Voor de vergadering van de Eerste Kamer van de vorige week hadden wij de gehele dinsdag - de enige dag per week dat de Eerste Kamer in vergadering bijeenkomt - vrij gehouden om begroting van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) te behandelen. Maar omdat, net als vele anderen, de Minister van BZK ziek bleek te zijn, viel er plenair (bijna) niets te verhapstukken. En dus vonden velen de tijd om - naast de gebruikelijke fractie- en commissievergaderingen op die dag - in de " wandelgangen" over een aantal onderwerpen informeel met elkaar van gedachten te wisselen. Daar was ook alle aanleiding voor, want in de afgelopen weken zijn het Kabinet en de Tweede Kamer nogal productief geweest. Het gevolg daarvan is dat wij ons aan onze zijde van het Binnenhof - door de Tweede Kamer aangeduid als " De Overzijde " - binnenkort o.a. moeten gaan buigen over de nieuwe fiscale wetgeving, de nieuwe structuur van de publieke zenders op radio en televisie (de zgn. concessiewet) en over de bevoegdheden en wijze van verkiezing of benoeming van Burgemeesters en van de Eerste Kamer.
De discussie over dat laatste is in een stroomversnelling geraakt doordat een Staatscommissie onder leiding van de Groningse hoogleraar Elzinga haar rapport over een andere indeling van taken en bevoegdheden van Gemeenteraad en College van Burgemeester en Wethouders ten opzichte van elkaar publiceerde, terwijl anderzijds de Minister van BZK namens van het Kabinet een notitie naar beide Kamers der Staten Generaal stuurde over de bevoegdheden en de wijze van verkiezing van de Eerste Kamer. Met de discussie over het rapport Elzinga en de notitie van de Minister van BZK is tenminste iets merkwaardigs aan de hand.
Iedereen lijkt het er over eens te zijn, dat in politiek Den Haag het Kabinet het voortouw heeft bij het bepalen van de politiek-inhoudelijke koers van " het schip van staat". Van de twee Kamers is de Tweede Kamer bij de controle op die koers en als medewetgever, gezicht- en koersbepalend. ( In het Haagse jargon heet dat: de Tweede Kamer heeft het politieke primaat) En omdat in een zichzelf respecterende democratie, de bevolking het recht toekomt om te besluiten wie het namens hen voor het zeggen heeft, zou je verwachten dat de leden van de Tweede Kamer en de persoon die het Kabinet mag formeren en voorzitten - de Minister President- direct door kiezers gekozen zouden worden.
Op het gemeentelijke niveau speelt in wezen hetzelfde. Steeds meer partijen zijn het erover eens dat het college van Burgemeester en Wethouders de gemeentelijke politieke koers zou moeten aangeven, terwijl de Gemeenteraad daarop controle zou moeten uitoefenen. ( In het gemeentelijke jargon: dualisme in de gemeentelijke politieke verhoudingen) En opnieuw zou je verwachten dat daarom de bevolking de belangrijkste spelers in het gemeentelijke politieke veld - te weten de Burgemeester en de leden van de Gemeenteraad - zouden kunnen kiezen.
Maar blijkens de eerste reacties van woordvoerders van de politieke partijen op het rapport van de commissie Elzinga en de notitie van de Minister van BZK, is mijn logica (en die van mijn partij) nog geen gemeengoed. Want het recht van burgers om hun "eerste burger" te mogen kiezen (de Burgemeester) stuit op weerstand bij een meerderheid van de politieke partijen, terwijl merkwaardigerwijze sommige van die partijen nu plotseling bepleiten om de minst belangrijke van de politieke persoonlijkheden (de leden van de Eerste Kamer) wel direct te laten verkiezen.
Wat steekt hier toch achter? Angst voor het oordeel van kiezers? Verzet tegen verandering in het algemeen? Of zouden sommige partijen hun huidige macht niet aan zoiets ongewis als kiezers uit handen willen geven?
Ik denk dat dat laatste het geval is. Want politieke partijen die bepleiten dat de Burgemeester niet door de bevolking maar door de gemeenteraad gekozen moet worden, onthouden de bevolking waar deze mijns inziens recht op heeft. Zij handhaven daarenboven de invloed die zij nu in hoge mate hebben bij het (tenminste indirect) aanwijzen van welke partijgenoot burgemeester mag worden. Je hoeft niet - zoals ikzelf- al 20 jaar in het politieke bedrijf meegelopen te hebben om in te zien dat invloed op benoemingen voor sommige partijen als het ware tot een van de belangrijkste drijfveren in het politieke bedrijf is verworden. En als diezelfde politieke partijen vervolgens wel aankomen met de fopspeen van directe verkiezingen van de Eerste Kamer, waarvan de lijstvolgorde in hoofdzaak door diezelfde partij (- bonzen) wordt bepaald, dan is iedere logica zoek, of is er, vriendelijker verwoord, spraken van een sigaar uit eigen doos, waarvoor ik als kiezer zou bedanken.
Jacob Kohnstamm
PS: ik moet, schertsend, wel toegeven dat de kans op het krijgen van een sigaar uit eigen doos voor een lid van de Eerste Kamer te verwaarlozen is. Want een van de mooiste - althans tot de zuinige Hollandse verbeelding sprekende - onderdelen van het meubilair aan onze zijde van het Binnenhof is een zeer bijzondere kast bij de ingang van de vergaderzaal. Ieder kamerlid (m/v), ook al ben je een fervent anti-roker- zoals ikzelf - beschikt in die kast over een speciaal daartoe genummerd tinnen asbakje waarin je je sigaar kunt neerleggen als je - daartoe door de vergaderbel opgeroepen - plotseling in de rookvrije plenaire vergaderzaal moet verschijnen. En als je je- na gedane arbeid - weer naar de " wandelgangen" begeeft, kun je je sigaar en het daarbij behorende goede gesprek hernemen.
Deze column is op persoonlijke titel geschreven