Resolutie van het Europees Parlement van 19 februari 2008 over transparantie in financiële aangelegenheden (2007/2141(INI))
Het Europees Parlement
,
– gezien het Groenboek van de Commissie over het Europees transparantie-initiatief (COM(2006)0194),
– gezien de mededeling van de Commissie over de follow-up van het Groenboek over het Europees transparantie-initiatief (COM(2007)0127),
– gelet op artikel 255 van het EG-Verdrag,
– onder verwijzing naar artikel 45 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A6-0010/2008),
A. overwegende dat een transparant beleid de burgers in staat stelt beter aan het besluitvormingsproces deel te nemen en dat de instellingen van de EU daardoor meer legitimiteit genieten, efficiënter werken en binnen een democratisch bestel gemakkelijker verantwoording aan de burgers kunnen afleggen,
B. overwegende dat transparantie ertoe bijdraagt dat de beginselen van de democratie en de eerbiediging van de grondrechten, zoals vastgelegd in artikel 6 van het EU-Verdrag en in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, worden versterkt,
C. overwegende dat het publiek bij meer transparantie binnen de instellingen van de EU beter zal begrijpen hoe de middelen van de EU in feite worden aangewend, terwijl men de uitgaven van de EU gemakkelijker op hun effectiviteit kan beoordelen,
Openbaarmaking van informatie over de begunstigden van middelen van de EU (praktische tenuitvoerlegging)
1. wijst erop dat in artikel 30, lid 3, alinea 1 van het Financieel Reglement, als gewijzigd op 13 december 2006(1)
– onder het hoofdstuk inzake het transparantiebeginsel – het volgende wordt gesteld:"
De Commissie stelt op passende wijze haar informatie over de begunstigden van begrotingsmiddelen ter beschikking wanneer de begroting op een gecentraliseerde wijze en rechtstreeks door haar diensten wordt uitgevoerd; in geval van andere beheersvormen stelt de Commissie op passende wijze de informatie over de begunstigden van middelen ter beschikking die haar wordt toegezonden door de instanties waaraan taken met betrekking tot de uitvoering van de begroting zijn gedelegeerd
"
2. is van mening dat transparantie nauw samenhangt met de vraag of de ter beschikking gestelde informatie over de begunstigden gemakkelijk toegankelijk is, betrouwbaar en geschikt voor nader onderzoek, vergelijkingen en evaluatie, en meent derhalve dat bij de omzetting in de praktijk van de in het Financieel Reglement gebezigde formulering "op passende wijze" rekening moet worden gehouden met deze behoeften;
Middelen van de EU die op een gecentraliseerde wijze worden beheerd
3. wijst erop dat men, waar het gaat om transparantie ten aanzien van de 20% van de EU-middelen die rechtstreeks en centraal door de Commissie worden beheerd (subsidies en overheidsopdrachten), kan kijken op de twee onderstaande websites, waar men onder andere informatie omtrent de identiteit van de begunstigden kan vinden:
4. verzoekt de Commissie om de adressen van de beide websites met informatie over de begunstigden van EU-middelen die rechtstreeks en centraal door haar worden beheerd, uitdrukkelijk te vermelden in alle documenten over de EU-begroting en/of projecten en programma's die onder de verantwoordelijkheid van de Commissie vallen;
Middelen van de EU die gedeeld, decentraal of gemeenschappelijk worden beheerd
5. stelt vast dat in de gevallen waarin de Commissie de begroting onder gedeeld beheer uitvoert, de lidstaten krachtens artikel 53 ter van het Financieel Reglement op grond van lid 2, onder d) van genoemd artikel gehouden zijn:"
door middel van relevante sectorale verordeningen en in overeenstemming met artikel 30, lid 3, te zorgen voor een adequate jaarlijkse bekendmaking achteraf van de begunstigden van begrotingsmiddelen
"
6. wijst er tevens op dat derde landen en internationale organisaties waaraan uitvoeringstaken zijn gedelegeerd, krachtens artikel 53 quater en quinquies gehouden zijn "in overeenstemming met artikel 30, lid 3, te zorgen voor een adequate jaarlijkse bekendmaking achteraf van de begunstigden van begrotingsmiddelen";
7. wijst erop dat de Commissie in haar ontwerpverklaring over transparantie die als bijlage is toegevoegd aan de uitkomsten van de bemiddelingsprocedure met betrekking tot het herziene Financieel Reglement, het volgende heeft toegezegd:"
