Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2006/2250(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A6-0323/2007

Ingediende teksten :

A6-0323/2007

Debatten :

PV 26/09/2007 - 2
CRE 26/09/2007 - 2

Stemmingen :

PV 26/09/2007 - 6.7
Stemverklaringen
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2007)0415

Aangenomen teksten
DOC 87k
Woensdag 26 september 2007 - Straatsburg Definitieve uitgave
Beleidsprioriteiten bij de bestrijding van illegale immigratie van onderdanen uit derde landen
P6_TA(2007)0415A6-0323/2007

Resolutie van het Europees Parlement van 26 september 2007 over de beleidsprioriteiten in het kader van de strijd tegen de illegale immigratie van onderdanen van derde landen (2006/2250(INI))

Het Europees Parlement ,

-   gezien de mededeling van de Commissie inzake de beleidsprioriteiten bij de bestrijding van illegale immigratie van onderdanen van derde landen (COM(2006)0402),

-   gezien de mededeling van de Commissie inzake het beleidsplan legale migratie (COM(2005)0669), en onder verwijzing naar zijn resolutie van 26 september 2007 (1) over dit onderwerp,

-   gezien het advies van het Comité van de Regio's van 13 februari 2007 over het "Beleidsplan legale migratie, de bestrijding van illegale immigratie en toekomst van het Europees Migratienetwerk" (2) ,

-   gezien de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van Brussel van 4 en 5 november 2004 en het daarin vervatte Haags Programma (3) ,

-   gezien de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement "Eén jaar algehele aanpak van migratie: naar een alomvattend Europees migratiebeleid" (COM(2006)0735),

-   gezien de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van 15 en 16 december 2005 over de "Algehele aanpak van migratie: prioritaire acties gericht op Afrika en het Middellandse-Zeegebied" die opnieuw zijn bevestigd middels de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van Brussel van 14 en 15 december 2006,

-   gezien de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van Brussel van 21 en 22 juni 2007 en het mandaat van de Intergouvernementele Conferentie op het gebied van justitie en binnenlandse zaken,

-   onder verwijzing naar zijn resolutie van 9 juni 2005 over de samenhang tussen legale en illegale immigratie en de integratie van migranten (4) ,

-   onder verwijzing naar zijn resolutie van 28 september 2006 inzake het gemeenschappelijk immigratiebeleid (5) waarin het Parlement betreurde dat "de Europese Unie zeven jaar na de goedkeuring van het programma van Tampere nog steeds geen samenhangend beleid voert inzake immigratie",

-   onder verwijzing naar zijn resolutie van 15 februari 2007 over de humanitaire situatie van Iraakse vluchtelingen (6) ,

-   gelet op Beschikking 2006/688/EG van de Raad van 5 oktober 2006 betreffende de instelling van een mechanisme voor wederzijdse informatie over maatregelen van de lidstaten op het gebied van asiel en immigratie (7) ,

-   gezien Verordening (EG) nr. 862/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende communautaire statistieken over migratie en internationale bescherming (8) ,

-   gezien het resultaat van de Ministeriële Conferentie EU-Afrika over migratie en ontwikkeling die op 10 en 11 juli 2006 in Rabat is gehouden,

-   gezien de gezamenlijke verklaring van Afrika en de EU over migratie en ontwikkeling die tijdens de Ministeriële Conferentie EU-Afrika van 22 en 23 november 2006 in Tripoli is opgesteld,

-   gezien het actieplan tegen de mensensmokkel dat de Raad op 1 en 2 december 2005 heeft goedgekeurd,

-   gezien zijn aanbeveling aan de Raad van 16 november 2006 (9) waarin wordt gepleit voor een nieuwe EU-strategie voor de bestrijding van mensensmokkel,

-   gezien de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's getiteld "Toepassing van de algehele aanpak van migratie op de grensregio's ten oosten en zuidoosten van de Europese Unie' (COM(2007)0247),

-   gezien de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over circulaire migratie en mobiliteitspartnerschappen tussen de Europese Unie en derde landen" (COM(2007)0248),

-   gezien het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van sancties voor werkgevers van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen (COM(2007)0249),

-   gezien Verordening (EG) nr. 863/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 tot instelling van een mechanisme voor de oprichting van snelle grensinterventieteams(10) ,

-   gelet op het Verdrag van Amsterdam, dat aan de Gemeenschap bevoegdheden en verantwoordelijkheden toekent op het gebied van immigratie en asiel, en gelet op artikel 63 van het EG-verdrag,

-   gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

-   gezien het verslag van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken en de adviezen van de Commissie buitenlandse zaken en de Commissie ontwikkelingssamenwerking (A6-0323/2007),

A.   overwegende dat migratie een wereldwijd verschijnsel is dat in omvang toeneemt en daarom ook de Europese Unie raakt,

B.   overwegende dat, volgens de schattingen, die overigens weinig overeenstemming vertonen, het aantal onderdanen van derde landen dat clandestien verblijft in de Europese Unie schommelt tussen 4,5 en 8 miljoen personen; voorts overwegende dat de kwaliteit en de samenhang van de beschikbare statistische informatie moet worden verbeterd,

