Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2006/0006(COD)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A6-0251/2008

Ingediende teksten :

A6-0251/2008

Debatten :

PV 09/07/2008 - 3
CRE 09/07/2008 - 3

Stemmingen :

PV 09/07/2008 - 5.11
CRE 09/07/2008 - 5.11
Stemverklaringen
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2008)0348

Door het Parlement aangenomen teksten
Woensdag 9 juli 2008 - Straatsburg Voorlopige uitgave
Coördinatie van socialezekerheidsstelsels: wijze van toepassing ***I
P6_TA-PROV(2008)0348A6-0251/2008

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 9 juli 2008 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (COM(2006)0016 – C6-0037/2006 – 2006/0006(COD))

(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing)

Het Europees Parlement ,

–   gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2006)0016),

–   gelet op artikel 251, lid 2 en de artikelen 42 en 308 van het EG­Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C6-0037/2006),

–   gelet op artikel 51 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken en het advies van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (A6-0251/2008),

1.   hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;

2.   verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;

3.   verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

Door de Commissie voorgestelde tekst   Amendement
Amendement 1
Voorstel voor een verordeningOverweging 3
(3)  Het gebruik van elektronische hulpmiddelen is de aangewezen weg voor de snelle en betrouwbare uitwisseling van gegevens tussen de organen van de lidstaten. De elektronische verwerking van deze gegevens moet bijdragen tot een snellere afwikkeling van de procedures voor de betrokkenen. Deze moeten overigens alle garanties genieten die door de communautaire bepalingen inzake de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens geboden worden.
(3)  Het gebruik van elektronische hulpmiddelen is de aangewezen weg voor de snelle en betrouwbare uitwisseling van gegevens tussen de organen van de lidstaten. De elektronische verwerking van deze gegevens moet bijdragen tot een snellere afwikkeling van de procedures voor de betrokkenen. Deze moeten overigens alle garanties genieten die door de communautaire bepalingen inzake de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens geboden worden. De lidstaten moeten daarom de nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat gegevens die verband houden met de nationale socialezekerheidswetgeving en die onder Verordening (EG) nr. 883/2004 vallen, worden behandeld in overeenstemming met de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en de uitwisseling ervan in de context van deze verordening.
Amendement 2
Voorstel voor een verordeningOverweging 4 bis (nieuw)
(4 bis)  Voor de verwezenlijking van een zo vlot mogelijk verloop van de complexe procedures voor de uitvoering van de voorschriften inzake de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels en het efficiënte beheer van deze procedures is een systeem nodig voor de onmiddellijke bijwerking van bijlage 4. De voorbereiding en toepassing van de bepalingen daartoe vereist een nauwe samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie. De tenuitvoerlegging ervan moet spoedig gebeuren rekening houdend met de gevolgen die vertragingen met zich kunnen meebrengen voor de burgers en de administratieve organen. Daarom is het noodzakelijk dat de Commissie de bevoegdheid heeft een gegevensbank op te zetten en te beheren en ervoor te zorgen dat ze operationeel is uiterlijk op de datum van inwerkingtreding van deze verordening .
De Commissie moet met name de nodige maatregelen treffen om de informatie opgesomd in bijlage 4 te integreren in deze gegevensbank.
Amendement 3
Voorstel voor een verordeningOverweging 8 bis (nieuw)
(8 bis)  De lidstaten dienen samen te werken met het oog op de vaststelling van de woonplaats van de personen op wie deze verordening en Verordening (EG) nr. 883/2004 van toepassing zijn, en elke lidstaat dient in geval van geschillen rekening te houden met alle relevante criteria om de kwestie op te lossen. De lidstaten mogen rekening houden met de desbetreffende bepalingen in deze verordening.
Amendement 4
Voorstel voor een verordeningOverweging 9 bis (nieuw)
(9 bis)  Deze verordening voorziet in maatregelen en procedures om de mobiliteit van werknemers en werklozen te bevorderen. Volledig werkloos geworden grensarbeiders kunnen zich ter beschikking stellen van de arbeidsvoorzieningsdienst in zowel het woonland als de lidstaat waar zij hun laatste werkzaamheden hebben verricht. Zij hebben evenwel enkel en alleen aanspraak op een uitkering van de lidstaat waar zij wonen.
Amendement 5
Voorstel voor een verordeningArtikel 1 – lid 1
1.  Voor de toepassing van deze verordening gelden de definities van Verordening (EG) nr. 883/2004 .
1.  Voor de toepassing van deze verordening:
(a) wordt verstaan onder de "basisverordening": Verordening (EG) nr. 883/2004;
(b) wordt verstaan onder de "toepassingsverordening": deze verordening; en
(c) zijn de definities van de basisverordening van toepassing .
Amendement 6
Voorstel voor een verordeningArtikel 1 – lid 2 – letter a
(a) "toegangspunt": de door de bevoegde autoriteit van een lidstaat aangewezen instantie die tot taak heeft langs elektronische weg de voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 en deze verordening benodigde gegevens te verzenden en te ontvangen via het gemeenschappelijk netwerk waarbinnen deze gegevens worden uitgewisseld tussen enerzijds de bevoegde organen van deze lidstaat en anderzijds de bevoegde organen en/of het toegangspunt van andere lidstaten;
(a) "toegangspunt": elk door de bevoegde autoriteit van een lidstaat aangewezen elektronisch contactpunt voor een of meer van de in artikel 3 van de basisverordening bedoelde takken van de sociale zekerheid, dat tot taak heeft langs elektronische weg de voor de toepassing van de basisverordening en de toepassingsverordening benodigde gegevens te verzenden en te ontvangen via het gemeenschappelijk netwerk tussen de lidstaten;
Amendement 7
Voorstel voor een verordeningArtikel 1 – lid 2 – letter b
(b) "verbindingsorgaan": de door de bevoegde autoriteit van een lidstaat voor een of meer van de in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde takken van sociale zekerheid aangewezen instantie die in staat is de verzoeken om inlichtingen of bijstand van de organen van de lidstaten te beantwoorden en tot welke deze zich in het kader van met name titel IV van deze verordening kunnen richten ;
(b) "verbindingsorgaan": elke door de bevoegde autoriteit van een lidstaat voor een of meer van de in artikel 3 van de basisverordening bedoelde takken van sociale zekerheid aangewezen instantie die tot taak heeft te reageren op verzoeken om inlichtingen of bijstand die betrekking hebben op toepassing van de basisverordening en de toepassingsverordening en die de haar krachtens titel IV van de toepassingsverordening toegewezen taken moet uitvoeren ;
Amendement 8
Voorstel voor een verordeningArtikel 1 – lid 2 – letter c
(c) "document": een verzameling door de Administratieve Commissie vastgestelde gegevens op ongeacht welke drager, die langs elektronische weg kunnen worden uitgewisseld en waarvan de mededeling noodzakelijk is voor de goede werking van Verordening (EG) nr. 883/2004 en deze verordening ;
(c) "document": een verzameling gegevens op ongeacht welke drager, zodanig gestructureerd dat zij langs elektronische weg kan worden uitgewisseld en waarvan de mededeling noodzakelijk is voor een goede werking van de basisverordening en de toepassingsverordening ;
Amendement 9
Voorstel voor een verordeningArtikel 1 – lid 2 – letter d
(d) "gestandaardiseerd elektronisch bericht": elk document dat is gestructureerd volgens het door de Administratieve Commissie vastgestelde formaat voor de uitwisseling van informatie tussen de organen van de lidstaten;
(d) "gestandaardiseerd elektronisch bericht": elk gestructureerd document waarvan de vorm is afgestemd op de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten;
Amendement 10
Voorstel voor een verordeningArtikel 2 – lid -1 (nieuw)
-1.  Voor de toepassing van de toepassingsverordening zijn de uitwisselingen tussen de autoriteiten en de organen van de lidstaten en de personen die onder de basisverordening vallen gebaseerd op de volgende beginselen: openbare dienst, objectiviteit, samenwerking, actieve bijstand, doeltreffendheid, toegankelijkheid voor personen met een handicap en snelle levering.
Amendement 11
Voorstel voor een verordeningArtikel 2 – lid 1
1.  De organen van de lidstaten delen elkaar alle gegevens mede die nodig zijn voor de vaststelling van de rechten en plichten van de onder Verordening (EG) nr. 883/2004 vallende personen en met name voor de vaststelling van het juiste bedrag van de uitkeringen en de socialezekerheidspremies .
1.  Door de organen worden binnen de in de socialezekerheidswetgeving van de betrokken lidstaat vastgestelde termijnen alle gegevens verstrekt of uitgewisseld die nodig zijn voor de vaststelling van de rechten en plichten van degenen op wie de basisverordening van toepassing is . De uitwisseling van deze gegevens tussen de lidstaten geschiedt hetzij rechtstreeks tussen de organen zelf, hetzij indirect via de verbindingsorganen.
Amendement 12
Voorstel voor een verordeningArtikel 2 – lid 2
2.  Wanneer een verzekerde per abuis informatie, documenten of aanvragen aan een ander orgaan heeft toegezonden dan het volgens deze verordening aangewezen orgaan, moeten deze informatie, documenten of aanvragen onverwijld door het eerste orgaan worden doorgestuurd aan het volgens deze verordening aangewezen orgaan onder vermelding van de datum waarop zij oorspronkelijk zijn ingediend. Deze datum is voor het laatste orgaan bindend.
2.  Indien een persoon bij vergissing informatie, documenten of aanvragen heeft ingediend bij een orgaan in een andere lidstaat dan die waar het volgens de toepassingsverordening aangewezen orgaan is gevestigd , moeten deze informatie, documenten of aanvragen onverwijld door het eerste orgaan worden doorgestuurd aan het volgens de toepassingsverordening aangewezen orgaan, onder vermelding van de datum waarop zij oorspronkelijk zijn ingediend. Deze datum is voor het laatste orgaan bindend. De organen van een lidstaat mogen echter niet aansprakelijk worden gesteld en er kan evenmin van worden uitgegaan dat zij bij verstek hebben beslist, ten gevolge van de laattijdige overdracht van informatie, documenten of aanvragen door de organen van andere lidstaten.
Amendement 13
Voorstel voor een verordeningArtikel 2 – lid 3
3.  De uitwisseling van de gegevens tussen de organen van de lidstaten geschiedt hetzij rechtstreeks tussen de organen, hetzij via het toegangspunt of het verbindingsorgaan.
Schrappen
Amendement 14
Voorstel voor een verordeningArtikel 3 – lid 1
1.  Iedereen die onder Verordening (EG) nr. 883/2004 valt, is verplicht het bevoegd orgaan alle informatie en bewijsstukken over te leggen die nodig zijn voor de vaststelling van zijn situatie of die van zijn gezin, en van zijn rechten en plichten, voor het behoud hiervan, alsook voor de bepaling van de toepasselijke wettelijke regeling en de daaruit voor hem voortvloeiende verplichtingen.
1.  Degenen op wie de basisverordening van toepassing is , zijn verplicht het bevoegde orgaan alle informatie, documenten en bewijsstukken te verstrekken die nodig zijn voor de vaststelling van hun situatie of die van hun gezin, voor de vaststelling en het behoud van hun rechten en plichten, alsook voor de vaststelling van de toepasselijke wetgeving en de daaruit voor hen voortvloeiende verplichtingen.
Wanneer in het bijzonder een wetsbepaling bepaalt dat bij de vaststelling van de hoogte van de uitkeringen rekening wordt gehouden met het bestaan van andere gezinsleden dan de kinderen, is de verzekerde, teneinde te bewerkstelligen dat deze gezinsleden in aanmerking worden genomen, verplicht een verklaring over te leggen betreffende zijn gezinsleden die hun woonplaats hebben op het grondgebied van een andere lidstaat dan die waar zich het orgaan bevindt dat de uitkeringen moet vaststellen.
Amendement 15
Voorstel voor een verordeningArtikel 3 – lid 2
2.  De lidstaat die op grond van zijn wettelijke regeling of in de in artikel 52 bedoelde situatie gegevens verzamelt, garandeert de betrokkenen een recht van toegang tot deze gegevens, alsmede het recht gegevens die onjuist of onvolledig zijn te corrigeren, zulks met inachtneming van de communautaire bepalingen inzake de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens.
2.  Wanneer een lidstaat op grond van zijn wetgeving gegevens verzamelt, doorzendt of verwerkt in het kader van de tenuitvoerlegging van de basisverordening , zorgt hij ervoor dat de betrokken personen in staat zijn hun rechten op het vlak van individuele gegevensverzameling te doen gelden, met inachtneming van de communautaire bepalingen inzake de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van dergelijke gegevens.
De lidstaten moeten met name ervoor zorgen dat dergelijke persoonlijke gegevens niet gebruikt worden voor andere doeleinden dan die welke met de sociale zekerheid te maken hebben, tenzij de betrokken persoon expliciet toestemming daartoe heeft verleend. De lidstaten moeten de betrokken personen, op hun verzoek, ook specifieke en adequate informatie verstrekken over de verwerking van hun persoonlijke gegevens die gevraagd worden voor de doeleinden van deze verordening.
De betrokken personen moeten hun rechten als datasubject in de onder de verordening vallende gebieden kunnen uitoefenen via de bevoegde instelling, ongeacht de herkomst van de gegevens.
De lijst met gegevens over de functionaris voor gegevensbescherming die aangeduid is in elke lidstaat overeenkomstig artikel 18 van Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens 1 en die omgaat met gegevens die verband houden met de socialezekerheidswetgeving die onder de basisverordening valt, maakt deel uit van bijlage 4 van de toepassingsverordening.
_________
1 PB L 281 van 23.11.95, blz. 31.
Amendement 16
Voorstel voor een verordeningArtikel 3 – lid 3
3.  De organen van de bevoegde lidstaat verstrekken de verzekerden de nodige informatie en documenten.
3.  Voor zover dit nodig is voor de toepassing van de basisverordening en de toepassingsverordening, verstrekken de betrokken organen de informatie en documenten aan de betrokkenen, binnen de termijnen voorgeschreven door de sociaalzekerheidswetgeving van de betrokken lidstaat .
Amendement 17
Voorstel voor een verordeningArtikel 3 – lid 8
8.  De Administratieve Commissie stelt de praktische wijze van uitvoering van deze bepaling vast voor de gevallen waarin de beslissing langs elektronische weg aan de betrokkene wordt gericht.
Schrappen
Amendement 18
Voorstel voor een verordeningArtikel 4 – lid 1
1.  De Administratieve Commissie stelt de inhoud van de documenten en de structuur van de gestandaardiseerde elektronische berichten vast.
1.  De Administratieve Commissie stelt de structuur, de inhoud en de vorm van de documenten en de gestandaardiseerde elektronische berichten vast, alsmede de wijze waarop deze worden uitgewisseld .
Amendement 19
Voorstel voor een verordeningArtikel 4 – lid 3
3.  In hun communicatie met de rechthebbenden maken de bevoegde organen bij voorkeur gebruik van elektronische technieken.
3.  In hun communicatie met de betrokkenen maken de betrokken organen gebruik van de per geval passende regelingen en geven zij zoveel mogelijk de voorkeur aan elektronische technieken. De Administratieve Commissie stelt de praktische regelingen vast voor het langs elektronische weg verzenden van informatie, documenten of beslissingen aan de betrokkene.
Amendement 20
Voorstel voor een verordeningArtikel 5 – lid 2
2.  Bij twijfel omtrent de geldigheid van het document of de juistheid van de feiten die aan de vermeldingen daarin ten grondslag liggen, verzoekt het orgaan van de lidstaat dat het document ontvangt, het orgaan van afgifte om de nodige opheldering en eventueel om intrekking van het document.