De Commissie verplicht zich ertoe te waarborgen dat de sectorspecifieke uitvoeringsverordeningen in een vergelijkbare openbaarmaking van informatie over ontvangers van middelen uit de landbouwfondsen (ELFPO(2)
en ELGF(3)
) voorzien als de sectorspecifieke uitvoeringsverordeningen voor de structuurfondsen. Er zal met name zorg worden gedragen voor adequate jaarlijkse publicatie ex post van de bedragen die iedere begunstigde uit deze fondsen heeft ontvangen, uitgesplitst naar de belangrijkste uitgavencategorieën
"
8. merkt op dat er thans op website http://ec.europa.eu/agriculture/funding/index_en.htm van de Commissie links zijn te vinden naar de databases van de veertien lidstaten die informatie beschikbaar stellen over de begunstigden van subsidies uit het gemeenschappelijk landbouwbeleid die onder gedeeld beheer vallen; betreurt echter dat de gegevens zo onoverzichtelijk en versnipperd en van zo wisselende kwaliteit zijn dat er nauwelijks informatie te vinden is; verzoekt de Commissie een voorbeeld te nemen aan de zeer toegankelijke website http://www.farmsubsidy.org/, die zeer goed functioneert en zonder overheidsmiddelen is opgezet;
9. stelt vast dat de Commissie ten aanzien van de links op haar webpagina voorbehoud maakt omdat ze zijn gebaseerd op gegevens die door de lidstaten zijn verstrekt en lang niet altijd even volledig en gedetailleerd zijn, reden waarom de Commissie niet voor hun juistheid of volledigheid kan instaan en voor het gebruik ervan geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid aanvaardt;
10. staat erop dat de Commissie verantwoordelijkheid op zich neemt om voor volledige en betrouwbare gegevens te zorgen en derhalve de noodzakelijke stappen onderneemt om de autoriteiten van de lidstaten ertoe te brengen dergelijke gegevens te verstrekken;
Openbaarmaking van de identiteit van begunstigden - algemene opmerkingen
11. is van mening dat de webpagina's van de Commissie die informatie bevatten over de begunstigden van EU-middelen van welke categorie dan ook, zoals contracten, subsidies of uitgaven van structuur- of landbouwfondsen (of andere vormen van financiering) in principe zodanig dienen te worden opgezet dat men daarin niet alleen informatie over individuele begunstigden kan vinden, maar ook op basis van specifieke criteria onderzoek kan doen om vanuit verschillende gezichtspunten een algemeen beeld te krijgen dat vervolgens met de uitvoeringscijfers van de Commissie kan worden vergeleken;
12. verzoekt de Commissie de politieke verantwoordelijkheid te aanvaarden voor het publiceren van informatie over begunstigden van financiering uit middelen van de EU, ongeacht de beheersvorm waaronder deze vallen;
13. benadrukt dat het niet voldoende is als men informatie als zodanig publiceert en dat men daar alleen zinvol gebruik van kan maken als de gegevens op een rationele wijze worden georganiseerd, ingedeeld en gepresenteerd;
14. wijst erop dat de EU werkzaam is in verschillende programma's of sectoren waaruit individuele begunstigden financiering kunnen ontvangen; erkent dat het daarom leerzaam kan zijn om in alle sectoren na te gaan welke bedragen aan een individuele begunstigde zijn verstrekt; vraagt de Commissie te onderzoeken of het mogelijk is een algemene zoekmachine op te zetten waarmee men over het hele bereik van de activiteiten die de EU onderneemt op het gebied van contracten, toelagen, subsidies, onderzoeksprogramma's, landbouw- of structuurfondsen, gecentraliseerd dan wel gedecentraliseerd beheer, enz., de gegevens van individuele begunstigden kan opvragen;
15. verzoekt de Commissie om rekening te houden met de opmerkingen in deze resolutie en om vóór de volgende Europese verkiezingen in 2009 een volledig operationeel informatiesysteem voor het brede publiek in te voeren met gegevens over alle begunstigden van EU-subsidies en uitstaande vorderingen;
Verklaring financiële belangen van de bekleders van een openbaar ambt in de instellingen van de EU
16. wijst erop dat de instellingen van de EU momenteel een verschillende aanpak hanteren als het erom gaat van hun leden een verklaring financiële belangen te vragen: zo wordt bijvoorbeeld door het Europees Parlement een openbaar register bijgehouden, terwijl in sommige andere gevallen in het geheel geen verklaring verlangd wordt;