C.   overwegende dat de migratiebewegingen zulke proporties hebben aangenomen dat de lidstaten deze ieder afzonderlijk niet meer kunnen beheersen en dat een algehele en samenhangende benadering van de immigratie op Europees niveau daarom noodzakelijk is; overwegende dat het ontbreken van een adequate reactie op de aankomst van irreguliere immigranten aan de grenzen van de Unie zowel de geringe solidariteit onder de lidstaten als de gebrekkige coördinatie in beleid aantoont, alle gedane verklaringen en toezeggingen ten spijt,

D.   overwegende dat een gemeenschappelijk immigratiebeleid binnen de Europese Unie vereist dat de lidstaten de volgende principes naleven: solidariteit, gedeelde verantwoordelijkheid, wederzijds vertrouwen en transparantie,

E.   overwegende dat immigratiebeleid algeheel moet zijn en dus rekening moet houden met een veelheid van aspecten, meer bepaald: de strijd tegen illegale immigratie en mensensmokkel, de nodige verbetering en coördinatie van legale immigratiewegen, redenen voor emigratie uit derde landen (negatieve drijfveren zoals onderontwikkeling, ellende, oorlogen, dictaturen, zwakke staatsinstellingen, gevolgen van de klimaatsverandering en van natuurramen, enz.), de aanlokkende factoren in de Unie (levensniveau, democratie, vrede, arbeid, desnoods illegaal, enz.), de demografische en economische behoeften van de lidstaten; de samenhang in de op plaatselijk, nationaal en Europees niveau genomen maatregelen, de vragen rond integratie en de mengeling van culturen, het naleven van de fundamentele rechten, en meer bepaald van het recht op asiel en niet-terugzending, de strijd tegen racisme en vreemdelingenhaat,

F.   overwegende dat de bestrijding van mensensmokkel, vooral waar het gaat om meer kwetsbare personen zoals vrouwen en kinderen, en de oprolling van de netwerken en maffiaorganisaties die hierop gedijen, voor de Unie een prioriteit vormen,

G.   overwegende dat velen met een irreguliere status oorspronkelijk de Europese Unie legaal zijn binnengekomen, maar daarna niet aan de inreisvoorwaarden zijn blijven voldoen,

H.   overwegende dat clandestiene en legale immigratie nauw samenhangen en dat de bestrijding van clandestiene immigratie van wezenlijk belang is voor het op gang brengen van een beleid voor legale immigratie,

I.   overwegende dat verruiming van legale immigratiemogelijkheden het irregulier binnenreizen zou kunnen terugdringen,

J.   overwegende dat de onwil van sommige regeringen om te erkennen dat de arbeidskracht van migranten nodig is, werkgevers in een moeilijke situatie kan brengen, als zij proberen zakelijke belangen in overeenstemming te brengen met de wettelijke vereisten inzake documenten,

K.   overwegende dat samenwerking tussen de EU en de lidstaten met derde herkomst- en transitlanden van essentieel belang is en dat er een doeltreffend en concreet beleid gericht op gezamenlijke ontwikkeling moet worden gevoerd om de diepere oorzaken van de immigratie in de derde landen aan te pakken,

L.   overwegende dat de publieke discussie nagenoeg voorbijgaat aan de oorzaken van immigratie evenals aan de positieve aspecten ervan (met name voor de economie en de demografie en voor de culturele verrijking van onze samenlevingen) en zich vooral richt op de moeilijkheden en problemen eromheen,

M.   overwegende dat immigratie binnen enkele decennia centraal in de publieke discussie in de Europese Unie is komen te staan, en tot een politiek zeer gevoelig onderwerp is geworden dat zich gemakkelijk leent voor demagogische en populistische doeleinden, en dat politici en mediavertegenwoordigers dienen te beseffen hoe belangrijk het is zich in deze kwestie van correct taalgebruik te bedienen,

Algemeen

1.   verwelkomt de benadering van de Commissie, die een zeer belangrijke rol speelt om een meer samenhangende en efficiëntere actie van de lidstaten tot stand te brengen;

2.   is verheugd over het reeds aangehaalde initiatief "Toepassing van de algehele aanpak van migratie op de grensregio's ten oosten en zuidoosten van de Europese Unie"; verzoekt de lidstaten en de Commissie ervoor te zorgen dat voldoende personele en financiële middelen worden toegewezen voor een degelijke uitvoering van de algehele aanpak van migratie;

3.   verwelkomt de institutionele implicaties van het ontwerpherzieningsverdrag als vastgesteld in het IGC-mandaat, in het bijzonder de uitbreiding van medebeslissing en gekwalificeerde meerderheid tot het gehele immigratiebeleid, de verduidelijking van de bevoegdheden van de EU inzake visa en grenscontrole en de uitbreiding van de bevoegdheid van de EU op de gebieden asiel en legale en illegale immigratie;