2.  Bij twijfel omtrent de geldigheid van het document of de juistheid van de feiten die aan de vermeldingen daarin ten grondslag liggen, verzoekt het orgaan van de lidstaat dat het document ontvangt, het orgaan van afgifte om de nodige opheldering en eventueel om intrekking van het document. Het orgaan van afgifte heroverweegt de gronden voor de afgifte van het document en trekt, indien noodzakelijk, het document in.
Amendement 21
Voorstel voor een verordeningArtikel 6 – lid 1 – inleidende formule
1.  Wanneer onzekerheid omtrent de toepasselijke wettelijke regeling overleg tussen de organen of de bevoegde autoriteiten van twee of meer lidstaten vereist , is op de betrokken persoon voorlopig de volgende wettelijke regeling van toepassing :
1.  Tenzij in de toepassingsverordening anders is bepaald, wordt in geval van een meningsverschil tussen de organen of autoriteiten van twee of meer lidstaten over de vaststelling van de toepasselijke wetgeving , op de betrokkene voorlopig de wetgeving van een van deze lidstaten toegepast, waarbij de rangorde als volgt wordt bepaald :
Amendement 22
Voorstel voor een verordeningArtikel 6 – lid 1 – letter -a (nieuw)
(-a) de wetgeving van de lidstaat waar de betrokkene feitelijk zijn werkzaamheden in loondienst of voor eigen rekening verricht, indien de werkzaamheden in loondienst of anders dan in loondienst in slechts één lidstaat worden verricht;
Amendement 23
Voorstel voor een verordeningArtikel 6 – lid 1 – letter b
(b) die van de lidstaat waar het eerst een verzoek tot aansluiting is ingediend , in de andere gevallen.
(b) de wetgeving van de lidstaat waar het eerst om de toepassing van de wetgeving is verzocht , wanneer de betrokkene in twee of meer lidstaten werkzaamheden verricht .
Amendement 24
Voorstel voor een verordeningArtikel 6 – lid 2 bis (nieuw)
2 bis.  Indien de betrokken organen of autoriteiten het niet eens worden, kan via de bevoegde autoriteiten de zaak aan de Administratieve Commissie worden voorgelegd, zulks op zijn vroegst één maand na de datum waarop het in lid 1 of lid 2 bedoelde meningsverschil is ontstaan. De Administratieve Commissie tracht binnen zes maanden vanaf de datum waarop de zaak aan haar is voorgelegd, een voor beide zijden aanvaardbare oplossing te vinden.
Amendement 25
Voorstel voor een verordeningArtikel 6 – lid 3
3.  Wanneer vast is komen te staan dat de toepasselijke wettelijke regeling niet die van de lidstaat is waar voorlopige aansluiting heeft plaatsgevonden, of dat het orgaan dat voorlopige uitkeringen heeft betaald , niet het bevoegde orgaan was, wordt het als bevoegd aangemerkte orgaan geacht bevoegd te zijn vanaf de datum van voorlopige aansluiting of van de eerste voorlopige betaling van de uitkeringen in kwestie
3.  Indien is komen vast te staan dat de toepasselijke wetgeving niet die van de lidstaat is waar voorlopige aansluiting heeft plaatsgevonden, of dat het orgaan dat voorlopige uitkeringen heeft toegekend , niet het bevoegde orgaan was, wordt het als bevoegd aangewezen orgaan geacht met terugwerkende kracht bevoegd te zijn alsof er geen meningsverschil heeft bestaan, zulks uiterlijk vanaf de datum van voorlopige aansluiting of van de eerste voorlopige toekenning van de betreffende uitkeringen .
Amendement 26
Voorstel voor een verordeningArtikel 6 – lid 4
4.  Zo nodig regelt het bevoegd orgaan de financiële situatie van de betrokkene met betrekking tot de premies en prestaties volgens de artikelen 71 en 72, en eventueel de artikelen 73 tot en met 82 .
4.  Indien noodzakelijk regelt het bevoegde orgaan de financiële situatie van de betrokkene met betrekking tot de voorlopig betaalde premies en uitkeringen, waar nodig, op grond van de artikelen 71 tot en met 81 van de toepassingsverordening .
Alle verstrekkingen die in overeenstemming met lid 2 voorlopig door een orgaan worden toegekend, worden door het bevoegde orgaan terugbetaald in overeenstemming met titel IV van de toepassingsverordening.
Amendement 27
Voorstel voor een verordeningArtikel 7 – lid 1
1.  Het orgaan dat niet over alle gegevens beschikt voor de definitieve berekening van de hoogte van een uitkering of premie , gaat over tot de voorlopige vaststelling van deze uitkering of premie .
1.  Tenzij in de toepassingsverordening anders is bepaald, kent, indien een persoon in aanmerking komt voor het ontvangen van een uitkering of verplicht is tot het betalen van premies en bijdragen overeenkomstig de bepalingen van de basisverordening terwijl het bevoegde orgaan niet beschikt over alle gegevens betreffende de situatie in een andere lidstaat die nodig zijn voor de definitieve berekening van de hoogte van die uitkering of van die premies en bijdragen , dit orgaan de uitkering op verzoek van de betrokkene voorlopig toe of berekent dit orgaan de premies en bijdragen op voorlopige basis, voor zover deze berekening mogelijk is op grond van de bij het orgaan beschikbare gegevens .
Amendement 28
Voorstel voor een verordeningArtikel 8 – lid 2
2.  De lidstaten kunnen zo nodig onderling regelingen overeenkomen betreffende de toepassing van de in artikel 8, lid 2, van Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde verdragen mits deze regelingen de rechten van de begunstigden onverlet laten.
2.  De lidstaten kunnen zo nodig onderling akkoorden overeenkomen betreffende de toepassing van de in artikel 8, lid 2, van de basisverordening bedoelde verdragen, mits deze akkoorden de rechten en verplichtingen van de betrokkenen onverlet laten en zijn opgenomen in bijlage 1 bij de toepassingsverordening .
Amendement 29
Voorstel voor een verordeningArtikel 9 – lid 1
1.  Twee of meer lidstaten of hun bevoegde autoriteiten of organen kunnen andere procedures overeenkomen dan die welke in de titels II tot en met IV zijn vastgesteld, mits die procedures de rechten van de begunstigden onverlet laten.
1.  Twee of meer lidstaten of hun bevoegde autoriteiten kunnen andere procedures overeenkomen dan die welke in de toepassingsverordening zijn vastgesteld, mits die procedures de rechten en verplichtingen van de betrokkenen onverlet laten.
Amendement 30
Voorstel voor een verordeningArtikel 11 – lid 1
1.  Om de problemen tussen de organen van meerdere lidstaten met betrekking tot de vaststelling van de woonplaats van een onder Verordening (EG) nr. 883/2004 vallende persoon op te lossen , stellen deze organen in onderling overleg het belangencentrum van de betrokkene vast, rekening houdend met de volgende feitelijke gegevens :
1.  Indien tussen de organen van twee of meer lidstaten een verschil van mening bestaat over de vaststelling van de woonplaats van iemand op wie de basisverordening van toepassing is , stellen deze organen in onderling overleg het belangencentrum van de betrokkene vast op basis van een algemene beoordeling van alle beschikbare informatie met betrekking tot relevante feiten. Hiertoe behoren onder meer, naar gelang van het geval :
(a) de duur en het ononderbroken karakter van het verblijf ;
(a) de duur en het ononderbroken karakter van de aanwezigheid op het grondgebied van de betrokken lidstaten ;
(b) de persoonlijke situatie van de betrokkene, met inbegrip van:
(i) de aard en de omstandigheden van alle verrichte werkzaamheden, met name de plaats waar dergelijke werkzaamheden gewoonlijk worden verricht, de stabiliteit van de werkzaamheden en de duur van elke arbeidsovereenkomst;
(b) de gezinssituatie, met name de plaats waar de kinderen naar school gaan, en de familiebanden;
(ii) zijn/haar gezinssituatie en de familiebanden;
(c) in het geval van een werknemer, het feit dat hij vast werk heeft;
(iii) de uitoefening van alle onbezoldigde werkzaamheden;
(d) de wens van de betrokkene zoals die uit alle omstandigheden blijkt, met name zijn redenen om zich te verplaatsen;
(iv) in het geval van studenten, de bron van hun inkomsten;
(v) de huisvestingssituatie, met name het al dan niet permanente karakter ervan;
(e) de lidstaat waar de betrokkene aan belasting op al zijn inkomsten onderworpen is, ongeacht de bron .
(vi) de lidstaat waar de betrokkene geacht wordt te wonen voor belastingdoeleinden .
Amendement 31
Voorstel voor een verordeningArtikel 11 – lid 2
2.  Wanneer de organen het na toepassing van de in lid 1 genoemde criteria niet eens kunnen worden, wordt de wens van de betrokkene als doorslaggevend beschouwd voor de vaststelling van zijn woonplaats.
2.  Indien de betrokken organen het na toepassing van de criteria gebaseerd op relevante feiten zoals genoemd in lid 1 niet eens kunnen worden, wordt de intentie van de betrokkene, zoals deze blijkt uit de feiten en omstandigheden, met name de redenen om te verhuizen, als doorslaggevend beschouwd voor de vaststelling van zijn werkelijke woonplaats.
Amendement 32
Voorstel voor een verordeningArtikel 12 – lid 1
1.  Voor de toepassing van artikel 6 van Verordening (EG) nr. 883/2004 verzoekt het bevoegd orgaan het orgaan van de lidstaat krachtens de wettelijke regeling waarvan de verzekerde eerder verzekerd is geweest , om een opgave van de overeenkomstig die wettelijke regeling vervulde tijdvakken van verzekering, van werkzaamheden in loondienst, van werkzaamheden anders dan in loondienst of van wonen .
1.  Voor de toepassing van artikel 6 van de basisverordening verzoekt het bevoegde orgaan de organen van de lidstaat aan welks wetgeving de betrokkene ook onderworpen is geweest , om een opgave van alle overeenkomstig die wetgeving vervulde tijdvakken.
Amendement 33
Voorstel voor een verordeningArtikel 12 – lid 2
2.  De krachtens de wettelijke regeling van een lidstaat vervulde tijdvakken van verzekering of wonen worden gevoegd bij de krachtens de wettelijke regeling van enige andere lidstaat vervulde tijdvakken van verzekering of wonen, voor zover het noodzakelijk is hierop een beroep te doen met het oog op het verkrijgen, het behoud of het herstel van het recht op prestaties, mits deze tijdvakken elkaar niet overlappen .
2.  Voor zover dit nodig is voor de toepassing van artikel 6 van de basisverordening, worden de krachtens de wetgeving van een lidstaat vervulde tijdvakken van verzekering, werkzaamheden in loondienst, werkzaamheden anders dan in loondienst of van wonen gevoegd bij de krachtens de wetgeving van een of meer andere lidstaten vervulde tijdvakken van verzekering, werkzaamheden in loondienst, werkzaamheden anders dan in loondienst of van wonen, voor zover deze tijdvakken niet met elkaar samenvallen .
Amendement 34
Voorstel voor een verordeningArtikel 12 – lid 6
6.  Wanneer de periode waarin bepaalde tijdvakken van verzekering of wonen vervuld zijn krachtens de wettelijke regeling van een lidstaat, niet nauwkeurig kan worden bepaald, wordt ervan uitgegaan dat deze tijdvakken krachtens de wettelijke regeling van een andere lidstaat vervulde tijdvakken van verzekering of wonen niet overlappen en wordt hiermede rekening gehouden, voor zover de tijdvakken hiervoor in aanmerking kunnen worden genomen.
6.  Indien de periode waarin bepaalde tijdvakken van verzekering of wonen werden vervuld krachtens de wetgeving van een lidstaat, niet nauwkeurig kan worden bepaald, wordt ervan uitgegaan dat deze tijdvakken niet samenvallen met krachtens de wetgeving van een andere lidstaat vervulde tijdvakken van verzekering of wonen en wordt hiermee, indien dit voor de betrokken persoon gunstig is, rekening gehouden, voor zover de tijdvakken redelijkerwijs in aanmerking kunnen worden genomen.
Amendement 35
Voorstel voor een verordeningArtikel 12 – lid 6 bis (nieuw)
6 bis.  Indien tijdvakken van verzekering of wonen krachtens dit artikel niet in aanmerking worden genomen omdat andere tijdvakken die niet in beschouwing worden genomen voor de betrokken prestatie, prevaleren, verliezen de niet in aanmerking genomen tijdvakken niet de werking waarin de nationale wetgeving voorziet met betrekking tot het verkrijgen, het behoud of het herstel van het recht op prestaties.
Amendement 36
Voorstel voor een verordeningArtikel 14 – lid -1 (nieuw)
-1.  Voor de toepassing van artikel 12, lid 1, van de basisverordening kan degene "die werkzaamheden in loondienst verricht in een lidstaat voor rekening van een werkgever … en die door deze werkgever naar een andere lidstaat wordt gedetacheerd" zijn aangeworven met het oog op detachering naar een andere lidstaat, op voorwaarde dat de betrokkene, onmiddellijk voor het begin van zijn werkzaamheden in loondienst, reeds onderworpen is aan de wetgeving van de lidstaat waar de werkgever die hem in dienst neemt, gevestigd is.
Amendement 37
Voorstel voor een verordeningArtikel 14 – lid -1 bis (nieuw)
-1 bis.  Voor de toepassing van artikel 12, lid 1, van de basisverordening verwijzen de woorden "die daar zijn werkzaamheden normaliter verricht" naar een werkgever die normaliter substantiële werkzaamheden verricht op het grondgebied van de lidstaat waar hij is gevestigd die verder gaan dan louter intern beheer, rekening houdend met alle criteria die de door de onderneming uitgevoerde activiteiten kenmerken; de ter zake dienende criteria moeten zijn toegesneden op de specifieke kenmerken van elke werkgever en de ware aard van de uitgevoerde werkzaamheden.
Amendement 38
Voorstel voor een verordeningArtikel 14 – lid -1 ter (nieuw)
-1 ter.  Voor de toepassing van artikel 12, lid 2, van de basisverordening verwijzen de woorden "die werkzaamheden anders dan in loondienst pleegt te verrichten" naar degene die gewoonlijk substantiële werkzaamheden verricht op het grondgebied van de lidstaat waar hij is gevestigd. Diegene moet met name zijn werkzaamheden reeds enige tijd hebben verricht voor de datum waarop hij een beroep wenst te doen op de bovengenoemde bepaling en, gedurende elke periode van tijdelijke werkzaamheden in een andere lidstaat, in de lidstaat waar hij is gevestigd de voorwaarden blijven vervullen voor de uitvoering van zijn werkzaamheden zodat hij hiermee kan doorgaan na zijn terugkeer.
Amendement 39
Voorstel voor een verordeningArtikel 14 – lid 1 bis (nieuw)
1 bis.  Voor de toepassing van artikel 13, lid 1, van de basisverordening wordt onder degene die "in twee of meer lidstaten werkzaamheden in loondienst pleegt te verrichten" in het bijzonder verstaan, iemand die:
(a) terwijl hij een activiteit in een andere lidstaat handhaaft, gelijktijdig een afzonderlijke activiteit uitoefent op het grondgebied van één of meer andere lidstaten, ongeacht de duur of de aard van deze afzonderlijke activiteit;
(b) permanent in twee of meer lidstaten afwisselende activiteiten uitoefent, met uitzondering van marginale activiteiten, ongeacht de frequentie of het al dan niet onregelmatige karakter van de afwisseling.
Amendement 40
Voorstel voor een verordeningArtikel 14 – lid 1 ter (nieuw)
1 ter.  Voor de toepassing van artikel 13, lid 2, van de basisverordening wordt onder degene die "in twee of meer lidstaten werkzaamheden anders dan in loondienst pleegt te verrichten" in het bijzonder verstaan, iemand die gelijktijdig of afwisselend in twee of meer lidstaten een of meer afzonderlijke werkzaamheden anders dan in loondienst uitoefent, ongeacht de aard van deze werkzaamheden.
Amendement 41
Voorstel voor een verordeningArtikel 14 – lid 1 quater (nieuw)
1 quater. Ten behoeve van het onderscheid tussen de in de leden 1 bis en 1 ter bedoelde activiteiten en de in artikel 12, leden 1 en 2, van de basisverordening omschreven gevallen, is de duur van de activiteit in een of meerdere andere lidstaten (al dan niet permanent of ad hoc of tijdelijk van aard) doorslaggevend. Hiervoor wordt een algemene beoordeling van alle relevante feiten ondernomen, waaronder,in het geval van een in loondienst werkend persoon, in het bijzonder de plaats van tewerkstelling als vastgelegd in de arbeidsovereenkomst.
Amendement 42
Voorstel voor een verordeningArtikel 14 – lid 2
2.  Voor de toepassing van artikel 13, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 883/2004 wordt een "substantieel gedeelte van de werkzaamheden in loondienst of de werkzaamheden anders dan in loondienst" in een lidstaat verricht wanneer een kwantitatief belangrijk deel van alle werkzaamheden van de werknemer of zelfstandige daar wordt verricht, zonder dat het hierbij noodzakelijk om het grootste deel van deze werkzaamheden hoeft te gaan. Het deel van de in een lidstaat verrichte werkzaamheden kan in geen geval als substantieel worden aangemerkt wanneer dat qua omzet, arbeidstijd of salaris dan wel inkomsten uit arbeid minder is dan 25 % van alle door de werknemer verrichte werkzaamheden .