17. is van mening dat alle instellingen dienen te overdenken of de huidige beginselen en regels afdoende zijn en wijst erop dat het misschien noodzakelijk is om de regels van het Europees Parlement te herzien in verband met de verplichte openbaarmaking van financiële belangen op het internet;
18. stelt vast dat de Commissie opdracht heeft gegeven tot een studie die aan haar Europees transparantie-initiatief is gekoppeld en waarin onderzoek wordt gedaan naar de ethische regels en normen voor de bekleders van een openbaar ambt in de Europese instellingen en in nationale parlementen, nationale regeringen, constitutionele hoven (hooggerechtshoven), algemene rekenkamers en centrale of nationale banken van de 27 lidstaten van de EU en van Canada en de Verenigde Staten van Amerika, en dat deze studie waar het gaat om de instellingen van de EU onderzoek zal doen naar de ethische regels en normen in de Europese Commissie, het Europees Parlement, de Europese Rekenkamer, het Europees Hof van Justitie, de Europese Centrale Bank en de Europese Investeringsbank;
19. is zich ervan bewust dat de Commissie ernaar streeft voor alle instellingen van de EU een "gemeenschappelijke ethische ruimte" te scheppen;
20. wijst erop dat de Commissie naar aanleiding van de aanbevelingen in het tweede verslag van 10 september 1999 van het Comité van onafhankelijke deskundigen, en het Witboek betreffende de administratieve hervormingen van de Commissie van 1 maart 2000, een voorstel heeft uitgewerkt tot oprichting van een "Adviesgroep gedragsnormen openbaar bestuur"(4)
, die onder andere tot taak zou hebben om bekleders van een openbaar ambt vooraf zodanig te begeleiden dat zij situaties waarin sprake is van een mogelijke belangentegenstelling kunnen vermijden;
21. is van mening dat het niet terecht zou zijn om voor alle ambtsdragers in de EU één enkele adviesraad op te richten, dit met het oog op de bijzondere situatie van de leden van het Europees Parlement die direct door de burgers worden gekozen;
22. is desalniettemin van mening dat elke instelling voor haar leden gedragsregels dient op te stellen (al naar gelang het specifieke karakter van de betreffende instelling) op basis van haar huidige praktijken met betrekking tot alle relevante financiële belangen;
23. is van mening dat de gedragsregels van de verschillende instellingen ook betrekking dienen te hebben op de algemene politieke, financiële en juridische verantwoordelijkheid van hun leden;
24. wijst erop dat het Europees Hof van Justitie onlangs naar aanleiding van de recente kwijtingsbesluiten van het Europees Parlement een gedragscode(5)
voor zijn rechters heeft aanvaard; stelt vast dat de Europese Rekenkamer in de context van haar peer review
in verband met de rol die zij in de toekomst zal spelen, de mogelijkheid van een soortgelijk besluit overweegt;
25. deelt de mening van de Europese Ombudsman (klacht 3269/2005/TN) dat het van wezenlijk belang is dat de namen van individuele lobbyisten die bijeenkomsten met commissarissen organiseren, openbaar worden gemaakt;
Vorderingen en afstand van vorderingen
26. stelt vast dat bij "vordering" sprake kan zijn van vier verschillende soorten procedures:
–
de terugvordering van bedragen die ten onrechte door de lidstaten zijn uitgekeerd aan landbouworganisaties of organisaties die aan structurele maatregelen deelnemen, als er fouten zijn vastgesteld die het gevolg zijn van onachtzaamheid, of, in een enkel geval, van bewuste opzet,
–
de invordering van boetes die door de Commissie aan organisaties of lidstaten zijn opgelegd,
–
de invordering van traditionele eigen middelen van de lidstaten op grond van de gebruikelijke procedures die er voor de invordering van verschuldigde bedragen bestaan,
–
de terugvordering van bedragen van begunstigden van communautaire financiering die hun contract of subsidieovereenkomst niet hebben nageleefd;
27. spreekt – onder verwijzing naar paragraaf 36 van zijn resolutie van 24 oktober 2006 over de terugvordering van communautaire middelen(6)
– nogmaals zijn teleurstelling uit over het feit dat in het Europees transparantie-initiatief geen informatie over de terugvordering van communautaire middelen is opgenomen; verzoekt de Commissie om aan de begrotingsautoriteit en uiteindelijk ook aan het publiek bekend te maken welke vorderingen volgens de begroting van de EU nog openstaan dan wel daarop zijn gecrediteerd, om welke bedragen het daarbij gaat en waarvoor ze uiteindelijk zijn bestemd;
