Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2006/2083(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A6-0372/2006

Ingediende teksten :

A6-0372/2006

Debatten :

PV 14/11/2006 - 19
CRE 14/11/2006 - 19

Stemmingen :

PV 15/11/2006 - 4.1
CRE 15/11/2006 - 4.1
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2006)0488

Door het Parlement aangenomen teksten
DOC 49k
Woensdag 15 november 2006 - Straatsburg Definitieve uitgave
Nieuwe kaderstrategie voor meertaligheid
P6_TA(2006)0488A6-0372/2006

Resolutie van het Europees Parlement over een nieuwe kaderstrategie voor meertaligheid (2006/2083(INI))

Het Europees Parlement ,

–   gelet op artikel 192, tweede alinea, van het EG-Verdrag,

–   gelet op de artikelen 149, 151 en 308 van het EG-Verdrag,

–   gelet op de artikelen 21 en 22 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 14 januari 2003 over de rol van de regionale en lokale overheden bij de Europese opbouw(1) en de daarin vervatte verwijzing naar de taalkundige verscheidenheid in Europa,

–   gelet op Besluit nr. 1934/2000/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juli 2000 tot instelling van het Europees Jaar van de talen 2001(2) ,

–   gelet op de resolutie van de Raad van 14 februari 2002 betreffende het bevorderen van talendiversiteit en het leren van talen in het kader van de uitvoering van de doelstellingen van het Europees Jaar van de talen 2001(3) ,

–   gelet op het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden van de Raad van Europa, dat op 1 maart 1998 van kracht werd,

–   gelet op de Kaderovereenkomst van de Raad van Europa inzake de bescherming van nationale minderheden, die op 1 februari 1998 van kracht werd,

–   gelet op zijn resolutie van 4 september 2003 met aanbevelingen aan de Commissie inzake Europese regionale en minder gebruikte talen - minderheidstalen in de EU - mede gelet op de uitbreiding en de culturele verscheidenheid(4) ,

–   gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie cultuur en onderwijs (A6-0372/2006),

A.   overwegende dat de eerbiediging van taalkundige en culturele verscheidenheid een basisbeginsel is van de EU dat in de volgende bewoordingen is vastgelegd in artikel 22 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie: "De Unie eerbiedigt de culturele, godsdienstige en taalkundige verscheidenheid",

B.   overwegende dat meertaligheid een speciaal kenmerk van de EU is, hetgeen haar tot een duidelijk voorbeeld en een basiselement maakt van de Europese cultuur,

C.   overwegende dat het in bovengenoemde resolutie van 14 januari 2003 aandrong op invoeging van het volgende nieuwe artikel 151 bis in het EG-Verdrag: "Binnen het kader van haar bevoegdheden eerbiedigt de Gemeenschap de taalkundige verscheidenheid in Europa, met inbegrip van de positie van regionale en minderheidstalen als uitdrukking van die verscheidenheid, en bevordert zij deze door de samenwerking tussen lidstaten te stimuleren en gebruik te maken van andere daartoe geëigende instrumenten die deze doelstelling helpen verwezenlijken",

D.   overwegende dat de bevordering van meertaligheid in een pluralistisch Europa van wezenlijk belang is voor de culturele, economische en sociale integratie en met name de vaardigheden van de burgers vergroot en hun mobiliteit vergemakkelijkt,

E.   overwegende dat enkele Europese talen ook worden gesproken in een groot aantal niet-lidstaten en aldus een belangrijke band tot stand brengen met volkeren en naties in andere regio's van de wereld,

F.   overwegende dat sommige Europese talen bijzonder geschikt zijn om onmiddellijk rechtstreeks contact te leggen met andere delen van de wereld,

G.   overwegende dat taalkundige verscheidenheid onderdeel kan uitmaken van de sociale samenhang en een bron is voor tolerantie, aanvaarding van verschillen, identificatie en wederzijds begrip onder volkeren,

H.   overwegende dat meertaligheid ook als doel moet hebben de eerbied voor diversiteit en tolerantie te bevorderen om te voorkomen dat actieve of passieve conflicten tussen de verschillende taalgemeenschappen in de lidstaten kunnen ontstaan,

I.   overwegende dat alle talen, als middel bij uitstek voor de toegang tot culturen, een aparte manier zijn om de werkelijkheid waar te nemen en te beschrijven en dat zij daarom moeten kunnen gedijen onder de voorwaarden die nodig zijn voor hun ontwikkeling,

J.   overwegende dat de beginselen van het leren spreken, het formuleren en het verwerven van grondbegrippen van de moedertaal op jonge leeftijd bekend moeten zijn om het leren van andere talen te stimuleren en de doelstelling "moedertaal + 2" te halen,