2.  Voor de toepassing van artikel 13, leden 1 en 2, van de basisverordening betekent een "substantieel gedeelte van de werkzaamheden die in loondienst of anders dan in loondienst" in een lidstaat worden verricht, dat een kwantitatief substantieel deel van alle werkzaamheden in loondienst of anders dan in loondienst daar wordt verricht, zonder dat het hierbij noodzakelijkerwijs om het grootste deel van deze werkzaamheden hoeft te gaan.
De beoordeling of een substantieel gedeelte van de werkzaamheden in een lidstaat wordt verricht, vindt aan de hand van de volgende indicatieve lijst van criteria plaats:
(a) in geval van werkzaamheden in loondienst, de arbeidstijd en/of de bezoldiging; en
(b) in geval van werkzaamheden anders dan in loondienst, de omzet, de arbeidstijd, het aantal verleende diensten en/of het inkomen .
In het kader van een algemene beoordeling geldt minder dan 25 % van bovengenoemde criteria als indicatie dat een substantieel gedeelte van alle werkzaamheden niet in de betrokken lidstaat wordt verricht.
Amendement 43
Voorstel voor een verordeningArtikel 14 – lid 3 bis (nieuw)
3 bis.  Voor de vaststelling van de toepasselijke wetgeving krachtens de leden 2 en 3, houden de betrokken organen rekening met de voorziene toekomstige situatie in de volgende twaalf kalendermaanden.
Amendement 44
Voorstel voor een verordeningArtikel 15
Artikel 15
Schrappen
Procedure voor de toepassing van artikel 11, lid 3, onder b), van Verordening (EG) nr. 883/2004
Wanneer een ambtenaar zijn werkzaamheden in een andere dan de bevoegde lidstaat uitoefent, stelt het bevoegd orgaan het aangewezen orgaan van die andere staat daarvan vooraf in kennis.
Amendement 45
Voorstel voor een verordeningArtikel 15 bis (nieuw)
Artikel 15 bis
Procedures voor de toepassing van artikel 11, lid 3, letters b) en d), artikel 11, lid 4, en artikel 12 van de basisverordening (Inkennisstelling van de betrokken organen)
1.  Indien een persoon zijn werkzaamheden verricht in een andere lidstaat dan de krachtens titel II van de basisverordening bevoegde lidstaat, stelt de werkgever, of in het geval van iemand die geen werkzaamheden in loondienst verricht, de betrokkene zelf, indien mogelijk van tevoren, het bevoegde orgaan van de lidstaat waarvan de wetgeving van toepassing is, daarvan in kennis, tenzij anders is bepaald in artikel 17 van de toepassingsverordening. Dit orgaan stelt onverwijld informatie betreffende de wetgeving die op grond van artikel 11, lid 3, onder b), of artikel 12 van de basisverordening op de betrokkene van toepassing is, ter beschikking van het orgaan dat is aangewezen door de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de werkzaamheden worden verricht.
2.  Lid 1 is van overeenkomstige toepassing op personen die onder artikel 11, lid 3, punt d), van de basisverordening vallen.
3.  Een werkgever in de betekenis van artikel 11, lid 4, van de basisverordening, voor wie een werknemer werkzaamheden in loondienst verricht aan boord van een schip dat onder de vlag van een andere lidstaat vaart, stelt, indien mogelijk van tevoren, het bevoegde orgaan van de lidstaat waarvan de wetgeving van toepassing is, daarvan in kennis. Dit orgaan stelt onverwijld informatie betreffende de wetgeving die op grond van artikel 11, lid 4, van de basisverordening op de betrokkene van toepassing is, ter beschikking van het orgaan dat is aangewezen door de bevoegde autoriteit van de lidstaat onder de vlag waarvan het schip aan boord waarvan de werknemer zijn werkzaamheden zal verrichten, vaart.
Amendement 46
Voorstel voor een verordeningArtikel 16
Artikel 16
Schrappen
Procedure voor de toepassing van artikel 12 van Verordening (EG) nr. 883/2004
1.  De werkgever die op grond van artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 883/2004 een werknemer detacheert om voor zijn rekening in een andere lidstaat werkzaamheden te verrichten, stelt het bevoegd orgaan van de lidstaat waarvan de wettelijke regeling van toepassing blijft, daarvan – indien mogelijk vooraf – in kennis. Dit orgaan stelt het aangewezen orgaan van de lidstaat waar de werknemer gedetacheerd is, daarvan in kennis.
2.  De zelfstandige die op grond van artikel 12, lid 2, van Verordening (EG) nr. 883/2004 werkzaamheden in een andere lidstaat gaat verrichten, stelt het bevoegd orgaan van de lidstaat waarvan de wettelijke regeling van toepassing blijft, daarvan – indien mogelijk vooraf – in kennis. Dit orgaan stelt het aangewezen orgaan van de lidstaat waar de zelfstandige zijn werkzaamheden gaat verrichten, daarvan in kennis.
Amendement 47
Voorstel voor een verordeningArtikel 17 – lid 2
2.  In de in artikel 13, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde situaties bepalen de aangewezen organen van de betrokken lidstaten in onderling overleg welke wettelijke regeling op de betrokkene van toepassing is, rekening houdend met het bepaalde in artikel 13, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 883/2004 en artikel 14, leden 2 en 3, van de onderhavige verordening .
2.  De aangewezen organen van de lidstaat waar de persoon woont, bepalen onverwijld welke wetgeving op de betrokkene van toepassing is, rekening houdend met het bepaalde in artikel 13 van de basisverordening en artikel 14 van de toepassingsverordening . Deze vaststelling is aanvankelijk voorlopig. Het orgaan brengt de aangewezen organen van elke lidstaat waar werkzaamheden worden verricht op de hoogte van zijn voorlopige vaststelling.
Amendement 48
Voorstel voor een verordeningArtikel 17 – lid 3
3.  De vaststelling van de toepasselijke wettelijke regeling geschiedt in de maand volgend op de toezending van de informatie aan het aangewezen orgaan van de woonplaats van de verzekerde, overeenkomstig lid 1 .
3.  De voorlopige vaststelling van de toepasselijke wetgeving, bedoeld in lid 2, wordt definitief binnen twee maanden nadat het door de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaten aangewezen orgaan in kennis is gesteld van de voorlopige vaststelling op grond van lid 2, tenzij de wetgeving reeds definitief is vastgesteld op basis van lid 3 bis, of tenzij ten minste een van de betrokken organen het door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van woonplaats aangewezen orgaan aan het eind van deze periode van twee maanden ervan in kennis stelt dat het nog niet met de vaststelling kan instemmen of hierover een ander standpunt inneemt .
Zolang niet is vastgesteld welke wettelijke regeling van toepassing is, is op de betrokkene voorlopig de overeenkomstig artikel 6, lid 1, vastgestelde wettelijke regeling van toepassing.
Het bevoegde orgaan van de lidstaat waarvan de wettelijke regeling na afloop van de in lid 2 bedoelde overlegprocedure tussen de betrokken organen van toepassing is verklaard, stelt de betrokkene daarvan onverwijld in kennis.
Amendement 49
Voorstel voor een verordeningArtikel 17 – lid 3 bis (nieuw)
3 bis.  Indien onzekerheid betreffende de vaststelling van de toepasselijke wetgeving noopt tot contacten tussen de organen of autoriteiten van twee of meer lidstaten wordt, op verzoek van een of meer van de door de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten aangewezen organen of van de bevoegde autoriteiten zelf, in onderling overleg vastgesteld welke wetgeving op de betrokkene van toepassing is, met inachtneming van artikel 13 van de basisverordening en de desbetreffende bepalingen van artikel 14 van de toepassingsverordening.
Indien er een verschil van mening bestaat tussen de betrokken organen of bevoegde autoriteiten, streven deze instanties naar een akkoord overeenkomstig bovengenoemde voorwaarden en is artikel 6 van de toepassingsverordening van toepassing.
Amendement 50
Voorstel voor een verordeningArtikel 17 – lid 3 ter (nieuw)
3 ter.  Het bevoegde orgaan van de lidstaat waarvan besloten is dat de wetgeving voorlopig of definitief van toepassing is, stelt de betrokkene hiervan onverwijld in kennis.
Amendement 51
Voorstel voor een verordeningArtikel 17 – lid 3 quater (nieuw)
3 quater. Indien de betrokkene nalaat de in lid 1 vermelde informatie te verstrekken, worden de bepalingen van dit artikel toegepast op initiatief van het door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van de woonplaats van de betrokkene aangewezen orgaan, zodra dit, eventueel via een ander betrokken orgaan, kennis heeft genomen van de situatie van de betrokkene.
Amendement 52
Voorstel voor een verordeningArtikel 18 bis (nieuw)
Artikel 18 bis
Procedure voor de toepassing van artikel 16, lid 1, van de basisverordening
Een verzoek van de werkgever of de betrokkene om uitzonderingen op de artikelen 11 tot en met 15 van de basisverordening wordt, indien mogelijk vooraf, ingediend bij de bevoegde autoriteit of het door de autoriteit aangewezen orgaan van de lidstaat waarvan de werkgever of de betrokkene de wetgeving verzoekt toe te passen.
Amendement 53
Voorstel voor een verordeningArtikel 19 – titel
Informatie van de verzekerden
Verstrekking van informatie aan betrokkenen en werkgevers
Amendement 54
Voorstel voor een verordeningArtikel 19 – lid 1
1.  Het bevoegd orgaan van de lidstaat waarvan de wettelijke regeling van toepassing is , informeert de betrokkene en eventueel zijn werkgever(s) over de uit deze wettelijke regeling voortvloeiende verplichtingen. Het verleent hun de nodige hulp bij de vervulling van de op grond van deze wettelijke regeling verplichte formaliteiten.
1.  Het bevoegde orgaan van de lidstaat waarvan de wetgeving krachtens titel II van de basisverordening van toepassing wordt , informeert de betrokkene en eventueel zijn werkgever(s) over de uit deze wetgeving voortvloeiende verplichtingen. Het verleent hun de nodige hulp bij de vervulling van de op grond van deze wetgeving verplichte formaliteiten.
Amendement 55
Voorstel voor een verordeningArtikel 19 – lid 2
2.  Op verzoek van de betrokkene of de werkgever verklaart het bevoegd orgaan van de lidstaat waarvan de wettelijke regeling krachtens een bepaling van titel II van Verordening (EG) nr. 883/2004 van toepassing is, dat deze wettelijke regeling van toepassing is en vermeldt het eventueel tot welke datum en onder welke voorwaarden.
2.  Het bevoegd orgaan van de lidstaat waarvan de wettelijke regeling krachtens een bepaling van titel II van Verordening (EG) nr. 883/2004 van toepassing is, deelt de betrokkene door middel van een bewijs van toepasselijke wetgeving mede, dat deze wettelijke regeling van toepassing is en vermeldt eventueel tot welke datum en onder welke voorwaarden. Op dit bewijs wordt het door de werkgever opgegeven loon vermeld.
Amendement 56
Voorstel voor een verordeningArtikel 20 – lid 1
1.  De in artikel 17, lid 1, bedoelde organen verstrekken het bevoegd orgaan van de lidstaat waarvan de wettelijke regeling van toepassing is, alle nodige gegevens voor de vaststelling van de premies en bijdragen die de verzekerde en zijn werkgever(s) ingevolge die wettelijke regeling verschuldigd zijn.
1.  De betrokken organen verstrekken het bevoegde orgaan van de lidstaat waarvan de wetgeving krachtens titel II van de basisverordening op een persoon van toepassing is de gegevens die nodig zijn voor de vaststelling van de datum waarop deze wetgeving van toepassing wordt en voor de vaststelling van de premies en bijdragen die de betrokkene en zijn werkgever(s) op grond van deze wetgeving verschuldigd zijn.
Amendement 57
Voorstel voor een verordeningArtikel 21 – lid 1
1.  De werkgever dient de verplichtingen na te komen waarin de op de werknemer toepasselijke wettelijke regeling voorziet, met name de verplichting tot het betalen van de in deze wettelijke regeling bedoelde premies en bijdragen.
1.  De werkgever die zijn statutaire zetel of vestiging buiten de bevoegde lidstaat heeft, dient alle verplichtingen na te komen waarin de op zijn werknemer toepasselijke wetgeving voorziet, met name de verplichting tot het betalen van de in deze wetgeving bedoelde premies en bijdragen, alsof hij zijn statutaire zetel of vestiging in de bevoegde lidstaat heeft .
Amendement 58
Voorstel voor een verordeningArtikel 21 – lid 2
2.  De werkgever die geen vestiging heeft in de lidstaat waarvan de wettelijke regeling van toepassing is, enerzijds, en de werknemer anderzijds kunnen overeenkomen dat laatstbedoelde de verplichtingen van de werkgever inzake de betaling van premies en bijdragen voor rekening van deze laatste nakomt. De werkgever is verplicht een dergelijke regeling ter kennis te brengen van het bevoegde orgaan van deze lidstaat.
2.  De werkgever die geen vestiging heeft in de lidstaat waarvan de wetgeving van toepassing is, en de werknemer kunnen overeenkomen dat laatstgenoemde de verplichtingen van de werkgever inzake de betaling van premies en bijdragen namens de werkgever nakomt, zonder afbreuk te doen aan de onderliggende verplichtingen van de werkgever . De werkgever is verplicht een dergelijke regeling ter kennis te brengen van het bevoegde orgaan van deze lidstaat.
Amendement 59
Voorstel voor een verordeningArtikel 22 – lid 1
1.  De bevoegde autoriteiten zien erop toe dat de verzekerden op de hoogte gebracht worden van de procedures en voorwaarden voor de rechtstreekse betaling van de kosten in verband met verstrekkingen wanneer deze verstrekkingen worden ontvangen op het grondgebied van een andere lidstaat dan die van het bevoegd orgaan of de woonplaats .
1.  De bevoegde autoriteiten of organen zien erop toe dat alle nodige informatie ter beschikking van de verzekerden wordt gesteld betreffende de procedures en voorwaarden voor de toekenning van verstrekkingen wanneer deze verstrekkingen worden ontvangen op het grondgebied van een andere lidstaat dan die van het bevoegde orgaan.
Amendement 60
Voorstel voor een verordeningArtikel 22 – lid 4
4.   Wanneer krachtens de nationale wettelijke regeling alleen pensioengerechtigden recht op de in dit hoofdstuk bedoelde prestaties hebben, wordt uitsluitend rekening gehouden met het door een orgaan van die lidstaat verschuldigde pensioen.
4.   Niettegenstaande artikel 5, onder a), van de basisverordening kan een lidstaat alleen verantwoordelijk worden voor de kosten van de verstrekkingen overeenkomstig artikel 22 van de basisverordening indien de verzekerde uit hoofde van de wetgeving van die lidstaat een aanvraag voor een pensioen heeft ingediend, of overeenkomstig de artikelen 23 tot en met 30 van de basisverordening, indien de verzekerde een pensioen uit hoofde van de wetgeving van die lidstaat ontvangt .
Amendement 61
Voorstel voor een verordeningArtikel 24 – lid 2
2.   Het in lid 1 bedoelde document blijft geldig totdat het bevoegde orgaan het orgaan van de woonplaats in kennis stelt van de intrekking ervan.
2.  Het orgaan van de woonplaats stelt het bevoegde orgaan in kennis van iedere inschrijving die het overeenkomstig lid 1 heeft verricht.
Het orgaan van de woonplaats stelt het bevoegde orgaan in kennis van iedere inschrijving die het overeenkomstig lid 1 heeft verricht en van iedere wijziging of schrapping daarvan .
Amendement 62
Voorstel voor een verordeningArtikel 25 – letter A – punt 1
1.  Voor de toepassing van artikel 19 van Verordening (EG) nr. 883/2004 verzoekt de verzekerde, alvorens het grondgebied van de lidstaat waar hij woont te verlaten, zijn bevoegd orgaan om het document waaruit blijkt dat hij recht op verstrekkingen heeft .
1.  Voor de toepassing van artikel 19 van de basisverordening verstrekt de verzekerde de zorgverlener in de lidstaat van verblijf een door zijn bevoegd orgaan uitgereikt document waaruit blijkt dat hij recht heeft op verstrekkingen. Indien de verzekerde niet in het bezit is van dergelijk document, vraagt het orgaan van de verblijfplaats op verzoek, of indien anderszins noodzakelijk, bij het bevoegde orgaan het nodige document op.
De in artikel 27, lid 1, van Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde pensioengerechtigden en hun gezinsleden richten hun verzoek aan het orgaan van de woonplaats, die dit eventueel doorstuurt aan het orgaan voor rekening waarvan de kosten in verband met de in de lidstaat van de woonplaats aan de pensioengerechtigde verleende verstrekkingen komen.
Amendement 63
Voorstel voor een verordeningArtikel 25 – letter A – punt 2