4.   vindt de inzameling en de harmonisering van statistische gegevens met betrekking tot migratieverschijnselen van fundamenteel belang; roept de lidstaten en de Commissie, samen met Eurostat, op om iets te doen aan het tekort aan samenhangende en betrouwbare gegevens, in samenspraak met het Europees Migratienetwerk (EMN) en met internationale organisaties zoals de OESO; is verheugd over de goedkeuring van de reeds aangehaalde Verordening (EG) nr. 862/2007; roept alle lidstaten op om statistieken op te stellen die overeenkomen met de geharmoniseerde definities en alle informatie te verstrekken die nodig is om de statistieken te interpreteren;

5.   is van mening dat immigratie een uitdaging op Europees en wereldniveau is, die dan ook op dit niveau moet worden aangepakt; dat de Unie als geheel moet zorgen voor de middelen om de drievoudige economische, demografische en sociale kans te grijpen die de immigratie kan vormen voor onze samenlevingenmaatschappijen;

6.   vindt het niet juist om de migratiestromen met overhaast optreden tegen te gaan, daar deze stromen al sinds jaren realiteit zijn en dus een aanpak op middellange en lange termijn vergen;

7.   meent dat de Unie in haar immigratiebeleid samenhangende acties moet ondernemen, zowel binnen als buiten haar grenzen (tweeledige - interne en externe - dimensie);

8.   beklemtoont dat elk conflict met een internationale dimensie - waar ook ter wereld - weer een impuls geeft voor migrantenstromen;

9.   verwacht van de Commissie dat zij een studie voorlegt over de gevolgen van de klimaatverandering op de migratiestromen, in samenspraak met de Verenigde Naties;

10.   herinnert eraan dat het aanspreken van vervoerders en autoriteiten van de landen van herkomst op hun verantwoordelijkheid, de versterking van de strafrechtelijke mogelijkheden om op te treden tegen smokkelnetwerken, illegale arbeid en mensenhandel, en het aan de kaak stellen van administratieve corruptie, essentiële elementen zijn voor de bestrijding van illegale immigratie, die daarnaast een hoog niveau van politiële en justitiële samenwerking vergt;

11.   onderstreept het belang van ontwikkelingssamenwerking, als middel tegen de dieperliggende oorzaken van de migratiestromen en als aanvullend - en niet alternatief - instrument voor het integratie- en migratiebeleid van de Unie;

12.   herinnert eraan dat met name de buurlanden van de EU in het Middellandse-Zeegebied en de oostelijke buurlanden het merendeel van de immigranten ontvangen die onderweg zijn naar Europa; acht het van wezenlijk belang dat erop wordt toegezien dat de fundamentele mensenrechten van deze immigranten worden geëerbiedigd, met bijzondere aandacht voor de rechten van niet-begeleide minderjarigen; onderstreept dat de EU haar samenwerking met alle mediterrane partnerlanden op het gebied van het beheer van migratiestromen dient te versterken, en deze landen dient bij te staan in hun strijd tegen illegale immigratie; wijst op het belang van het versterken van de banden tussen de Afrikaanse landen ten noorden en ten zuiden van de Sahara, en met de Aziatische landen van herkomst;

13.   herinnert eraan dat niet-reguliere immigranten niet mogen worden gelijkgesteld met misdadigers: velen onder hen riskeren wel degelijk hun leven om in Europa de vrijheid of middelen van bestaan te komen zoeken; vindt het de verantwoordelijkheid van de politici om werk te maken van een samenhangend en efficiënt beleid om illegale immigratie tegen te gaan, met inachtneming van waarborgen en de fundamentele mensenrechten, en daarbij het publiek te attenderen op de bijdrage die legale immigratie levert voor de ondersteuning van de economische groei en de demografische ontwikkeling in Europa;

14.   onderstreept dat alle maatregelen ter bestrijding van illegale immigratie en verscherping van de buitengrenscontrole de bestaande waarborgen en de fundamentele mensenrechten moeten respecteren, volgens de bepalingen die zijn opgenomen in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en in het Europees Verdrag voor de bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), meer bepaald voor wat betreft het recht op asiel en het recht op niet-terugzending;

15.   onderstreept dat het beheer van tijdelijke opvangcentra voor irreguliere immigranten binnen en buiten de Unie conform moet zijn met de fundamentele rechten, waarbij beste praktijken met name ten aanzien van huisvesting, scholing en toegang tot gezondheidszorg, geldmiddelen en rechtsbescherming uitgewisseld moeten worden tussen alle betrokken niveaus en organisaties, zoals lokale en nationale overheden, Europese instellingen en NGO's;

16.   is geschokt door de onmenselijke omstandigheden in sommige interneringscentra voor migranten en asielzoekers die door de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken zijn bezocht;

17.   zegt nogmaals het idee van opvang- en interneringscentra voor immigranten zonder geldige papieren en asielzoekers buiten de grenzen van de Unie en in de herkomstregio's van de migranten formeel af te wijzen;