28. merkt op dat volgens het jaarverslag van de Rekenkamer over de uitvoering van de begroting over het begrotingsjaar 2006(7)
"informatie over invorderingen en financiële correcties in de jaarlijkse activiteitenverslagen 2006 [...] bevat onvoldoende toelichtingen" (paragraaf 2.24); vraagt de Commissie derhalve betrouwbare en volledige informatie over de correctie van fouten en gegevens ter staving van de door haar uitgevoerde correcties te verstrekken;
29. is van mening dat de Commissie regelmatig een overzicht aan het Parlement moet voorleggen, en indien mogelijk ook op haar website moet publiceren, van de nog te vorderen bedragen, gespecificeerd naar het totale bedrag dat per directoraat-generaal verschuldigd is en naar de tijd waarover elk bedrag reeds uitstaat;
30. neemt er met instemming kennis van dat in een bijlage bij de Mededeling van de Commissie (COM(2007)0274) een overzicht wordt gegeven van de voor 2006 bekende nog openstaande bedragen waarvoor van vordering werd afgezien, met daarbij gevoegd een samenvatting van de beheersresultaten van de Commissie in 2006; stelt vast dat voor de EG-begroting het totale bedrag waarvoor van vordering was afgezien (bedragen van meer dan 100 000 EUR) 23 038 784 EUR beliep, en voor de begroting van het Europees Ontwikkelingsfonds 6 549 996 EUR;
31. wijst erop dat de diensten van de Commissie jaarlijks 10 000 inningsopdrachten afgeven en dat het Directoraat-generaal Begroting elk kwartaal overzichten van de uitstaande bedragen opstelt en aan de betreffende directoraten-generaal stuurt, zodat tot vordering kan worden overgegaan;
32. verwelkomt het feit dat in de toelichting bij de economische resultatenberekening van de voorlopige rekeningen over 2006 (deel 1, blz. 67-71) een hoofdstuk over de terugvordering van uitgaven is opgenomen; stelt vast dat in 2006 de totale waarde aan terugvorderingen 634 000 000 EUR bedroeg; spreekt de hoop uit dat de Commissie in de toekomst op deze weg zal doorgaan en de transparantie zal blijven verbeteren;
De samenstelling van groepen deskundigen ten behoeve van de Commissie
33. stelt vast dat de Commissie een register heeft opgesteld (http://ec.europa.eu/transparency/regexpert/) van groepen deskundigen die worden omschreven als formele en informele adviesorganen die bij besluit van de Commissie in het leven zijn geroepen, dan wel informeel door de diensten van de Commissie zijn opgericht om de Commissie en haar diensten tijdens de voorbereiding van wetgevingsvoorstellen en beleidsinitiatieven bij te staan;
34. neemt er met instemming kennis van dat vice-voorzitter Kallas op verzoek van de Commissie begrotingscontrole heeft toegezegd dat met ingang van 2008:
–
de namen van alle leden van zowel formeel als informeel in het leven geroepen groepen zullen worden bekendgemaakt en daarna via het Register van groepen deskundigen van de Commissie kunnen worden opgevraagd,
–
van alle deskundigen en plaatsvervangers, alsmede van alle waarnemers wier betrokkenheid een effect op de begroting heeft, de naam, de beroepstitel, het geslacht, het land en – voor zover van toepassing – de organisatie die hij/zij vertegenwoordigt, openbaar worden gemaakt (tenzij er zwaarwegende en gerechtvaardigde redenen worden opgegeven om dit achterwege te laten), en dat deze gegevens via het Register van groepen deskundigen algemeen beschikbaar worden gesteld,
–
de persoonsgegevens die niet op bovenstaande gronden openbaar worden gemaakt, per individueel geval aan het Europees Parlement beschikbaar kunnen worden gesteld, onverminderd de bepalingen van Verordening (EG) nr. 45/2001(8)
en met inachtneming van hetgeen in bijlage I van de kaderovereenkomst is vastgelegd,
–
een geavanceerd zoekmechanisme wordt opgezet waarmee men in alle metagegevens op trefwoord kan zoeken, en per land of op basis van de samenstelling van een groep bijvoorbeeld het aantal deskundigen kan bepalen;
35. stelt vast dat in het Register van groepen deskundigen niet zijn opgenomen:
–
onafhankelijke deskundigen die de Commissie bij de tenuitvoerlegging van kaderprogramma's voor onderzoek en ontwikkeling moeten bijstaan,
–