2.   Overeenkomstig artikel 19, lid 1, van Verordening (EG) nr. 883/2004 overlegt de verzekerde, indien verstrekkingen tijdens het verblijf medisch noodzakelijk blijken, het in lid 1 genoemde document aan de zorgverlener van de lidstaat van verblijf, die op hem de wettelijke regeling toepast die op hem van toepassing zou zijn als hij in de lidstaat van verblijf onder het in artikel 23 van de onderhavige verordening bedoelde stelsel zou vallen .
2.   Uit het document blijkt dat de verzekerde volgens de voorwaarden van artikel 19 van de basisverordening recht heeft op verstrekkingen onder dezelfde voorwaarden als die welke gelden voor verzekerden uit hoofde van de wetgeving van de lidstaat van verblijf.
Indien de verzekerde niet in het bezit is van genoemd document, vraagt het orgaan van de verblijfplaats bij het bevoegde orgaan de nodige informatie op.
Amendement 64
Voorstel voor een verordeningArtikel 25 – letter A – punt 3
3.  Met de in artikel 19, lid 1, van Verordening (EG) nr. 883/2004 genoemde verstrekkingen worden verstrekkingen bedoeld die in de lidstaat van verblijf volgens de daar geldende wettelijke regeling moeten worden verleend om te voorkomen dat de verzekerde vóór het geplande einde van zijn verblijf naar zijn woonplaats zou moeten terugkeren om daar de behandeling te ontvangen die zijn gezondheidstoestand vereist .
3.  Met de in artikel 19, lid 1, van de basisverordening genoemde verstrekkingen worden verstrekkingen bedoeld die in de lidstaat van verblijf volgens de daar geldende wetgeving worden verleend en die medisch noodzakelijk blijken om te voorkomen dat de verzekerde vóór het einde van zijn geplande verblijf naar de bevoegde lidstaat moet terugkeren om de behandeling te ontvangen die hij nodig heeft .
Amendement 65
Voorstel voor een verordeningArtikel 25 – letter A – punt 4
4.  De leden 1 tot en met 3 zijn van overeenkomstige toepassing op de gezinsleden van de verzekerde.
Schrappen
Amendement 66
Voorstel voor een verordeningArtikel 25 – letter B – punt 5
5.  Indien de verzekerde de kosten van de op grond van artikel 19 van Verordening (EG) nr. 883/2004 verleende verstrekkingen geheel of gedeeltelijk zelf heeft betaald, richt hij zijn verzoek om vergoeding aan het orgaan van de verblijfplaats. Dit vergoedt hem rechtstreeks het bedrag van de uitgaven voor deze verstrekkingen binnen de grenzen en onder de voorwaarden van het tarief van zijn wettelijke regeling .
5.  Indien de verzekerde de kosten van alle of een deel van de op grond van artikel 19 van de basisverordening verleende verstrekkingen zelf heeft betaald en indien de door het orgaan van de verblijfplaats toegepaste wetgeving voorziet in de mogelijkheid van vergoeding van deze kosten aan de verzekerde, kan hij zijn verzoek om vergoeding aan het orgaan van de verblijfplaats richten . In dat geval vergoedt dat orgaan hem rechtstreeks het bedrag van de kosten van deze verstrekkingen binnen de grenzen en onder de voorwaarden van de volgens zijn wetgeving geldende vergoedingstarieven .
Amendement 67
Voorstel voor een verordeningArtikel 25 – letter B – punt 6
6.  Indien het verzoek om vergoeding van deze kosten niet rechtstreeks bij het orgaan van de verblijfplaats is ingediend, worden de gemaakte kosten aan de betrokkene vergoed door het bevoegde orgaan tegen de tarieven die door het orgaan van de verblijfplaats voor de vergoeding worden toegepast .
6.  Indien het verzoek om vergoeding van deze kosten niet rechtstreeks bij het orgaan van de verblijfplaats is ingediend, worden de kosten door het bevoegde orgaan aan de betrokkene vergoed tegen het vergoedingstarief dat het orgaan van de verblijfplaats in het betrokken geval toepast, dan wel ten bedrage van de vergoeding die door het orgaan van de verblijfplaats zou zijn uitbetaald indien artikel 61 van de toepassingsverordening in het betrokken geval van toepassing was geweest .
Het orgaan van de verblijfplaats dient het bevoegde orgaan desgevraagd de nodige inlichtingen over deze tarieven te verstrekken.
Het orgaan van de verblijfplaats is verplicht het bevoegde orgaan desgevraagd de nodige inlichtingen te verstrekken over de tarieven c.q. bedragen .
Indien bij de wettelijke regeling van het land van verblijf geen vergoedingstarieven zijn vastgesteld, vergoedt het bevoegde orgaan de gemaakte kosten volgens de tarieven die het zelf hanteert zonder dat instemming van de betrokkene vereist is.
Amendement 68
Voorstel voor een verordeningArtikel 25 – letter B – punt 7
7.  In afwijking van het bepaalde in lid 6, eerste alinea, kan het bevoegde orgaan de gemaakte kosten vergoeden tegen de tarieven die dit orgaan voor de vergoeding toepast, op voorwaarde dat de verzekerde ermee akkoord gaat dat deze bepaling op hem wordt toegepast en de wettelijke regeling de vergoeding van dergelijke kosten toestaat .
7.  In afwijking van lid 6 kan het bevoegde orgaan de gemaakte kosten binnen de grenzen en onder de voorwaarden van de volgens zijn wetgeving geldende tarieven vergoeden op voorwaarde dat de verzekerde ermee akkoord gaat dat deze bepaling op hem wordt toegepast
Amendement 69
Voorstel voor een verordeningArtikel 25 – letter B – punt 7 bis (nieuw)
7 bis.  De vergoeding voor de verzekerde mag het bedrag van de werkelijk door hem gemaakte kosten nooit overschrijden.
Amendement 70
Voorstel voor een verordeningArtikel 25 – letter B bis (nieuw)
B bis)  Gezinsleden
B bis.  De leden 1 tot en met 8 zijn van overeenkomstige toepassing op de gezinsleden van de verzekerde.
Amendement 71
Voorstel voor een verordeningArtikel 26 – letter A – punt 1
1.  Voor andere pensioengerechtigden en hun gezinsleden dan de in artikel 27, lid 5, van Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde wordt het orgaan van de lidstaat voor rekening waarvan de kosten in verband met de in de lidstaat van de woonplaats verleende verstrekkingen komen, beschouwd als het bevoegde orgaan voor het verlenen van de in artikel 20, lid 1, van Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde toestemming.
1.  Voor de toepassing van artikel 20, lid 1, van de basisverordening legt de verzekerde een door het bevoegde orgaan verstrekt document voor aan het orgaan van de verblijfplaats. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder bevoegd orgaan het orgaan dat de kosten van de geplande behandeling voor zijn rekening neemt; in de in artikel 20, lid 4, en artikel 27, lid 5, van de basisverordening bedoelde gevallen, waarin de in de lidstaat van de woonplaats verstrekte voordelen in natura op basis van forfaitaire bedragen worden vergoed, berust deze bevoegdheid bij het orgaan van de woonplaats.
Amendement 72
Voorstel voor een verordeningArtikel 26 – letter A – punt 2
2.  Voor de toepassing van artikel 20, lid 1, en artikel 27, lid 3, van Verordening (EG) nr. 883/2004 wordt, wanneer de persoon niet op het grondgebied van de bevoegde lidstaat woont, de in artikel 20, lid 1, van Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde toestemming door het orgaan van de woonplaats aangevraagd bij het bevoegde orgaan . Het orgaan van de woonplaats vermeldt de redenen waarom het deze toestemming voor de persoon in kwestie vraagt, met name die welke worden genoemd in artikel 20, lid 2, van Verordening (EG) nr. 883/2004.
2.  Indien een verzekerde niet in de bevoegde lidstaat verblijft , vraagt hij toestemming aan het orgaan van de woonplaats, dat het verzoek onverwijld aan het bevoegde orgaan doorzendt .
Is na vijftien kalenderdagen gerekend vanaf de datum van verzending geen antwoord ontvangen, dan wordt de toestemming geacht door het bevoegde orgaan te zijn verleend.
Het orgaan van de woonplaats bevestigt in dat geval in een verklaring of in de lidstaat van de woonplaats is voldaan aan de voorwaarden van artikel 20, lid 2, tweede zin, van de basisverordening.
Het orgaan van de woonplaats verleent de betrokkene toestemming voor rekening van het bevoegde orgaan.
De gevraagde toestemming mag door het bevoegde orgaan alleen geweigerd worden indien, volgens het oordeel van het orgaan van de woonplaats, in de lidstaat van de woonplaats van de verzekerde niet is voldaan aan de voorwaarden van artikel 20, lid 2, tweede zin, van de basisverordening, of indien dezelfde behandeling binnen een medisch verantwoorde termijn, gelet op de gezondheidstoestand van dat moment en het te verwachten ziekteverloop van de betrokkene, in de bevoegde lidstaat zelf kan worden gegeven.
Tijdens de procedure voor het verlenen van de toestemming behoudt het bevoegde orgaan steeds de mogelijkheid de betrokkene door een arts van eigen keuze in de lidstaat van de woon- of verblijfplaats te laten onderzoeken.
Het bevoegde orgaan stelt het orgaan van de lidstaat van de woonplaats in kennis van zijn besluit.
Is na vijftien kalenderdagen gerekend vanaf de datum van verzending geen antwoord ontvangen, dan wordt de toestemming geacht door het bevoegde orgaan te zijn verleend.
Amendement 73
Voorstel voor een verordeningArtikel 26 – letter A – punt 3
3.  De in lid 2 bedoelde procedure is niet van toepassing wanneer het bij de verstrekkingen in kwestie om een levensreddende behandeling gaat . In dat geval wordt de in artikel 20, lid 2, van Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde voorafgaande toestemming door het orgaan van de woonplaats verleend voor rekening van het bevoegde orgaan, dat onverwijld door het orgaan van de lidstaat van de woonplaats wordt ingelicht.
3.  Indien een verzekerde persoon die niet in de bevoegde lidstaat woont behoefte heeft aan een dringende en levensreddende behandeling, kan de toestemming niet worden geweigerd op grond van de tweede zin van artikel 20, lid 2, van de basisverordening. In dergelijke omstandigheden wordt de toestemming door het orgaan van de woonplaats verleend voor rekening van het bevoegde orgaan, dat onverwijld door het orgaan van de lidstaat van de woonplaats wordt ingelicht.
Het bevoegde orgaan is verplicht om met betrekking tot de noodzaak van een levensreddende behandeling de bevindingen en behandelingskeuzen van artsen die door het orgaan van de woonplaats dat toestemming verleent zijn erkend, te aanvaarden.
Het bevoegde orgaan is verplicht om met betrekking tot de noodzaak van een dringende en levensreddende behandeling de bevindingen en behandelingskeuzen van artsen die door het orgaan van de woonplaats dat toestemming verleent zijn erkend, te aanvaarden.
Amendement 74
Voorstel voor een verordeningArtikel 26 – letter A – punt 3 bis (nieuw)
3 bis.  Tijdens de procedure voor het verlenen van de toestemming behoudt het bevoegde orgaan steeds de mogelijkheid de verzekerde door een door het orgaan gekozen arts in de lidstaat van de woon- of verblijfplaats te laten onderzoeken.
Amendement 75
Voorstel voor een verordeningArtikel 26 – letter A – punt 4
4.  De betrokkene zendt de toestemming door aan het orgaan van de verblijfplaats. Dit is verplicht het orgaan van de woonplaats van de verzekerde op de hoogte te houden van de ontwikkeling van diens gezondheidstoestand wanneer een aanvullende behandeling uit medisch oogpunt nodig blijkt. Het orgaan van de woonplaats zendt deze informatie onverwijld door aan het bevoegde orgaan.
4.  Het orgaan van de verblijfplaats stelt, onverminderd een eventuele beslissing inzake de toestemming, het bevoegde orgaan ervan in kennis indien een aanvulling op de door de toestemming bestreken behandeling uit medisch oogpunt nodig blijkt.
Amendement 76
Voorstel voor een verordeningArtikel 26 – letter B – titel
B)  Rechtstreekse betaling van de kosten in verband met verstrekkingen in het kader van een geplande geneeskundige verzorging
B)  Rechtstreekse betaling van de kosten in verband met door de verzekerde ontvangen verstrekkingen
Amendement 77
Voorstel voor een verordeningArtikel 26 – letter B – punt 4 bis (nieuw)
4 bis.  Onverminderd lid 5 is artikel 25, leden 5 en 6, van de toepassingsverordening van overeenkomstige toepassing.
Amendement 78
Voorstel voor een verordeningArtikel 26 – letter B – punt 5
5.  Wanneer toestemming is verleend, betaalt het bevoegd orgaan de kosten rechtstreeks volgens het hoogste tarief. Indien dus voor de verstrekkingen in kwestie de tarieven van het orgaan van de verblijfplaats lager zijn dan die van het bevoegd orgaan, kan de verzekerde het bevoegd orgaan verzoeken hem binnen de grenzen van de door dit laatste gehanteerde tarieven het aanvullende bedrag uit te keren.
5.  Indien de verzekerde de kosten voor een medische behandeling waarvoor toestemming is verleend, geheel of gedeeltelijk zelf heeft betaald en het bedrag van de kosten dat het bevoegde orgaan op grond van lid 4 bis verplicht is aan het orgaan van de verblijfplaats of aan de verzekerde zelf te vergoeden (feitelijke kostprijs) lager is dan het bedrag van de kosten dat het voor dezelfde behandeling in de bevoegde lidstaat zou hebben moeten dragen (fictieve kostprijs), dan vergoedt het bevoegde orgaan de verzekerde op verzoek de door hem gemaakte kosten van de behandeling tot een bedrag dat gelijk is aan het verschil tussen de fictieve kostprijs en de feitelijke kostprijs. Het bedrag van de vergoeding mag evenwel niet hoger zijn dan dat van de daadwerkelijk door de verzekerde gedane uitgaven, waarbij ook rekening mag worden gehouden met het bedrag dat de verzekerde zou hebben moeten betalen indien de behandeling in de bevoegde lidstaat zou hebben plaatsgevonden.
Amendement 79
Voorstel voor een verordeningArtikel 26 – letter C – punt 6
6.   Wanneer het bevoegde orgaan toestemming verleent, komen de aan de behandeling verbonden reis- en verblijfkosten van de betrokkene en zo nodig een begeleider volgens de toegepaste wettelijke regeling voor rekening van het bevoegde orgaan.
6.   De aan de behandeling verbonden reis- en verblijfkosten van de verzekerde en zo nodig van een begeleider worden betaald door dat orgaan indien toestemming is verleend in het geval van behandeling in een andere lidstaat . Ingeval de verzekerde persoon een persoon met een handicap is, worden de reis en het verblijf van een begeleidende persoon als noodzakelijk beschouwd.
Amendement 80
Voorstel voor een verordeningArtikel 27 – letter A – punt 1
1.  Om in aanmerking te komen voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering uit hoofde van artikel 21, lid 1, van Verordening (EG) nr. 883/2004 laat de verzekerde door de arts van de lidstaat van de woonplaats die zijn gezondheidstoestand heeft geconstateerd, het document invullen waaruit zijn arbeidsongeschiktheid moet blijken .
1.  Indien de wetgeving van de bevoegde lidstaat voorschrijft dat de verzekerde een bewijs overlegt om in aanmerking te komen voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering uit hoofde van artikel 21, lid 1, van de basisverordening , vraagt de verzekerde de arts van de lidstaat van de woonplaats die zijn gezondheidstoestand heeft vastgesteld , om een bewijs van arbeidsongeschiktheid, met vermelding van de vermoedelijke duur ervan .
Amendement 81
Voorstel voor een verordeningArtikel 27 – letter A – punt 2
2.  De verzekerde zendt het ingevulde document binnen drie werkdagen nadat de arbeidsongeschiktheid medisch werd vastgesteld aan :
2.  De verzekerde zendt het bewijs binnen de door de wetgeving van de bevoegde lidstaat bepaalde termijn naar het bevoegde orgaan.
a) het orgaan van de woonplaats indien hij daar beroepswerkzaamheden uitoefent;
b) het bevoegde orgaan in de overige gevallen .
Amendement 82
Voorstel voor een verordeningArtikel 27 – letter A – punt 2 bis (nieuw)
2 bis.  Wanneer de behandelende artsen van de lidstaat van de woonplaats geen bewijzen van arbeidsongeschiktheid afgeven die krachtens de wetgeving van de bevoegde lidstaat vereist zijn, wendt de belanghebbende zich rechtstreeks tot het orgaan van de woonplaats. Dit orgaan laat onmiddellijk de arbeidsongeschiktheid medisch beoordelen en het in lid 1 bedoelde bewijs uitschrijven. Dit bewijs wordt onverwijld naar het bevoegde orgaan doorgezonden.
Amendement 83
Voorstel voor een verordeningArtikel 27 – letter A – punt 3
3.  Toezending van het in de leden 1 en 2 bedoelde document ontslaat de verzekerde niet van de in de toepasselijke wettelijke regeling vastgestelde verplichtingen, met name ten aanzien van zijn werkgever.
