E170021
  ruit icoon
Laatste revisie: 22-11-2022

E170021 - Voorstel voor een richtlijn betreffende evenwicht tussen werk en privéleven voor ouders en mantelzorgers



Met deze ontwerprichtlijn beoogt de Europese Commissie bij te dragen aan een beter evenwicht tussen werk en privéleven voor mannen en vrouwen met zorgtaken. Het voorstel door de toegang tot bijvoorbeeld verlof en flexibele werkregelingen te verbeteren en ervoor te zorgen dat mannen en vrouwen in gelijke mate gebruik maken van verlof om gezinsredenen en van flexibele werkregelingen.


Stand van zaken

Behandelfase Eerste Kamer: implementatietraject gestart.

nationaal

Op 4 december 2018 besprak de commissie SZW de geannoteerde agenda voor de Raad WSBVC van 6 december 2018 (21.501-31, G) waarin de Kamer wordt geïnformeerd over de voortgang van de onderhandelingen over de ontwerprichtlijn betreffende evenwicht tussen werk en privéleven voor ouders en mantelzorgers. Het agendapunt werd aangehouden tot 11 december 2018. Op 11 december 2018 werd de geannoteerde agenda voor kennisgeving aangenomen.

Europees

Op 13 juni 2019 werd de tekst voor de richtlijn betreffende evenwicht tussen werk en privéleven voor ouders en mantelzorgers door de Raad aangenomen.


Kerngegevens

volledige titel

Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het evenwicht tussen werk en privéleven voor ouders en mantelzorgers en tot intrekking van Richtlijn 2010/18/EU van de Raad

document Europese Commissie

COM(2017)253PDF-document, d.d. 26 april 2017

rechtsgrondslag

Artikel 153 VWEU, lid 1 en 2

commissie Eerste Kamer


Implementatie

Kamerstukdossier 35.613 geeft een volledig overzicht van de behandeling van de implementatiewet in zowel de Eerste als de Tweede Kamer.

Richtlijn 2019/1158PDF-document van 20 juni 2019 is op 12 juli 2019 gepubliceerd in het Europees Publicatieblad L188/79. Op 25 juli 2022 is de richtlijn geimplementeerd. De richtlijn is op tijd geimplementeerd.

Bron: stand van zaken implementatie richtlijnen derde kwartaal 2022


Behandeling Eerste Kamer

Op 4 december 2018 besprak de commissie SZW de geannoteerde agenda voor de Raad WSBVC van 6 december 2018 (21.501-31, G) waarin de Kamer wordt geïnformeerd over de voortgang van de onderhandelingen over de ontwerprichtlijn betreffende evenwicht tussen werk en privéleven voor ouders en mantelzorgers. Het agendapunt werd aangehouden tot 11 december 2018. Op 11 december 2018 werd de geannoteerde agenda voor kennisgeving aangenomen.

Op 19 juni 2018 besprak de commissie SZW de geannoteerde agenda voor de Raad WSBVC van 21 juni 2018, waarin de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid o.a. een voortgangsrapportage geeft van de onderhandelingen over de ontwerprichtlijn.

Op 6 maart 2018 besprak de commissie SZW het verslag van het schriftelijk overleg met de regering over de brief van de Europese Commissie en besloot om de brief van de regering van 14 februari 2018 voor kennisgeving aan te nemen. Daarnaast besprak de commissie SZW de geannoteerde agenda van de Raad WSBVC waarin de minister de Kamer o.a. informeert over de onderhandelingen over de ontwerprichtlijn en besloot om deze voor kennisgeving aan te nemen.

Op 19 december 2017 leverde de fractie van de SGP inbreng voor schriftelijk overleg met de regering over de reactie van de Europese Commissie en op 16 januari 2018 werd de brief verstuurd aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Op 14 februari 2018 werd een reactie van de regering ontvangen.

Op 21 november 2017 besprak de commissie SZW de brief met de reactie van de Europese Commissie, d.d. 6 november 2017, op het gemotiveerde advies van de Eerste Kamer en besloot in schriftelijk overleg te treden met de regering. De inbrengdatum werd aangehouden tot 19 december 2017.

