Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 6 mei 2009 over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van zelfstandig werkzame mannen en vrouwen en tot intrekking van Richtlijn 86/613/EEG (COM(2008)0636 – C6-0341/2008 – 2008/0192(COD))
(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing)
Het Europees Parlement
,
– gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2008)0636),
– gelet op artikel 251, lid 2, en artikel 141, lid 3, van het EGVerdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C6-0341/2008),
– gelet op artikel 51 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid en de adviezen van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken en de Commissie juridische zaken (A6-0258/2009),
1. hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;
2. verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;
3. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
Amendement 1 Voorstel voor een richtlijn Overweging 4
(4) Het Europees Parlement heeft de Commissie er bij voortduring toe opgeroepen Richtlijn 86/613/EEG te herzien, met name
ter verbetering van de situatie van meewerkende echtgenoten in de landbouw.
(4) Het Europees Parlement heeft de Commissie er bij voortduring toe opgeroepen Richtlijn 86/613/EEG te herzien, vooral met het oog op een betere zwangerschapsbescherming voor vrouwelijke zelfstandigen en
ter verbetering van de situatie van meewerkende echtgenoten in de landbouw, de ambachtelijke sector, de handel, kleine en middelgrote ondernemingen en kleinbedrijf en de vrije beroepen
.
Amendement 2 Voorstel voor een richtlijn Overweging 4 bis (nieuw)
(4 bis)Het Europees Parlement heeft in zijn resolutie van 21 februari 1997 over de situatie van meewerkende echtgenoten van zelfstandigen1 voorgesteld meewerkende echtgenoten verplicht te laten registreren, zodat zij niet langer onzichtbare werknemers zijn, en de lidstaten te verplichten meewerkende echtgenoten in staat te stellen zich aan te sluiten bij een verzekeringsstelsel voor zelfstandigen ter dekking van ziektekosten, invaliditeits- en pensioenuitkeringen. __________
PB C 85 van 17.3.1997, blz. 186.
Amendement 3 Voorstel voor een richtlijn Overweging 7 ter (nieuw)
(7 ter)Meewerkende echtgenoten moeten een duidelijk omschreven beroepsstatus krijgen en hun rechten moeten worden vastgesteld.
Amendement 4 Voorstel voor een richtlijn Overweging 10
(10) Krachtens artikel 141, lid 4, van het Verdrag mogen de lidstaten maatregelen handhaven of aannemen waarbij specifieke voordelen worden geboden om de uitoefening van een zelfstandige beroepsactiviteit door het ondervertegenwoordigde geslacht te vergemakkelijken of om nadelen in hun beroepsloopbaan te voorkomen of te compenseren. In principe moeten de
maatregelen ter verwezenlijking van gelijkheid niet als schending van het rechtsbeginsel van gelijke behandeling van vrouwen en mannen worden beschouwd.
(10) Krachtens artikel 141, lid 4, van het Verdrag mogen de lidstaten maatregelen handhaven of aannemen waarbij specifieke voordelen worden geboden om de uitoefening van een zelfstandige beroepsactiviteit door het ondervertegenwoordigde geslacht te vergemakkelijken of om nadelen in hun beroepsloopbaan te voorkomen of te compenseren. In principe moeten deze
maatregelen in de vorm van positieve acties
ter verwezenlijking van gelijkheid niet als schending van het rechtsbeginsel van gelijke behandeling van vrouwen en mannen worden beschouwd.
Amendement 5 Voorstel voor een richtlijn Overweging 11
(11) Voor zelfstandige arbeid houdt de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling in dat er geen discriminatie mag bestaan ten aanzien van de oprichting, vestiging of uitbreiding van een bedrijf of van enigerlei andere vorm van zelfstandige arbeid.
(11) Voor zelfstandige arbeid houdt de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling in dat er geen discriminatie mag bestaan ten aanzien van de oprichting, leiding,
vestiging of uitbreiding van een bedrijf of van enigerlei andere vorm van zelfstandige arbeid.
Amendement 6 Voorstel voor een richtlijn Overweging 12
(12) Gewaarborgd moet worden dat de voorwaarden voor de oprichting van een bedrijf door echtgenoten, respectievelijk
overeenkomstig de nationale wetgeving erkende levenspartners, geen discriminatie op grond van echtelijke staat of gezinssituatie mogelijk maken.