18.   neemt nota van de herziening door de Commissie van Verordening (EG) nr. 343/2003 ("Dublin II"); herhaalt dat deze herziening nodig is en ook het grondbeginsel van de verordening moet betreffen, namelijk dat de lidstaat van eerste aankomst van de asielzoeker ook verantwoordelijk is voor de behandeling van diens asielaanvraag, daar deze regel een onevenredig grote en ondraaglijke last inhoudt voor bepaalde lidstaten;

19.   onderstreept dat er specifieke voorzorgen dienen te worden genomen voor vrouwen en kinderen, met name voor niet-begeleide minderjarigen, personen met ernstige gezondheidsproblemen of met een handicap, die zijn aangewezen op hulp en aangepaste beschermingsmaatregelen, vooral ingeval van terugkeermaatregelen;

20.   verzoekt de lidstaten in hun respectieve migratiebeleid een hoog niveau van bescherming van de gezondheid van immigranten op te nemen door te voorzien in preventieve zorg en medische behandelingen;

21.   roept op tot een versterkte samenwerking tussen de regionale en plaatselijke overheden, en tussen de sociale partners om de goede werkwijzen uit te wisselen, met name betreffende huisvesting, scholing en toegang tot gezondheidszorg;

22.   wijst op de noodzaak meer aandacht te besteden aan het taalgebruik in verband met clandestiene immigratie ten einde het beeld daarvan in de samenleving te verbeteren; meent dat meer gedaan moet worden aan onderwijs en voorlichting door de media, zodat de waarden van de Unie, zoals tolerantie, solidariteit, wederzijds respect en bestrijding van discriminatie en vreemdelingenhaat worden overgedragen;

Prioriteiten van de Commissie
Samenwerking met derde landen

23.   meent dat de multidimensionele aard van immigratie om nauwe samenwerking vraagt met alle betrokken derde landen; is van oordeel dat de ministeriële conferenties van Rabat en Tripoli in 2006 en het in juli 2007 in Brussel gehouden Global Migration Forum (waarbij het Europees Parlement was vertegenwoordigd) de aanzet gaven tot deze dialoog die nodig is tussen de landen van oorsprong en de transitlanden en de Europese landen van bestemming bij emigratie; dat deze dialoog het mogelijk moet maken de basis te leggen voor een echt partnerschap op basis van gezamenlijke ontwikkeling; vindt dat deze dialoog, voor wat de illegale immigratie betreft, moet beogen dat readmissieovereenkomsten worden gesloten of dat het functioneren ervan wordt verbeterd;

24.   noemt als voorbeeld van goede praktijken de samenwerkingsovereenkomsten inzake immigratie die een aantal lidstaten zijn aangegaan met verschillende Afrikaanse landen, en waarin het verband tussen migratie en ontwikkeling wordt gelegd; moedigt de lidstaten en de Commissie aan om de samenwerking te intensiveren en soortgelijke programma's te blijven ontwikkelen;

25.   verzoekt de Commissie en de Raad de regionale beschermingsprogramma's verder te ontwikkelen in samenwerking met de herkomst- en transitlanden, en het Parlement op de hoogte te brengen van de ervaring die is opgedaan bij de proefprojecten die tot nu toe ten uitvoer zijn gelegd; is verheugd over de start van een EU-programma betreffende migratie en ontwikkeling in Afrika, waaraan in eerste instantie een bedrag van veertig miljoen EUR is toegewezen en dat is gericht op het creëren van werkgelegenheid in Afrika, en vraagt de Commissie meer informatie te verschaffen over de praktische modaliteiten; prijst in dit verband de ondertekening door de Commissie, met steun van Spanje en Frankrijk, van de samenwerkingsovereenkomst met Mali, met het oog op de opening van het eerste Centrum voor voorlichting over en beheer van migratie, waarvan de oprichting uit dat programma gefinancierd zal worden;

26.   verzoekt de Commissie alle nodige maatregelen te treffen om de in de landen van herkomst beschikbare informatiebronnen over de mogelijkheden en voorwaarden van legale immigratie in de EU, uit te breiden;

27.   vraagt de EU en de regeringen van de ACS- en andere landen van herkomst beleid te voeren en toe te passen dat is gericht op een maximaal effect van geldovermakingen, door deze via de officiële overboekingsystemen te laten lopen en te zorgen dat grotere bedragen sneller en goedkoper, langs beter gekanaliseerde weg hun doel kunnen bereiken; is van mening dat de immigranten bij de ontwikkeling van hun land van herkomst betrokken moeten worden;

28.   vraagt de Commissie te zoeken naar geschikte manieren waarmee het gebruik van microkredieten kan worden gestimuleerd en ontwikkeld;

29.   vraagt van de Unie een samenhangend buitenlands beleid, met name waar het gaat om compatibiliteit en convergentie in de doelstellingen van het gemeenschappelijk handelsbeleid en van het ontwikkelingsbeleid; meent dat er een 'EU-ontwikkelingsplan voor Afrika' moet worden overwogen waarin financiële steun en handelsovereenkomsten afhankelijk worden gesteld van democratie, ontwikkeling van de mensenrechten en migratie, om de mensen een alternatief te bieden naast emigratie uit hun land;