Op 27 juni 2017 stemde een meerderheid van de Eerste Kamer voor het plaatsen van een negatief subsidiariteitsoordeel bij de ontwerprichtlijn. Het gemotiveerde advies over de ontwerprichtlijn is aan de Europese Commissie en de Europese instellingen gestuurd met een afschrift aan het ministerie van Buitenlandse Zaken.

Op 20 juni 2017 besprak de commissie SZW de subsidiariteitstoets die wordt uitgevoerd door de Tweede Kamer. Van de aanwezige fracties sloten die van de VVD, PVV en SP zich aan bij de subsidiariteitsbezwaren. Als de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid van de Tweede Kamer de conceptbrief met het subsidiariteitsbezwaar vaststelt, dan stelt de commissie SZW voor een brief waarin zij zich schaart achter het negatieve oordeel van de Tweede Kamer, toe te voegen aan de plenaire agenda van dinsdag 27 juni 2017 om hierover te stemmen.


Behandeling Tweede Kamer

Op 29 mei 2019 stuurde de commissie SZW een brief aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid met het verzoek om een tussentijdse stand van zaken rondom de uitwerking van de Richtlijn toe te zenden. Bij brief van 21 juni 2019 gaf de minister aan bereid te zijn om in het najaar van 2019 een tussenstand te doen toekomen.

Op 13 mei 2019 ontving de Kamer een brief van minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid naar aanleiding van een verzoek van het lid Gijs van Dijk om de Kamer te informeren over de invoering van de betaling van 2 maanden ouderschapsverlof die de richtlijn de lidstaten daartoe verplicht.

Op 4 december 2018 stuurde de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een brief aan de Tweede Kamer ter beantwoording van het schriftelijk overleg over de Raad WSBVC van 6 december 2018. Hierin geeft de minister antwoord op een aantal vragen over de ontwerprichtlijn inzake evenwicht tussen werk en privéleven voor ouders en mantelzorgers.

Op 13 juni 2018 besprak de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid de geannoteerde agenda voor de Raad WSBVC van 21 juni 2018 in een algemeen overleg met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, waarbij o.a. vragen zijn gesteld over het voorstel inzake evenwicht tussen werk en privéleven.

Op 6 november 2017 stuurde de Europese Commissie een brief met een reactie aan de Tweede Kamer over het subsidiariteitsbezwaar op de ontwerprichtlijn.

Op 4 juli 2017 stemde de Tweede Kamer (met uitzondering van de PVV) voor de beëindiging van het behandelvoorbehoud bij de ontwerprichtlijn. De afspraken over de informatievoorziening door de regering over de ontwerprichtlijn werden hiermee vastgelegd en per briefPDF-document medegedeeld aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Op 27 juni 2017 stemde de Tweede Kamer in met zowel de uitkomst van de subsidiariteitstoets uitgevoerd door de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid als ook de concept-briefPDF-document waarbij de Europese Commissie in kennis wordt gesteld dat het oordeel van de Tweede Kamer over de subsidiariteit van de ontwerprichtlijn negatief is. Ook werden een drietal moties aangenomen.

Op 21 juni 2017 bespraken de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de vaste commissie voor Europese Zaken het verslag van het algemeen overleg met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het behandelvoorbehoud bij de ontwerprichtlijn, waarbij een vijftal moties zijn ingediend door leden van de Tweede Kamer.

Op 14 juni 2017 bespraken de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de vaste commissie voor Europese Zaken het behandelvoorbehoud bij de ontwerprichtlijn in een algemeen overleg met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, waarbij afspraken zijn gemaakt over de informatievoorziening richting de Tweede Kamer over de ontwerprichtlijn.

Op 23 mei 2017 stemde de Tweede Kamer voor het plaatsen van een behandelvoorbehoud bij het voorstel. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is hierover per brief ingelicht.