(12) Gewaarborgd moet worden dat de voorwaarden voor de oprichting van een bedrijf door echtgenoten of
overeenkomstig de nationale wetgeving erkende levenspartners, geen discriminatie op grond van echtelijke staat of gezinssituatie mogelijk maken. Voor de toepassing van deze richtlijn moeten de begrippen "gezinssituatie" en "gezinsbedrijf" worden geïnterpreteerd in het licht van de erkenning van levenspartnerschappen zoals vastgelegd in de desbetreffende arresten van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen
.
Amendement 7 Voorstel voor een richtlijn Overweging 13
(13) Gezien de bijdrage van meewerkende echtgenoten aan het gezinsbedrijf, moeten zij op eigen verzoek
over ten minste hetzelfde niveau van bescherming als de zelfstandige kunnen beschikken, waarbij voor hen – in het bijzonder wat betreft premies –
dezelfde voorwaarden dienen te gelden als voor de zelfstandige. De lidstaten moeten de nodige maatregelen nemen om die keuze mogelijk te maken. In elk geval kan
het beschermingsniveau van zelfstandigen en
meewerkende echtgenoten evenredig zijn aan de mate van deelname
aan de werkzaamheden van het gezinsbedrijf.
(13) Gezien de bijdrage van meewerkende echtgenoten aan het gezinsbedrijf, moeten zij in beginsel
over ten minste hetzelfde niveau van bescherming als de zelfstandige kunnen beschikken, waarbij voor hen dezelfde voorwaarden dienen te gelden als voor de zelfstandige. De lidstaten moeten de nodige maatregelen nemen om die keuze mogelijk te maken. In elk geval dient
het beschermingsniveau van meewerkende echtgenoten evenredig te
zijn aan de mate waarin zij
aan de werkzaamheden van de zelfstandige in
het gezinsbedrijf deelnemen
.
Amendement 8 Voorstel voor een richtlijn Overweging 16
(16) Het vergroten van de efficiëntie en de doelmatigheid van de sociale stelsels, met name via betere stimulansen, betere administratie en evaluatie en de prioriteitsstelling bij uitgavenprogramma's, is nu van cruciaal belang om de financiële houdbaarheid van de Europese sociale modellen te garanderen. Bij de formulering van de voor de uitvoering van deze richtlijn noodzakelijke maatregelen moeten de lidstaten in het bijzonder aandacht besteden aan de kwaliteit en de betaalbaarheid op de lange termijn van hun socialebeschermingsstelsels.
(16) Het vergroten van de efficiëntie en de doelmatigheid van de sociale stelsels, met name via betere stimulansen, betere administratie en evaluatie en de prioriteitsstelling bij uitgavenprogramma's, is nu van cruciaal belang om de financiële houdbaarheid van de Europese sociale modellen te garanderen.
Amendement 9 Voorstel voor een richtlijn Overweging 18
(18) De bescherming tegen discriminatie op grond van geslacht moet worden versterkt door de aanwezigheid in elke lidstaat van een orgaan of meer organen
met de bevoegdheid om de betrokken problemen te onderzoeken, mogelijke oplossingen te zoeken en concrete bijstand aan de slachtoffers te verlenen. Deze organen mogen dezelfde zijn als de organen die op nationaal niveau verantwoordelijk zijn voor de verdediging van de mensenrechten of de bescherming van de rechten van het individu, of die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van het beginsel van gelijke behandeling. Bij de uitoefening van hun bevoegdheden en het nakomen van hun verantwoordelijkheden overeenkomstig deze richtlijn, treden deze organen op in overeenstemming met de VN-beginselen van Parijs met betrekking tot de status en de werking van de nationale instellingen voor de bescherming en de bevordering van de mensenrechten.
(18) De bescherming van zelfstandigen en meewerkende echtgenoten
tegen discriminatie op grond van geslacht moet worden versterkt door de aanwezigheid in elke lidstaat van een orgaan met de bevoegdheid om de betrokken problemen te onderzoeken, mogelijke oplossingen te zoeken en concrete bijstand aan de slachtoffers te verlenen.