30.   wenst dat kwesties in verband met illegale immigratie een prioritaire plaats krijgen in de betrekkingen van de EU met derde landen, met name de landen van herkomst en/of de transitlanden van illegale immigranten;

31.   verzoekt de Commissie het Parlement jaarlijks een overzicht voor te leggen van de middelen die zijn aangewend voor de bestrijding van de illegale immigratie en de geldende wetgeving, de toepassing daarvan door de lidstaten en de wetgeving die in voorbereiding is;

32.   herinnert eraan dat er speciale aandacht moet worden besteed aan het in werking stellen van artikel 13 van de Overeenkomst van Cotonou, zowel betreffende readmissie als betreffende de versterking van de door de overeenkomst voorziene dialoogprocedures; onderstreept het belang van capaciteitsopbouw op het gebied van migratiebeheer in de herkomst- en transitlanden ter versterking van de beschikbare diensten en middelen voor beheersing van het probleem (overheidsdiensten en wettelijk kader, opleiding en grensbewakingsteams, politie-eenheden die kunnen optreden tegen mensensmokkelaars, enz.); herinnert eraan dat alle ACS-staten moeten instemmen met de terugkeer en readmissie van hun illegaal op het grondgebied van een lidstaat aanwezige onderdanen op verzoek van deze lidstaat; wijst erop dat de herkomst- en transitlanden zich niet aan hun verantwoordelijkheid mogen onttrekken, dat zij verplicht zijn de clandestiene migratie te beheersen en voorlichtingscampagnes moeten organiseren waarin wordt gewezen op de gevaren, het terugkeerbeleid van de EU-lidstaten en de bestaande overeenkomsten inzake legale immigratie en de kansen die deze bieden;

33.   is van mening dat de steunverlening die door derde landen van de Europese Unie wordt gevraagd voor de strijd tegen netwerken van mensensmokkelaars en vervoerders van illegalen die op hun grondgebied opereren, afhankelijk gesteld moet worden van de medewerking van deze landen en de inspanningen die zij op dit terrein leveren;

Veiligheid en geïntegreerd beheer van de buitengrenzen

34.   onderstreept het belang van de grenscontrole in de strijd tegen illegale immigratie; bevestigt nogmaals dat grenscontrole zowel moet gebeuren in een geest van gedeelde verantwoordelijkheid en van solidariteit tussen de lidstaten als in het kader van onthaalvoorwaarden die de mensen waardig zijn, met volledig respect voor het recht op asiel en internationale bescherming, met name op niet-terugwijzing;

35.   meent dat FRONTEX de nodige middelen moet krijgen voor zijn activiteiten, zoals nadrukkelijk is bepaald in artikel 7 van Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad (Beheer van technische uitrusting); betreurt ten zeerste dat lidstaten hun beloften om hun logistieke en menselijke middelen bij te dragen ter ondersteuning van deze operaties niet zijn nagekomen; is van mening dat het centraal register van beschikbare technische uitrusting (Centralised Record of Available Technical Equipment - CRATE) of de zogenaamde "toolbox" alleen zinvol kunnen zijn als de lidstaten volledig voldoen aan hun verplichtingen op het gebied van technische uitrusting; moedigt FRONTEX aan tot het aangaan van werkovereenkomsten met partnerlanden van het Europees nabuurschapsbeleid en andere derde landen;

36.   is verheugd over de goedkeuring door het Europees Parlement en de Raad van de reeds aangehaalde verordening tot instelling van een mechanisme voor de oprichting van snelle grensinterventieteams, gebaseerd op het solidariteitsprincipe tussen de lidstaten; stelt vast dat in het RABIT-wetgevingsinitiatief de solidariteit op het gebied van de immigratie voor het eerst als verplichting wordt voorgesteld in plaats van slechts facultatieve optie; verzoekt de Commissie een nieuw wetgevingsvoorstel in te dienen in die zin dat het solidariteitsbeginsel ook als verplichting geldt ten aanzien van de toezeggingen van lidstaten betreffende het CRATE-register; herinnert eraan dat elke lidstaat moet zorgen voor de aanwezigheid van voldoende gekwalificeerd personeel en roept de lidstaten daarom op in te stemmen met de vorming van echte Europese snelle grensinterventieteams;

37.   verzoekt de lidstaten gemeenschappelijke permanente bewakingspatrouilles op te zetten die worden gecoördineerd door Frontex en het hele jaar door actief zijn in alle risicogebieden en in het bijzonder aan de zeegrenzen;

38.   verzoekt de Raad het netwerk van Europese patrouilles en het Europees systeem voor bewaking van de zuidelijke zeegrenzen zo spoedig mogelijk op te zetten;