3.  Toezending van het in de leden 1 en 2 bedoelde document ontslaat de verzekerde niet van de in de toepasselijke wettelijke regeling vastgestelde verplichtingen, met name ten aanzien van zijn werkgever. Desgewenst kan de werkgever c.q . het bevoegde orgaan de werknemer oproepen voor activiteiten die tot doel hebben om de arbeidsre-integratie op de werkplek te bevorderen.
Amendement 84
Voorstel voor een verordeningArtikel 27 – letter A – punt 4
4.  Wanneer de verzekerde het werk hervat, stelt hij het bevoegde orgaan daarvan in kennis, dat zo nodig het orgaan van de woonplaats informeert.
Schrappen
Amendement 85
Voorstel voor een verordeningArtikel 27 – letter B – punt 6
6.  Het orgaan van de woonplaats oefent later zo nodig de administratieve en geneeskundige controle op de verzekerde uit, alsof hij bij dit orgaan verzekerd was. Zodra dit orgaan vaststelt dat de belanghebbende opnieuw arbeidsgeschikt is, stelt het de belanghebbende en ook het bevoegde orgaan daarvan onverwijld in kennis, met opgave van de datum waarop de arbeidsongeschiktheid eindigt. Onverminderd het bepaalde in lid 10, geldt de kennisgeving aan de belanghebbende als een beslissing die voor rekening van het bevoegde orgaan is genomen.
Schrappen
Amendement 86
Voorstel voor een verordeningArtikel 27 – letter B – punt 7
7.  Op verzoek van het bevoegde orgaan is het orgaan van de woonplaats verplicht de verzekerde te laten controleren door een door het bevoegde orgaan gekozen arts.
Schrappen
Amendement 87
Voorstel voor een verordeningArtikel 27 – letter C – punt 7 bis (nieuw)
7 bis.  Het bevoegde orgaan behoudt de bevoegdheid om de rechthebbende vervolgens door een arts van eigen keuze te laten controleren.
Amendement 88
Voorstel voor een verordeningArtikel 27 – letter C – punt 8
8.  Het bevoegde orgaan betaalt de uitkeringen rechtstreeks aan de betrokkene en stelt het orgaan van de woonplaats hiervan in kennis. Indien de uitkeringen echter door het orgaan van de woonplaats voor rekening van het bevoegde orgaan worden betaald, stelt dit laatste de belanghebbende van zijn rechten in kennis. Het deelt het orgaan van de woonplaats de hoogte van de uitkeringen mede, de data waarop zij moeten worden betaald en de maximumduur waarover zij ingevolge de wettelijke regeling van de bevoegde staat worden toegekend.
8.  Onverminderd artikel 21, lid 1, tweede zin, van de basisverordening , betaalt het bevoegde orgaan de uitkeringen rechtstreeks aan de betrokkene en stelt het indien nodig het orgaan van de woonplaats hiervan in kennis.
Amendement 89
Voorstel voor een verordeningArtikel 27 – letter C – punt 10
10.  Indien het bevoegde orgaan besluit de uitkeringen te weigeren omdat de verzekerde zich niet aan de formaliteiten van de wettelijke regeling van de lidstaat van de woonplaats heeft onderworpen of indien het door een arts van zijn keuze laat vaststellen dat de verzekerde weer arbeidsgeschikt is, stelt het de verzekerde en tegelijkertijd het orgaan van de woonplaats van deze beslissing in kennis.
10.  Indien het bevoegde orgaan besluit de uitkeringen te weigeren, stelt het de verzekerde, en tegelijkertijd het orgaan van de woonplaats, in kennis van deze beslissing.
Amendement 90
Voorstel voor een verordeningArtikel 27 bis (nieuw)
Artikel 27 bis
Uitkeringen bij langdurige zorg in geval de woon- of verblijfplaats zich in een andere dan de bevoegde lidstaat bevindt
A)  Door de verzekerde te volgen procedure
1.  Om in aanmerking te komen voor uitkeringen bij langdurige zorg krachtens artikel 21, lid 1, van de basisverordening, dient de verzekerde zich te wenden tot het bevoegde orgaan. Het bevoegde orgaan stelt zo nodig het orgaan van de woonplaats daarvan in kennis.
B)  Door het orgaan van de woonplaats te volgen procedure
2.  Op verzoek van het bevoegde orgaan onderzoekt het orgaan van de woonplaats de toestand van de verzekerde met het oog op zijn behoefte aan langdurige zorg. Het bevoegde orgaan verschaft het orgaan van de woonplaats alle noodzakelijke gegevens met het oog op een dergelijk onderzoek.
C)  Door het bevoegde orgaan te volgen procedure
3.  Om de mate van behoefte aan langdurige zorg te bepalen heeft het bevoegde orgaan het recht de verzekerde te laten onderzoeken door een door het orgaan gekozen arts of andere deskundige.
4.  Artikel 27, lid 8, van de toepassingsverordening is van overeenkomstige toepassing.
D)  Procedure bij verblijf in een andere dan de bevoegde lidstaat
5.  De leden 1 tot en met 4 zijn van overeenkomstige toepassing wanneer de verzekerde in een andere dan de bevoegde lidstaat verblijft.
E)  Gezinsleden
6.  De leden 1 tot en met 5 zijn van overeenkomstige toepassing op de gezinsleden van de verzekerde.
Amendement 91
Voorstel voor een verordeningArtikel 28
1.  Artikel 28, lid 1, van Verordening (EG) nr. 883/2004 is ook van toepassing op personen die een invaliditeitspensioen genieten. Onder "voortzetting van een behandeling" moet de behandeling van de ziekte tot het einde toe worden verstaan.
Indien de lidstaat waar de voormalige grensarbeider het laatst zijn activiteiten uitoefende, niet langer de bevoegde lidstaat is en de voormalige grensarbeider of een lid van zijn familie daarnaar toe reist teneinde daar uit hoofde van artikel 28 van de basisverordening verstrekkingen te verkrijgen, legt hij aan het orgaan van de plaats van verblijf een door het bevoegde orgaan afgegeven document over.
2.  De term "behandeling" heeft betrekking op alle medische verrichtingen met het doel de gezondheid van personen te beschermen, te handhaven of te herstellen.
3.  Artikel 28, lid 1, van Verordening (EG) nr. 883/2004 is van overeenkomstige toepassing op volledig werkloze grensarbeiders en hun gezinsleden wanneer de bevoegde lidstaat niet voorkomt op de lijst van bijlage III van Verordening (EG) nr. 883/2004.
Amendement 92
Voorstel voor een verordeningArtikel 29 – lid 1
1.  Wanneer het in artikel 30, lid 1, van Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde orgaan op grond van artikel 5 van genoemde verordening rekening houdt met de krachtens de wettelijke regeling van een of meer andere lidstaten verworven pensioenen of renten, neemt het voor de vaststelling van de grondslag voor de berekening van de premies of bijdragen slechts de bedragen van de daadwerkelijk aan de betrokkene uitgekeerde pensioenen of renten in aanmerking.
Schrappen
Amendement 93
Voorstel voor een verordeningArtikel 29 – lid 2
2.   In geen geval kan het bedrag van de op de pensioenen of renten in kwestie geheven premies of bijdragen hoger zijn dan het bedrag dat verschuldigd zou zijn door iemand met dezelfde inkomsten in de in artikel 30 van Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde lidstaat.
2.  Indien iemand van meer dan één lidstaat pensioenen ontvangt , kan het bedrag van de op alle betaalde pensioenen geheven premies en bijdragen in geen geval hoger zijn dan het bedrag dat geheven zou worden van door iemand met hetzelfde bedrag aan van de bevoegde lidstaat ontvangen pensioenen .
Amendement 94
Voorstel voor een verordeningArtikel 30
A)  Door het bevoegde orgaan te volgen procedure
1.   Voor de toepassing van artikel 34 van Verordening (EG) nr. 883/2004 zijn prestaties bij langdurige zorg geen behandelingen in de zin van artikel 28, lid 2, van de onderhavige verordening, maar onderhoudsbehandelingen of hulp bij de dagelijkse levensverrichtingen van de betrokkene afhankelijk van de mate van zelfstandigheid.
2.  Het orgaan van de woonplaats stelt de betrokkene in kennis van het bestaan van een anti-cumulatieregel en van de voorwaarden waaronder deze van toepassing is op de uitkeringen bij langdurige zorg in kwestie . De toepassing van deze voorschriften moet de persoon die niet op het grondgebied van de bevoegde lidstaat woont, evenwel een recht garanderen op een uitkeringsbedrag dat ten minste gelijk is aan het bedrag waarop hij aanspraak zou kunnen maken als hij in die lidstaat woonde.
1.  Het bevoegde orgaan stelt de betrokkene in kennis van de bepaling van artikel 34 van de basisverordening ter voorkoming van samenloop van prestaties . De toepassing van deze voorschriften moet de persoon die niet op het grondgebied van de bevoegde lidstaat woont, een recht garanderen op prestaties die ten minste gelijk zijn aan het totale bedrag of de totale waarde waarop hij/zij aanspraak zou kunnen maken als hij/zij in die lidstaat woonde.
2.   Het bevoegde orgaan stelt voorts het orgaan van de woon- of verblijfplaats in kennis van de betaling van uitkeringen bij langdurige zorg indien de wetgeving die het laatste orgaan toepast, voorziet in verstrekkingen voor langdurige zorg die zijn vermeld op de in artikel 34, lid 2, van de basisverordening bedoelde lijst.
Door het orgaan van de woon- of verblijfplaats te volgen procedure
3.   Na ontvangst van de in lid 2 bedoelde informatie stelt het orgaan van de woon- of verblijfplaats het bevoegde orgaan onverwijld in kennis van elke voor hetzelfde doel bestemde verstrekking bij langdurige zorg die het aan de betrokkene krachtens zijn wetgeving verleent, en van het vergoedingstarief.
3.  De Administratieve Commissie neemt zo nodig de maatregelen ter uitvoering van dit artikel.
3 bis.   De Administratieve Commissie neemt zo nodig de maatregelen ter uitvoering van dit artikel.
Amendement 95
Voorstel voor een verordeningArtikel 31 – lid 1
1.  De bepalingen van titel III, hoofdstuk 1, van Verordening (EG) nr. 883/2004 die betrekking hebben op verstrekkingen, zijn niet van toepassing op personen die uitsluitend recht hebben op verstrekkingen uit hoofde van een in bijlage 2 bij de onderhavige verordening genoemd bijzonder stelsel voor ambtenaren van een lidstaat.
1.  Voor de in bijlage 2 bedoelde lidstaten zijn de bepalingen van titel III, hoofdstuk I, van de basisverordening betreffende verstrekkingen slechts van toepassing op personen die uitsluitend op basis van een bijzonder stelsel voor ambtenaren recht hebben op verstrekkingen, voor zover zulks in die bijlage is gespecificeerd. Het orgaan van een andere lidstaat wordt niet, louter ten gevolge hiervan, verantwoordelijk gesteld voor de kosten van de verstrekkingen of uitkeringen die aan die personen of hun gezinsleden worden verleend.
Amendement 96
Voorstel voor een verordeningArtikel 33
Artikel 33
Schrappen
Geplande geneeskundige verzorging
De in artikel 20, lid 1, van Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde toestemming kan door het bevoegde orgaan niet geweigerd worden aan een werknemer of zelfstandige die door een arbeidsongeval of een beroepsziekte getroffen is en die voor rekening van dit orgaan in het genot is gesteld van prestaties, wanneer de voor zijn gezondheidstoestand passende behandeling hem, gelet op zijn gezondheidstoestand van dat moment en het te verwachten ziekteverloop, niet binnen een medisch verantwoorde termijn op het grondgebied van de lidstaat waar hij woont kan worden gegeven.
Amendement 97
Voorstel voor een verordeningArtikel 43 – lid 1
1.  Voor de berekening van het theoretische bedrag en het werkelijke bedrag van de uitkering overeenkomstig artikel 52, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 883/2004 zijn de voorschriften van artikel 12, leden 3, 4 en 5, van de onderhavige verordening van toepassing.
1.  Voor de berekening van het theoretische bedrag en het werkelijke bedrag van de uitkering overeenkomstig artikel 52, lid 1, onder b), van de basisverordening zijn de voorschriften van artikel 12, leden 3, 4 en 5, van de toepassingsverordening van toepassing.
Amendement 98
Voorstel voor een verordeningArtikel 43 – lid 3 – alinea 1 bis (nieuw)
Wanneer dit bedrag niet rechtstreeks kan worden bepaald omdat de door het bevoegde orgaan toegepaste wetgeving andere waarden aan de verzekeringstijdvakken toekent, kan een fictief bedrag worden vastgesteld. De Administratieve Commissie bepaalt op welke wijze dat fictieve bedrag wordt vastgesteld.
Amendement 99
Voorstel voor een verordeningArtikel 44
Artikel 44
Schrappen
Inaanmerkingneming van tijdvakken die aan de opvoeding van kinderen zijn gewijd
Onverminderd de bevoegdheid van de lidstaat, vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in titel II van Verordening (EG) nr. 883/2004, moet het orgaan van de lidstaat waar de pensioengerechtigde in de twaalf maanden na de geboorte van het kind het langst gewoond heeft, de in een andere lidstaat aan de opvoeding van kinderen gewijde tijdvakken in aanmerking nemen, voor zover de wetgeving van een andere lidstaat niet op de betrokkene van toepassing wordt wegens al dan niet in loondienst verrichte werkzaamheden.
Amendement 100
Voorstel voor een verordeningArtikel 44 bis (nieuw)
Artikel 44 bis
Verlof om rekening te houden met tijdvakken voor kinderopvoeding
1.  Voor de toepassing van dit artikel wordt onder "tijdvak van kinderopvoeding" verstaan een tijdvak dat krachtens de pensioenwetgeving van een lidstaat wordt meegeteld of dat recht geeft op een aanvulling op het pensioen met kinderopvoeding als expliciete reden, ongeacht volgens welke methode een dergelijk tijdvak wordt toegekend en ongeacht of het tijdvak tijdens de kinderopvoeding wordt verdiend of met terugwerkende kracht wordt erkend.
2.  Indien krachtens de wetgeving van de lidstaat die uit hoofde van titel II van de basisverordening bevoegd is, geen kinderopvoedingstijdvak in aanmerking wordt genomen, blijft het orgaan van de lidstaat waarvan de wetgeving op de betrokkene van toepassing was omdat deze aldaar, al dan niet in loondienst, werkzaam was op het tijdstip waarop de inaanmerkingneming van het kinderopvoedingstijdvak voor het kind in kwestie krachtens die wetgeving aanving, verantwoordelijk voor de inaanmerkingneming van dit tijdvak als een tijdvak van kinderopvoeding krachtens de door dat orgaan toegepaste wetgeving, alsof de kinderopvoeding op het grondgebied van de desbetreffende lidstaat had plaatsgevonden.
3.  De verplichting krachtens lid 2 geldt niet indien de wetgeving van een lidstaat wegens al dan niet in loondienst verrichte werkzaamheden op de betrokkene van toepassing is of wordt.
Amendement 101
Voorstel voor een verordeningArtikel 45 – letter A – punt 1
1.  Om in aanmerking te komen voor uitkeringen uit hoofde van artikel 44, lid 2, van Verordening (EG) nr. 883/2004 richt de aanvrager een aanvraag tot het orgaan van de lidstaat onder de wetgeving waarvan hij viel op het tijdstip waarop de arbeidsongeschiktheid met daaropvolgende invaliditeit is ontstaan of deze invaliditeit is verergerd.
1.  Om in aanmerking te komen voor uitkeringen onder A-wetgevingen krachtens artikel 44, lid 2, van de basisverordening , richt de aanvrager een aanvraag tot het orgaan van de lidstaat onder de wetgeving waarvan hij viel op het tijdstip waarop de arbeidsongeschiktheid met daaropvolgende invaliditeit is ontstaan of deze invaliditeit is verergerd of tot het orgaan van de woonplaats, dat de aanvraag aan eerstgenoemd orgaan doorzendt .
Amendement 102
Voorstel voor een verordeningArtikel 45 – letter B – punt 4
4.  In andere situaties dan de in artikel 44, lid 2, van Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde, richt de aanvrager een aanvraag hetzij aan het orgaan van zijn woonplaats indien hij op een bepaald moment aan de door dit orgaan toegepaste wetgeving onderworpen is geweest, hetzij aan het orgaan van de lidstaat aan de wetgeving waarvan hij het laatst onderworpen is geweest, in de andere gevallen .
4.  In andere situaties dan de in lid 1 bedoelde richt de aanvrager een aanvraag hetzij aan het orgaan van zijn woonplaats, hetzij aan het orgaan van de lidstaat aan de wetgeving waarvan hij het laatst onderworpen is geweest. Indien de betrokkene nimmer onderworpen was aan de door het orgaan van zijn woonplaats toegepaste wetgeving, zendt dit orgaan de aanvraag door aan het orgaan van de lidstaat aan de wetgeving waarvan hij het laatst onderworpen is geweest.
Amendement 103
Voorstel voor een verordeningArtikel 45 – letter B – punt 7
7.  Een aan het orgaan van een lidstaat gerichte aanvraag voor een uitkering heeft automatisch tot gevolg dat de uitkeringen krachtens de wettelijke regeling van alle betrokken lidstaten aan de voorwaarden waarvan de aanvrager voldoet, gelijktijdig worden vastgesteld
Schrappen
Amendement 104
Voorstel voor een verordeningArtikel 45 – letter B – punt 8
8.  Deze gelijktijdige vaststelling vindt evenwel niet plaats wanneer de aanvrager overeenkomstig artikel 50, lid 1, van Verordening (EG) nr. 883/2004 heeft gevraagd de vaststelling van de uitkeringen die krachtens de wettelijke regeling van één of meer lidstaten zouden zijn verkregen, uit te stellen.