Amendement 10 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – lid 1 − letter a
a) 'zelfstandige werknemers': allen die onder de in de nationale wetgeving bepaalde voorwaarden voor eigen rekening een winstgevende activiteit uitoefenen, met inbegrip van landbouwers en beoefenaars van vrije beroepen;
a) 'zelfstandige werknemers': allen die onder de in de nationale wetgeving bepaalde voorwaarden voor eigen rekening een winstgevende activiteit uitoefenen, met inbegrip van landbouwers en beoefenaars van vrije beroepen, ambachtslieden, handelaren en kleine en middelgrote ondernemingen
;
Amendement 36 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 bis (nieuw)
De lidstaten zorgen ervoor dat er geen discriminatie op grond van echtelijke staat of gezinssituatie plaatsvindt ten aanzien van de voorwaarden voor het opzetten van een bedrijf tussen echtgenoten of overeenkomstig de nationale wetgeving erkende levenspartners. Als "gezinsbedrijf" worden alle bedrijven beschouwd die door echtgenoten en overeenkomstig de nationale wetgeving erkende levenspartners samen zijn opgericht. De erkenning van levenspartnerschappen is gebaseerd op de desbetreffende arresten van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen.
Amendement 11 Voorstel voor een richtlijn Artikel 3 – lid 1
1. Het beginsel van gelijke behandeling houdt in dat iedere vorm van discriminatie op grond van geslacht, hetzij direct, hetzij indirect door verwijzing naar met name echtelijke staat of gezinssituatie, is uitgesloten, in het bijzonder met betrekking tot de oprichting, vestiging of uitbreiding van een onderneming, dan wel ten aanzien van opstarten en uitbreiding van iedere andere vorm van zelfstandige arbeid.
1. Het beginsel van gelijke behandeling houdt in dat iedere vorm van discriminatie op grond van geslacht, hetzij direct, hetzij indirect door verwijzing naar met name echtelijke staat of gezinssituatie, is uitgesloten, in het bijzonder met betrekking tot de oprichting, leiding,
vestiging of uitbreiding van een onderneming, dan wel ten aanzien van opstarten en uitbreiding van iedere andere vorm van zelfstandige arbeid.
Amendement 12 Voorstel voor een richtlijn Artikel 4
Het beginsel van gelijke behandeling belet niet dat een lidstaat, om volledige gelijkheid tussen mannen en vrouwen in de praktijk te waarborgen, specifieke maatregelen handhaaft of aanneemt om de nadelen verband houdende met geslacht te voorkomen of te compenseren.
Het beginsel van gelijke behandeling belet niet dat een lidstaat, om volledige gelijkheid tussen mannen en vrouwen in de praktijk te waarborgen, specifieke maatregelen handhaaft of aanneemt om de nadelen verband houdende met geslacht te voorkomen of te compenseren, bijvoorbeeld om vrouwelijk ondernemerschap te stimuleren
.
Amendementen 13 en 39 Voorstel voor een richtlijn Artikel 5
Onverminderd bijzondere voorwaarden voor de toegang tot bepaalde werkzaamheden, die op mannen en vrouwen op gelijke wijze worden toegepast, nemen de lidstaten de nodige maatregelen om de voorwaarden voor oprichting van een vennootschap tussen echtgenoten, respectievelijk overeenkomstig de nationale wetgeving erkende levenspartners, niet restrictiever te maken dan de voorwaarden voor oprichting van een vennootschap tussen anderen.
(Niet van toepassing op de Nederlandse versie
.)
Amendementen14 en 40 Voorstel voor een richtlijn Artikel 6
De lidstaten nemen de nodige maatregelen waardoor meewerkende echtgenoten op hun verzoek
over ten minste hetzelfde niveau van bescherming kunnen beschikken als zelfstandigen onder dezelfde voorwaarden die voor zelfstandigen gelden.
De lidstaten nemen de nodige maatregelen waardoor meewerkende echtgenoten en levenspartners
over ten minste hetzelfde niveau van bescherming kunnen beschikken als zelfstandigen onder dezelfde voorwaarden die voor zelfstandigen gelden. Indien deze uitbreiding van de uitkeringen krachtens de wetgeving van bepaalde lidstaten niet verplicht is, dan wordt deze toegekend na een verzoek van de meewerkende echtgenoot of levenspartner.