Op 9 mei 2017 besloot de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid de Tweede Kamer te adviseren om een behandelvoorbehoud te plaatsen bij de ontwerprichtlijn. De commissie besloot ook een subsidiariteitstoets op het voorstel te doen en de regering te verzoeken binnen 3 weken een BNC-fiche te sturen. De vaste commissie voor Europese Zaken heeft namens de commissie SZW de voorzitter van de Tweede Kamer op 18 mei 2017 geadviseerd een parlementair behandelvoorbehoud te plaatsen vanwege het politieke belang van het voorstel.


Standpunt Nederlandse regering

Op 9 juni 2017 is het BNC-fiche over het voorstel aan beide Kamers gestuurd. De Nederlandse regering ondersteunt de inspanningen van de Europese Commissie om de arbeidsparticipatie en economische zelfstandigheid van vrouwen te verhogen. Het kabinet wil dan ook een beter evenwicht in de taakverdeling tussen mannen en vrouwen bevorderen. Het achterliggende doel van de Europese Commissie met dit voorstel is om een gelijk en eerlijk speelveld te bereiken in de lidstaten, zodat er een geldend minimumniveau is van betaalde verlofregelingen en mogelijkheden tot flexibel werken. Het kabinet merkt hierop aan dat hij deze redenering volgt, maar dat volgens hem sociaal beleid in eerste instantie een competentie van de lidstaten zelf is en de taak van de EU hierin ondersteunend is. Daarnaast zou het kabinet graag een meer uitgewerkte onderbouwing willen zien van de subsidiariteit van de wetgevende maatregelen, voordat hij een definitief oordeel geeft. Wat betreft de proportionaliteit van het voorstel heeft het kabinet ook een aantal bedenkingen:

  • Het kabinet vraagt zich af waarom is gekozen voor een richtlijn in plaats van een aanbeveling, omdat deze lidstaten de ruimte kan geven maatregelen te nemen die aansluiten bij de praktijk.
  • In het voorstel voor ouderschapsverlof en zorgverlof is door de Europese Commissie onvoldoende duidelijk gemaakt hoe en in welke mate dit bijdraagt aan een betere verdeling van arbeid- en zorgtaken en aan de verhoging van de arbeidsparticipatie, zoals het arbeidsvolume van vrouwen en hun economische zelfstandigheid.
  • Bij het voorstel voor betaald ouderschapsverlof zijn er ook signalen dat betaald ouderschapsverlof de economische zelfstandigheid van vrouwen beperkt of negatief beïnvloedt.
  • Het kabinet geeft aan dat er forse financiële consequenties voor overheid en/of werkgevers is en dat hij om die reden niet overtuigd is van de proportionaliteit van betaald ouderschapsverlof.
  • De onderbouwing ten aanzien van het voorstel voor zorgverlof over de bijdrage aan de economische zelfstandigheid van vrouwen vindt het kabinet onvoldoende.
  • Wat betreft de duur en mate van doorbetaling van vaderschapsverlof verwacht het kabinet ook verdere onderbouwing. Daarbij moet rekening worden gehouden met de betaalbaarheid van de verlofregeling.
  • Het kabinet geeft aan zich kritisch op te stellen ten aanzien van een uitbreiding van statistische informatieverplichtingen.

In het BNC-fiche gaat het kabinet verder in op de financiële en juridische consequenties van het voorstel.


Samenvatting voorstel Europese Commissie

Met deze ontwerprichtlijnPDF-document beoogt de Europese Commissie bij te dragen aan een beter evenwicht tussen werk en privéleven voor mannen en vrouwen met zorgtaken door de toegang tot bijvoorbeeld verlof en flexibele werkregelingen te verbeteren en ervoor te zorgen dat mannen en vrouwen in gelijke mate gebruik maken van verlof om gezinsredenen en van flexibele werkregelingen. De voorgestelde maatregelen moeten bijdragen aan een hogere arbeidsparticipatie van vrouwen en hen ondersteunen in hun loopbaanontwikkeling.