Schrappen
Amendement 105
Voorstel voor een verordeningArtikel 46 – lid 1
1.  De aanvraag wordt door de aanvrager ingediend volgens de bepalingen van de wettelijke regeling die door het in artikel 45, leden 1 en 4 , bedoelde orgaan wordt toegepast, en dient vergezeld te gaan van de vereiste bewijsstukken. De aanvrager vermeldt ofwel het orgaan of de organen van de invaliditeits- of ouderdomsverzekering of de verzekering bij overlijden (pensioenen) van elke lidstaat waarbij de verzekerde aangesloten is geweest, ofwel, indien het een werknemer betreft, de werkgever of werkgevers bij wie hij op het grondgebied van elke lidstaat werkzaam is geweest, zulks onder overlegging van de desbetreffende bewijzen die in zijn bezit zijn.
1.  De aanvraag wordt door de aanvrager ingediend volgens de bepalingen van de wetgeving die door het in artikel 45, lid 1 of 4, bedoelde orgaan wordt toegepast, en gaat vergezeld van de bij die wetgeving voorgeschreven bewijsstukken. Meer bepaald verstrekt de aanvrager alle relevante beschikbare gegevens en bewijsstukken betreffende de tijdvakken van verzekering (organen, identificatienummers) van werkzaamheden in loondienst (werkgevers) of anders dan in loondienst (aard en plaats van de werkzaamheden) en van wonen (adressen) die in voorkomend geval onder een andere wetgeving vervuld zijn, alsmede betreffende de duur van die tijdvakken.
Amendement 106
Voorstel voor een verordeningArtikel 46 – lid 2
2.  Indien de aanvrager, overeenkomstig artikel 50, lid 1, van Verordening (EG) nr. 883/2004, verzoekt de vaststelling van de ouderdomsuitkeringen die krachtens de wettelijke regeling van één of meer lidstaten zouden zijn verkregen, uit te stellen, dient hij nader aan te geven krachtens welke wettelijke regeling hij om uitstel verzoekt.
2.  Indien de aanvrager overeenkomstig artikel 50, lid 1, van de basisverordening verzoekt om uitstel van de toekenning van ouderdomsuitkeringen krachtens de wetgeving van een of meer lidstaten, vermeldt hij dit in zijn aanvraag en specificeert hij krachtens welke wetgeving hij om uitstel verzoekt. Om de aanvrager in de gelegenheid te stellen van dit recht gebruik te maken, delen de betrokken organen de aanvrager op diens verzoek alle gegevens mee waarover zij beschikken zodat hij zich een oordeel kan vormen over de gevolgen van de gelijktijdige of successieve toekenning van de uitkeringen waarop hij aanspraak kan maken.
Amendement 107
Voorstel voor een verordeningArtikel 46 – lid 2 bis (nieuw)
2 bis.  Indien een aanvrager overeenkomstig de wetgeving van een lidstaat een uitkeringsaanvraag intrekt, wordt zulks niet beschouwd als gelijktijdige intrekking van tot de organen van andere lidstaten gerichte uitkeringsaanvragen.
Amendement 108
Voorstel voor een verordeningArtikel 47 – letter A – punt 1
1.  De aanvraag voor een uitkering wordt behandeld door het orgaan waaraan de aanvraag is gericht of doorgezonden overeenkomstig artikel 45, lid 1 of 4. Dit orgaan wordt hierna het "behandelend orgaan" genoemd.
1.  Het orgaan waaraan de aanvraag is gericht of doorgezonden overeenkomstig artikel 45, lid 1 of lid 4, wordt hierna als "contactorgaan" genoemd. Het orgaan van de woonplaats wordt niet als contactorgaan aangeduid indien de betrokkene nimmer onderworpen was aan de door dat orgaan toegepaste wetgeving.
Het als contactorgaan aangeduide orgaan behandelt niet alleen de uitkeringsaanvraag krachtens de wetgeving die het toepast, maar bevordert daarnaast de gegevensuitwisseling, de mededeling van beslissingen en de verrichtingen die noodzakelijk zijn voor de behandeling van de aanvraag door de betrokken organen en verstrekt de aanvrager op diens verzoek alle gegevens die relevant zijn voor de communautaire aspecten van deze behandeling en houdt hem op de hoogte van de vorderingen dienaangaande.
Amendement 109
Voorstel voor een verordeningArtikel 47 – letter C – punt 4
4.  In andere situaties dan de in artikel 44 van Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde zendt het behandelend orgaan de aanvragen voor uitkeringen onmiddellijk door aan alle betrokken organen zodat zij tegelijkertijd en onverwijld door al deze organen behandeld kunnen worden . Het deelt hun de tijdvakken van verzekering of van wonen mee die krachtens de wettelijke regeling die het toepast zijn vervuld, eventueel vergezeld van de door de aanvrager overgelegde bewijzen .
4.  In andere situaties dan de in lid 2 bedoelde zendt het contactorgaan de aanvragen voor de uitkeringen, alle stukken waarover het beschikt en, in voorkomend geval, de relevante door de aanvrager verstrekte stukken onmiddellijk door aan alle betrokken organen zodat de behandeling van de aanvraag door al deze organen tegelijkertijd kan worden aangevangen . Het contactorgaan stelt de andere organen in kennis van de tijdvakken van verzekering of van wonen die krachtens de wettelijke regeling die het toepast zijn vervuld. Het contactorgaan vermeldt welke stukken op een later tijdstip zullen worden verstrekt en vult de aanvraag zo spoedig mogelijk aan.
Amendement 110
Voorstel voor een verordeningArtikel 47 – letter C – punt 5
5.  Elk van de andere betrokken organen deelt het behandelend orgaan de tijdvakken van verzekering of van wonen mee die krachtens de wettelijke regeling die het toepast zijn vervuld. Behalve in het in artikel 46, lid 2, van de onderhavige verordening bedoelde geval deelt elk orgaan ook het bedrag mee van het in artikel 52, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde autonoom pensioen als uitsluitend op grond van de nationale wetgeving recht op een uitkering bestaat.
5.  Elk van de andere betrokken organen deelt het contactorgaan de tijdvakken van verzekering of van wonen mee die krachtens de wettelijke regeling die het toepast zijn vervuld.
Amendement 111
Voorstel voor een verordeningArtikel 47 – letter C – punt 6
6.  Het behandelend orgaan geeft alle gegevens die het heeft ontvangen door aan alle betrokken organen. Op grond hiervan berekent elk betrokken orgaan het theoretische en het werkelijke bedrag van de uitkeringen overeenkomstig artikel 52, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 883/2004 en deelt het deze bedragen mee aan het behandelend orgaan.
6.  Elk betrokken orgaan berekent het bedrag van de uitkeringen overeenkomstig artikel 52 van de basisverordening en stelt het contactorgaan en de overige betrokken organen in kennis van zijn beslissing, van het bedrag van de uitkeringen en van alle inlichtingen die nodig zijn voor de toepassing van de artikelen 53 tot en met 55 van de basisverordening.
Amendement 112
Voorstel voor een verordeningArtikel 47 – letter C – punt 7
7.  Zodra het behandelende orgaan op grond van de in lid 5 bedoelde gegevens vaststelt dat artikel 46, lid 2, of artikel 57, lid 2 of 3, van Verordening (EG) nr. 883/2004 moeten worden toegepast, stelt het de overige betrokken organen hiervan in kennis.
7.  Mocht een orgaan op grond van de in de leden 4 en 5 van dit artikel bedoelde gegevens vaststellen dat artikel 46, lid 2, of artikel 57, lid 2 of lid 3, van de basisverordening moeten worden toegepast, dan stelt dit orgaan het contactorgaan en de overige betrokken organen hiervan in kennis.
Amendement 113
Voorstel voor een verordeningArtikel 47 – letter C – punt 8
8.  Om de aanvrager in de gelegenheid te stellen gebruik te maken van het in artikel 50, lid 1, van Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde recht van uitstel, deelt het behandelend orgaan hem alle gegevens mede waarover het beschikt, zodat hij op de hoogte is van de gevolgen van de gelijktijdige vaststelling van de uitkeringen waarop hij aanspraak kan maken. De aanvrager richt een eventueel verzoek om uitstel aan het behandelend orgaan, die dit onverwijld doorzendt aan het betrokken orgaan.
Schrappen
Amendement 114
Voorstel voor een verordeningArtikel 48 – lid 1
1.  Elk orgaan geeft de aanvrager volgens de bepalingen die het toepast, kennis van de door dit orgaan genomen beslissing ten aanzien van de vaststelling van de uitkering . In elke beslissing worden de rechtsmiddelen en beroepstermijnen vermeld die daarop van toepassing zijn. Van elke beslissing wordt een kopie aan het behandelend orgaan gestuurd . Na ontvangst van al deze beslissingen verstrekt het behandelende orgaan de aanvrager in diens eigen taal en op de in artikel 3, lid 4, bedoelde wijze een samenvatting van deze beslissingen. Deze samenvatting zendt het ook aan de andere betrokken organen toe.
1.  Elk orgaan geeft de aanvrager volgens de wetgeving die het toepast, kennis van de door dit orgaan genomen beslissing. In elke beslissing worden de rechtsmiddelen en beroepstermijnen vermeld die daarop van toepassing zijn. Zodra het contactorgaan in kennis is gesteld van de beslissing van elk orgaan, wordt een samenvatting van die beslissingen aan de aanvrager en de overige betrokken organen toegezonden . Het model voor de samenvatting wordt opgesteld door de Administratieve Commissie. De aanvrager krijgt de samenvatting toegezonden in de taal van het orgaan of in een taal, naar keuze van de aanvrager, die als een officiële taal van de instellingen van de Gemeenschap is erkend overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag.
Amendement 115
Voorstel voor een verordeningArtikel 48 – lid 2
2.  De overeenkomstig artikel 3, lid 4, ter kennis van de aanvrager gebrachte samenvatting moet worden beschouwd als een nieuwe beslissing, waartegen beroep kan worden aangetekend.
2. wanneer blijkt dat de aanvrager na ontvangst van de beknopte mededeling dat zijn/haar rechten negatief zijn beïnvloed door de interactie van besluiten genomen door twee of meer instanties, heeft hij/zij recht erop van de betrokken instanties te eisen dat zij hun beslissingen aan een herziening onderwerpen binnen een termijn vastgesteld in de desbetreffende nationale wetgeving. Deze termijnen beginnen op de datum van ontvangst van de beknopte mededeling. De aanvrager wordt schriftelijk op de hoogte gesteld van het resultaat van de herziening.
Amendement 116
Voorstel voor een verordeningArtikel 49 – lid 2
2.  Wanneer het bepaalde in artikel 46, lid 3, van Verordening (EG) nr. 883/2004 niet van toepassing is, is elk orgaan bevoegd de aanvrager door een arts van eigen keuze te laten onderzoeken om de mate van invaliditeit te bepalen. Het orgaan van een lidstaat houdt evenwel rekening met de medische documenten en rapporten alsmede met de inlichtingen van administratieve aard die door het orgaan van enige andere lidstaat zijn ingewonnen alsof deze in zijn eigen lidstaat waren opgesteld.
2.  Wanneer artikel 46, lid 3, van de basisverordening niet van toepassing is, is elk orgaan, overeenkomstig de door het orgaan toegepaste wetgeving, bevoegd de aanvrager door een arts van eigen keuze of andere deskundige te laten onderzoeken om de mate van invaliditeit te bepalen. Het orgaan van een lidstaat houdt evenwel rekening met de medische documenten en rapporten alsmede met de inlichtingen van administratieve aard die door het orgaan van enige andere lidstaat zijn ingewonnen alsof deze in zijn eigen lidstaat waren opgesteld.
Amendement 117
Voorstel voor een verordeningArtikel 49 – lid 3
3.  Wanneer het medisch onderzoek plaatsvindt in een andere lidstaat van de lidstaat van de woonplaats van de betrokkene, komen de daaraan verbonden reis- en verblijfkosten ten laste van het orgaan dat opdracht heeft gegeven tot dit medisch onderzoek.
Schrappen
Amendement 118
Voorstel voor een verordeningArtikel 50 – lid 3
3.  Het orgaan dat krachtens lid 1 of 2 voorlopige uitkeringen dient te betalen, stelt de aanvrager hiervan onmiddellijk in kennis, waarbij het uitdrukkelijk zijn aandacht vestigt op de voorlopige aard van de genomen maatregel en op het feit dat alleen beroep kan worden aangetekend tegen de beslissing ten aanzien van de vaststelling van de definitieve uitkering .
3.  Elk orgaan dat krachtens lid 1 of 2 verplicht is voorlopige uitkeringen of een voorschot te betalen, stelt de aanvrager hiervan onmiddellijk in kennis, waarbij het uitdrukkelijk zijn aandacht vestigt op de voorlopige aard van de genomen maatregel en op de rechtsmiddelen die krachtens de door het orgaan toegepaste wetgeving beschikbaar zijn .
Amendement 119
Voorstel voor een verordeningArtikel 52
Maatregelen ter bespoediging van de vaststelling van de uitkeringen
Maatregelen ter bespoediging van het proces van de pensioenberekening
1.  Wanneer de wetgeving van een lidstaat op een persoon van toepassing wordt, verstrekt het door de bevoegde autoriteit van deze lidstaat aangewezen orgaan het aangewezen orgaan van de lidstaat waarvan deze persoon de nationaliteit bezit, alle gegevens betreffende de identificatie van deze persoon, met inbegrip van het identificatienummer dat hem door het ter zake van het pensioen bevoegde orgaan van de eerste lidstaat is toegekend, alsmede de naam van genoemd bevoegd orgaan. Het deelt deze instelling ook alle andere inlichtingen mede die de latere vaststelling van de pensioenen kunnen vergemakkelijken en bespoedigen.
1.  Organen die wetgeving toepassen waaraan een aanvrager onderworpen is geweest, brengen schot in de behandeling van aanvragen en de betaling van uitkeringen waartoe de aanvrager gerechtigd is door:
(a) de identiteitbepalende elementen van personen die onder een door een orgaan van een andere lidstaat toegepaste wetgeving komen te vallen, uit te wisselen met of beschikbaar te stellen aan de organen van andere lidstaten en er tezamen voor te zorgen dat die identiteitbepalende elementen behouden en in overeenstemming blijven of, indien dit niet mogelijk is, die personen rechtstreeks toegang te geven tot de elementen die hun identiteit bepalen;
(b) ruim voordat iemand de minimum pensioengerechtigde leeftijd of een nader te bepalen leeftijd bereikt, gegevens (vervulde tijdvakken of andere belangrijke elementen) uit te wisselen met of beschikbaar te stellen aan de betrokkene en de organen van andere lidstaten met betrekking tot de pensioenrechten van personen die onder een door een orgaan van een andere lidstaat toegepaste wetgeving komen te vallen of, indien dit niet mogelijk is, die personen in te lichten over of hen in staat te stellen zich vertrouwd te maken met hun toekomstige rechten op uitkeringen.
2.  Voor de toepassing van lid 1 worden staatlozen en vluchtelingen, alsmede personen die nooit onderworpen zijn geweest aan de wetgeving van de lidstaat waarvan zij onderdaan zijn, beschouwd als onderdanen van de lidstaat aan de wetgeving waarvan zij het eerst onderworpen zijn geweest.
2.  Voor de toepassing van lid 1 bepaalt de Administratieve Commissie welke informatieve elementen worden uitgewisseld of beschikbaar worden gesteld en welke procedures en mechanismen daarvoor worden gebruikt, met inaanmerkingneming van de kenmerken van de nationale pensioenregelingen, de administratieve en technische aspecten van hun organisatie en de technologische middelen waarover ze beschikken. De Administratieve Commissie verzekert de tenuitvoerlegging van deze pensioenregelingen door zorg te dragen voor een follow-up van de genomen maatregelen en de toepassing daarvan.
2 bis.  Voor de doeleinden van de toepassing van lid 1, moet de instantie in de eerste lidstaat waar een persoon zijn Persoonlijke Identificatienummer (PIN) heeft ontvangen voor de doeleinden van de administratie van de sociale zekerheid in kennis worden gesteld van dit nummer.
3.  De betrokken organen maken, op verzoek van de belanghebbende of van het orgaan waarbij hij op dat ogenblik is aangesloten, een overzicht van zijn verzekeringsloopbaan, en wel uiterlijk een jaar voor de datum waarop hij de pensioengerechtigde leeftijd zal bereiken.
4.  De Administratieve Commissie stelt vast op welke wijze de vorige leden worden toegepast.
Amendement 120
Voorstel voor een verordeningArtikel 53 – lid 1
1.  Als de nationale wetgeving voorschriften behelst voor de vaststelling van het orgaan dat voor de vaststelling van het pensioen verantwoordelijk is , zijn deze voorschriften van toepassing en worden uitsluitend de krachtens de wetgeving van deze lidstaat vervulde tijdvakken van verzekering in aanmerking genomen.