K.   overwegende dat regionale en minderheidstalen een grote culturele schatkist zijn en dat, gegeven het feit dat zij een gemeenschappelijk cultureel erfgoed zijn, meer steun voor hun instandhouding moet worden verstrekt,

L.   overwegende dat het Parlement en het Comité van de Regio's vaak hebben gewezen op het belang van de minder gebruikte talen en er momenteel geen regelgeving op EU-niveau inzake Europese regionale en minder gebruikte talen bestaat,

M.   overwegende dat bijzondere aandacht besteed moet worden aan het bevorderen van het leren van vreemde talen door personen die een achterstand hebben, in moeilijkheden verkeren of gehandicapt zijn,

Specifieke kanttekeningen bij de kaderstrategie

1.   is ingenomen met de inzet van de Commissie en met name met de nieuwe kaderstrategie om talenkennis te bevorderen en hier cultureel en sociaal-economisch profijt van te trekken;

2.   is van mening dat het ter verwezenlijking van de doelstellingen van de Lissabon-strategie onontbeerlijk is de kwaliteit, doelmatigheid en toegankelijkheid van de onderwijs- en opleidingsstelsels van de Europese Unie te verbeteren door het leren van vreemde talen te bevorderen;

3.   erkent het strategische belang van de Europese wereldtalen als een communicatiemiddel en als een middel tot solidariteit, samenwerking en economische investering en, derhalve, als een van de belangrijkste politieke richtsnoeren van Europees beleid inzake meertaligheid;

4.   verwelkomt de langetermijndoelstelling van de Commissie om taalvaardigheid op individueel niveau te verbeteren, onder verwijzing naar het streefdoel dat in 2002 op de Europese Raad van Barcelona werd gesteld om burgers tenminste twee talen naast hun moedertaal te laten leren;

5.   wijst de lidstaten van de EU daarom op de noodzaak om passende maatregelen te nemen ter bevordering van een echt beleid voor het leren van vreemde talen; wijst er verder nogmaals op dat het op jonge leeftijd leren van talen van groot belang is en moet gebeuren met efficiënte methoden volgens de beste beschikbare technieken;

6.   is van mening dat er een gebrek is aan gedetailleerde en betrouwbare cijfers en adequate indicatoren met betrekking tot de huidige vaardigheden in vreemde talen in de lidstaten en is dan ook verheugd over het voorstel voor een nieuwe Europese indicator van het taalvermogen, die alle officiële EU-talen moet bestrijken en, als dit procedureel gezien mogelijk is, naast de vijf meest gesproken talen ook andere EU-talen kan omvatten om een waarheidsgetrouw beeld van het taalvermogen te krijgen;

7.   is van oordeel dat voorstellen op het gebied van meertaligheid niet moeten worden beperkt tot de belangrijkste officiële talen of talen van de lidstaten;

8.   is verheugd over de toezegging van de Commissie om burgers in hun eigen taal toegang te verstrekken tot wetgeving, procedures en informatie van de EU; is echter van mening dat dit ook zou moeten gelden voor zo veel mogelijk talen van lidstaten die door EU-burgers worden gebezigd; meent dat op deze wijze de verklaring van de Commissie dat burgers recht hebben op onbelemmerde toegang tot de EU in hun eigen taal, gestand zou worden gedaan, hetgeen een belangrijke stap zou zijn om de kloof te dichten tussen de EU en veel van haar burgers, het belangrijkste streefdoel van Plan D voor Democratie, Dialoog en Debat;

9.   verzoekt de Commissie en de andere Europese instellingen op hun internet-website zo goed mogelijk gebruik te maken van de nieuwe digitale en technologische vertaalinstrumenten, zodat de Europese burgers in hun eigen taal informatie over Europese zaken kunnen opvragen via het internet;

10.   is van mening dat migranten ruime mogelijkheden moeten worden geboden om de taal of talen van het gastland, zoals omschreven in de wetgeving van dat land, te leren met het oog op hun sociale en culturele integratie voorzover dit nodig is, met name door gebruikmaking van de methoden die het meest doeltreffend zijn gebleken voor het leren van talen en de integratie van geïmmigreerde burgers, en om hun moedertaal te leren ten einde hun banden met hun land van herkomst in stand te houden;

11.   is verheugd over het idee de lidstaten aan te moedigen om een nationaal plan op te stellen, omdat daarmee wordt erkend dat het taalbeleid op het niveau van de lidstaten moet worden ontwikkeld; meent dat hierdoor het gebruik van minder gebezigde talen zal worden gestimuleerd en het besef van het belang van meertaligheid zal worden vergroot; pleit ervoor dat in de plannen van de lidstaten ook de in elke lidstaat minder gebruikte talen worden opgenomen en aandacht wordt besteed aan de mogelijkheid dat deze talen worden geleerd door geïnteresseerde volwassenen, projecten die als bestekpraktijkvoorbeelden in de plannen kunnen worden opgenomen;