39.   is van mening dat in de taken van Frontex en de snelle interventieteams aan de zeegrenzen ook de redding van migranten en asielzoekers in problemen of in levensgevaar moet worden opgenomen;

40.   maant alle lidstaten en derde landen het internationaal recht en de internationale verplichtingen inzake het opsporen en redden van drenkelingen na te komen; is van mening dat de lidstaten gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor het redden van levens op zee; neemt nota van het voorstel van Malta in de Raad JBZ dat de lidstaten moeten afspreken dat illegale immigranten die op zee door in de EU geregistreerde schepen worden gered in het gebied van een niet-EU-land dat bevoegd is voor zoek- en reddingsoperaties, maar dat weigert zich verantwoordelijk te stellen, strikt evenredig over de lidstaten worden verdeeld volgens een van te voren overeengekomen systeem;

41.   is van mening dat zuidelijke EU-lidstaten met buitengrenzen en met name kleinere lidstaten zoals Malta en Cyprus op dit moment buitensporig belast worden door de migratiestromen vanuit Afrika naar Europa, wat versterking van de maatregelen met het oog op een gezamenlijk beheer van de buitengrenzen van de Unie noodzakelijk maakt;

42.   verzoekt de Commissie in het kader van het Europees nabuurschapsbeleid concretere maatregelen te nemen voor het verlenen van technische en financiële steun aan buurlanden ter beveiliging van hun grenzen met de EU en met andere landen;

43.   pleit voor het gebruik van technologie bij de grenscontrole, voor systematische gebruikmaking van het visuminformatiesysteem en voor de invoering van een geautomatiseerd inreis/uitreisregistratiesysteem;

Beveiliging van reis- en identiteitsdocumenten

44.   acht het belangrijk dat in de herkomstlanden betrouwbare identiteitspapieren worden afgegeven, zodat illegale immigranten bij binnenkomst in de Unie gemakkelijker te identificeren zijn;

45.   is verheugd dat het Europees Parlement en de Raad het eens zijn geworden over het visuminformatiesysteem, dat de effectieve toepassing van het communautaire visumbeleid zal vergemakkelijken en de bestrijding van illegale immigratie ten goede zal komen;

46.   herinnert eraan dat de ontwikkeling van biometrische technieken voor een grotere beveiliging en authenticiteit van reisdocumenten - die van essentieel belang zijn voor de bestrijding van fraude, illegale immigratie en mensensmokkel - de grensoverschrijding voor bona fide reizigers makkelijker maakt en dat daarbij de gegevensbescherming in de zin van Richtlijn 95/46/EG dient te worden gerespecteerd ten aanzien van activiteiten onder de eerste pijler; wacht ten aanzien van activiteiten onder de derde pijler de goedkeuring van een specifiek kaderbesluit af, en steunt in dit verband de door het Duitse voorzitterschap ondernomen acties;

47.   stelt nogmaals dat zonder passende bescherming van persoonsgegevens aan invoering van een geautomatiseerde controle van personen die de Unie in- of uitreizen niet te denken valt; is van mening dat een dergelijk systeem het makkelijker zou maken de status van onderdanen van derde landen die de Europese Unie inreizen te verifiëren en de lidstaten beter in staat zou stellen na te gaan of een onderdaan van een derde land zijn toegestane verblijfsduur heeft overschreden;

De bestrijding van mensensmokkel

48.   is ervan overtuigd dat er bijzondere aandacht moet worden besteed aan de bestrijding van mensensmokkel en aan de slachtoffers ervan, vooral kwetsbare personen als vrouwen en minderjarigen, waarbij optreden tegen de smokkelaars een van de prioriteiten van de Unie moet worden; begroet het actieplan van de Commissie ter zake, en stelt met nadruk dat er in dit plan rekening mee wordt gehouden dat samenwerking met de herkomst- en transitlanden noodzakelijk is;

49.   beklemtoont dat de bestrijding van mensensmokkel, met name smokkel van vrouwen en kinderen, een prioriteit is van de EU, en dat voor deze actie de nodige financiële middelen moeten worden uitgetrokken;

50.   wijst erop dat met spoed duidelijke en concrete doeleinden vastgesteld moeten worden, zoals halvering van het aantal slachtoffers van mensensmokkel in de komende tien jaar; is evenwel van mening dat het primaire doel natuurlijk moet zijn om zo snel mogelijk helemaal een eind te maken aan deze vorm van misdaad;

51.   erkent dat veel vrouwen die het slachtoffer zijn van mensensmokkel als illegale immigranten in de Unie verblijven, in de meeste gevallen zonder toegang tot enige vorm van wettelijke of sociale bescherming; verzoekt de lidstaten om begrip te tonen voor hun situatie en overeenkomstig hun nationale wetgeving, hun situatie te verbeteren of hen te helpen naar huis terug te keren;

52.   onderstreept dat bij dit optreden vermeden moet worden dat de slachtoffers van mensensmokkel worden vervolgd of in hun belangen worden benadeeld;