1.  Onverminderd artikel 51 van de basisverordening gelden de voorschriften van de nationale wetgeving aan de hand waarvan wordt bepaald welk orgaan verantwoordelijk is, welke regeling van toepassing is of welke verzekeringstijdvakken aan een specifieke regeling worden toegewezen en worden uitsluitend de krachtens de wetgeving van deze lidstaat vervulde tijdvakken van verzekering in aanmerking genomen.
Amendement 121
Voorstel voor een verordeningArtikel 54 – titel
Berekening van de uitkering
Samenstelling van tijdvakken en berekening van de uitkering
Amendement 122
Voorstel voor een verordeningArtikel 54 – lid -1 (nieuw)
-1.  Artikel 12, lid 1, van de toepassingsverordening is van overeenkomstige toepassing op artikel 61 van de basisverordening. Onverminderd de onderliggende verplichtingen van de betrokken organen, kan de betrokkene aan het bevoegde orgaan een document voorleggen waarin de krachtens die wetgeving vervulde tijdvakken worden vermeld en dat is afgegeven door het orgaan van de lidstaat aan de wetgeving waarvan de betrokkene tijdens zijn laatste al dan niet in loondienst verrichte werkzaamheden onderworpen was.
Amendement 123
Voorstel voor een verordeningArtikel 54 – lid 2
2.  Voor de toepassing van artikel 62 van Verordening (EG) nr. 883/2004 wordt, wanneer de in artikel 65, lid 5, van genoemde verordening bedoelde werknemer die geen grensarbeider is, nooit als werknemer aan de wetgeving van de lidstaat van de woonplaats onderworpen is geweest, de werkloosheidsuitkering berekend op basis van het loon dat in die lidstaat met gelijkwaardige of soortgelijke werkzaamheden als die welke hij het laatst op het grondgebied van een andere lidstaat heeft uitgeoefend, gewoonlijk wordt verdiend.
Schrappen
Amendement 124
Voorstel voor een verordeningArtikel 55 – lid 4
4.  Het orgaan van de plaats waarheen de werkloze zich heeft begeven, stelt het bevoegde orgaan onmiddellijk in kennis van de datum van inschrijving van de werkloze bij de diensten voor arbeidsvoorziening en van zijn nieuwe adres.
4.  Het orgaan van de plaats waarheen de werkloze zich heeft begeven, zendt het bevoegde orgaan onmiddellijk een document met de datum van inschrijving van de werkloze bij de diensten voor arbeidsvoorziening en zijn nieuwe adres.
Elke maand gedurende de periode dat de werkloze recht heeft op behoud van zijn uitkering, zendt het aan het bevoegde orgaan de relevante informatie over de situatie van de werkloze en met name of deze nog steeds is ingeschreven bij de diensten voor arbeidsvoorziening en of hij zich houdt aan de georganiseerde controleprocedures.
Indien zich gedurende het tijdvak dat de werkloze recht heeft op behoud van zijn uitkering, feiten voordoen die het recht op uitkering kunnen beïnvloeden , zendt het orgaan van de plaats waarheen de werkloze zich heeft begeven aan het bevoegde orgaan en aan de betrokkene onmiddellijk een document met de relevante informatie .
Op verzoek van het bevoegde orgaan verstrekt het orgaan van de plaats waarheen de werkloze zich heeft begeven elke maand relevante informatie over de situatie van de werkloze en met name of deze nog steeds is ingeschreven bij de diensten voor arbeidsvoorziening en of hij zich houdt aan de georganiseerde controleprocedures.
Amendement 125
Voorstel voor een verordeningArtikel 56 – lid 2
2.  Wanneer het recht op een uitkering afhankelijk is van de vervulling van bepaalde verplichtingen op grond van de wetgeving van de lidstaat van de woonplaats, wordt rekening gehouden met de verplichtingen van de werkloze bij de diensten voor arbeidsvoorziening van de andere lidstaat. Het is aan de werkloze om het orgaan van zijn woonplaats over het tijdschema en de aard van deze verplichtingen in te lichten .
2.  Wanneer de in de betrokken lidstaten toepasselijke wetgeving vereist dat een werkloze aan bepaalde verplichtingen voldoet en/of werk zoekt , wordt voorrang verleend aan de verplichtingen en/of de pogingen om werk te vinden in de lidstaat van de woonplaats .
Het feit dat een werkloze in de lidstaat waar hij het laatst werkzaam is geweest, niet heeft voldaan aan alle verplichtingen en/of geen werk heeft gezocht, heeft geen invloed op in de lidstaat van de woonplaats toegekende uitkeringen.
Amendement 126
Voorstel voor een verordeningArtikel 57
Voor de toepassing van artikel 68, lid 1, onder b), punt i), van Verordening (EG) nr. 883/2004 berekent elke betrokken lidstaat, wanneer de volgorde van prioriteit niet aan de hand van de woonplaats van de kinderen kan worden vastgesteld, het bedrag van de uitkeringen inclusief de kinderen die niet op zijn grondgebied wonen. Het bevoegd orgaan van de lidstaat waarvan de wetgeving de hoogste uitkering biedt, betaalt het gehele bedrag uit. Het bevoegd orgaan van de andere lidstaat vergoedt dat orgaan, binnen de grenzen van de in de wetgeving van die lidstaat voorziene bedragen, de helft van dat bedrag.
Voor de toepassing van artikel 68, lid 1, onder b), punten i) en ii), van de basisverordening berekent elke betrokken lidstaat, wanneer de volgorde van prioriteit niet aan de hand van de woonplaats van de kinderen kan worden vastgesteld, het bedrag van de uitkeringen inclusief de kinderen die niet op zijn grondgebied wonen. Bij het toepassen van artikel 68, lid 1, onder b), punt i), betaalt het bevoegde orgaan van de lidstaat waarvan de wetgeving de hoogste uitkering biedt, het gehele bedrag uit. Het bevoegde orgaan van de andere lidstaat vergoedt dat orgaan, binnen de grenzen van de in de wetgeving van die lidstaat voorziene bedragen, de helft van dat bedrag.
Amendement 127
Voorstel voor een verordeningArtikel 58 – titel
Voorschriften die van toepassing zijn indien op iemand gedurende een zelfde tijdvak of een gedeelte van een tijdvak achtereenvolgens de wettelijke regeling van diverse lidstaten van toepassing is
Voorschriften die van toepassing zijn indien er sprake is van wijziging van de toepasselijke wetgeving en/of het orgaan dat bevoegd is om gezinstoelagen toe te kennen
Amendement 128
Voorstel voor een verordeningArtikel 58 – lid 1
1.  Indien op iemand gedurende een kalendermaand, ongeacht de in de wetgeving van de lidstaten bepaalde vervaldagen voor de betaling van de gezinsuitkeringen, achtereenvolgens de wettelijke regeling van twee lidstaten van toepassing was , neemt het orgaan dat de gezinsuitkeringen heeft betaald op grond van de eerste wetgeving die gedurende het betrokken tijdvak van toepassing was , deze kosten tot het einde van de lopende maand voor zijn rekening.
1.  Indien er gedurende een kalendermaand sprake is van wijziging van de lidstaat welks wetgeving toepasselijk is en/of welks orgaan bevoegd is om gezinstoelagen toe te kennen , ongeacht de in de wetgeving van de lidstaten bepaalde vervaldagen voor de betaling van de gezinsuitkeringen, op grond waarvan de uitkeringen zijn toegekend aan het begin van deze maand , neemt het orgaan dat de gezinsuitkering heeft betaaldop grond van de wetgeving, deze kosten tot het einde van de lopende maand voor zijn rekening.
Amendement 129
Voorstel voor een verordeningArtikel 58 – lid 2
2.  Het deelt het orgaan van de andere lidstaat mede met ingang van welke datum het de betaling van de gezinsuitkeringen in kwestie staakt.
2.  Het deelt het orgaan van de andere lidstaat of de betrokken lidstaten mede met ingang van welke datum het de betaling van de gezinsuitkeringen in kwestie staakt. De betalingen van de andere lidstaat gaat in op die datum.
Amendement 130
Voorstel voor een verordeningArtikel 59 – lid 1
1.  De aanvraag voor gezinsuitkeringen wordt in eerste instantie gericht:
1.  De aanvraag om gezinsbijslagen wordt gericht aan het bevoegde orgaan . Voor de toepassing van de artikelen 67 en 68 van de basisverordening wordt rekening gehouden met de situatie van het gehele gezin alsof alle betrokkenen onderworpen zijn aan de wetgeving van de betrokken lidstaat en er verblijven, vooral wat het recht op prestaties betreft. Indien een persoon die recht heeft op prestaties dit recht niet uitoefent, houdt het bevoegde orgaan van de lidstaat waarvan de wetgeving van toepassing is rekening met een aanvraag om gezinsbijslagen die is ingediend door de andere ouder /als dusdanig beschouwde persoon of de persoon of instelling die de voogdij uitoefent.
(a) aan het orgaan van de lidstaat waar de aanvrager werkt, wanneer een recht op uitkeringen bestaat uit hoofde van al dan niet in loondienst verrichte werkzaamheden en de echtgenoot van de aanvrager geen recht op uitkeringen heeft uit hoofde van al dan niet in loondienst verrichte werkzaamheden in een andere lidstaat;
(b) in de andere gevallen aan het orgaan van de woonplaats van de kinderen of een van deze organen indien de kinderen in verschillende lidstaten wonen.
Amendement 131
Voorstel voor een verordeningArtikel 59 – lid 2
2.  Het orgaan waarbij de aanvraag overeenkomstig lid 1 is ingediend, onderzoekt deze op grond van de gedetailleerde informatie die door de aanvrager is verstrekt, en neemt telkens wanneer dat nodig is een voorlopige beslissing ten aanzien van de toepasselijke prioriteitsregels, rekening houdend met alle feitelijke en rechtelijke gegevens die de gezinssituatie van de aanvrager kenmerken.
2.  Het orgaan waarbij de aanvraag overeenkomstig lid 1 is ingediend, onderzoekt deze op grond van de gedetailleerde informatie die door de aanvrager is verstrekt, rekening houdend met alle feitelijke en rechtelijke gegevens die de gezinssituatie van de aanvrager kenmerken.
Het stelt de aanvrager hiervan in kennis en betaalt hem voorlopig de uitkeringen waarin de wetgeving die het toepast, voorziet.
Indien dat orgaan concludeert dat zijn wetgeving overeenkomstig de leden 68 en 1 van artikel 2 van de basisverordening prioritair van toepassing is, verstrekt het de gezinsbijslagen overeenkomstig de wetgeving die het toepast.
Indien het bevoegde orgaan oordeelt dat de mogelijkheid bestaat dat de betrokkene krachtens de wetgeving van een andere lidstaat overeenkomstig artikel 68, lid 2, van de basisverordening recht heeft op aanvullende bijslag, zendt het de aanvraag onverwijld door aan het bevoegde orgaan van die lidstaat en informeert het de betrokkene. Het informeert ook het orgaan van de andere lidstaat van zijn besluit betreffende de aanvraag en het bedrag van de toegekende gezinsbijslagen.
Amendement 132
Voorstel voor een verordeningArtikel 59 – lid 3
3.  De voorlopige beslissing over de in het concrete geval toepasselijke prioriteitsregels wordt toegezonden aan elk van de organen van de andere lidstaat/lidstaten aan de wetgeving waarvan eventueel rechten op uitkeringen kunnen worden ontleend . Deze organen beschikken over een termijn van een maand, gerekend vanaf de datum van verzending van de voorlopige beslissing, om deze te betwisten of om aanvullende informatie te vragen .
3.  Indien het orgaan waarbij de aanvraag is ingediend, oordeelt dat zijn wetgeving toepasselijk is, maar niet op grond van het prioritaire recht overeenkomstig de leden 1 en 2 van artikel 68 van de basisverordening, neemt het onverwijld een voorlopig beslissing over de in het concrete geval toepasselijke prioriteitsregels, en zendt het de aanvraag overeenkomstig lid 68 van het genoemde artikel 3 door naar het orgaan van de andere lidstaat en stelt het de aanvrager daarvan voorts in kennis . Dit orgaan heeft twee maanden de tijd om zijn standpunt te bepalen ten aanzien van het genomen voorlopige besluit.
Na afloop van deze termijn wordt de beslissing van het orgaan waarbij de aanvraag overeenkomstig lid 1 werd ingediend, voor de betrokken organen bindend. Op grond hiervan stelt elk van deze organen een berekening op van het bedrag van de aan de rechthebbende verschuldigde uitkeringen en stuurt het deze zo spoedig mogelijk aan het orgaan waarbij de aanvraag werd ingediend.
Indien het orgaan waaraan de aanvraag is doorgezonden, binnen de bovengenoemde termijn geen standpunt inneemt, is het bovengenoemde voorlopige besluit toepasselijk en betaalt het orgaan de bijslagen waarin zijn wetgeving voorziet en stelt het het doorzendende orgaan in kennis van het bedrag van de toegekende bijslagen.
Amendement 133
Voorstel voor een verordeningArtikel 59 – lid 4
4.  Het orgaan waarbij de aanvraag overeenkomstig lid 1 werd ingediend, zendt de aanvrager de beslissing toe met betrekking tot de volgorde van prioriteiten voor de toekenning van de uitkeringen, vergezeld van de berekening hiervan door de betrokken organen.
4.  Indien er een meningsverschil is tussen de betrokken organen over de op grond van het prioritaire recht toepasselijke wetgeving, zijn de leden 6 tot en met 2 van artikel 4 van onderhavige verordening van toepassing. Voor dit doel, zal het in artikel 6, lid 2, genoemde orgaan van woonplaats, het orgaan van het orgaan van de woonplaats van het kind of de kinderen zijn .
Amendement 134
Voorstel voor een verordeningArtikel 60
Voor de toepassing van artikel 69 van Verordening (EG) nr. 883/2004 stuurt het bevoegde orgaan, als dit vaststelt dat aan de wetgeving die het toepast, geen recht kan worden ontleend, deze aanvraag, vergezeld van alle nodige documenten en inlichtingen onverwijld door aan het orgaan van de lidstaat aan de wetgeving waarvan de betrokkene het langst onderworpen is geweest. Eventueel moet op dezelfde wijze verder worden teruggegaan tot aan het orgaan van de lidstaat krachtens de wettelijke regeling waarvan de belanghebbende het kortste tijdvak van verzekering of wonen heeft vervuld.
Voor de toepassing van artikel 69 van de basisverordening stelt de Administratieve Commissie een lijst op van de aanvullende of bijzondere gezinsbijslagen voor wezen die onder hetzelfde artikel van de basisverordening vallen. Indien het prioritair bevoegde orgaan op grond van de wetgeving die het toepast geen aanvullende of bijzondere gezinsbijslagen voor wezen hoeft toe te kennen, zendt het de aanvraag voor gezinsbijslagen, vergezeld van alle nodige documenten en inlichtingen, onverwijld door aan het orgaan van de lidstaat aan de wetgeving waaraan de betrokkene het langst onderworpen is geweest en die voorziet in dergelijke aanvullende of bijzondere gezinsbijslagen voor wezen . Eventueel moet op dezelfde wijze verder worden teruggegaan tot aan het orgaan van de lidstaat krachtens de wettelijke regeling waarvan de belanghebbende het kortste tijdvak van verzekering of wonen heeft vervuld.
Amendement 135
Voorstel voor een verordeningArtikel 61 – lid 2
2.  Voor de toepassing van lid 1 wordt het orgaan van de woonplaats van de gezinsleden die in een andere lidstaat wonen dan de verzekerde, in de in artikel 20, lid 4, van Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde gevallen, en het orgaan van de woonplaats van de gepensioneerde en zijn gezinsleden, in de in artikel 27, lid 5, van Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde gevallen, als het bevoegde orgaan beschouwd.
Schrappen
Amendement 136
Voorstel voor een verordeningArtikel 61 – lid 5
5.  Lid 1 is van overeenkomstige toepassing op de vergoeding van overeenkomstig artikel 27, lid 8, tweede zin, betaalde uitkeringen.
Schrappen
Amendement 137
Voorstel voor een verordeningArtikel 62 – lid 2
2.  Een lidstaat kan van de methode van vaste vergoeding afzien, doch alleen met ingang van een kalenderjaar. In dat geval is de betrokken lidstaat verplicht de Administratieve Commissie daarvan uiterlijk eind juni van het jaar voorafgaande aan het jaar waarin deze verandering moet ingaan, in kennis te stellen.
Schrappen
Amendement 138
Voorstel voor een verordeningArtikel 63 – titel
Methode voor de berekening van de vaste bedragen
Methode voor de berekening van de vaste maandelijkse bedragen en van het vaste totaalbedrag
Amendement 139
Voorstel voor een verordeningArtikel 63 – lid 1
1.  Voor elke debiteurlidstaat is het vast bedrag voor een kalenderjaar gelijk aan de som van de producten, verkregen door de gemiddelde jaarlijkse kosten per persoon volgens verschillende leeftijdsklassen te vermenigvuldigen met het in elke leeftijdsklasse in aanmerking te nemen aantal personen en op de uitkomst een aftrek toe te passen.
1.  Voor elke crediteurlidstaat wordt het vaste maandelijkse bedrag per persoon (Fi) voor een kalenderjaar vastgesteld door de gemiddelde jaarlijkse kosten per persoon (Yi) , volgens verschillende leeftijdsklassen (i) , te delen door 12 en op het resultaat een aftrek (X) toe te passen volgens de volgende formule:
VAST BEDRAG =

