In de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) was een procedure opgenomen voor het opstellen van belangrijke plannen op het gebied van het nationale ruimtelijke beleid. Dit was een Planologische kernbeslissing (pkb).
Een Pkb leek veel op een wetsvoorstel maar was het niet. Voor de behandeling van een pkb betekende dit dat het gedeeltelijk een ander verloop kende dan die van een wetsvoorstel.
Pkb's hadden bijvoorbeeld betrekking op de bepaling van de plaats van nieuwe havens, van natuurgebieden of van het tracé van een nieuwe spoorlijn. Ook voor uitbreiding van bijvoorbeeld vliegvelden kon een pkb worden opgesteld.
Voorbeelden van pkb's zijn onder meer de Nota Ruimte, de Nota Mobiliteit, het Luchtvaartterreinen Maastricht en Lelystad en het Structuurschema natuur- en landschapsbehoud.
De behandeling van een pkb kende drie fasen: voorbereiding, inspraak en beslissing.
Na de voorbereiding werd de ontwerp-pkb voor een nader aan te geven tijd (minimaal een maand en maximaal drie maanden) ter inzage gelegd. Deze tervisielegging werd bekend gemaakt via advertenties.
Na de terinzagelegging kon een maand lang commentaar worden gegeven. Verder werdt overlegd met de betrokken gemeente-, provincie- en waterschapsbesturen.
De ministerraad stelde hierna de pkb vast. Uiterlijk negen maanden na de terinzagelegging werd de pkb ter goedkeuring aan de Tweede Kamer gestuurd.
De Tweede Kamer kon de pkb wijzigen door middel van zogenaamde amenderende moties. Het normale amendementsrecht was niet mogelijk, omdat het geen wetsvoorstel betrof.
Na goedkeuring door de Tweede Kamer werd de pkb ter goedkeuring aan de Eerste Kamer gezonden. Zij kon tot vier weken na ontvangst om behandeling vragen. Deed zij dat niet, dan was de pkb van rechtswege goedgekeurd.
Met de op 1 juli 2008 inwerking getreden Wet ruimtelijke Ordening (Wro) is de figuur van PKB geschrapt en vervangen door de structuurvisie.