comités voor de sectorale en interprofessionele sociale dialoog (waarvan er in 2005 zeventig actief waren),
–
"comitologie"-comités die de Commissie bijstaan op beleidsterreinen waar de Commissie bevoegd is wetgeving uit te voeren (en waarvan er in 2004 250 actief waren),
–
gemengde instanties die krachtens internationale overeenkomsten in het leven zijn geroepen (en waarvan er in 2004 in totaal honderd zeventig actief waren);
36. is ontevreden over het feit dat deze groepen deskundigen niet in het register zijn opgenomen en verwacht van de Commissie dat zij actie onderneemt om ervoor te zorgen dat in het register alle groepen deskundigen worden opgenomen, met inbegrip van gegevens over leden van comitologiecomités, afzonderlijke deskundigen, gemengde instanties en comités voor de sociale dialoog, opdat het lidmaatschap van deze deskundigencomités op dezelfde transparante wijze wordt beoordeeld, tenzij zij, per geval, dringende legitieme redenen kan aangeven om dit niet te doen;
37. verzoekt de Commissie de samenstelling van haar deskundigengroepen vóór eind 2008 serieus tegen het licht te houden en maatregelen te nemen om voor een evenwichtige vertegenwoordiging van belangengroeperingen in de deskundigengroepen te zorgen;
38. wijst er nog eens met klem op dat de Commissie vóór eind 2008 een open, transparant en insluitend proces voor het selecteren van leden van nieuwe deskundigengroepen moet ontwikkelen, en het Parlement uiterlijk in februari 2009 van deze nieuwe selectiecriteria in kennis moet stellen;
Bestuur binnen de instellingen; jaarlijkse activiteitenverslagen
39. erkent dat het voor een goed bestuur van vennootschappen of EU-instellingen van wezenlijk belang is dat de betrokkenen en het publiek over het financieel beheer worden voorgelicht op een manier die voor de gemiddelde lezer gemakkelijk te begrijpen is;
40. erkent dat de situatie is gewijzigd sinds in 2003 het herziene Financieel Reglement in werking trad en het verplicht werd om jaarlijkse activiteitenverslagen op te stellen, waarvan in de praktijk is gebleken dat ze een gedetailleerd inzicht verschaffen in de wijze waarop de instellingen intern functioneren;
41. wenst de Commissie geluk met het feit dat de jaarlijkse activiteitenverslagen (over 2004, 2005 en 2006) van haar directeuren-generaal en andere diensten en het syntheseverslag van de Commissie: Beleidsresultaten in 2006 (COM(2007)0067) zijn gepubliceerd op haar website http://ec.europa.eu/atwork/synthesis/aar/index_en.htm;
42. merkt op dat het syntheseverslag en de jaarlijkse activiteitenverslagen volgens de Commissie "de top van de verantwoordingsstructuur van de Commissie" respectievelijk de pijlers daarvan vormen (COM(2006)0277), en verzoekt de Commissie, gezien het feit dat de directeuren-generaal en de Commissie als college met deze verslagen de verantwoordelijkheid voor het management op zich nemen, met klem serieuze maatregelen te treffen om volledig inzicht te geven in de manier waarop 80% van de EU-middelen worden gebruikt (gedeeld beheer), aangezien haar afleggen van rekenschap anders ontoereikend zal worden geacht;
43. dringt er derhalve bij de Commissie op aan de afgifte van nationale betrouwbaarheidsverklaringen door de lidstaten te steunen, waardoor de Commissie de volledige verantwoordelijkheid op zich zou kunnen nemen voor het complete financiële beheer van de EU; dringt er tevens bij de Commissie op aan in sterkere mate op de werkzaamheden nationale rekenkamers en externe audits te bouwen;
44. neemt er met instemming kennis van dat ook het Europese Hof van Justitie, de Europese Rekenkamer, het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio's en de Europese Ombudsman een jaarlijks activiteitenverslag aan de kwijtingsautoriteit voorleggen;
45. is van mening dat de jaarlijkse activiteitenverslagen van de andere instellingen, met inbegrip van de Raad en het Europees Parlement, op hun openbare websites moeten worden geplaatst met het oog op een betere transparantie;
Een zwarte lijst voor fraudeurs
46. wijst erop dat de Commissie in haar werkdocument over transparantie (SEC(2005)1300) onder andere heeft bekeken of potentiële fraudeurs effectiever zouden kunnen worden afgeschrikt wanneer er over de resultaten van onderzoek meer transparantie zou zijn, en of de Commissie een "zwarte lijst" van bewezen fraudegevallen zou moeten opstellen en publiceren om de betrokkenen met naam en toenaam bekend te maken;