F i = Y i *1/12*(1-X)
De symbolen in deze formule hebben de volgende betekenis:
De symbolen in deze formule hebben de volgende betekenis:
-  De sommatie -index i (waarden i = 1, 2 en 3) staat voor de drie leeftijdsklassen die voor de berekening van het vast bedrag worden gehanteerd:
De index i (waarden i = 1, 2 en 3) staat voor de drie leeftijdsklassen die voor de berekening van de vaste bedragen worden gehanteerd:
i = 1: personen onder de 20 jaar
i = 1: personen onder de 20 jaar
i = 2: personen tussen 20 en 64 jaar
i = 2: personen tussen 20 en 64 jaar
i = 3: personen van 65 jaar en ouder.
i = 3: personen van 65 jaar en ouder.
-  De coëfficiënt X (getal tussen 0 en 1) staat voor de toegepaste aftrek, zoals omschreven in lid 4.
-  Yi staat voor de gemiddelde jaarlijkse kosten van de personen in de leeftijdsklasse i, zoals gedefinieerd in lid 2.
Yi staat voor de gemiddelde jaarlijkse kosten per persoon in leeftijdsklasse i, zoals gedefinieerd in lid 2.
De coëfficiënt X (0,20 of 0,15) staat voor de toegepaste aftrek, zoals omschreven in lid 2 bis .
-  Z i staat voor het in aanmerking te nemen gemiddelde aantal personen in leeftijdsklasse i, zoals gedefinieerd in lid 3.
Amendement 140
Voorstel voor een verordeningArtikel 63 – lid 2
2.  De gemiddelde jaarlijkse kosten per persoon (Yi) in leeftijdsklasse i worden verkregen door de jaarlijkse uitgaven voor het totaal van de verstrekkingen die door de organen van de crediteurlidstaat zijn verleend aan alle personen van de betreffende leeftijdsklasse die onder zijn wettelijke regeling vallen en op zijn grondgebied wonen, te delen door het gemiddelde jaarlijkse aantal personen in deze leeftijdsklasse. Voor deze berekening worden de uitgaven in het kader van het in artikel 23 bedoelde stelsel in aanmerking genomen.
2.  De gemiddelde jaarlijkse kosten per persoon (Yi) in leeftijdsklasse i worden verkregen door de jaarlijkse uitgaven voor het totaal van de verstrekkingen die door de organen van de crediteurlidstaat zijn verleend aan alle personen van de betreffende leeftijdsklasse die onder zijn wettelijke regeling vallen en op zijn grondgebied wonen, te delen door het gemiddelde aantal betrokken personen in deze leeftijdsklasse in het kalenderjaar in kwestie. De berekening wordt gebaseerd op de uitgaven uit hoofde van de in artikel 23 van de toepassingsverordening bedoelde stelsels .
Amendement 141
Voorstel voor een verordeningArtikel 63 – lid 2 bis (nieuw)
2 bis.  De op het vaste maandelijkse bedrag toe te passen aftrek is in beginsel gelijk aan 20% (X = 0,20). Deze aftrek is gelijk aan 15% (X = 0,15) voor gepensioneerden en hun gezinsleden wanneer de bevoegde lidstaat niet in bijlage IV van de basisverordening wordt vermeld.
Amendement 142
Voorstel voor een verordeningArtikel 63 – lid 3
3.  Voor elke debiteurlidstaat is het gemiddelde aantal personen (Z i ) in leeftijdsklasse i gelijk aan het aantal personen dat onder de wettelijke regeling van deze lidstaat valt en die voor zijn rekening in aanmerking kunnen komen voor verstrekkingen van de crediteurlidstaat.
3.  Voor elke debiteurlidstaat is het vaste totaalbedrag voor een kalenderjaar de som van de producten die worden verkregen door in elke leeftijdsklasse i de vastgestelde vaste maandelijkse bedragen per persoon te vermenigvuldigen met het aantal maanden dat door de betrokkenen in de crediteurlidstaat in die leeftijdsklasse is vervuld.
Het in aanmerking te nemen aantal personen wordt vastgesteld aan de hand van een inventaris die voor dit doel wordt bijgehouden door het orgaan van de woonplaats, zulks op basis van de door het bevoegde orgaan verstrekte bewijsstukken inzake de rechten van de belanghebbenden.
Het aantal maanden dat door de betrokkenen in de crediteurlidstaat is vervuld is de som van de kalendermaanden in een kalenderjaar waarin de betrokkenen vanwege hun woonplaats op het grondgebied van de crediteurlidstaat in aanmerking kwamen voor verstrekkingen op dat grondgebied voor rekening van de debiteurlidstaat. Deze maanden worden vastgesteld aan de hand van een inventaris die voor dit doel wordt bijgehouden door het orgaan van de woonplaats, zulks op basis van de door het bevoegde orgaan verstrekte bewijsstukken inzake de rechten van de belanghebbenden.
Amendement 143
Voorstel voor een verordeningArtikel 63 – lid 3 bis (nieuw)
3 bis.  Uiterlijk vijf jaar na de inwerkingtreding van deze verordening dient de Administratieve Commissie een specifiek verslag in over de toepassing van dit artikel, en met name over de in lid 2 bis bedoelde aftrekken. Op basis daarvan kan de Commissie een voorstel indienen met wijzigingen die nodig kunnen blijken om ervoor te zorgen dat de berekening van de vaste bedragen de werkelijke uitgaven zo dicht mogelijk benadert en dat de in lid 3 bedoelde aftrekken geen aanleiding geven tot onevenwichtige betalingen of dubbele betalingen voor de lidstaten.
Amendement 144
Voorstel voor een verordeningArtikel 63 – lid 4
4.  De op het vast bedrag toe te passen aftrek is in beginsel gelijk aan 15% (X = 0,15). Deze aftrek is gelijk aan 20% (X = 0,20) wanneer de bevoegde lidstaat in bijlage IV van Verordening (EG) nr. 883/2004 wordt vermeld.
Schrappen
Amendement 145
Voorstel voor een verordeningArtikel 63 – lid 5
5.  De Administratieve Commissie bepaalt volgens welke methoden en op welke wijze de in de vorige leden bedoelde factoren voor de berekening van het vast bedrag worden vastgesteld.
5.  De Administratieve Commissie bepaalt volgens welke methoden en op welke wijze de in de vorige leden bedoelde factoren voor de berekening van de vaste bedragen worden vastgesteld.
Amendement 146
Voorstel voor een verordeningArtikel 63 – lid 5 bis (nieuw)
5 bis.  Onverminderd de leden 1 tot en met 4, kunnen de lidstaten de artikelen 94 en 95 van Verordening (EEG) nr. 574/72 van de Raad van 21 maart 1972 houdende vaststelling van de procedure voor de tenuitvoerlegging van Verordening (EEG) nr. 1408/71 inzake de toepassing van stelsels voor sociale zekerheid op werknemers en hun gezinsleden die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen 1 gedurende vijf jaar na de inwerkingtreding van de toepassingsverordening blijven toepassen voor de berekening van het vaste bedrag, mits de aftrek genoemd in lid 2 bis wordt toegepast.
__________
1 PB L 323 van 13.12.1996, blz. 38.
Amendement 147
Voorstel voor een verordeningArtikel 64 – alinea 1
Het bedrag van de gemiddelde jaarlijkse kosten per persoon in elke leeftijdsklasse voor een bepaald jaar wordt uiterlijk op 30 juni van het tweede jaar na het jaar in kwestie aan de Rekencommissie medegedeeld. Bij niet-inachtneming van deze termijnen wordt het bedrag van de gemiddelde jaarlijkse kosten per persoon van het jaar daarvoor gehanteerd .
Het bedrag van de gemiddelde jaarlijkse kosten per persoon in elke leeftijdsklasse voor een bepaald jaar wordt uiterlijk aan het eind van het tweede jaar na het jaar in kwestie aan de Rekencommissie meegedeeld. Bij niet-inachtneming van deze termijnen wordt het bedrag gehanteerd van de gemiddelde jaarlijkse kosten per persoon dat de Administratieve Commissie laatstelijk een jaar daarvoor heeft vastgesteld.
Amendement 148
Voorstel voor een verordeningArtikel 65
1.  De vergoeding tussen de betrokken lidstaten vindt zo snel mogelijk plaats. Elk betrokken orgaan is verplicht de schuldvorderingen vóór de hierna vermelde termijnen te vergoeden zodra het daartoe in de mogelijkheid verkeert. Een geschil over een bepaalde vordering mag de vergoeding van de andere niet in de weg staan.
De in de artikelen 35 en 41 van Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde vergoedingen tussen de organen van de lidstaten lopen via het verbindingsorgaan.
2.  De in de artikelen 35 en 41 van de basisverordening bedoelde vergoedingen tussen de organen van de lidstaten lopen via het verbindingsorgaan. Er kan een afzonderlijk verbindingsorgaan bestaan voor de vergoedingen uit hoofde van de artikelen 35 en 41 van de basisverordening.
Amendement 149
Voorstel voor een verordeningArtikel 66 – lid 1
1.  De op grond van de werkelijke uitgaven vastgestelde schuldvorderingen moeten uiterlijk zes maanden na afloop van het kalenderhalfjaar waarin de prestaties zijn verleend, worden ingediend.
1.  De op grond van de werkelijke uitgaven vastgestelde schuldvorderingen moeten uiterlijk twaalf maanden na afloop van het kalenderhalfjaar waarin deze vorderingen in de rekeningen van het crediteurorgaan zijn ingeschreven , bij het verbindingsorgaan van de debiteurlidstaat worden ingediend.
Amendement 164
Voorstel voor een verordeningArtikel 66 – lid 2
2.  De voor een kalenderjaar op grond van vaste bedragen vastgestelde schuldvorderingen moeten worden ingediend binnen zes maanden na de maand waarin de gemiddelde kosten voor het jaar in kwestie in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt.
2.  De voor een kalenderjaar op grond van vaste bedragen vastgestelde schuldvorderingen moeten bij het verbindingsorgaan van de debiteurlidstaat worden ingediend binnen zes maanden na de maand waarin de gemiddelde kosten voor het jaar in kwestie in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt. De in artikel 63, lid 3, van de toepassingsverordening bedoelde inventarissen worden uiterlijk aan het eind van jaar volgend op het referentiejaar ingediend.
Amendement 165
Voorstel voor een verordeningArtikel 66 – lid 4
4.  De schuldvorderingen worden door het debiteurorgaan binnen zes maanden na afloop van het kalenderhalfjaar waarin zij zijn ingediend, gecontroleerd en betaald. Eventueel deelt het debiteurorgaan het crediteurorgaan vóór afloop van deze periode van zes maanden zijn beslissing mede om bepaalde uitgaven af te wijzen .
4.  De schuldvorderingen worden door het debiteurorgaan binnen zes maanden na afloop van de maand waarin zij bij het verbindingsorgaan van de debiteurlidstaat zijn ingediend, betaald aan het in artikel 65 van de toepassingsverordening bedoelde verbindingsorgaan van de crediteurlidstaat . Dit geldt niet voor de schuldvorderingen die het debiteurorgaan om een gegronde reden binnen deze termijn heeft afgewezen .
Amendement 152
Voorstel voor een verordeningArtikel 66 – lid 5
5.  Betwistingen betreffende de aard en het bedrag van een schuldvordering moeten uiterlijk een jaar na afloop van het kalenderhalfjaar waarin de schuldvordering werd ingediend, zijn geregeld. Na deze termijn wordt de schuldvordering in kwestie als betaalbaar beschouwd.
5.  Betwistingen betreffende een schuldvordering worden uiterlijk binnen 36 maanden na de maand waarin de schuldvordering werd ingediend, geregeld.
Amendement 153
Voorstel voor een verordeningArtikel 66 – lid 5 bis (nieuw)
5 bis.  De Rekencommissie faciliteert de definitieve afsluiting van de rekeningen in gevallen waarin er geen regeling binnen de in lid 5 bedoelde termijn kan worden getroffen, en zij neemt op gemotiveerd verzoek van een van de partijen een beslissing over een betwisting binnen zes maanden na de maand waarin de zaak aan haar is voorgelegd.
Amendement 154
Voorstel voor een verordeningArtikel 67 – titel
Moratoire interesten
Moratoire interesten en interesten op voorschotten
Amendement 166
Voorstel voor een verordeningArtikel 67 – lid 1
1.  Na afloop van de in artikel 66, lid 4, bedoelde periode van zes maanden worden de nog openstaande schuldvorderingen vermeerderd met interest . Deze interest wordt berekend op basis van de referentievoet die door de Europese Centrale Bank wordt toegepast op haar belangrijkste herfinancieringsverrichtingen. De toegepaste referentievoet is die welke geldt op de eerste dag van de maand waarin de betaling verschuldigd is. Deze voet wordt vermeerderd met twee procentpunten vanaf het einde van de in artikel 66, lid 5, bedoelde periode van één jaar.
1.  Na afloop van de in artikel 66, lid 4, van de toepassingsverordening bedoelde periode van zes maanden kan door het crediteurorgaan interest worden geïnd op openstaande schuldvorderingen, tenzij het debiteurorgaan binnen zes maanden vanaf het einde van de maand waarin de schuldvordering is ingediend, een voorschot heeft betaald van ten minste 90% van de totale schuldvordering ingediend uit hoofde van artikel 66, lid 1 of 2, van de toepassingsverordening . Voor de gedeelten van de schuldvordering die buiten het voorschot vallen, kan enkel interest worden aangerekend vanaf het einde van de in artikel 66, lid 5, van de toepassingsverordening bedoelde periode van één jaar.
Amendement 156
Voorstel voor een verordeningArtikel 67 – lid 2
2.  De Administratieve Commissie stelt de methode en de grondslag voor de berekening van de interest vast.
2.  De interest wordt berekend op basis van de referentievoet die door de Europese Centrale Bank wordt toegepast op haar belangrijkste herfinancieringsverrichtingen . De toegepaste referentievoet is die welke geldt op de eerste dag van de maand waarin de betaling verschuldigd is.
Amendement 157
Voorstel voor een verordeningArtikel 67 – lid 2 bis (nieuw)
2 bis.  Een verbindingsorgaan mag niet worden verplicht een in lid 1 bedoeld voorschot te aanvaarden. Indien een verbindingsorgaan zulk een aanbod afwijst, heeft het crediteurorgaan evenwel niet meer het recht om moratoire interesten in verband met de betrokken schuldvorderingen aan te rekenen buiten het bepaalde in de tweede zin van lid 1.
Amendement 167
Voorstel voor een verordeningArtikel 69
Bij ontstentenis van het in artikel 65, lid 8, van Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde akkoord richt het orgaan van de woonplaats aan het orgaan van de lidstaat aan de wetgeving waarvan de rechthebbende het laatst onderworpen is geweest, een verzoek om vergoeding van werkloosheidsuitkeringen uit hoofde van artikel 65, leden 6 en 7, van Verordening (EG) nr. 883/2004, en wel binnen zes maanden gerekend vanaf de laatste betaling van de werkloosheidsuitkeringen om vergoeding waarvan wordt verzocht. Het verzoek vermeldt het bedrag van de uitkeringen die gedurende de in artikel 65, leden 6 en 7, van Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde tijdvakken van drie of vijf maanden zijn betaald, het tijdvak waarvoor deze uitkeringen zijn betaald en de identificatiegegevens van de werkloze.
Bij ontstentenis van het in artikel 65, lid 8, van de basis verordening bedoelde akkoord richt het orgaan van de woonplaats aan het orgaan van de lidstaat aan de wetgeving waarvan de rechthebbende het laatst onderworpen is geweest, een verzoek om vergoeding van werkloosheidsuitkeringen uit hoofde van artikel 65, leden 6 en 7, van de basis verordening. Dit verzoek wordt gedaan binnen zes maanden gerekend vanaf het einde van het halve kalenderjaar waarin de laatste betaling plaatsvond van de werkloosheidsuitkeringen om vergoeding waarvan wordt verzocht. Het verzoek vermeldt het bedrag van de uitkeringen die gedurende de in artikel 65, leden 6 en 7, van de basis verordening bedoelde tijdvakken van drie of vijf maanden zijn betaald, het tijdvak waarvoor deze uitkeringen zijn betaald en de identificatiegegevens van de werkloze. Aanvragen worden ingediend en betaald via de verbindingsorganen van de betrokken lidstaten.
Het is niet vereist aanvragen in behandeling te nemen die zijn ingediend na het verstrijken van de in de eerste paragraaf genoemde termijn.
Wanneer over de bedragen in kwestie een verschil van mening tussen de betrokken organen bestaat, is het bepaalde in artikel 66, leden 4 en 5 , van de onderhavige verordening van overeenkomstige toepassing.
Het bepaalde in artikel 65, lid 1, en artikel 66, leden 4 tot en met 6 , van de toepassings verordening is van overeenkomstige toepassing.
Na afloop van de in artikel 66, lid 4, van de toepassingsverordening bedoelde periode van zes maanden kan het crediteurorgaan de nog openstaande schuldvorderingen vermeerderen met interest. Deze interest wordt berekend overeenkomstig artikel 67, lid 2, van de toepassingsverordening.
Het maximumbedrag van de in de derde zin van artikel 65, lid 6, van de basisverordening bedoelde vergoeding is per geval het bedrag van de uitkering waarop een betrokkene recht zou hebben op grond van de wetgeving van de lidstaat waaraan hij het laatst was onderworpen, indien hij geregistreerd was bij de diensten voor arbeidsvoorziening van dat land. In de betrekkingen tussen de in bijlage XY vermelde lidstaten stellen de bevoegde instanties van één van deze lidstaten aan de wetgeving waarvan de betrokkene het laatst was onderworpen, echter het maximumbedrag per geval vast op basis van het gemiddelde bedrag van de werkloosheidsuitkeringen die in het voorgaande kalenderjaar onder de wetgeving van deze lidstaat van toepassing waren.
Amendement 159
Voorstel voor een verordeningArtikel 83 – lid 1
1.  De lidstaten delen de Commissie de namen en adressen mede van de in artikel 1, onder m), q) en r), van Verordening (EG) nr. 883/2004 en in artikel 1, onder a) en b), van de onderhavige verordening bedoelde autoriteiten en organen, alsook van de in titel II van de onderhavige verordening genoemde aangewezen organen.
1.  De lidstaten delen de Europese Commissie de namen en adressen mede van de in artikel 1, onder m), q) en r), van de basisverordening en in artikel 1, lid 2, onder a) en b) , van de uitvoeringsverordening bedoelde autoriteiten en organen, alsook van de overeenkomstig de uitvoeringsverordening aangewezen organen.
Amendement 160
Voorstel voor een verordeningArtikel 83 – lid 3
3.  De Administratieve Commissie stelt de wijze vast waarop de in lid 1 bedoelde kennisgevingen moeten geschieden, als ook het gemeenschappelijk formaat en het model van deze kennisgevingen.
3.  De Administratieve Commissie stelt de structuur, de inhoud en de wijze vast waarop de in lid 1 bedoelde kennisgevingen moeten geschieden, als ook het gemeenschappelijk formaat en het model van deze kennisgevingen.
Amendement 161
Voorstel voor een verordeningArtikel 83 – lid 4
4.  Bijlage 4 van de onderhavige verordening vermeldt de voor het publiek toegankelijke gegevensbank met de in lid 1 bedoelde informatie.
4.  Bijlage 4 van de toepassingsverordening vermeldt de voor het publiek toegankelijke gegevensbank met de in lid 1 bedoelde informatie. De gegevensbank wordt opgericht en beheerd door de Commissie. De lidstaten zijn echter verantwoordelijk voor het inbrengen van hun eigen nationale contactinformatie in deze gegevensbank. Voorts zorgen de lidstaten ervoor dat de krachtens lid 1 vereiste ingebrachte nationale contactinformatie correct is.
Amendement 162
Voorstel voor een verordeningArtikel 84
Artikel 84
Schrappen
Documenten
1.  De modellen, vormen en formaten van de voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 en de onderhavige verordening benodigde documenten worden vastgesteld door de Administratieve Commissie overeenkomstig artikel 4.
De bevoegde organen stellen die ter beschikking van de onder deze verordening vallende personen.
2.  In hun onderlinge betrekkingen kunnen de bevoegde autoriteiten of de organen van twee of meer lidstaten afspreken om gebruik te maken van vereenvoudigde documenten of procedures voor de uitwisseling van gegevens. Deze afspraken worden ter kennis gebracht van de Administratieve Commissie.
Laatst bijgewerkt op: 10 juli 2008Juridische mededeling