Deze maatregelen bieden waarborgen inzake de onafhankelijke toetreding van meewerkende echtgenoten tot bestaande socialezekerheidsstelsels voor zelfstandigen ter dekking van ziektekosten, invaliditeits- en ouderdomsuitkeringen, waarbij zij onder dezelfde bijdrageregeling vallen als zelfstandigen, met dien verstande evenwel dat hun premies eventueel op forfaitaire grondslag mogen worden berekend.
De sociale bijdragen van meewerkende echtgenoten moeten fiscaal aftrekbaar zijn als bedrijfskosten, evenals de reële bezoldiging die de echtgenoten ontvangen, voor zover de bewuste diensten daadwerkelijk zijn geleverd en de voor dergelijke diensten gebruikelijke bezoldiging is uitgekeerd.
Amendement 15 Voorstel voor een richtlijn Artikel 7 – lid 1
1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen zodat vrouwelijke zelfstandigen en meewerkende echtgenoten op hun verzoek
in aanmerking kunnen komen voor een periode van zwangerschapsverlof overeenkomstig
Richtlijn 92/85/EEG.
1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen zodat vrouwelijke zelfstandigen en meewerkende echtgenoten in aanmerking kunnen komen voor een periode van zwangerschapsverlof die op hun specifieke behoefte is afgestemd. De duur van het zwangerschapsverlof kunnen zij zelf bepalen, zolang deze de in
Richtlijn 92/85/EEG gespecificeerde periode niet overschrijdt.
Amendement 16 Voorstel voor een richtlijn Artikel 7 – lid 3
3. De in lid 2 bedoelde uitkering wordt als adequaat beschouwd, wanneer zij een inkomen waarborgt dat ten minste gelijk is aan het inkomen dat de betrokken werkneemster zou ontvangen in geval van een onderbreking van haar werkzaamheden om gezondheidsredenen of, indien niet van toepassing, aan een andere op nationaal niveau vastgestelde gelijkwaardige uitkering, binnen de grenzen van een eventueel door de nationale wetten bepaald maximum.
3. De in lid 2 bedoelde uitkering wordt als adequaat beschouwd, wanneer zij een inkomen waarborgt dat ten minste gelijk is aan het inkomen dat de betrokken werkneemster zou ontvangen in geval van een onderbreking van haar werkzaamheden om gezondheidsredenen of, indien niet van toepassing, aan een andere op nationaal niveau vastgestelde gelijkwaardige uitkering, binnen de grenzen van een eventueel door de nationale wetten bepaald maximum, indien dit maximum niet tot discriminatie leidt
.
Amendement 46 Voorstel voor een richtlijn Artikel 7 – lid 4
4. De lidstaten nemen de nodige maatregelen zodat vrouwelijke zelfstandigen en meewerkende echtgenoten aanspraak kunnen maken op vervangingsdiensten of bestaande sociale diensten als alternatief voor
de in lid 2 bedoelde uitkering.
4. De lidstaten nemen de nodige maatregelen zodat vrouwelijke zelfstandigen en meewerkende echtgenoten aanspraak kunnen maken op vervangingsdiensten of bestaande sociale diensten, naast
de in lid 2 bedoelde uitkering.
Amendement 18 Voorstel voor een richtlijn Artikel 7 bis (nieuw)
Artikel 7 bis Erkenning van het werk van meewerkende echtgenoten
De lidstaten verbinden zich ertoe te onderzoeken op welke wijze de erkenning van het werk dat door meewerkende echtgenoten wordt verricht, kan worden bevorderd, en, in het licht van dit onderzoek, alle nodige stappen te zullen onderzoeken om die erkenning te bevorderen.
Amendement 19 Voorstel voor een richtlijn Artikel 8 – lid 1
1. De lidstaten zorgen ervoor dat eenieder die meent door niet-toepassing van het beginsel van gelijke behandeling schade of verlies te hebben geleden, toegang krijgt tot gerechtelijke en/of administratieve procedures, en wanneer zij zulks passend achten, ook tot bemiddelingsprocedures, voor de naleving van de uit deze richtlijn voortvloeiende verplichtingen, zelfs na beëindiging van de verhouding waarin hij/zij zou zijn gediscrimineerd.