De Commissie verwijst hierbij naar de arbeidsparticipatie in 2015; toen bedroeg de arbeidsparticipatie van vrouwen (20-64 jaar) 64,3% en die van mannen 75,9 %. Het verschil in arbeidsparticipatie tussen mannen en vrouwen treedt met name op bij ouders en andere mensen met zorgtaken. Dit draagt bij aan een loonverschil tussen mannen en vrouwen, dat zich tijdens de loopbaan ontwikkelt tot een pensioenverschil en voor vrouwen een hoger risico van armoede en sociale uitsluiting met zich meebrengt.

Daarom bevat de richtlijn voorstellen voor wetgevende maatregelen om het beginsel van gelijkheid van vrouwen en mannen wat betreft hun kansen op de arbeidsmarkt en de behandeling op het werk te waarborgen. Enkele voorgestelde maatregelen zijn onder meer: 10 dagen betaald verlof voor vaders bij de geboorte, 4 maanden betaald ouderschapsverlof per ouder per kind tot 12 jaar, 5 dagen betaald zorgverlof voor een ziek of hulpbehoevend familielid per jaar en voor een bepaalde periode flexibele werkregelingen voor ouders van kinderen tot 12 jaar en voor mantelzorgers.


Behandeling Raad

Op 13 juni 2019 werd de tekst voor de richtlijn betreffende evenwicht tussen werk en privéleven voor ouders en mantelzorgers door de Raad aangenomen.

De Nederlandse regering informeert de Kamer met een voortgangsrapportage over de richtlijn in de geannoteerde agenda voor de raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid van 15 maart 2019. (21.501-31, I).

Op 8 februari 2019 informeerde de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bij brief dat er op 24 januari 2019 een principeakkoord is bereikt tussen de Raad, de Europese Commissie, en het Europees Parlement over de richtlijn. Nederland heeft tegen dit principeakkoord gestemd. Een gekwalificeerde meerderheid steunde echter het onderhandelingsresultaat. Dit resultaat zal nu door de Raad van Ministers en het Europees Parlement worden bekrachtigd. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid geeft in de brief aan dat in de loop van het voorjaar de Kamer geïnformeerd wordt over het implementatieproces van de richtlijn.

Tijdens de Raad WSBVC van 21 juni 2018 is een algemene oriëntatie bereikt inzake de ontwerprichtlijn. Nederland en Denemarken stemden niet in met de algemene oriëntatie en Hongarije en Polen onthielden zich van stemming.

Tijdens de Raad WSBVC van 15 maart 2018 stond de ontwerprichtlijn op de agenda met oog op het bereiken van een algemene oriëntatie.

Tijdens de Raad WSBVC van 7 december 2017 presenteerde het Estlandse Voorzitterschap een voortgangsrapportage met betrekking tot de ontwerprichtlijn en deze is aangenomen door de Raad.

Tijdens de informele Raad WSBVC van 19 en 20 juli 2017 stond het wetgevingsvoorstel officieel niet op de agenda, maar vond een informele discussie plaats over de balans tussen werk en privéleven, nieuwe werkvormen, verschillende gezinssamenstellingen en de rol van mannen in het vervullen van zorgtaken.

Tijdens de Raad WSBVC van 15 juni 2017 gaf de Europese Commissie een eerste presentatie van de ontwerprichtlijn.

In de databank EUR-Lex wordt de laatste stand van zaken in de Europese behandeling van het voorstel weergegeven.


Behandeling Europees Parlement

Op 4 april 2019 nam het Europees Parlement tijdens een plenaire zitting een wetgevingsresolutiePDF-document aan over het voorstel.

Op 2 april 2019 publiceerde de Onderzoeksdienst van het Europees Parlement (EPRS) een briefingPDF-document over de voortgang van de behandeling van het voorstel.

Op 14 september 2018 publiceerde de Onderzoeksdienst van het Europees Parlement een briefingPDF-document over de stand van zaken met betrekking tot de ontwerprichtlijn.