47. stelt vast dat de mogelijkheid om fraudeurs op een zwarte lijst te plaatsen in het werkdocument (SEC(2005)1300) van de Commissie uitvoerig aan de orde komt, maar dat deze niet in het Groenboek over het Europees transparantie-initiatief van de Commissie of in de mededeling over de follow-up is opgenomen;
48. verzoekt de Commissie te overwegen hoe een openbare "zwarte lijst" van bewezen fraudegevallen zou kunnen worden opgesteld om de betrokken entiteiten met naam en toenaam bekend te maken en het publiek te informeren over de resultaten van de fraudebestrijdingsmaatregelen van de Commissie;
49. wijst erop dat de Commissie in 1997 op verzoek van het Europees Parlement en ter bescherming van de financiële belangen van de EU een systeem voor vroegtijdige waarschuwing (SVW) met vijf geleidelijk oplopende waarschuwingsniveaus heeft ingevoerd om de diensten van de Commissie te helpen vaststellen welke instanties financiële of andere risico's opleverden; constateert dat dit systeem van toepassing is op "gecentraliseerd beheer" (contracten en subsidies die rechtstreeks door de diensten van de Commissie worden beheerd), en "gedecentraliseerd beheer" (dat door derde landen wordt gevoerd); het SVW is echter niet van toepassing op EU-financiering die in partnerschap met lidstaten wordt beheerd ("gedeeld beheer", voornamelijk voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de structuurfondsen) en financiering die aan internationale organisaties is gedelegeerd ("gezamenlijk beheer");
50. merkt op dat een van de belangrijkste bevindingen van het jaarverslag 2006 van de Europese Rekenkamer luidde dat nalevingsfouten (zo ontbrak bijvoorbeeld de aanbestedingsprocedure, of was deze ongeldig) de belangrijkste oorzaak van onregelmatigheden vormden op het gebied van het structuurbeleid; verzoekt de Commissie en de Europese Rekenkamer, aangezien de bescherming van de financiële belangen van de EU een essentiële doelstelling is, verslag te doen aan de kwijtingsautoriteit over de tijdens aanbestedingsprocedures meest voorkomende vormen van onregelmatigheden en fraude en de oorzaken daarvan;
51. stelt vast dat de legitieme belangen van de betrokken instanties dienen te worden beschermd, dat er in het Financieel Reglement geen enkele bepaling is opgenomen op grond waarvan publicatie is toegestaan, en dat derhalve elke vermelding in het SVW om redenen van gegevensbescherming strikt vertrouwelijk is;
52. wijst erop dat krachtens artikel 95 van het Financieel Reglement (en in overeenstemming met de communautaire voorschriften betreffende de bescherming van persoonsgegevens) een centrale database van uitgesloten gegadigden en inschrijvers zal worden opgezet, die door alle instellingen en instanties gezamenlijk zal worden beheerd en naar verwachting vanaf 1 januari 2009 operationeel zal zijn;
53. wijst nogmaals op de dringende noodzaak van een gedragscode voor OLAF, teneinde het vermoeden van onschuld te waarborgen in gevallen waarin begunstigden zijn onderworpen aan een lang gerechtelijk vooronderzoek en uiteindelijk onschuldig worden verklaard door de rechter, maar geen vergoeding ontvangen voor de schade aan hun reputatie de of geleden verliezen;
54. stelt vast dat van de lidstaten wordt verlangd dat ze informatie over uitgesloten gegadigden en inschrijvers aan de bevoegde ordonnateur doorgeven; stelt tevens vast dat deze database niet voor het publiek, maar alleen voor instellingen van de EU, uitvoerende agentschappen en regelgevende agentschappen toegankelijk zal zijn (artikel 95, lid 2 van het Financieel Reglement);
o o o
55. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie en de Raad, alsmede aan de andere instellingen.
Verordening (EG, Euratom) nr. 1995/2006 van de Raad van 13 december 2006 tot wijziging van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (PB L 390 van 30.12.2006, blz. 1).
Voorstel voor een overeenkomst tussen het Europees Parlement, de Raad, de Commissie, het Hof van Justitie, de Rekenkamer, het Economische en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's houdende oprichting van een Adviesgroep gedragsnormen openbaar bestuur (SEC(2000)2077).
Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB nr. L 8 van 12.1.2001, blz. 1).