Resolutie van het Europees Parlement over verklaringen inzake nationaal beheer
Het Europees Parlement
,
– gelet op artikel 274 van het EG-Verdrag,
– gelet op artikel 108, lid 5 van zijn Reglement,
A. overwegende dat het in zijn resolutie van 12 april 2005 met de opmerkingen die integrerend deel uitmaken van het besluit tot het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen voor het begrotingsjaar 2003, Afdeling III - Commissie(1)
, met grote meerderheid aangenomen, voorgesteld heeft dat elke lidstaat voor zijn besteding van EU-middelen in een verklaring ex ante zijn intenties openbaar maakt en in een jaarlijkse verklaring ex post de betrouwbaarheid van zijn rekeningen bevestigt,
B. overwegende dat de Commissie het initiatief met genoegen begroet heeft en het in haar mededeling van 15 juni 2005 aan het Europees Parlement, de Raad en de Europese Rekenkamer over een stappenplan voor een geïntegreerd intern controlekader (COM(2005)0252) overneemt,
C. overwegende dat de bevindingen van de Europese Rekenkamer duidelijk aantonen dat de voornaamste problemen met de wettelijkheid en regelmatigheid van verrichtingen zich op de allereerste plaats op het niveau van de lidstaten voordoen,
D. overwegende dat de Ecofin-Raad van 8 november 2005 het voorstel van het Parlement inzake nationale verklaringen niet aangenomen heeft,
1. verheugt zich over de steun van de Commissie voor de voorgestelde nieuwe instrumenten en erkent dat de Commissie van een betrouwbaarheidsverklaring zonder voorbehoud een van haar strategische prioriteiten voor de periode tot 2009 maakt;
2. is er vast van overtuigd dat er niet meer maar betere controle nodig is en dat betrouwbaarheid op de eerste plaats het werk van de lidstaten en niet het resultaat van meer controle ter plaatse door de diensten van de Commissie moet zijn;
3. denkt dat de Commissie zonder aanzienlijke vooruitgang in de richting van daadwerkelijke toezicht- en controlesystemen in de lidstaten, en zonder de vaste wil om de gebreken te verhelpen die in die systemen aan het licht komen, niet in staat zal zijn om goede informatie over de wettelijkheid en regelmatigheid van de verrichtingen te verkrijgen;
4. drukt zijn diepe teleurstelling uit over het feit dat de Raad op zijn debat met de Rekenkamer over het jaarverslag 2004 niet vertegenwoordigd was, hetgeen de veronderstelling wettigt dat hij voor de kwijtingsprocedure weinig belangstelling heeft;
5. vraagt de voorzitter van de Raad en de vertegenwoordigers van de lidstaten om de kwijtingsprocedure in het vervolg grotere voorrang te verlenen;
6. beschouwt verklaringen op nationaal niveau als een belangrijk en eenvoudig instrument om de werking van toezicht- en controlesystemen te verbeteren en als wezenlijk middel om de lidstaten grotere verantwoordelijkheid te geven;
7. meent ook dat dergelijke verklaringen volledig verenigbaar zijn met artikel 274, eerste alinea, tweede zin, van het EG-Verdrag, volgens hetwelk "De lidstaten met de Commissie samenwerken om te verzekeren dat de toegekende kredieten volgens het beginsel van goed financieel beheer worden gebruikt";
8. erkent dat de nationale verklaringen in sommige gevallen in de praktijk meerdere verklaringen met nationale structurering in plaats van één enkele zullen moeten bevatten om rekening te houden met het federaal en gedecentraliseerd politiek bestel van sommige lidstaten;
9. benadrukt dat het als voornaamste principe verdedigt dat de politieke overheden in de lidstaten volledige verantwoordelijkheid voor de middelen dragen die tot hun beschikking gesteld worden;
10. vestigt er de aandacht op dat afdoende toezicht- en controlesystemen van het grootste belang zijn, vooral bij de Europese Unie, waar sterk risicodragende uitgaven een aanzienlijk deel van de begroting vertegenwoordigen, omdat ze afhankelijk zijn van gegevens die door de begunstigden zelf verstrekt zijn;
11. beschouwt een betrouwbaarheidsverklaring zonder voorbehoud als onmogelijk zonder wezenlijke verbeteringen in de toezicht- en controlesystemen van de lidstaten en betreurt dat de kritiek op de begroting van de Europese Unie en de manier waarop 'Brussel' de middelen gebruikt, onder de gegeven omstandigheden zal blijven duren;
12. herinnert aan zijn resolutie van 8 juni 2005 over beleidsuitdagingen en begrotingsmiddelen in de uitgebreide Unie 2007-2013(2)
, dat het bij ontstentenis van nationale verklaringen bezwaarlijk een nieuwe interinstitutionele overeenkomst over de nieuwe financiële vooruitzichten voor de periode 2007-2013 kan aanvaarden;
13. vraagt de Raad om de conclusies van zijn vergadering van 8 november 2005 te herzien om de weg te effenen voor een constructieve dialoog met het Parlement over de nieuwe financiële vooruitzichten en doeltreffende toezicht- en controlesystemen voor de EU-uitgaven in de lidstaten op te richten en in werking te stellen, zoals de Europese belastingbetaler verwacht;
14. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen van de lidstaten, het Hof van Justitie, de Rekenkamer, de Europese Investeringsbank en de financiële controle-organen van de lidstaten op nationaal en regionaal niveau.