Op 12 september 2018 werd het besluit tot het aangaan van interinstitutionele onderhandelingen bevestigd in een plenaire vergadering van het Europees Parlement.

Op 24 augustus 2018 werd het verslagPDF-document van de rapporteur David Casa (PPE) door de commissie voor Werkgelegenheid en Sociale Zaken aangenomen.

Op 30 mei 2018 bracht de EP Rapporteur Agnieszka Kozlowska-Rajewicz (EPP) namens de commissie voor de Rechten van de Vrouw en Gendergelijkheid een adviesPDF-document uit met betrekking tot het voorstel.

Op 23 mei 2018 bracht de EP Rapporteur Joëlle Bergeron (EFDD) namens de commissie voor Juridische Zaken een adviesPDF-document uit met betrekking tot het voorstel.

Op 6 maart 2018 bracht de EP Rapporteur David Casa (EPP) namens de commissie voor Werkgelegenheid en Sociale Zaken een ontwerpverslagPDF-document uit met betrekking tot het voorstel.

Het voorstel wordt behandeld door de commissie voor Werkgelegenheid en Sociale Zaken (EMPL) van het Europees Parlement. Daarnaast zijn de commissie voor Juridische Zaken (JURI) en de commissie voor de Rechten van de Vrouw en Gendergelijkheid (FEMM) ingesteld als adviescommissie.

In de databank OEIL van het Europees Parlement wordt de laatste stand van zaken in de behandeling van het voorstel weergegeven.


Standpunten andere lidstaten (IPEX)

Op 13 september 2017 nam de Kamer van Afgevaardigden van Italië een resolutiePDF-document aan waarin wordt gesteld dat het voorstel in overeenstemming is met het subsidiariteitsbeginsel. Deze resolutie is in het kader van de politieke dialoog met de Europese instellingen gedeeld.

Op 16 augustus 2017 nam de Senaat van Tsjechië een resolutiePDF-document aan waarin wordt gesteld dat het voorstel in overeenstemming is met het subsidiariteitsbeginsel. Deze resolutie is in het kader van de politieke dialoog met de Europese instellingen gedeeld.

Op 30 juni 2017 nam het Parlement van Denemarken een resolutiePDF-document aan waarin wordt gesteld dat het voorstel in overeenstemming is met het subsidiariteitsbeginsel. Deze resolutie is in het kader van de politieke dialoog met de Europese instellingen gedeeld.

Op 28 juni 2017 verstreek de deadline voor het indienen van subsidiariteitsbezwaren.

Op 27 juni 2017 nam de Kamer van Afgevaardigden van Roemenië een resolutiePDF-document aan waarin wordt gesteld dat het voorstel in overeenstemming is met het subsidiariteitsbeginsel. Deze resolutie is in het kader van de politieke dialoog met de Europese instellingen gedeeld.

Op 27 juni 2017 nam het Parlement van Portugal een resolutiePDF-document aan waarin wordt gesteld dat het voorstel in overeenstemming is met het subsidiariteitsbeginsel. Deze resolutie is in het kader van de politieke dialoog met de Europese instellingen gedeeld.

Op 22 juni 2017 nam de Cortes Generales van Spanje een resolutie aan waarin wordt gesteld dat het voorstel in overeenstemming is met het subsidiariteitsbeginsel. Deze resolutie is in het kader van de politieke dialoog met de Europese instellingen gedeeld.

Op 20 juni 2017 nam de Senaat van Italië een resolutie aan waarin wordt gesteld dat het voorstel in overeenstemming is met het subsidiariteitsbeginsel. Deze resolutie is in het kader van de politieke dialoog met de Europese instellingen gedeeld.

Op 7 juni 2017 diende de Sejm van Polen een subsidiariteitsbezwaarPDF-document in bij de Europese Commissie met betrekking tot dit voorstel. Op 22 juni 2017 sloot de Senaat van Polen zich aan bij dit subsidiariteitsbezwaar.

In de databank IPEX wordt de behandeling van het voorstel in de diverse (kandidaat) lidstaatparlementen weergegeven.


Alle bronnen