53.   wijst erop dat de illegale immigratie enorme hoeveelheden geld in handen speelt van de maffia die de mensensmokkel controleert en corruptie, fraude en uitbuiting van de arbeid van de immigranten bevordert, wat de bestrijding van de illegale immigratie bemoeilijkt;

54.   stelt met ontzetting vast dat de criminele netwerken die verantwoordelijk zijn voor het overzetten van Afrikaanse bootvluchtelingen perfect georganiseerd zijn en dat Europa niet in staat is hen tegen te houden; de boten naar Europa zijn alle even groot, hebben meestal dertig mensen aan boord, hebben dezelfde kleur, zijn uitgerust met dezelfde motor, hebben voedsel, drank en andere provisie aan boord van dezelfde makelij en soort, allemaal factoren die duidelijk aantonen dat de criminaliteit tot nu toe efficiënter was dan het gemeenschappelijke Europese optreden; is ervan overtuigd dat dit cynische netwerk verantwoordelijk is voor de dood van honderden mensen die op zee zijn omgekomen; roept de Commissie en de Raad op om hun inspanningen in de strijd tegen de mensensmokkel te verdubbelen;

55.   roept de Instellingen, de lidstaten en Europol ertoe op te streven naar uitvoering van het middellange termijn actieprogramma tegen mensensmokkel, dat moet zijn gericht op mensenhandelaars, mensensmokkelaars en maffiaorganisaties;

56.   neemt nota van Richtlijn 2004/81/EG van de Raad van 29 april 2004 betreffende de verblijfstitel die in ruil voor samenwerking met de bevoegde autoriteiten wordt afgegeven aan onderdanen van derde landen die het slachtoffer zijn van mensensmokkel of hulp hebben gekregen bij illegale immigratie(11) , en het in december 2005 goedgekeurde EU-plan inzake de beste praktijken, normen en procedures bij de voorkoming en bestrijding van mensensmokkel(12) , en is verheugd over de reeds aangehaalde gezamenlijke verklaring van Afrika en de EU migratie en ontwikkeling;

57.   herinnert aan de belangrijke bijdrage die de in 2003 door de Commissie ingestelde Groep van deskundigen inzake mensensmokkel heeft geleverd met zijn aanbevelingen voor controle en beleid en verwacht dat deze groep zijn werkzaamheden zal kunnen voortzetten;

De regularisatiekwestie

58.   herinnert eraan dat vele lidstaten tot regularisaties zijn overgegaan of deze hebben aangekondigd, en dat zulke besluiten bij de huidige stand van het recht tot de beslissingsbevoegdheid van de lidstaten behoren maar niettemin vaak duiden op het gemis van adequate maatregelen voor een probleem dat in de meeste lidstaten niet meer uit de samenleving is weg te denken; is van mening dat massale regularisatie van illegale immigranten een eenmalige gebeurtenis moet blijven omdat hiermee de werkelijke onderliggende problematiek niet wordt aangepakt;

59.   is zich ervan bewust dat een wijziging van de immigratiepolitiek in één lidstaat de migratiestromen en de evolutie in andere lidstaten kan beïnvloeden; meent dat de lidstaten, in overeenstemming met de beginselen van loyale samenwerking en wederzijdse solidariteit, een wederzijds informatiesysteem (van de nationale maatregelen op het vlak van migratie en asiel die mogelijk een invloed hebben op andere lidstaten of op de Gemeenschap) moeten hanteren, en merkt op dat er in 2007 ook een dergelijk systeem is begonnen te functioneren voor uitwisseling van informatie en ervaring met beste praktijken, zoals uit de laatste JBZ-bijeenkomsten blijkt;

De strijd tegen een essentiële aantrekkingsfactor: zwartwerk

60.   verwelkomt het reeds aangehaalde voorstel van de Commissie voor een richtlijn tot vaststelling van sancties tegen werkgevers van onderdanen van derde landen die illegaal in de Unie verblijven, die hoofdzakelijk voorziet in administratieve sancties, uitsluiting van overheidsopdrachten en, voor de ergste misdrijven, strafrechtelijke maatregelen;

61.   vraagt de Europese Unie en de lidstaten krachtig op te treden tegen illegale arbeid door immigranten door invoering van sancties tegen werkgevers, opvoering van de arbeidsinspecties op basis van de benodigde personele en materiële middelen voor bestrijding van illegale aanwerving, en bevordering van maatregelen ter bescherming van immigranten;

62.   stelt met nadruk dat maatregelen tegen illegale arbeid behalve een economisch en sociaal ook een psychologisch aspect hebben: door een van de factoren weg te nemen die Europa zo aantrekkelijk maken (werk, desnoods onder mensonwaardige omstandigheden) wordt getracht de emigratiedrang naar de EU te verminderen en daarbij tevens het zwarte circuit terug te dringen;

63.   meent dat maatregelen tegen illegale arbeid te lang op zich hebben laten wachten, ofschoon dit toch één van de belangrijkste aantrekkingsfactoren is voor illegale immigratie die bovendien uitbuiting in de hand werkt.

