegevens en op het wissen van onrechtmatig verwerkte gegevens. De lidstaten dragen er bovendien zorg voor dat de betrokkene in geval van inbreuk op zijn rechten met betrekking tot gegevensbescherming klacht kan indienen bij een onafhankelijke rechtbank of een tribunaal in de zin van artikel 6, lid 1, van het Europese Verdrag van de rechten van de mens of bij een onafhankelijke controle-instantie in de zin van artikel 28 van Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en dat hij aanspraak op schadevergoeding kan maken of om een andere vorm van genoegdoening kan verzoeken. De nadere bijzonderheden met betrekking tot de procedure ter verwezenlijking van deze rechten en de redenen voor het beperken van het recht op toegang richten zich naar de desbetreffende nationale wettelijke voorschriften van de lidstaat waarin de betrokkene zijn rechten doet gelden.
1.  Met inachtneming van het nationale recht, zonder onredelijke kosten, in algemeen begrijpelijke vorm en zonder onaanvaardbare vertraging dient informatie te worden verstrekt over de verzamelde gegevens, de verstrekking van gegevens aan andere lidstaten en het verlenen van machtigingen betreffende deze gegevens. Bovendien heeft de betrokkene recht op correctie van onjuiste gegevens en op het wissen van onrechtmatig verwerkte gegevens en moet de betrokkene over dit recht worden geïnformeerd . Lidstaten dragen er bovendien zorg voor dat de betrokkene in geval van inbreuk op zijn rechten met betrekking tot gegevensbescherming klacht kan indienen bij een onafhankelijke rechtbank of een tribunaal in de zin van artikel 6, lid 1, van het Europese Verdrag van de rechten van de mens of bij een onafhankelijke controle-instantie in de zin van artikel 28 van Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en dat hij aanspraak op schadevergoeding kan maken of om een andere vorm van genoegdoening kan verzoeken. De nadere bijzonderheden met betrekking tot de procedure ter verwezenlijking van deze rechten en de redenen voor het beperken van het recht op toegang richten zich naar de desbetreffende nationale wettelijke voorschriften van de lidstaat waarin de betrokkene zijn rechten doet gelden.
Amendement 60
Artikel 32 bis (nieuw)
Artikel 32 bis
De lidstaten nemen de maatregelen die nodig zijn om te waarborgen dat de bepalingen van dit hoofdstuk volledig ten uitvoer worden gelegd en zij bepalen doelmatige, evenredige en afschrikkende strafmaatregelen die ingeval van inbreuk worden opgelegd, met name van de bepalingen ter waarborging van de vertrouwelijkheid en veiligheid van de verwerking van persoonsgegevens.
Amendement 61
Artikel 32 ter (nieuw)
Artikel 32 ter
1.  Met het oog op de verstrekking van gegevens zoals bedoeld in de artikelen 3, 4, 9, 12, 14 en 16, wijst iedere lidstaat één of meer nationale contactpunten aan.
2.  De bevoegdheden van de nationale contactpunten worden bepaald door het hiervoor geldende nationale recht. Nationale contactpunten moeten op ieder moment beschikbaar zijn.
3.  De lijst van alle nationale contactpunten wordt door iedere lidstaat doorgegeven aan de andere lidstaten en wordt in het Publicatieblad van de Europese Unie gepubliceerd.
Amendement 62
Artikel 33, lid 2
2.  De conform lid 1 ingediende verklaringen kunnen te allen tijde worden gewijzigd door middel van een bij het secretariaat-generaal van de Raad ingediende verklaring. Het secretariaat-generaal van de Raad zendt de ontvangen verklaring door aan de lidstaten en de Commissie.
2.  De conform lid 1 ingediende verklaringen kunnen te allen tijde worden gewijzigd door middel van een bij het secretariaat-generaal van de Raad ingediende verklaring. Het secretariaat-generaal van de Raad zendt de ontvangen verklaring door aan de lidstaten, het Europees Parlement en de Commissie.
Amendement 63
Artikel 33, lid 2 bis (nieuw)
2 bis.  Verklaringen worden gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie, met uitzondering van die welke worden bedoeld in artikel 19, lid 4.
Amendement 64
Artikel 34
De Raad stelt conform de procedure van artikel 34, lid 2, onder c), tweede zin, van het VEU de maatregelen vast die nodig zijn voor de uitvoering van dit besluit op het niveau van de Unie.
1.   De Raad stelt slechts na raadpleging van het Europees Parlement uitvoeringsmaatregelen vast.
2.  De uitvoeringsmaatregelen worden ook toegezonden aan de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming, die zijn advies hierover kan uitbrengen.
