Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 11 december 2007 betreffende het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa (16477/1/2006 – C6-0260/2007 – 2005/0183(COD))
(Medebeslissingsprocedure: tweede lezing)
Het Europees Parlement
,
– gezien het gemeenschappelijk standpunt van de Raad (16477/1/2006 – C6-0260/2007),
– gezien zijn in eerste lezing geformuleerd standpunt(1)
inzake het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2005)0447),
– gelet op artikel 251, lid 2 van het EG-Verdrag,
– gezien de hierbij als bijlage gehechte verklaring van de Commissie,
– gelet op artikel 62 van zijn Reglement,
– gezien de aanbeveling voor de tweede lezing van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A6-0398/2007),
1. hecht zijn goedkeuring aan het gemeenschappelijk standpunt, zoals geamendeerd;
2. verzoekt zijn Voorzitter om het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
Standpunt van het Europees Parlement in tweede lezing vastgesteld op 11 december 2007 met het oog op de aanneming van Richtlijn 2008/…/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa
(Aangezien het Parlement en de Raad tot overeenstemming zijn geraakt, komt het standpunt van het Parlement in tweede lezing overeen met het definitieve wetsbesluit: Richtlijn 2008/50/EG.)
Verklaring van de Commissie bij de vaststelling van de nieuwe richtlijn betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa
De Commissie neemt nota van de door de Raad en het Europees Parlement goedgekeurde tekst voor de richtlijn betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa. De Commissie stelt in het bijzonder vast dat het Europees Parlement en de lidstaten in artikel 22, lid 4, en overweging 16
van de richtlijn veel belang hechten aan maatregelen van de Gemeenschap voor de vermindering van de uitstoot van luchtverontreinigende stoffen aan de bron.
De Commissie erkent dat er alleen wezenlijke vooruitgang kan worden geboekt met de doelstellingen van het zesde milieuactieprogramma als de uitstoot van schadelijke luchtverontreinigende stoffen wordt verminderd. In de mededeling van de Commissie betreffende een thematische strategie inzake luchtverontreiniging wordt een aanzienlijk aantal mogelijke maatregelen van de Gemeenschap genoemd. Sinds de aanneming van deze strategie is er met deze en andere maatregelen behoorlijke vooruitgang geboekt.
–
De Raad en het Parlement hebben reeds nieuwe wetgeving goedgekeurd om de uitlaatemissies van lichte bedrijfsvoertuigen te beperken.
–
De Commissie heeft reeds een nieuw wetvoorstel geadopteerd om de doeltreffendheid van de wetgeving inzake industriële uitstoot in de Gemeenschap te verbeteren, onder andere voor intensieve landbouwinstallaties en maatregelen om kleinschaligere industriële verbrandingsbronnen aan te pakken.
–
De Commissie reeds een nieuw wetvoorstel geadopteerd om de uitlaatemissies van motoren in zware vrachtwagens te beperken.
–
Voor 2008 heeft de Commissie nieuwe wetgevingsvoorstellen gepland die beogen:
–
de toegestane nationale emissies van de ergste verontreinigende stoffen van de lidstaten verder te verminderen;
–
de emissies die optreden bij het tanken van benzineauto's aan pompstations te verminderen;
–
het zwavelgehalte van brandstoffen te verminderen, met inbegrip van brandstoffen voor de zeescheepvaart.
–
Ook zijn de voorbereidingen aan de gang om te onderzoeken of het haalbaar is:
–
het ecologisch ontwerp van huishoudelijke boilers en heetwatertoestellen te verbeteren en de emissies daarvan te verminderen;
–
het gehalte aan oplosmiddelen van verven, vernissen en producten voor het overspuiten van voertuigen te verminderen;
–
de uitlaatemissies van niet voor de weg bestemde mobiele machines te verminderen en daarbij zoveel mogelijk gebruik te maken van de reeds door de Commissie voorgestelde brandstoffen voor zulke voertuigen met een lager zwavelgehalte.
–
Verder blijft de Commissie bij de Internationale Maritieme Organisatie aandringen op wezenlijke emissieverminderingen van schepen en is voornemens voorstellen voor maatregelen van de Gemeenschap te gaan doen indien de in 2008 voorziene voorstellen van de IMO niet ambitieus genoeg blijken te zijn.
De Commissie moet zich echter houden aan de doelstellingen van haar initiatief inzake betere regelgeving en haar voorstellen schragen op een uitgebreide beoordeling van de gevolgen en de voordelen. Met het oog hierop en overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap zal de Commissie de behoefte aan nieuwe wetgevingsvoorstellen blijven evalueren maar behoudt zij zich het recht voor te beslissen of en wanneer zij dergelijke voorstellen zal doen.