64.   dringt bij de verschillende ter zake bevoegde Raadsformaties aan om bij de behandeling van dit voorstel voor een richtlijn hun inspanningen tot coördinatie te verdubbelen;

65.   roept de lidstaten op tot een rigoureuze toepassing van hun nationale wettelijke bepalingen inzake zwartwerk, die binnenkort in overeenstemming met de toekomstige richtlijn moeten zijn;

66.   is van mening dat de lidstaten zich onvoldoende inspannen tot opsporing van illegale arbeid, met name in de sectoren waar veelal migranten werken; roept de Commissie en de lidstaten op om deze uitbuiting hard aan te pakken; meent dat dit onder meer bereikt kan worden met voorlichtingscampagnes voor werkgevers en werknemers om de aandacht te vestigen op de negatieve gevolgen die zwartwerk kan hebben voor de nationale socialeverzekeringssystemen, overheidsfinanciën, eerlijke concurrentie, economische prestaties en de werknemers zelf; onderstreept dat vertegenwoordigers van de sociale partners kanten hierbij betrokken moeten worden;

Terugkeerbeleid

67.   herinnert aan de verantwoordelijkheid van de landen van oorsprong en van de transitlanden voor wat betreft readmissie en is voorstander van een Europees terugkeerbeleid dat zowel efficiënt is als in overeenstemming met de waardigheid en de fysieke integriteit van het individu, overeenkomstig het EVRM en de Conventie van Genève;

68.   bepleit dat het voorstel voor een richtlijn inzake terugkeer nog tijdens het Portugese Voorzitterschap wordt goedgekeurd, en dat de regels en voorwaarden voor het terugkeerbeleid op Europees niveau worden vastgelegd; onderstreept het belang van een doeltreffend terugkeerbeleid als een van de factoren die clandestiene immigratie kunnen ontmoedigen;

69.   verzoekt de Commissie het terugkeerbeleid te evalueren (doelmatigheid van de thans geldende overeenkomsten in alle lidstaten, analyse van de oorzaken van de vertragingen bij de onderhandelingen over partnerschapsovereenkomsten met de betrokken derde landen, praktijken in herkomst- en transitlanden, praktische uitvoering van readmissieovereenkomsten, ook getoetst aan de grondrechten, enz.);

70.   verzoekt de Raad en de Commissie voor wat betreft de readmissie van illegale immigranten Europese overeenkomsten met de betrokken derde landen te ontwikkelen;

De informatie-uitwisseling verbeteren dankzij bestaande instrumenten

71.   roept alle betrokken actoren op hun informatie-uitwisseling te versterken, zonodig via Frontex en Europol; beschouwt de samenwerking tussen "immigratie"-verbindingsofficieren als prioriteit; meent dat het Parlement regelmatig op de hoogte moet worden gehouden van de ontwikkelingen en de resultaten van het ICONet;

Verantwoordelijkheid van de vervoerders

72.   acht een evaluatie noodzakelijk van de op dit gebied genomen maatregelen, en in het bijzonder van de uitvoering van Richtlijn 2001/51/EG van de Raad van 28 juni 2001 tot aanvulling van het bepaalde in artikel 26 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen van 14 juni 1985(13) en van het forum, opgericht in 2001 en samengesteld uit vertegenwoordigers van de lidstaten, van de transportsector en van humanitaire organisaties;

73.   nodigt de Commissie en de Raad uit tot deelname aan een jaarlijks debat in het Parlement over het immigratiebeleid van de Europese Unie; verzoekt de Commissie bij deze gelegenheid een volledig verslag voor te leggen over de ontwikkeling van de immigratie in Europa, voorzien van alle statistische gegevens;

74.   roept zijn bevoegde commissie op een uitvoerige en regelmatige dialoog te voeren met de nationale parlementscommissies die zich met immigratie bezighouden, en haar samenwerking met de Commissie voor migratie, vluchtelingen en demografie van de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa voort te zetten;

75.   verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regeringen en parlementen van de lidstaten, alsmede aan de Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen van de Verenigde Naties en de Internationale Organisatie voor Migratie.

(1) Aangenomen teksten, P6_TA(2007)0414.
(2) PB C 146 van 30.6.2007, blz. 1.
(3) Besluiten van de Europese Raad, Bijlage I, Punt III
(4) PB C 124 E van 25.5.2006, blz. 535.
(5) PB C 306 E van 15.12.2006, blz. 394.
(6) Aangenomen teksten, P6_TA(2007)0056.
(7) PB L 283 van 14.10.2006, blz. 40
(8) PB L 199 van 31.7.2007, blz. 23.
(9) PB C 314 E van 21.12.2006, blz. 355.
(10) PB L 199 van 31.7.2007, blz. 30.
(11) PB L 261 van 6.8.2004, blz. 19.
(12) PB C 311 van 9.12.2005, blz. 1.
(13) PB L 187 van 10.7.2001, blz. 45.

Laatst bijgewerkt op: 2 juni 2008Juridische mededeling