12.   steunt acties voor een betere opleiding van leraren, ook leraren die geen taal onderwijzen en leraren in het beroepsonderwijs; zou ook graag zien dat het aantal talen dat op school en daarbuiten wordt geleerd wordt uitgebreid, zodat toekomstige docenten een grotere diversiteit aan talen kunnen leren en onderwijzen, op voorwaarde dat sprake is van belangstelling in deze richting; herinnert er in dit verband aan dat talenkennis niet alleen essentieel is voor de bevordering en vergemakkelijking van de mobiliteit van studenten, maar ook van alle werknemers die een beroepsbezigheid zoeken in een andere lidstaat;

13.   dringt erop aan dat bijzondere aandacht wordt geschonken aan het leren van vreemde talen door personen die een achterstand hebben, in moeilijkheden verkeren of gehandicapt zijn;

14.   is van mening dat taalverwerving een kernelement in het programma "Een leven lang leren" dient te vormen;

15.   verwelkomt de toenemende toepassing van Content and Language Integrated Learning (CLIL), waarbij leerlingen een schoolvak leren in een vreemde taal, en verzoekt de lidstaten om een netwerk van beste praktijken te vormen, met name door te onderzoeken welke resultaten zijn verkregen met onderdompelingscursussen in meertalige landen;

16.   is verheugd dat hogere onderwijsinstellingen een actievere rol spelen bij de bevordering van meertaligheid, niet alleen onder studenten en staf maar ook in de bredere lokale gemeenschap, en gelooft dan ook dat de connecties tussen universiteiten en nationale, lokale en regionale overheden moeten worden aangemoedigd;

17.   is verheugd over de nadruk die in het zevende Kaderprogramma voor onderzoek wordt gelegd op onderzoek en technologische ontwikkeling op het gebied van taalgerelateerde informatietechnologieën om meertaligheid via nieuwe informatietechnologieën te bevorderen;

18.   steunt de voorstellen op het gebied van meertaligheid in de informatiemaatschappij en de creatie en verspreiding van meertalige inhoud en kennis; constateert dat er een steeds groter wordend scala is van technologieën die kunnen bijdragen aan een frequenter gebruik van alle talen, inclusief de minder gebruikte talen; is van mening dat technologie het beste potentieel biedt om een socio-taalkundige ruimte te creëren voor alle talen van Europa;

19.   steunt de voorstellen voor de ontwikkeling van taalgerelateerde beroepen en bedrijfstakken; meent dat alle Europese talen baat hebben bij nieuwe technologieën zoals spraakverwerking en -herkenning en dergelijke, alsmede bij terminologisch onderzoek en bij de ontwikkeling van taalonderwijs, taaldiploma's en taaltests, en dat anders minder gebruikte talen zullen achterblijven omdat hun socio-taalkundige ruimte zal worden opgeslokt door de meer gesproken talen;

20.   verwelkomt het voorstel voor meer transparantie bij taalonderwijs, taaltests en taaldiploma's door een lijst van alle beschikbare systemen te publiceren;

Voorgestelde maatregelen

21.   verzoekt de Europese instellingen en organen meer dan voorheen te communiceren met de burgers in hun eigen taal, ongeacht het feit of de taal in kwestie een officiële status heeft op lidstaat- of EU-niveau;

22.   doet een beroep op de Europese instellingen en organen om nauw samen te werken met de Raad van Europa bij de bevordering en de bescherming van de taaldiversiteit en het leren van talen en voort te borduren op zijn ervaring op het terrein van de taalpolitiek (zoals het Europese taalportfolio en het Europees Handvest voor de regionale of minderheidstalen);

23.   dringt er bij de Commissie op aan de voorstellen in zijn reeds aangehaalde resolutie van 4 september 2003 uit te blijven voeren voor zover zij haalbaar zijn, en het Parlement regelmatig op de hoogte te stellen van de behaalde resultaten;

24.   dringt er bij Europese ombudsman op aan in het bijzonder aandacht te besteden aan de handhaving van de taalrechten van de Europese burger en aan de uitbreiding van de mogelijkheden om EU-taalconflicten op te lossen,

25.   verzoekt de Commissie om organen die ten doel hebben meertaligheid te bevorderen met door de Commissie vanaf 2007 te financieren netwerken en/of projecten, makkelijker en vlotter toegang te geven tot informatie en financiering;

o
o   o

26.   verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen van de lidstaten.

(1) PB C 38 E van 12.2.2004, blz. 167.
(2) PB L 232 van 14.9.2000, blz. 1.
(3) PB C 50 van 23.2.2002, blz. 1.
(4) PB C 76 E van 25.3.2004, blz. 374.

Laatst bijgewerkt op: 15 mei 2007Juridische mededeling