1. De lidstaten zorgen ervoor dat eenieder die meent door niet-toepassing van het beginsel van gelijke behandeling schade of verlies te hebben geleden, toegang krijgt tot doeltreffende
gerechtelijke en/of administratieve procedures, en wanneer zij zulks passend achten, ook tot bemiddelingsprocedures, voor de naleving van de uit deze richtlijn voortvloeiende verplichtingen, zelfs na beëindiging van de verhouding waarin hij/zij zou zijn gediscrimineerd.
Amendement 21 Voorstel voor een richtlijn Artikel 10 – lid 2 – inleidende formule
2. De lidstaten zorgen ervoor dat tot de taken van de
in lid 1 bedoelde organen onder meer behoort
:
2. De lidstaten zorgen ervoor dat het
in lid 1 bedoelde orgaan tot taak heeft
:
Amendement 22 Voorstel voor een richtlijn Artikel 10 – lid 2 – letter c bis (nieuw)
c bis) op het daartoe geëigende niveau beschikbare informatie uit te wisselen met soortgelijke Europese organen zoals het Europees Genderinstituut.
Amendement 23 Voorstel voor een richtlijn Artikel 10 bis (nieuw)
Artikel 10 bis Gendermainstreaming
De lidstaten houden daadwerkelijk rekening met de doelstelling van gelijkheid van mannen en vrouwen bij de opstelling en uitvoering van wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, beleidsmaatregelen en activiteiten op de in deze richtlijn genoemde gebieden
.
Amendement 24 Voorstel voor een richtlijn Artikel 11
De lidstaten dragen er zorg voor dat op hun grondgebied alle betrokkenen door middel van alle passende middelen adequate informatie ontvangen over de uit hoofde van deze richtlijn vastgestelde bepalingen tezamen met de reeds van kracht zijnde relevante bepalingen.
De lidstaten dragen er zorg voor dat op hun grondgebied alle betrokkenen door middel van alle passende middelen, waaronder het internet,
adequate informatie ontvangen over de uit hoofde van deze richtlijn vastgestelde bepalingen tezamen met de reeds van kracht zijnde relevante bepalingen.
Amendement 25 Voorstel voor een richtlijn Artikel 13 – lid 1
1. De lidstaten delen de Commissie uiterlijk [6 jaar
na goedkeuring] alle beschikbare informatie over de toepassing van deze richtlijn mee.
1. De lidstaten delen de Commissie uiterlijk [4 jaar
na goedkeuring] alle beschikbare informatie over de toepassing van deze richtlijn mee.
De Commissie stelt een samenvattend verslag op en legt dit uiterlijk [7 jaar
na goedkeuring] aan het Europees Parlement en de Raad voor. Het verslag gaat, zo nodig, vergezeld van voorstellen tot wijziging van deze richtlijn.
De Commissie stelt een samenvattend verslag op en legt dit uiterlijk [5 jaar
na goedkeuring] aan het Europees Parlement en de Raad voor. Het verslag gaat, zo nodig, vergezeld van voorstellen tot wijziging van deze richtlijn.
Amendement 26 Voorstel voor een richtlijn Artikel 13 bis (nieuw)
Artikel 13 bis Evaluatie
Uiterlijk 4 jaar na de in artikel 14, lid 1, bedoelde termijn evalueert de Commissie de toepassing van deze richtlijn en stelt zij zo nodig wijzigingen voor.
Amendement 27 Voorstel voor een richtlijn Artikel 14 – lid 2
2. Om rekening te houden met
bijzondere omstandigheden
, kunnen de lidstaten indien nodig
beschikken over een extra termijn van [2 jaar
] om te voldoen aan artikel 6
.
2. Indien er zich
bijzondere moeilijkheden voordoen die zulks rechtvaardigen
, kunnen de lidstaten beschikken over een extra termijn van [1 jaar
] om aan deze richtlijn
te voldoen.
Amendement 28 Voorstel voor een richtlijn Artikel 14 bis (nieuw)
Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
Artikel 14 bis Minimumeisen
De lidstaten mogen bepalingen vaststellen of handhaven die voor de bescherming van het beginsel van gelijke behandeling gunstiger zijn dan die van deze richtlijn.