Amendement 65
Artikel 35
Elke lidstaat draagt de operationele kosten die door zijn instanties bij de uitvoering van dit besluit zijn gemaakt. In bijzondere gevallen kunnen de betrokken lidstaten een afwijkende regeling overeenkomen.
Elke lidstaat draagt de operationele kosten die door zijn instanties bij de uitvoering van dit kaderbesluit zijn gemaakt. De kosten voor het functioneren van TESTA II (Trans-Europese telematicadiensten tussen overheidsdiensten) of een ander netwerk dat gebruikt wordt voor het uitwisselen van gegevens als bedoeld in hoofdstuk 2 van dit kaderbesluit, zijn echter ten laste van de algemene begroting van de Europese Unie.
Amendement 66
Artikel 36, lid 2
2.  Het staat de lidstaten vrij om bilaterale of multilaterale overeenkomsten of regelingen die betrekking hebben op de werkingssfeer van dit besluit aan te gaan of in werking te doen treden nadat het besluit van kracht is geworden, voor zover deze overeenkomsten of regelingen de mogelijkheid bieden de doelstellingen van dit besluit tussen de lidstaten te verruimen of te verbreden.
2.  Het staat de lidstaten vrij om bilaterale of multilaterale overeenkomsten of regelingen die betrekking hebben op de werkingssfeer van dit besluit aan te gaan of in werking te doen treden nadat het besluit van kracht is geworden, voor zover deze overeenkomsten of regelingen de mogelijkheid bieden de doelstellingen van dit kaderbesluit tussen de lidstaten te verruimen of te verbreden, met inbegrip van de doelstellingen inzake gegevensbescherming van dit kaderbesluit .
Amendement 67
Artikel 36, lid 4
4.  Binnen [… jaar] na het van kracht worden van dit besluit stellen de lidstaten de Raad en de Commissie in kennis van de bestaande overeenkomsten of regelingen in de zin van lid 1 die zij willen blijven toepassen.
4.  Binnen [… jaar] na het van kracht worden van dit kaderbesluit stellen de lidstaten het Europees Parlement, de Raad en de Commissie in kennis van de bestaande overeenkomsten of regelingen in de zin van lid 1 die zij willen blijven toepassen.
Amendement 68
Artikel 36, lid 5
5.  De lidstaten stellen de Raad en de Commissie ook in kennis van iedere nieuwe overeenkomst of regeling in de zin van lid 2, binnen drie maanden na de ondertekening daarvan, dan wel, voor de instrumenten die reeds vóór de aanneming van dit besluit waren ondertekend, binnen drie maanden na de inwerkingtreding daarvan.
5.  De lidstaten stellen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie ook in kennis van iedere nieuwe overeenkomst of regeling in de zin van lid 2, binnen drie maanden na de ondertekening daarvan, dan wel, voor de instrumenten die reeds vóór de aanneming van dit kaderbesluit waren ondertekend, binnen drie maanden na de inwerkingtreding daarvan.
Amendement 69
Artikel 37, lid 2
2.  De lidstaten delen het secretariaat-generaal van de Raad en de Commissie de tekst mede van de bepalingen waarmee zij hun verplichtingen uit hoofde van dit besluit in hun nationaal recht omzetten. Bij deze mededeling kan iedere lidstaat laten weten dat hij dit besluit onmiddellijk zal toepassen in zijn betrekkingen met de lidstaten die dezelfde kennisgeving hebben gedaan.
2.  De lidstaten delen het secretariaat-generaal van de Raad de tekst mede van de bepalingen waarmee zij hun verplichtingen uit hoofde van dit kaderbesluit in hun nationaal recht omzetten. Bij deze mededeling kan iedere lidstaat laten weten dat hij dit kaderbesluit onmiddellijk zal toepassen in zijn betrekkingen met de lidstaten die dezelfde kennisgeving hebben gedaan. Het secretariaat-generaal van de Raad stuurt de ontvangen kennisgevingen door aan de lidstaten, het Europees Parlement en de Commissie.
Amendement 70
Artikel 37 bis (nieuw)
Artikel 37 bis
1.  De Raad voert iedere twee jaar een evaluatie uit van de administratieve, technische en financiële toepassing en tenuitvoerlegging van dit kaderbesluit.
2.  De uitvoeringsvoorwaarden van het geautomatiseerde bevragen en vergelijken van DNA en gegevens in verband met vingerafdrukken worden zes maanden na inwerkingtreding van dit kaderbesluit geëvalueerd. De eerste evaluatie van gegevens inzake de registratie van voertuigen vindt plaats drie maanden na die datum.
3.  Evaluatieverslagen worden doorgestuurd aan het Europees Parlement en de Commissie.

(1) Nog niet in het PB gepubliceerd.
(2) Nog niet in het PB gepubliceerd.

Laatst bijgewerkt op: 9 september 2008Juridische mededeling